You are on page 1of 39

Big Oil en klimaatverandering

| Populisme en polarisatie |
Wokeïsme

Documentatiebundel
V6 – SE5 – 2023-2024
Betoog & Beschouwing schrijven
Inhoud
Onderwerp 1: Populisme en polarisatie in de politiek ............................................................................ 3
Tekst 1: Wat is populisme? ................................................................................................................. 3
Tekst 2: Feest, schrik en boosheid na grote overwinning PVV ........................................................... 4
Tekst 3: Is populisme noodzakelijk voor een gezonde democratie?................................................... 6
Tekst 4: Verenigd in polarisatie ........................................................................................................... 7
Tekst 5: Tegenwoordig zijn we vaak somber en bezorgd over polarisatie. Maar dat is niet per se
nodig, schrijft politicoloog Menno Hurenkamp. Over de kunst van woede, hard debat en protest.11
Onderwerp 2: Wokeïsme ...................................................................................................................... 14
Tekst 1: Woke: een gevaar voor de vooruitgang .............................................................................. 14
Tekst 2: Woke .................................................................................................................................... 19
Tekst 3: Nee, minister Yeşilgöz, ‘woke’ is geen bedreiging voor de rechtsstaat .............................. 21
Tekst 4: Susan Neiman: ‘Woke ondermijnt haar eigen progressieve doelen’ .................................. 22
Tekst 5: Wat is woke eigenlijk en wie wil het nog zijn? .................................................................... 24
Onderwerp 3: Big Oil en klimaatverandering ........................................................................................ 28
Tekst 1: Als we het klimaatprobleem écht willen aanpakken, dan kan de wetenschap niet zonder
de fossiele bedrijven ......................................................................................................................... 28
Tekst 2: Geen nieuwe universitaire samenwerkingen met fossiele bedrijven, basta! ..................... 29
Tekst 3: Is de extra stimulans voor hernieuwbare energie de verborgen gamechanger uit het
verdrag van Dubai?............................................................................................................................ 31
Tekst 4: Ondanks klimaatverandering investeren oliebedrijven juist méér in ‘fossiel’. Komt de
wereld op tijd af van haar olieverslaving?......................................................................................... 33
Tekst 5: Na ‘decennia van deceptie’ moet Big Oil bloeden: Californië eist ‘heel, heel groot getal’ als
vergoeding voor klimaatschade ........................................................................................................ 37

2
Onderwerp 1: Populisme en polarisatie in de politiek

Tekst 1: Wat is populisme?


Populisten claimen namens het volk te spreken en zetten zich af tegen 'de elite'. Tot zover kan
iedereen het eens zijn over deze politieke ideologie. Toch is er veel discussie over wat populisme nog
meer inhoudt. Wat zijn kenmerken van populisme? En zijn populisten altijd rechts?

Wat zijn de kenmerken van populisme?

Populisme is een lastig begrip: er is veel discussie tussen wetenschappers over de precieze definitie.
Wel zijn er een paar kenmerken waar de meeste deskundigen het over eens zijn. Zo delen populisten
de samenleving op in twee kampen: de elite en het volk. De elite zou corrupt zijn en niet goed
luisteren naar wat het volk wil. Populisten zien het volk als één grote massa, waarvan alle neuzen
dezelfde kant op staan.

Wat betekent populisme nou precies?

Populisten onderscheiden zich van andere politici door de claim dat zij – als enige – het volk
vertegenwoordigen. Ze zeggen namens het volk te spreken en de wil van het volk uit te voeren. Een
voorbeeld is de speech uit 2016 van de president van Turkije, Recep Tayyip Erdogan. In zijn toespraak
laat hij zijn volk bepalen of ze de doodstraf weer willen invoeren. Zelf trekt hij zo zijn handen af van
de verantwoordelijkheid voor de beslissing.

Vijand van het volk zijn de gevestigde machthebbers, zoals andere politici, en controlerende
organisaties, zoals rechters en de media. Zij zouden volgens populisten niet luisteren naar het volk en
corrupt zijn. Zo staat Donald Trump bekend om zijn uitspraken dat media ‘nepnieuws’ verspreiden en
volksvijand nummer één zijn. Dit bevestigt het populistische beeld van de ‘onbetrouwbare, corrupte
elite’ tegen ‘het pure volk’.

Waarom voelen kiezers zich aangetrokken tot het populisme?

Vertrouwen is een woord dat vaak valt als het over populisme gaat: de populistische kiezer voelt zich
onbegrepen en miskend. Een grote groep mensen vindt dat hun problemen niet begrepen worden,
hun zorgen niet gehoord, hun angsten weggelachen of weg-gerelativeerd. Deze burgers vertrouwen
de machthebbers die er al jaren zitten niet meer. Ze kijken met wantrouwen naar de toekomst.
Precies de gevoelens waar populisten op in weten te spelen.

Populisten versimpelen de werkelijkheid vaak met makkelijke taal, die goed te begrijpen is en
inspeelt op die gevoelens van frustratie. Grote woorden of even grote beloftes nemen populisten
met gemak in de mond. Denk aan Trump die belooft dat hij een grote muur om de VS gaat bouwen
en Mexico laat opdraaien voor de kosten. Of die belooft om “alle moslimimmigranten” te weren uit
de VS. Juist het overzichtelijke wereldbeeld maakt het populisme zo aantrekkelijk voor kiezers. Het
gaat om houvast en vertrouwen, veel minder om waarheid en of ‘de feiten kloppen’. Populisten als
de Hongaarse premier Viktor Orbán, de Braziliaanse president Jair Bolsonaro en de Franse politica
Marine Le Pen spelen in op die gevoelens van frustratie.

Zijn populisten altijd rechts?

Doordat veel rechts-nationalistische politici als Donald Trump en Geert Wilders ook populisten zijn,
wordt populisme vaak met rechts geassocieerd. Maar het is niet iets waar rechts het patent op heeft.
Populisme staat nooit op zichzelf, maar gaat altijd samen met andere politieke stromingen. Het

3
populisme op zichzelf zegt namelijk niets over hoe die politici denken over bijvoorbeeld de economie
of het onderwijs.

De SP wordt bijvoorbeeld vaak gezien als een links-populistische partij. En ook de Spaanse partij
Podemos staat bekend als links en populistisch. Bovendien kan een populist ook een politiek
programma hebben dat een mengelmoes is van typisch linkse en typisch rechtse thema’s en
standpunten. Pim Fortuyn was bijvoorbeeld zowel links als rechts. Zijn kiezers waren veelal
teleurgestelde PvdA’ers.

Komt populisme veel voor in Nederland?

In vergelijking met andere landen is het populisme in Nederland voor lange tijd niet zo groot
geweest. Pas met de opkomst van Pim Fortuyn kwam daar verandering in. Politici stonden met de
mond vol tanden toen Fortuyn in 2002 pijlsnel opkwam. De gevestigde partijen zagen de
aantrekkingskracht die het populisme kan uitoefenen op mensen uit alle hoeken van de samenleving.
Sindsdien maken ook steeds meer Nederlandse politici gebruik van populisme.

De bekendsten zijn Thierry Baudet van Forum voor Democratie en Geert Wilders met de PVV. Maar
ook bij de VVD is de invloed van het populisme bijvoorbeeld te zien. Deze partij heeft een eigen vorm
van populisme gecreëerd. Zo vraagt VVD-leider Mark Rutte zich bijvoorbeeld af wat normaal is in
Nederland, in zijn ‘Brief aan alle Nederlanders’. “Laten we ervoor strijden dat we ons thuis blijven
voelen in ons mooie land. Laten we duidelijk blijven maken wat hier normaal is en wat niet.” Een
PVV-thema vertaald in PVV-light-taal.

Het is Ruttes antwoord op het PVV-populisme, net als zijn onparlementaire antwoord aan migranten
die niet willen integreren: “Pleur op!” In zijn overwinningstoespraak op 17 maart aan de VVD-
aanhang zegt Rutte dat het ‘botte populisme’ verloren heeft. Het ‘verkeerd soort populisme’, noemt
Rutte het ook, wat dat ook moge zijn. In Ruttes visie is dat het populisme van Wilders, want de vrees
was lang dat Wilders’ PVV de verkiezingen zou winnen en de grootste partij van Nederland zou
worden. Dat is niet gebeurd, maar het populisme heeft wel degelijk een overwinning geboekt.

- Ornstein, L. (2023, 7 november). Wat is populisme? NPO Kennis.

Tekst 2: Feest, schrik en boosheid na grote overwinning PVV


Op zijn werkkamer slaat Geert Wilders zijn handen voor zijn gezicht. "35!" roept hij uit nadat op TV
de eerste exitpoll is getoond. Het ongeloof is van zijn gezicht af te zien op het filmpje dat de PVV-
leider op X deelt. In de uren erna stijgt zijn verwachte zetelaantal zelfs nog met twee naar 37.

Even later, in een café in Scheveningen waar op het laatste moment nog een partijbijeenkomst is
georganiseerd, heeft Wilders al een verklaring voor het grote succes. "De kiezer heeft gesproken, en
heeft gezegd; we zijn het zat, we zijn het spuugzat!"

"De hoop van Nederland is dat de mensen hun land weer terugkrijgen. Dat er iets aan de
asieltsunami wordt gedaan, dat ze meer geld in hun portemonnee krijgen en dat de zorg verbeterd
wordt", zegt hij tegen zijn gehoor.

Daarvoor is het wel nodig dat Wilders de komende tijd een coalitie bij elkaar krijgt. Zijn partij is bij de
formatie "totaal niet te negeren" denkt hij zelf. Er moet een kabinet over rechts komen, vindt hij.
Want over links is zijn agenda, waarin de beperking van migratie een belangrijke rol speelt, niet te
verwezenlijken.

4
"Wij willen samenwerken. Iedereen moet over zijn schaduw heen springen, ook wij." Wilders zal zich
"redelijk opstellen". Hij zal alleen "binnen de kaders van de wet en ook de Grondwet" voorstellen
doen. "We gaan niet praten over moskeeën, korans en islamitische scholen", benadrukt hij, daarmee
zijn mildere toon onderstrepend.

'Democratie verdedigen'
Bij GroenLinks-PvdA in Amsterdam vinden ze dat niet geruststellend. Daar overheerst de schrik over
de winst van de PVV. "Nu breekt het moment aan dat wij de democratie gaan verdedigen", zegt
lijsttrekker Frans Timmermans in een emotionele speech, waarmee hij klaar lijkt voor de oppositie.
"Als je iemand tegenkomt die zich na vanavond afvraagt: hoor ik hier nog wel? Zeg dan heel duidelijk
ja!"

Ook bij D66 heerst ontzetting en boosheid. Een strijdbare lijsttrekker Rob Jetten waarschuwt vooral
voor de extreme ideeën van Wilders achter zijn "zogenaamd gematigde toon". "De politiek van
intolerantie is genormaliseerd terwijl die nooit normaal mag zijn." Volgens Jetten heeft VVD-leider
Dilan Yesilgöz "de deur wagenwijd opengezet voor Wilders", door samenwerking met hem niet
langer uit te sluiten.

Omtzigt viert feest met zijn vrouw


Dat ziet Yesilgöz uiteraard anders. Zij denkt niet dat ze met haar campagne de PVV de grootste heeft
gemaakt. Er is "te weinig geluisterd naar de mensen" volgens haar. "Er zijn te weinig werkbare
oplossingen geboden."

Aanvankelijk stonden de liberalen in de peilingen steeds stabiel op 27 en daarmee waren ze de


grootste. Nu strijden ze met GL-PvdA om de tweede plek, met 24 zetels in de voorlopige prognose
van de uitslag . GroenLinks-PvdA staat op 25, de PVV is met 37 zetels verreweg de grootste.

Dinsdag zei Yesilgöz nog dat haar VVD niet in een kabinet zou stappen onder leiding van premier
Wilders, maar dat wil ze nu niet herhalen. Die uitspraak was vooral gebaseerd op de verwachting dat
Wilders geen meerderheid zou kunnen vinden, zegt ze nu.

"Het voortouw in de formatie ligt niet bij ons", meent Yesilgöz. Wilders is nu aan zet en hij moet
waarmaken dat hij alsnog zo'n meerderheid kan vinden. Of de VVD daarbij hoort, gaat ze eerst in de
fractie bespreken.

Iemand die daar dolgraag bij wil horen is Caroline van der Plas van de BBB. Zij is blij met de zeven
zetels die haar partij in de exitpoll en later ook in de prognose krijgt. "Wij doen gewoon mee. Ik heb
er 100 procent vertrouwen in dat we in de coalitie komen", zegt ze. BBB is de grootste partij in de
Eerste Kamer en dat kan belangrijk zijn voor een nieuw kabinet.

NSC wil regeren, maar zal 'niet eenvoudig' zijn


In Enschede, bij nieuwkomer NSC is de opluchting groot. De laatste dagen ging het in de peilingen
een beetje bergafwaarts, maar in zowel de exitpoll als later de prognose van de uitslag gaat de partij
van Pieter Omtzigt in een keer naar twintig zetels.

"Een geweldig resultaat", vindt hij. "Die functie elders? Die ligt in Den Haag de komende jaren." En hij
wil regeren. "Wij zijn beschikbaar om het vertrouwen om te zetten in daden. Maar het zal niet
eenvoudig zijn."

5
Ook bij NSC speelt de vraag of samenwerking met de PVV mogelijk is. In zijn speech noemt Omtzigt
de partij van Wilders niet. In de campagne noemde hij de standpunten van de PVV in strijd met de
Grondwet, maar hij gaf nooit duidelijk antwoord op de vraag of hij de partij daarmee ook uitsloot.

De voormalige coalitiepartijen hebben allemaal fors verloren, ook het CDA en de ChristenUnie. Zij
hebben inhoudelijk vooral concurrentie gekregen van NSC, dat zich duidelijk op christendemocratisch
gedachtegoed baseert.

ChristenUnie-voorvrouw Mirjam Bikker wil vasthouden aan haar overtuigingen: "christelijke, sociale
politiek, geworteld in hoop, zoekend naar vrede, pal voor de rechtstaat". De winst van de PVV baart
haar in dat verband zorgen.

Het CDA, onder Lubbers ooit goed voor 54 zetels, houdt er naar verwachting vijf over. Toch is het
applaus op de partijbijeenkomst voor de nieuwe lijsttrekker Henri Bontenbal groot. Hij hoort in dat
applaus "enthousiasme" voor zijn koers. "Dit is niet het einde. Wij komen terug", zegt hij.

- NOS. (2023b, november 23). Feest, schrik en boosheid na grote overwinning PVV. NOS.

Tekst 3: Is populisme noodzakelijk voor een gezonde democratie?


Het populisme in Nederland rukt al jaren op. Maar is dat eigenlijk wel zo erg? Onderzoekers van de
VU en de ULB betogen dat we populistische partijen júist nodig hebben.

Populisme is in feite niets meer en niets minder dan de stem van het volk dat zich uit tegenover de
heersende elite, aldus onderzoekers Koen van Bommel (VU) en Manuel Hensmans (ULB). Op zich is
de term dus niet noodzakelijk negatief. Van het grootste belang is echter daarbij wél dat er geluisterd
wordt naar die stem. Wanneer dat niet gebeurt, ontstaat er bij het volk wrok. Mensen die zich niet
gehoord voelen zoeken naar andere manieren om hun ontevredenheid naar buiten brengen. En dat
uit zich, volgens de onderzoekers, nu vaak in de toxische vorm van populisme. Het is de reden
waarom de afgelopen jaren extreemrechtse partijen zoals Forum voor Democratie of de PVV flink
aan zetels wonnen in de verkiezingen. Er ontstaat dan langzaam maar zeker een ‘wij-zij’-gevoel aan
beide kanten van het politieke spectrum. Links en rechts staan lijnrecht tegenover elkaar, waardoor
de polarisatie in een land alleen maar versterkt.

Een ander recent voorbeeld is Brexit, waarbij het Britse volk zich jarenlang niet gehoord voelde door
het parlement – de elite. En dus ontstonden er alle factoren om het volk vóór de Brexit te laten
stemmen.

Kortom, wees als politicus écht geïnteresseerd. Luister naar het volk en weet om te gaan met
conflicten in de samenleving. En dan hebben we eigenlijk niets te vrezen van populistische partijen,
maar zijn ze juist noodzakelijk om een deel van het volk te vertegenwoordigen. Iedereen wil tenslotte
gehoord worden.

- Auteur onbekend. (z.d.). Is populisme noodzakelijk voor een gezonde democratie? Vrije
Universiteit Amsterdam.

6
Tekst 4: Verenigd in polarisatie
Rechts zocht de strijd op sentiment, links op de inhoud. De uitslag van de Provinciale-
Statenverkiezingen bewijst dat je beide nodig hebt om Nederland van het slot te krijgen. Wordt
het populisme na deze nieuwe revolte volwassen?

‘What the fuck is hier gebeurd?’ zo vatte Caroline van der Plas de uitslagenavond samen. ‘Dit is toch
echt niet normaal? Of nou ja, ik zeg niet normaal maar het is wel normaal. Want wij zijn allemaal
normale mensen en al die mensen die op ons hebben gestemd zijn normale burgers. Mensen die niet
veel vragen, mensen die gewoon een biertje willen drinken in het weekend, met een caravannetje
naar Frankrijk willen en gewoon de rekening willen betalen. Mensen die gemangeld worden door de
overheid. Boeren die bang zijn voor hun voortbestaan, die al jaren vragen of de regering naar ze
luistert maar niet gezien en gehoord zijn. Die zich niet serieus genomen voelen.’

Ze stond een avond lang betraand te dansen, aan haar vinger zat een Nederlands vlaggetje waar de
drie kleuren in de juiste volgorde op waren geschilderd. Het onthullendste woord in haar emotionele
toespraken was ‘normaal’, het ligt haar voor in de mond bestorven. Ze wil geen woedende populist
zijn, maar ook in niets het Haags soort politicus dat zich verliest in spreadsheets. Overigens werden
beide typen – de radicaal-rechtse populist en de Haagse technocraat – deze verkiezing afgestraft.

Hoewel het een politieke aardverschuiving was voor sommigen (‘het CDA is midscheeps geraakt’,
aldus Wopke Hoekstra) is het politieke landschap niet ingrijpend verkaveld. Wat deze verkiezingen
toonden was vooral een herschikking van rechts. VVD, CDA, PVV, FvD en de SGP verloren gezamenlijk
achttien senaatszetels en nieuwkomers BBB (+16) en JA21 (+3) kregen er negentien zetels bij. Geen
ruk naar rechts of extreem-rechts dus, wél een boerenopstand.

Hoe het uitpakt valt te bezien, maar de contouren van een volwassenwording bij populistisch rechts
lijken nabij. 21 jaar na Pim Fortuyn breekt er een protestpartij door waarvan nog onduidelijk is wat ze
precies wil op tal van thema’s, maar één verschil met haar voorgangers is onontkomelijk: Van der
Plas wil heel graag meebesturen. ‘Het is een stem op een partij die poogt mee te doen’, zei electoraal
geograaf Josse de Voogd bij de NOS, tevens auteur van Atlas van afgehaakt Nederland. ‘Van mensen
die weer willen aanhaken.’

Voor progressief Nederland is dat op een wrange manier wellicht angstaanjagender. Deze keer
bonzen er geen populisten op de deur die zichzelf direct buitenspel zetten, maar populisten die
binnenkort hun trekkers bij al die provinciehuizen parkeren om cruciale bestuursfuncties te
vervullen. Om zo roet in het eten te strooien van Haagse klimaatambities. Om Baudet en Wilders kon
het establishment nog heen, met Van der Plas moeten ze iets.

Als deze verkiezingen ergens over gingen dan was het het steeds fellere gevecht om schaarse ruimte.
Waar komen huizen, vluchtelingen en boeren? Wie moet er wijken om klimaatdoelen te halen die
het land op slot draaien? Commentatoren die al decennialang klagen dat het bij de Provinciale-
Statenverkiezingen niet over provinciale thema’s ging, konden opgelucht ademhalen. Já, er waren tal
van landelijke kopstukken, maar de conflictlijn lag ontegenzeggelijk precies daar waar die moest
liggen: midden in de provincie.

Des te opmerkelijk was het dat partijen in dat land vol harde tegenstellingen op luide toon zochten
naar een ‘stil midden’. Als partijen van centrum-links tot populistisch rechts ergens in verenigd
waren, dan was het hun angst voor ‘polarisatie’. Als een soort spook steeg die term op uit de kelen
van politici die inhoudelijk diametraal tegenover elkaar stonden. Voor het CDA was het overbruggen
van verschillen haar verkiezingsinzet geweest, de VVD schetste bij herhaling steeds twee extreme
flanken en positioneerde zichzelf ferm in een gedepolitiseerd midden. Zelfs PvdA-leider Attje Kuiken

7
zei bij het slotdebat: ‘Ik vind dat we niet verder moeten polariseren maar moeten samenwerken. In
plaats van elkaar de schuld te geven en naar elkaar te wijzen.’

De koningin van het polarisatieverwijt bleek Caroline van der Plas, die in lijn met de door haar zo
beleden normaliteit en gezond verstand tegenstanders verweet verdeeldheid te zaaien. ‘Dit is precies
die polarisatie en waarom er zoveel onrust is in de samenleving’, zei zij bijvoorbeeld tegen Sigrid
Kaag tijdens het NOS-debat, nadat de D66-leider had gezegd dat veehouders niet langer zo’n groot
beslag op het land konden leggen. ‘Zo’n term als “beslag leggen”. Op deze manier kun je geen
discussie voeren.’ Op de achtergrond zweefde de geprojecteerde debatstelling ‘zijn pijnlijke keuzes
te vermijden bij het verdelen van ruimte?’. Als iets de afgelopen weken opviel, dan was het dat met
name rechtse partijen doken voor die vraag. Waar verkiezingen doorgaans zijn bedoeld om
richtingenstrijd te tonen en burgers een kans bieden om scherpe keuzes mee te geven aan de
politiek, overheerst na deze stembusgang vooral verwarring.

Want waar hebben al die normale mensen nu precies voor gekozen? Wie luistert naar Van der Plas
ontsnapt niet aan de conclusie dat haar stemmers voor álles hebben gekozen. Voor landbouw, voor
natuur en voor huizen bouwen. Of zoals stikstofminister Christianne van der Wal (VVD) het al vroeg
op de uitslagenavond samenvatte: ‘Er is geen keuze. Je kunt niet zeggen: ik ga geen stikstofbeleid
uitvoeren, maar wel huizen bouwen.’ Het lijkt erop dat de BBB-stemmers die ‘in het weekend
gewoon een biertje willen drinken’ vooral heel veel gratis bier hebben besteld.

Aan de absentie van duidelijke keuzes bij deze verkiezingen zijn meer partijen schuldig. Zodra die op
tafel kwam te liggen, sloegen ze op de vlucht. Met name VVD en CDA worstelden zichtbaar als het
onderwerp stikstof zich aandiende. Ze mompelden dan dat ze ‘niet wilden polariseren’, terwijl
precies die polarisering in hun eigen gelederen allang een uitslaande brand was geworden. Iets wat
Jeroen Pauw perfect samenvatte toen hij tijdens het verkiezingsdebat Linksom of rechtsom een
kaartje van Nederland presenteerde dat toonde hoe in tien van de twaalf provincies VVD-afdelingen
zich keren tegen de Haagse stikstofplannen van hun eigen minister. Pauw aan premier Mark Rutte:
‘Stel nou dat ik VVD’er zou zijn en ik sta in dat stemhokje en ik ben het helemaal eens met die
kabinetsplannen. Dan stem ik in dat hokje eigenlijk tegen mezelf.’

Fiets de stad uit, een ringweg over, de polder in en electoraal bevind je je direct in BBB-land

Nadat Jesse Klaver zei dat Rutte niet eerlijk was tegen de boeren, liet Rutte’s antwoord zich raden:
‘Wat ik hier hoor, en misschien mag ik dat woord niet gebruiken, is echt polariserend.’ Enkele weken
eerder had zijn partijgenoot Edith Schippers, lijsttrekker voor de Eerste Kamer, ook geweigerd
antwoord te geven op een heldere stikstofstelling met dezelfde reden, ze wilde geen boeren
‘bashen’.

Het leek of alle campagneteams dit jaar zich suf hadden gestudeerd op een belangwekkend
onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat vlak voor de jaarwisseling verscheen.
Driekwart van de Nederlanders zei zich zorgen te maken over polarisatie. Al bleek dat vooral ‘een
gevoel’, want opvattingen zijn nauwelijks verschoven, de meningsverschillen die er wel zijn
voltrekken zich langs voorspelbare ideologische lijnen. Het sociologeninstituut gaf het intrigerende
advies aan politici om ‘in het politieke debat een harde toon en vijandige houding te vermijden en de
inhoud centraal te stellen’. Daar kwam nog een extra waarschuwing bij om ‘meningsverschillen niet
meteen polarisatie te noemen’. Precies het tegenovergestelde gebeurde. Belangrijke ideologische
verschillen, daar waar het in campagnetijd over zou moeten gaan, werden een campagne lang
kaltgesteld. Wie hard ‘polarisatie!’ brulde trok als het ware een joker uit de mouw op momenten dat
politieke keuzes pijnlijk werden.

8
Je begon je stilletjes aan af te vragen of politici zelf wel wisten wat het woord polarisatie betekent,
tal van interpretaties en definities vlogen over tafel. Wat dat betreft was het boek Politieke
polarisatie in Nederland (2022) verhelderend. Daarin onderneemt een bonte stoet van politicologen
en sociologen een poging om ‘reële gevaren en spookbeelden’ te onderscheiden van elkaar.

‘Polarisatie kan zich op heel verschillende manieren manifesteren: ideologisch en politiek, maar ook
affectief en epistemologisch’, schrijft bijvoorbeeld Paul Schnabel. Eenvoudiger samengevat: strijd je
tegen elkaars ideeën of strijd je tegen elkaar? In tal van hoofdstukken verkent het boek verschillende
vormen van het begrip. In een afsluitend hoofdstuk concludeert Schnabel: ‘Waar links polariseert in
traditioneel politieke zin doet rechts dat vooral in de modern populistische zin.’

Dat verschil uitte zich tijdens debatten op een opvallende manier. De linkse tandem van PvdA en
GroenLinks klonk overwegend hoopvol en optimistisch en benadrukte een alternatief voor de status
quo: ‘Het kan wel.’ Esther Ouwehand verkocht de ingrijpende omwenteling van de landbouw en de
economie als een gezamenlijk proces waar boeren een belangrijke plek in zouden krijgen. Links
polariseerde op inhoud. Zelfs regeringspartij D66 deed daaraan mee. De reeds ingezette
veranderingen moesten sneller, in ieder geval niet tot stilstand komen. ‘Iets agenderen waar al
decennialang niet over is gesproken is iets anders dan polariseren’, zei Kaag terecht tijdens het NOS-
debat.

Ondertussen zette de VVD in Hoorn pontificaal een bord op de markt met daarop de tekst: ‘U ziet het
goed. Wij zijn niet aanwezig. Wij willen dat u rustig kunt winkelen. Kies VVD’. Vrij vertaald: wij komen
u niet overtuigen, stem op ons! Rond diezelfde tijd ging er een spotje online waarin woedende
racisten die in Staphorst activisten aanvielen werden vergeleken met de klimaatrebellen van
Extinction Rebellion. Het blies flanken en sentimenten op tot grote proporties om vervolgens het
punt te maken: stem op ons, anders vervalt u in chaos.

Eigenlijk was dat de boodschap van al die politici die wegvluchtten voor pijnlijke besluiten: wie
polariseert is onredelijk. Die zet de aanval in op de gemoedelijkheid, die breekt het kwetsbare vaasje.
Hoe onzinnig het is om ‘redelijkheid’ te plaatsen tegenover ‘polarisatie’ beschrijft filosoof Jeroen de
Ridder in een essay dat is opgenomen in de eerdergenoemde polarisatiebundel. ‘Redelijkheid is een
ideaal voor goed denken. Dat ideaal bevat onder andere regels over hoe je omgaat met verschillende
bronnen van informatie en wie je vertrouwt’, schrijft hij. Maar zelfs wie al die denkregels braaf volgt,
kan alsnog tot volstrekt andere conclusies komen. De Ridder noemt dat ‘rationele polarisatie’. Zelfs
de meest redelijke mensen, zelfs zij die als wiskundigen op zoek zouden gaan naar ‘het gelijk’,
belanden onherroepelijk tegenover elkaar in discussie. ‘Zelfs onder mensen die, als een soort
kapitein Spock uit Star Trek (…) rationaliteit volgen, kan polarisatie ontstaan.’

Maar voor rationele polarisatie was tijdens deze campagne weinig ruimte, er was vooral veel
sentiment. Een hoop ‘normaal doen’ en ‘boerenverstand’. Met als pijnlijke conclusie dat er deze
verkiezingen geen heldere keuze is gemaakt.

Dat te veel rationaliteit ook een valkuil kan zijn, werd deze verkiezingen duidelijk. Kijk naar de
uitslagenkaart en je ziet hoe scherp Nederland zich laat verdelen. In de grote steden wonnen PvdA en
GroenLinks. Maar fiets de stad uit, een ringweg over, de polder in en electoraal bevind je je direct in
BBB-land. Dat is meer dan een stad-platteland-tegenstelling. Het is een tegenstelling tussen de grote
stad en álles daarbuiten, dat wat je de Nederlandse suburbs zou kunnen noemen. Alphen aan den
Rijn, Woerden, Nieuwegein, Landsmeer. Plaatsen waar voorheen de tevredenheid over een gaaf
Nederland zegevierde, vielen nu voor de ontevredenheid van de BoerBurgerBeweging.

9
Om Wilders kon het establishment nog heen, met Van der Plas moeten ze iets

De ontevredenheid die 21 jaar geleden onder Pim Fortuyn doorbrak is verschoven naar het
platteland. Iets wat in een rapport dat anderhalf jaar geleden door het ministerie van Landbouw
werd besteld de ‘Fortuyn-fuik’ werd genoemd. Terwijl politici en pers zich blindstaarden op de
onvrede die de kop opstak in oude stadse volkspartijen, verloren ze de gebieden daarbuiten uit het
oog en misten ze de sluimerende veenbrand. Daar waar buslijnen werden opgeheven, bibliotheken
sloten en basisscholen werden teruggebracht, groeide het onbehagen.

Deze verkiezingen waren een revanche van die wereld. En hoewel klassieke middenpartijen die de
regio de afgelopen decennia vergaten – CDA en PvdA – er deze verkiezingen volledig op inzetten met
veelbelovende herstelplannen, kwam hun draai te laat. Caroline van der Plas is ontegenzeggelijk de
verzinnebeelding van het protest tegen Haagse vervreemding.

Je kunt nou eenmaal niet na decennia van afzijdigheid plots een landbouwrevolutie afkondigen en
erop vertrouwen dat mensen dat zonder slag of stoot accepteren, zeker als je geen perspectief
schetst voor hen die in die nieuwe wereld mee moeten veranderen. Zo werkt democratie niet, in
tegenstelling tot wat Van der Wal dacht toen ze op de uitslagenavond met there is no alternative-
achtige uitspraken benadrukte dat het stopzetten van stikstofbeleid geen optie is.

Met name voor D66, de partij bij uitstek die zich in technocratisch denken zo kan verliezen dat het
vergeet uit te leggen waarom hun plannen de juiste zijn, is dat een klap. Een jaar geleden won het de
formatieonderhandelingen door VVD en CDA te overtuigen van ambitieus klimaatbeleid en
ingrijpend stikstofbeleid. Je kunt de systeemwereld van Den Haag veroveren maar het land verliezen.

Dat het nu moeilijk wordt voor het kabinet is zijn eigen schuld. Tijdens de formatie haalde D66 de
ambitieuze doelen binnen, maar ging het akkoord met de CDA-wens om de uitvoering van die doelen
in de provincie te laten liggen. Nu de provinciehuizen de komende maanden zullen worden
ingenomen door boerenvertegenwoordigers, dreigt Den Haag te botsen op de tegenmacht die het
zelf heeft gecreëerd. Wat nu dreigt is klem komen te zitten tussen de wensen uit Europa en onvrede
in de provincie.

De intern al gespleten regeringspartijen VVD en CDA zullen de komende maanden zien dat hun eigen
lokale bestuurders in provinciale colleges stappen met partijgenoten van Van der Plas. Dat zal hun
allerminst milder stemmen.

Is er dan helemaal geen lichtpuntje? Misschien ééntje. Johan Remkes waarschuwde vorig jaar voor
de diepe kloof die gaapt tussen de Haagse systeemwereld waar kille kaartjes beleid voorschrijven en
hoe dat tot ‘oprechte wanhoop’ leidt in de ‘ogen van redelijke mensen’. Ook daarbij kon je de
oorzaak zoeken in een te lange weerzin tegen polarisatie: er was een kamp dat Haags beleid verkocht
als: ‘Het moet van Brussel’ en een kamp dat riep: ‘Het probleem bestaat niet.’

Nu die werelden hard zijn gebotst, zijn ze tot elkaar veroordeeld. In de komende maanden moeten
een technocratisch Den Haag en emotionele provinciehuizen er samen uitkomen. Als ze slagen
vinden ze misschien een compromis tussen dwingende klimaatnormen en hoopvol perspectief.

- Van De Ven, C. (2023, 22 maart). Verenigd in Polarisatie. De Groene Amsterdammer.

10
Tekst 5: Tegenwoordig zijn we vaak somber en bezorgd over polarisatie. Maar
dat is niet per se nodig, schrijft politicoloog Menno Hurenkamp. Over de kunst
van woede, hard debat en protest.
De toon waarop we meestal over polarisatie spreken, is bezorgd. Álle recente stukken op
socialevraagstukken.nl1 beschouwen polarisatie als onderdeel van een probleem. Begrijpelijk, want
de maatschappelijke spanningen zijn bij vlagen enorm.

In 2009 dacht de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) nog dat het probleem van
polarisatie niet meer was dan stigmatisering van bevolkingsgroepen.2 De bestorming van het
Capitool in Washington in januari 2021 moet daar op zijn laatst een einde aan hebben gemaakt. De
boeren onderstreepten dat deze zomer nog eens.

Maar juist vanwege dat geweld is polarisatie ook nodig. Het helpt om drie vormen ervan te
onderscheiden.

Democratische polarisatie

De eerste vorm van polarisatie is democratische polarisatie. Dan gaat het om het verhelderen van
wereldbeelden door scherpe accenten te leggen. Dit soort vreedzame botsing hoort bij het
pluralisme. Simpele of emotionele stellingname tussen burgers onderling of tussen
volksvertegenwoordigers helpt om iedereen invloed te geven op de besluitvorming.

Woede, hard debat en protest leveren het soort heldere stellingname op waar het bestuurders of
coalitiepartners nog weleens aan ontbreekt. Mensen die niet de hele dag het nieuws volgen, kunnen
zo toch hun plaats bepalen. Het maakt dat je weer even weet waar je bij hoort.

De oudere lezers en historici herinneren zich dat de PvdA van de jaren zeventig zelfs bewust een
‘polarisatiestrategie’ voerde om de vermaledijde confessionelen te dwingen kleur te bekennen:
waren ze progressief of conservatief? (Het antwoord was ‘conservatief’, want Nederland is een
rechts land en de PvdA hield er eerst vooral de andere linkse partijen mee klein, daarna zichzelf.)

Groepspolarisatie

Alleen: tegenwoordig zijn we dus vaak somber over polarisatie. Dat komt omdat er ook twee andere
vormen zichtbaar zijn, in de context van grote sociologische veranderingen als secularisering,
individualisering en groeiende ongelijkheid. Die vormen hebben meer te maken met de
natuurkundige interpretatie van polarisatie, als een lichtbundel of een trilling die maar één kant, in
plaats van alle kanten, op gaat.

Dan gaat het allereerst om afnemend contact tussen leefwerelden en daarmee om afnemende
erkenning van mensen met een andere mening als relevante gesprekpartner – groepspolarisatie.
Oude en jonge mensen, rijken en armen, stedelingen en provincialen, witte Nederlanders en
Nederlanders van kleur, theoretisch en praktisch opgeleide mensen die elkaar niet meer ontmoeten
en/of niet meer vertrouwen. Want de zuilen zijn verdwenen, maar er is niet echt iets voor in de
plaats gekomen.

Wat delen een jonge academisch opgeleide Rotterdammer en een oude praktisch opgeleide
Tegelenaar precies? Deze zorg is reëel; met name een afwijkende politieke voorkeur (meer dan
bijvoorbeeld geloof of opleiding) leidt tot grote tegenstellingen tussen groepen. Maar de vraag is wel
hoe ‘erg’ deze polarisatie − ook wel ‘affectieve polarisatie’ genoemd − is, en of die nieuw is of in
golfbewegingen komt.

11
Misschien hebben we iets van de grammatica van de verzuiling – daarbij was overleg aan de top
nodig, maar liefde tussen communisten en christenen niet – nog wel in de vingers.

Absolute polarisatie

Dat geldt minder voor de overtreffende trap van de groepspolarisatie, en dat is de absolute
polarisatie: de clustering van voorkeuren op extremen of het ‘verdwijnen van het midden’.

Er lijkt bijvoorbeeld sprake te zijn van het fenomeen dat extreme partijen in ieder geval hun eigen
kiezers radicaliseren.

Dit verschijnsel is echt problematisch vanuit democratisch perspectief, omdat compromissen lastiger
worden, omdat de bereidheid om zich in elkaars standpunt te verplaatsen afneemt, omdat de
instituties van de rechtsstaat inboeten aan geloofwaardigheid en geweld dus wint als geloofwaardige
oplossing voor problemen.

Het doel van absolute polarisatie is verbinding verbreken, en voor zover er sprake is van
betekenisgeving zit die nogal eens in het aanscherpen van vijandbeelden (denk aan Farmers Defence
Force).

Het verdwijnende midden?

Op deze manier valt de huidige vrees voor polarisatie te begrijpen. De vrees is dat democratische
polarisatie (goed!) faalt bij gebrek aan passende bemiddelende instanties. En dat als gevolg daarvan
de beschikbare energie zich vertaalt in groepspolarisatie (te vermijden!) of zelfs absolute polarisatie
(problematisch!).

De verschijnselen die deze vrees illustreren, overlappen. Weliswaar staat niet vast of er sprake is van
causale mechanismen − klopt het wel dat gebrek aan de ene polarisatie leidt tot overborrelen van de
andere polarisatie? − maar áls we het nu over polarisatie hebben, gaan de gedachten telkens uit naar
twee groepen ‘beeldenstormers’, die het beeld versterken dat het midden verdwijnt. Beide groepen
vinden gesprek en dialoog halfzachte prietpraat waarachter de macht zich verstopt, en beide
groepen willen graag heilige huisjes neerhalen.

Denk aan de populisten van links en rechts die de publieke opinie bespelen met de verlangens van de
gewone man en die via complottheorieën de gevestigde orde willen ondermijnen, en aan radicale
gelovigen die het beu zijn dat geloof een privézaak is.

Op links stellen ze de legitimiteit van de eisen van minderheden ter discussie, want het gaat in de
samenleving immers slechts om inkomen. Op rechts stellen ze de legitimiteit van het staatsapparaat
ter discussie, want dat is in handen van minderheden. En de radicale gelovigen willen met geweld de
hemel op aarde vestigen. Onrecht moet worden hersteld en dat gaat niet zachtjes: ‘Er komen
tribunalen.’

Extreem geweld

De andere groep beeldenstormers wil weg van iedere vorm van homogeniteit: identiteitsdenkers, die
de koloniale erfenis, de christelijke erfenis of de heteroseksuele dominantie ter discussie willen
stellen en die pogingen tot woordvoerderschap door niet-slachtoffers aanvechten. Emancipatie vergt
een gevecht en dat kan niet zachtjes, vrouwen moeten voortaan ‘wezens met een baarmoeder’
heten want anders voelen de mannen die zich vrouw voelen zich buitengesloten.

12
Bij beide groepen komt nogal wat agressie vrij. Dat is niet per se nieuw. De krakers van de jaren
tachtig zeiden: ‘Jullie rechtsstaat is de onze niet.’ Daarnaast kregen bijvoorbeeld staatssecretaris Aad
Kosto (1991) en Centrumpartij-politica Wil Schuurman (1986) te maken met extreem geweld.

Globalisering, immigratie en sociale media geven polarisatie vorm en inhoud

Wat wel vaststaat, is dat de woordvoerders van het midden in het beklaagdenbankje staan. Zie
bijvoorbeeld hoe vanuit populistische hoek succesvol het beeld is neergezet van mainstream media-,
waar nota bene ook De Telegraaf toe wordt gerekend. Instituties als politieke partijen, rechtbank,
ombudsman en universiteit worden gezien als deel van een probleem – dat soms gedefinieerd wordt
in termen van sociaal-economische ongelijkheid (verschillen in inkomen, vermogen en afnemende
sociale zekerheid) en soms in termen van culturele ongelijkheid (onbehagen over geloof,
buurtgevoel, vrijheid van meningsuiting).

Homogener dan ooit

Mogelijk zijn er vooral nieuwe woorden en categorieën nodig. Globalisering, immigratie en sociale
media geven polarisatie vorm en inhoud die we niet in de taal van de verzuiling (1900-1994) kunnen
vatten. Maar de meeste ruzies blijven binnen de perken. Sterker, we zijn in veel opzichten veel
homogener dan we ooit waren en veel conflicten die ons of onze ouders nog op de banken joegen,
zijn allang naar de achtergrond verdwenen.6

Denk aan man-vrouw-verschillen, de acceptatie van seksuele minderheidsidentiteiten, de afname


van de meeste religieuze verschillen, het verdwijnen van dialecten of van generatieconflicten, het
verdwijnen van statusverschillen op de werkvloer. We zijn op veel onderwerpen niet meer, maar
minder van mening gaan verschillen, alleen over de (on)wenselijkheid van globalisering,
lidmaatschap van de EU en directe democratie lijkt het contrast sterker.7 Vandaar mogelijk ook dat
ten tijde van corona mensen massaal uitweken of terugkeerden naar de gevestigde media voor
informatie.

Zinniger dan polarisering bestrijden: denk na over hoe je polarisatie democratisch kunt houden

Alleen voelt het voor veel mensen blijkbaar niet alsof we homogener worden. Culture wars met
(volgens rechts) de genderneutrale wc als pars pro toto voor de ondergang van het Avondland en
(volgens links) Harry Potter-auteur J.K. Rowling als de baarlijke duivel zelf.

Sociale media geven een enorme en vooral ook anonieme dynamiek aan dat soort radicalisering.
Maar ze kunnen er ook aan bijdragen dat het fenomeen van de polarisering overschat wordt, dat we
met z’n allen kijken naar een paar echokamers of bubbels die alleen maar betekenis krijgen voor de
mensen die er niet op inloggen, omdat ze via reguliere media horen over ‘Twitter-fitties’.

Binnen de perken

Zinniger dan polarisering willen afzweren of bestrijden, kan het zijn om na te denken over hoe je
polarisatie democratisch kunt houden. De samenleving kent zeer betrokken burgers, die elkaar
echter lang niet altijd tegenkomen of willen tegenkomen omdat hun wereldbeelden te ver
uiteenlopen. En ook allerlei groepen min of meer afgehaakte burgers, met wie het sowieso lastig in
contact komen is.

Je kunt al die mensen op ongeveer drie manieren benaderen. Ten eerste kun je ze vragen om beter
of meer na te denken, om bewustwording te ondergaan – anders kijken. Je kunt ook bekijken of je
gedragsverandering bij mensen kunt bewerkstellingen – anders doen. Ten slotte kan het zo zijn dat
de instituties van de verzorgingsstaat van dienst kunnen zijn om polarisatie binnen de perken te

13
houden. Bijgaande figuur werkt dat uit met wat willekeurige voorbeelden. Het is bij wijze van
denkoefening. Kibbel erover met collega’s.

Menno Hurenkamp is publicist en is als politicoloog verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek
en de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is een bewerking van een inleiding voor het
Humanistisch Verbond in mei 2022. De thema’s komen terug in het met Jan Willem Duyvendak
geschreven boek De macht der gewoonte (Amsterdam University Press, 2021).

- Hurenkamp, M. (2023, 17 januari). Polarisatie bestrijden? Laten we het democratisch houden.


Sociale Vraagstukken.

Onderwerp 2: Wokeïsme

Tekst 1: Woke: een gevaar voor de vooruitgang


Het nieuwe denken over sociale rechtvaardigheid aan veel universiteiten, culturele instellingen en
in de media zegt diversiteit te willen bevorderen. Maar het stimuleert simplistisch groepsdenken
en werkt daarmee diversiteit juist tegen. Als samenleving zouden we er verstandig aan doen een
andere weg in te slaan.

Max Wildschut is evolutionair psycholoog en docent.

Mark van Vugt is hoogleraar evolutionaire psychologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Wij zijn beiden witte mannen (1967) en komen nog uit de tijd waarin er werd gesproken over een
eerste, tweede en derde wereld. Wij, witte mensen uit die eerste wereld, waren rijk en goed
opgeleid en domineerden tot ver in de twintigste eeuw zo’n beetje de hele wereld. Alle moderne
uitvindingen, variërend van vliegtuigen en koelkasten tot auto’s en mobiele telefoons, komen ook uit
die eerste witte wereld. Ze zijn het product van de inventiviteit van witte mannen, en met een enkele
uitzondering een witte vrouw. Dit is een historische realiteit, direct waarneembaar, en met
vergaande psychologische gevolgen.

De psychologische attributietheorie beschrijft hoe mensen het gedrag van zichzelf en anderen
trachten te verklaren. Een interne attributie houdt in dat de verklaring voor gedrag wordt gezocht in
vaste eigenschappen van het individu. Een externe attributie ziet de oorzaak in de omstandigheden,
de context. Wanneer we zelf iets goed doen, attribueren we meestal intern: iets is mij gelukt, omdat
ik slim ben. Het is belangrijk te begrijpen dat dit attribueren automatisch ontstaat; mensen zijn zich
zelden ervan bewust dat ze dit doen.

Welke attributie maak je als witte mens, wanneer je geconfronteerd met het historische succes van
witte mensen? Een interne attributie betekent dat de witte man van nature, dus genetisch, superieur
is. Deze conclusie is racistisch en verwerpelijk, maar automatisch, intuïtief logisch en voor sommige
mensen zelfs aantrekkelijk. Hoe verhoudt deze intuïtieve conclusie zich tot een rotsvast geloof dat
iemand heeft in de gelijkheid van alle mensen op aarde? Deze tegenstrijdigheid – iedereen is gelijk,
maar witten mensen zijn beter – creëert cognitieve dissonantie. Je brein bevat tegelijkertijd twee
ideeën die niet met elkaar te rijmen zijn. Een mensenbrein heeft hier moeite mee en begint dan –
ook weer automatisch – nieuwe feiten te fabriceren om de dissonantie op te heffen. Het wokisme
lijkt ons (ten minste deels) het product van cognitieve dissonantie.

14
En wat is ‘woke’ dan precies? Wokisme is geen strak omlijnde theorie, maar eerder een constellatie
van theorieën over sociale rechtvaardigheid. In november verscheen het boek De identiteitsval – Het
gevaar van groepsidentiteit en het pad naar een gelijkwaardige democratie, van Yascha Mounk,
politicoloog en universitair hoofddocent internationale betrekkingen. Mounk noemt deze
constellatie de identiteitssynthese, waarin stromingen als postmodernisme, postkolonialisme en
critical race theory samenkomen. Mensen worden in deze synthese altijd begrepen als onderdeel van
een groep, zoals de witten. Groepen hebben meer of minder macht en dominante groepen
gebruiken hun macht om andere groepen uit te buiten, uit te sluiten of zelfs uit te roeien. Elke
ongelijkheid in de wereld wordt begrepen vanuit deze machtsdynamiek. Wanneer er minder
vrouwen aan de top zijn, dan komt dit doordat zij buitengesloten worden door mannen. Wokisme is
zo het tegendeel van witte suprematie: in plaats van dat wit succes intern wordt geattribueerd,
wordt de achterstelling van niet-witten extern geattribueerd.

De rijkdom van het Westen was niet het product van uitbuiting, maar vooral van innovatiekracht.

Boven aan de machtshiërarchie staat de witte man, naar wie elke onrechtvaardigheid in de wereld
kan worden herleid. Het is belangrijk om hier te expliciteren dat deze verklaring voor ongelijkheid in
de wereld niet een wetenschappelijke is. Uitbuiting is een realiteit in de wereld en leidt inderdaad tot
ongelijkheid, maar dit wil niet zeggen dat alle ongelijkheid vanuit uitbuiting kan worden verklaard. In
de echte wereld zijn er, zoals we zullen zien, veel andere redenen waardoor ongelijkheid kan
ontstaan.

Elementen van woke-denken komen we tegenwoordig overal tegen, bijvoorbeeld wanneer


parlementariërs het hebben over institutioneel racisme bij de politie. De politieke partij Bij1 gaat
expliciet uit van woke theorieën. In hun programma lezen we: “Dit manifest is voor al diegenen die
elke dag vechten om hun hoofd boven water te houden en gevangen zitten in dit systeem van
koloniale uitbuiting, racisme en kapitalisme.” Ook op universiteiten is het woke-denken
gemeengoed. Er is zelfs een hoogleraar, de cultureel antropoloog prof. dr. Gloria Wekker
(Universiteit Utrecht), die in haar werk dit gedachtegoed uitdraagt.

Wij willen hier geenszins zaken als racisme bagatelliseren. Het doel van dit betoog is vooral een licht
te werpen op de bedrieglijke aantrekkelijkheid van wokisme. Een deel van die aantrekkelijkheid komt
doordat het extern attribueren van het achterblijven van niet-witte mensen de ongewenste conclusie
van witte superioriteit op afstand houdt. Wokisme bevrijdt witte mensen van cognitieve dissonantie.
Wokies beschouwen hun strijd niet voor niets als een gevecht tegen ‘white supremacy’. Verderop in
dit artikel zal duidelijk worden waarom dit juist zo aantrekkelijk is voor hoogopgeleide witte mensen.
Eerst kijken we naar een meer wetenschappelijke verklaring voor ‘wit succes’.

In het alom geprezen boek Paarden, zwaarden en ziekte-kiemen gaat de evolutiebioloog Jared
Diamond in op de vraag waarom sommige culturen succesvoller zijn dan anderen. Op een van zijn
reizen raakt hij in gesprek met Yali, een Papoea-man die zich erover verbaast dat witte mensen al die
mooie dingen hebben, terwijl zij, de Papoea’s, niets hebben. Diamonds boek beantwoordt Yali’s
vraag. Om een heel boek in één zin samen te vatten: door geografische omstandigheden verliep
culturele evolutie – de ontwikkeling van sociale en technische innovaties – op sommige plekken op
aarde veel sneller dan op andere. Bijvoorbeeld door een gunstig klimaat, dat landbouw mogelijk
maakte op sommige plaatsen, waaronder Europa, waardoor er bevolkingsexplosies optraden.

Meer mensen betekent een groter collectief brein, waarin meer kennis kan worden opgeslagen en
meer ideeën worden uitgewisseld. Grotere gemeenschappen innoveren daardoor sneller in
technologisch (onder meer schrift, scheepsbouw) en sociaal opzicht (bijvoorbeeld eigendomsrecht).
Dit levert weer veel welvaart op.

15
Een veelheid aan historische en geografische toevalligheden, van de zwarte dood tot de loop van
rivieren, hebben ervoor gezorgd dat culturele evolutie in ons werelddeel – de westerse wereld – in
de laatste vijfhonderd jaar in een stroomversnelling is geraakt. De technologische voorsprong die zo
ontstond, maakte het Westen vervolgens een dominante macht in de wereld.

De rijkdom van het Westen was zo niet het product van uitbuiting – al kwam dat natuurlijk wel voor,
denk aan de slavernij – maar vooral van innovatiekracht. Westerse landen waarvan de economieën
meer gericht waren op uitbuiting, zoals Spanje en Portugal, zijn nu ook niet de rijkste landen van
Europa. Landen die geen koloniën hadden, zoals de Scandinavische landen, zijn nu juist de
welvarendste.

Het verhaal van Diamond ontkracht alle racistische overtuigingen van witte superioriteit, maar is
tegelijkertijd een complex verhaal van culturele evolutie. De ontwikkeling van culturen blijkt dezelfde
wetmatigheden te volgen als biologische evolutie, waarbij toevallige factoren en omstandigheden
een centrale rol spelen. Dit evolutionaire proces speelt zich buiten ons zicht af en is weinig intuïtief.
Wokisme volgt een meer natuurlijke (intuïtieve) logica en ook dat maakt het bedrieglijk aantrekkelijk.
Om dit te begrijpen moeten we diep terug in de menselijke evolutie.

We zijn als mens geëvolueerd in egalitaire jager-verzamelaarsgemeenschappen waarin alles samen


gedeeld werd en iedereen ongeveer evenveel had. Wanneer iemand in de groep veel meer had dan
anderen, dan was er iets niet in orde. Waarschijnlijk had die persoon iets achtergehouden of mogelijk
zelfs gestolen. De groep keerde zich dan tegen die persoon. Passen we deze verklaring toe op de
witte wereld waarin wij zijn opgegroeid, dan worden de contouren van het woke-denken zichtbaar:
alle ongelijkheid die we zien in de wereld is het gevolg van uitbuiting en onderdrukking (de externe
attributie). Ook in de Nederlandse samenleving wordt dit verklaringskader gehanteerd.
Minderheidsgroepen blijven achter, omdat ze worden buitengesloten of zelfs onderdrukt door de
geprivilegieerde witte bovenklasse, de zevenvinkers van Joris Luyendijk.

In jager-verzamelaarsgroepen wekt het waarnemen van oneerlijkheid automatisch morele emoties


op, zoals boosheid en walging. De manier waarop ongelijkheid wordt voorgesteld in het woke-
denken maakt ook nu sterke morele emoties los. De strijd tegen onderdrukking en racisme is een
strijd voor sociale rechtvaardigheid. Dit geeft je het gevoel iets goeds en belangrijks te doen. Dit kan
een bron van zingeving zijn, maar ook van sociale status. Jij bent bijzonder, want jij ziet het onrecht
(je bent woke/wakker) en jij bent iemand die zich er openlijk over uitspreekt (bijvoorbeeld via sociale
media). Als zevenvinker krijg je dubbele punten, want jij trekt het boetekleed aan voor jouw
geprivilegieerde groep. In plaats van je privileges te gebruiken, kies je de kant van de underdog. Dit
persoonlijk offer voor het grotere goed is menselijk gezien altijd een bron van status.

In de moderne situatie neem je weinig echt risico met activisme, en wokisme biedt zo een snelle en
veilige route naar sociale status. In de psychologie heet dit ook wel moral grandstanding, moreel
gedrag gebruiken om sociale status te verkrijgen.

Onderzoek laat ook een duidelijke link zien tussen woke activisme en narcisme. In de (sociale) media
zien we overduidelijk geprivilegieerde witte mannen andere witte mannen de les lezen over hun
privilege (zoals Joris Luyendijk) of uitschelden voor racist (zoals Sander Schimmelpenninck). Zo ben je
als witte mens toch weer superieur, maar je superioriteit is nu sociaal acceptabel.

De niet-witte mensen zijn in deze voorstelling van zaken gereduceerd tot groepen die zich niet
zelfstandig kunnen emanciperen, maar afhankelijk zijn van de wakkere, witte mensen om hen te
bevrijden van het witte juk. Zij worden hiermee gereduceerd tot passieve slachtoffers. De niet-witten

16
die wij kennen zitten hier niet echt op te wachten; zij redden zichzelf prima (en sommigen zien het
wokisme juist als racisme).

De vraag is: wat maakt wokisme juist nu populair? De intellectuele wortels van het wokisme gaan
terug naar de jaren zestig. Ook herkennen wij dit beiden nog uit onze eigen studententijd in de jaren
tachtig, toen we zelf tegen sociale onrechtvaardigheid streden, bijvoorbeeld tegen het Amerikaanse
imperialisme.

Een verklaring voor de huidige populariteit van woke-denken is het samenkomen van verschillende
ontwikkelingen. Een belangrijke trend is dat het aandeel hogeropgeleiden in Nederland bijna
verdubbeld is sinds wij studeerden. De nieuwe geprivilegieerde klasse die hieruit voortkwam, is
vooral wit.

Onderzoek laat een duidelijke link zien tussen woke activisme en narcisme.

Tegelijkertijd is in diezelfde periode het aandeel mensen met een niet-westerse achtergrond op veel
plekken in Nederland verdubbeld. Sociale ongelijkheid is zich steeds meer gaan manifesteren als
etnische ongelijkheid. De tweede en derde wereld kwamen naar Nederland. Hoe gaat deze nieuwe
witte geprivilegieerde klasse hun eigen privilege verklaren?

Ten slotte is er de opkomst van het internet, waarmee met name vanuit de VS woke-denken
overwaaide. Denk ook aan de retoriek rond de Black Lives Matter-beweging. De cognitieve
dissonantie nam toe, maar ook de beschikbaarheid van verhalen om die op te heffen. Het is ook
precies uit de nieuwe groep witte hoogopgeleiden waar de meeste wokies vandaan komen.

Wokisme doet zich met ingewikkelde redeneringen en moeilijke terminologie voor als wetenschap.
‘Intersectionaliteit’ is bijvoorbeeld een complex idee waarin een soort optelsom van onderdrukking
wordt gemaakt – hoeveel vinkjes heb jij? Als zwarte man word je onderdrukt en als vrouw word je
onderdrukt. Ben je een zwarte vrouw, dan worden twee soorten onderdrukking gecombineerd en
ben je dubbel slachtoffer. Ben je ook nog eens homoseksueel en gehandicapt, dan ben je nog meer
slachtoffer.

Hoe meer gemarginaliseerd een groep, hoe meer morele statuspunten je kunt verdienen als activist.
Nu scoor je bijvoorbeeld hoog door voor transgenders op de bres te gaan. Maar dit alles is zuiver
ideologie en niet gestaafd door empirische wetenschap. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van het
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat zwarte mannen veel vaker discriminatie ervaren door de
politie dan zwarte vrouwen. Onderdrukking is geen wiskunde en het woke-denken is geen
wetenschap.

Wij willen met ons betoog niets afdoen aan de kwalijke praktijken van kolonialisme of racisme.
Uitbuiting en discriminatie zijn een dagelijks waarneembaar fenomeen in de wereld, ook in
Nederland. Het probleem is dat de woke analyse van ongelijkheid in de wereld niet steekhoudend is.

Het gevolg is dat interventies die erop gebaseerd zijn ook niet effectief zijn. Een groeiende
hoeveelheid onderzoek toont dat op woke-denken gebaseerd diversiteitsbeleid vaak een
tegengesteld effect heeft. Zo hebben trainingen die gebaseerd zijn op dit paradigma, waarbij
deelnemers onder meer bewust worden gemaakt van wit privilege en micro-agressie, een negatief
effect op onderlinge relaties tussen groepen in organisaties. Dat komt doordat woke het wij-z-
ijdenken versterkt. Mensen denken niet meer na over zichzelf of de ander als individu, maar als lid
van een groep die is achtergesteld of voorgetrokken wordt. Dit maakt de relatie tussen mensen in
een organisatie of samenleving opeens heel moeilijk.

17
Het bewerkstelligen van een meer inclusieve samenleving zal, net als elke andere vooruitgang, het
product zijn van culturele evolutie. Deze evolutie is afhankelijk van de vrije uitwisseling en de
kritische waardering van ideeën. Hier wordt het woke-denken een obstakel, omdat elke kritiek op
elementen van andere culturen (bijvoorbeeld vrouwenbesnijdenis) wordt gezien als een vorm van
agressie of ‘white supremacy’. Dit wordt vervolgens gebruikt als rechtvaardiging om mensen de
mond te snoeren, want agressie tegen gemarginaliseerde groepen moet uiteraard gestopt worden.

Dit is de logica achter de cancel-cultuur, waarmee onder andere ex-moslima Ayaan Hirsi Ali te maken
kreeg, toen ze zich uitsprak tegen de vrouwonvriendelijke praktijken binnen haar voormalige geloof.

Onderzoek laat nu ook zien dat veel wetenschappers zichzelf censureren wanneer hun bevindingen
niet in lijn zijn met de woke-orthodoxie die heerst op veel universiteiten. Het verkeerde zeggen kan
je duur te staan komen. Op de langere termijn is het woke wereldbeeld daarom een gevaar voor
vooruitgang en een inclusieve samenleving. De beroemde Amerikaanse psycholoog Steven Pinker
schreef op X (voorheen Twitter) vijf punten voor universiteiten om zich uit de val van het wokisme te
redden:

- Een duidelijk en coherent beleid inzake vrijheid van meningsuiting;


- Institutionele neutraliteit: universiteiten zijn forums, geen protagonisten;
- Een verbod op dwang: geen veto’s meer, geen overnames van gebouwen, invasies in
- klaslokalen, intimidaties, blokkades, aanvallen;
- Ontneem diversiteitsbureaucraten hun invloed;
- Diversiteit van standpunten: ontmoedig politieke en intellectuele monoculturen.

Deze punten kunnen we ook toepassen op andere instituties, zoals media en overheidsintellingen.
Punt vier is hier met name belangrijk. Wanneer iets met diversiteit wordt gedaan bij (semi-)overheid,
of het nu op de universiteit of bij de gemeente is, komen automatisch woke-ideeën bovendrijven.
Wokies krijgen vervolgens het podium, alsof zij hier het laatste woord over te zeggen hebben.

Op woke-denken gebaseerd diversiteitsbeleid heeft vaak een tegengesteld effect.

Dit moet stoppen, maar hier ligt ook een uitdaging voor mensen die wél echt het verschil willen
maken. Hoe gaan we dan wel met deze vraagstukken om? Etnische tegenstellingen zijn een realiteit
en sommige etnische groepen blijven in achtergestelde posities steken, met bijvoorbeeld hoge
criminaliteit. Dit zijn complexe sociale vraagstukken waarvoor geen kant-en-klare oplossingen zijn.
Ook hier ligt het antwoord in culturele evolutie: door open het gesprek over deze onderwerpen aan
te gaan en serieuze wetenschap te gebruiken, bewegen we stap voor stap naar echte oplossingen.

Hoe moet het dan wél?

Het woke-denken zet een rem op culturele evolutie en daarmee op de vrije uitwisseling van ideeën,
waardoor iedereen uiteindelijk slechter af is. Op de langere termijn is dit wereldbeeld een gevaar
voor vooruitgang en een inclusieve maatschappij. Als samenleving moeten we ons hiertegen gaan
beschermen. Enkele ideeën:

1. Bied weerstand tegen simplistische argumenten over ongelijkheid en onderdrukking. Vraag om


empirische onderbouwing. Bijvoorbeeld: het idee dat witte agenten in de VS relatief meer
dodelijk geweld gebruiken tegen ongewapende zwarte dan witte mannen wordt vaak als feit
gebracht, maar wetenschappers vinden hiervoor geen bewijs (zie Fryer, 2019)*.

2. Maak een einde aan de cancel--cultuur in media, politiek en op de universiteit. De echte woke-
ideologen zijn een minderheid, de grote groep gaat mee uit angst voor morele veroordeling. Laat

18
deze minderheid niet de agenda bepalen, maar betrek diverse politieke en wetenschappelijke
perspectieven bij een bepaald debat of discussie.

3. Maak de morele dimensie van uitspraken expliciet en koppel deze los van de feiten. Sta ook geen
morele veroordeling toe zonder kritische dialoog over de ethische dimensie. Iemand een racist
noemen is een serieuze beschuldiging; leg de bewijslast bij degene die beschuldigt.

4. Investeer meer in kennis over geschiedenis, cultuur en psychologie in het onderwijs. Denk daarbij
aan meer ‘big history’-lessen op school. Kennis van de menselijke evolutie en geschiedenis zou
gemeengoed moeten zijn.

5. Schaf beleid af dat onderscheid maakt tussen groepen in de samenleving (bijvoorbeeld positieve
discriminatie) en focus meer op gedeelde menselijkheid. Wat maakt ons als mensen in de basis
hetzelfde, ondanks verschil in sekse, seksuele geaardheid, huidskleur of religie?

* Fryer Jr., R.G. (2019). ‘An empirical analysis of racial differences in police use of force’. Journal of
Political Economy, 127(3), 1210-1261.

- Wildschut, M en Vlugt, M van (2024). Woke: een gevaar voor de vooruitgang. HP/DeTijd.

Tekst 2: Woke
In haar H.J. Schoo-lezing haalde minister van Justitie Dilan Yesilgöz uit naar ‘woke’: mensen met
lange tenen bedreigen volgens de VVD’er de rechtsstaat. Waar komt dat idee vandaan?

Er waart een spook door Nederland – het spook dat woke heet. Vorige week hield VVD-minister van
Justitie Dilan Yesilgöz de jaarlijkse H.J. Schoo-lezing, georganiseerd door EW Magazine. De minister
sprak haar zorgen uit over allerhande bedreigingen voor de rechtsstaat. Opvallend genoeg rekende
de minister ook de woke-beweging tot deze bedreigingen. Volgens de minister dreigde deze stroming
een verstikkende zelfcensuur te creëren in de cultuur, de media en het onderwijs. Een relletje was
geboren.

‘Woke’ heeft zich in korte tijd ontwikkeld tot een favoriet scheldwoord voor identiteitspolitiek en
politieke correctheid. Onder Donald Trump werd de ‘war on woke’ een belangrijk speerpunt van de
Republikeinse Partij. Sindsdien is het Amerikaanse anti-woke-discours naar Nederland overgewaaid.
Wilders spreekt van ‘woke-terreur’, Joost Eerdmans van JA21 noemt het een ‘veelkoppig, radicaal
monster’ dat onze vrijheid bedreigt. En Thierry Baudet wil het gehele onderwijs opnieuw opbouwen
om het te zuiveren van woke-opvattingen. De bestrijders van woke lijken niet in staat te zijn zich
tegen een trend te keren, zonder die trend tot karikaturale proporties op te blazen.

‘De meest extreme uitingen op de flanken hebben feitelijk heel weinig te maken met ons dagelijks
leven en de uitdagingen waar mensen thuis elke dag mee bezig zijn’, stelde de minister nog. Om
vervolgens onbekommerd de uitingen van een van die flanken over te nemen. Hier was duidelijk niet
de minister van Justitie aan het woord, maar een VVD-politica die de rechterflank van het electoraat
het hof maakte. Zelfs voor de neutrale toeschouwer bleef echter onduidelijk waarom mensen met
lange tenen – want dat is waar woke op neerkomt voor de minister – een bedreiging vormen voor de
rechtsstaat of de vrijheid van meningsuiting. Alsof we niet leven in een tijd waarin elke dag de meest
buitenissige ideeën de ronde doen. Zoals de minister zelf al stelde, hebben allerhande antisemitische
complottheorieën een comeback gemaakt. Als dit het publieke debat is onder een verstikkende
deken van politiek correcte zelfcensuur, dan vraag je je toch af hoe het er zonder die deken uit zou
zien.

19
De politicoloog Chris Aalberts, aanwezig bij de lezing, maakte zich boos over de gratuite manier
waarop hele groepen burgers als staatsgevaarlijk werden weggezet. ‘Het toont wederom aan dat de
keuze van EW wie de H.J. Schoo-lezing mag uitspreken niet altijd een gelukkige is’, schreef Aalberts in
zijn verslag. Maar opvallend is dat deze editie juist naadloos aansluit bij de geest van de lezing. Deze
is immers vernoemd naar de voormalige hoofdredacteur van Elsevier Weekblad, Hendrik Jan Schoo
(1945-2007). Yesilgöz roemde Schoo om zijn ‘rationele, koele analyses’ en zijn ‘koele feitelijkheid’,
maar relevanter en – het moet gezegd – feitelijker is het gegeven dat Schoo geestelijk vader is van de
kritiek op de politieke correctheid.

Is de recente radicalisering op rechts een gevolg van de zwakte van links?

In 1995, ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van de bevrijding, schreef Schoo het invloedrijke
essay Herdenken in deemoed. Het waren barre tijden voor links. PVDA-intellectuelen als Bart Tromp
en Ruud Koole schreven somber over de definitieve neergang van links. Minder somber was VVD-
leider Frits Bolkestein, die tevreden vaststelde dat links in een ‘stervensfase’ terecht was gekomen.
Later dat jaar zou Wim Kok in zijn Den Uyl-lezing de daad bij het woord voegen en de ideologische
veren uitplukken.

Schoo stelde echter dat links op verhulde wijze nog steeds aan de macht was. Niet in de politiek of de
economie, maar in de zogenoemde ‘bewustzijnsindustrie’: in bestuur, onderwijs, cultuur,
wetenschap en media.

De linkse cultuurelite die de dienst uitmaakte in deze sectoren had het land een schuldcomplex
aangepraat over de Tweede Wereldoorlog en daarmee de deuren opengezet voor massa-immigratie.
Links had het land een ‘geharnast antifascisme’ opgedrongen, vastgelegd in artikel 1 van de
grondwet. ‘De herinnering aan de oorlog wordt dienstbaar gemaakt aan de heilsboodschap van de
komende multiculturele samenleving’, schreef Schoo. Zo werden ‘de bevrijders, de generatie van de
jaren zestig, al snel de hoeders van het politiek correcte denken’. Met als gevolg dat het debat
‘bezaaid was geraakt met voetangels en klemmen, met gevarendriehoeken, met zones die we niet
straffeloos mogen betreden’.

‘Koel’ en ‘feitelijk’ was het natuurlijk niet, dat Schoo het immigratiebeleid zo op het conto van links
schreef, aangezien rechtse kabinetten daarover de beslissingen namen. Maar zijn beeld van de
alomtegenwoordige ‘linkse elite’ met haar politieke correctheid zou gretig aftrek vinden ten tijde van
de Fortuyn-revolte. Het doelwit van de kritiek is inmiddels veranderd, de linkse protestgeneratie
heeft plaatsgemaakt voor mondige minderheden, maar opvallend veel is ook gelijk gebleven.

Er is een interessante theorie van de Amerikaanse politicoloog Corey Robin. Hij ziet de opkomst van
Trump en de recente radicalisering op rechts als een gevolg van de zwakte van links. Als er geen
linkse dreiging meer is, verslapt de urgentie en worden de argumenten sleets. Er ontstaat de
noodzaak om zaken continu uit te vergroten om de dreiging nog enigszins voelbaar te maken. Rechts
als slachtoffer van het eigen succes.

- Oudenampsen, M. (2022). Woke. De Groene Amsterdammer.

20
Tekst 3: Nee, minister Yeşilgöz, ‘woke’ is geen bedreiging voor de rechtsstaat
Het echte gevaar zit in extreemrechts en het ‘redelijke midden’ die zelf de rechtsstaat afbreken en
de strijd voor ieders recht afschilderen als een gevaar voor de rechtsstaat, stelt David Michels,
student en PvdA-lid, in reactie op de lezing van minister Yesilgöz.

Cancelcultuur, transgender-tsunami’s, millennials die om het minste of geringste gekwetst zijn, Black
Lives Matter: door opiniemakers en politici worden ze regelmatig neergezet als een vorm van
naderend onheil. Door de minister van veiligheid en justitie Dilan Yeşilgöz is ‘woke’ onlangs zelfs
bestempeld als gevaar voor de democratische rechtsstaat, naast het opkomende fascisme en rechts-
extremisme. Het lijkt wel alsof ons land, onze rechtsstaat, vanuit rechtse én linkse hoek wordt
bedreigd. Maar is dat wel zo?

Wakker worden

In de HJ Schoo-lezing waarover nu zoveel te doen is, spreekt minister Yeşilgöz over ‘wokisten’, het
‘wokisme’ en ‘woke’. Maar die termen zijn al niet meer toe te schrijven aan het originele idee van
‘woke’. Woke is namelijk niets anders dan het idee dat je ‘wakker’ bent en je daardoor bewust bent
van maatschappelijke problemen die voortkomen uit de ongelijke behandeling van mensen. Die
kritiek en bewustwording zijn altijd een onderdeel van links geweest. De Internationale, het lijflied
van de socialisten, begint met ‘ontwaakt’.

De minister zet ‘woke’ neer als gevaar voor de rechtsstaat, omdat de beweging anderen zouden
cancellen. Maar deze mensen strijden juist voor de rechtstaat. Het beeld dat de minister oproept is
een waanbeeld. Een spook. Haar ideeën over ‘woke’ en over cancellen zijn uit de lucht gegrepen.

Als mensen al spreken over cancellen, als ze het niet eens zijn dat anderen meedoen aan een debat,
dan gaat het over sprekers die racisme en fascisme verkondigen, over mensen die rechts-
extremistische ideeën salonfähig maken, waardoor die normaler gaan klinken. Eerder dit jaar
waarschuwde de AIVD, de inlichtingen- en veiligheidsdienst, in haar rapport nog voor dit effect: “Als
rechts-extremistische ideeën breder worden omarmd en het maken van onderscheid op basis van
ras, geslacht, geaardheid of geloof wordt genormaliseerd, dreigt dat op de lange termijn de
democratische rechtsorde te ondermijnen die is gestoeld op diversiteit en gelijke rechten voor
iedereen.”

Steeds extremere meningen worden inderdaad vaker als redelijk gezien, niet alleen bij partijen als
PVV en Forum voor Democratie, maar ook bij de zogenaamd redelijke alternatieven die hieruit
voortvloeien: Belang van Nederland (BVNL), JA21 en de BoerBurgerBeweging BBB maken zich er
schuldig aan. Ook zij roepen het ‘wokespook’ op als groot gevaar om zo hun eigen rechts-
extremistische ideeën te kunnen blijven verspreiden en de rechtsstaat te ondermijnen.

We hunkeren naar solidariteit

Het ergste is dat de VVD, een partij die men als redelijk ziet, hier nu ook aan meedoet, zoals blijkt uit
de rede van minister Yeşilgöz. Het wokespook is een zondebok geworden voor het eigen falen, het
gebrek aan een antwoord op de vele crises die zij veroorzaakt heeft, het eigen uithollen van de
rechtsstaat. De reden dat er zo weinig vertrouwen is in de rechtsstaat, is te wijten aan de VVD. Het is
niet gek dat zoveel mensen hun vertrouwen in de werking van de democratie verloren hebben. Een
wonder is het, dat er nog mensen zijn die er ondanks dit alles zo hard voor strijden.

De rechtsstaat wordt niet bedreigd door de klassieke linkse solidariteit waar zoveel mensen naar
hunkeren; het opkomen voor de zwakkeren, de minderheden, de kwetsbaren, de arbeider en de
middenklasse. Het strijden voor ieders recht, het beschermen daarvan en het verzekeren van sociaal-

21
economische gelijkheid, dat is geen gevaar, voor niemand niet. Het echte gevaar zit hem in
extreemrechts en het ‘redelijke midden’ dat zelf de rechtsstaat afbreekt en de strijd voor de
rechtsstaat afschildert als een gevaar voor de rechtsstaat.

Vergeet het ‘wokespook’ en strijd met ons ‘wokisten’ voor de rechtsstaat. Want minister Yeşilgöz
heeft dáárin wel gelijk: de rechtsstaat is in gevaar.

- Michels, D. (2022). Nee minister Yeşilgöz, ‘woke’ is geen bedreiging voor de rechtsstaat. Trouw.

Tekst 4: Susan Neiman: ‘Woke ondermijnt haar eigen progressieve doelen’


Woke dreigt de stoelpoten onder links weg te zagen, zegt filosoof Susan Neiman. De redding: een
terugkeer naar de waarden van de Verlichting.

Links ligt onder vuur, ziet Susan Neiman (1955), en het grootste gevaar komt van binnenuit. Volgens
de Joods-Amerikaanse filosoof dreigt het woke-gedachtegoed steeds meer mensen weg te jagen bij
de progressieven. Woke heeft de verlichtingsidealen losgelaten waar links op gestoeld is, zegt
Neiman, die ooit van school ging om zich aan te sluiten bij de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.
Die gedachte werkt ze uit in haar pamflet Links ≠ woke. Tijdens haar propvolle promotietour van dit
boek in de Verenigde Staten, vond de auteur van Het kwaad in het moderne denken (2019) en Wat
we van de Duitsers kunnen leren (2020) nog even tijd om in een videogesprek uit te leggen waarom
links voor woke op moet passen.

In de media en politiek wordt al continu geageerd tegen ‘woke’, maar het blijft vaak onduidelijk
wat ermee wordt bedoeld. Wat is woke nu precies?

‘Ik ben geen liefhebber van strakke definities in de filosofie, maar om toch een idee te geven zou ik
zeggen dat woke draait om emoties die gemeengoed zijn bij iedereen aan de linkerkant van het
politieke spectrum: de zorgen om gemarginaliseerden, de verontwaardiging over onderdrukking, de
vastberadenheid om historische misstanden recht te zetten. Maar woke is gebouwd op een aantal
filosofische aannames, afkomstig van de twintigste-eeuwse denkers Michel Foucault (1926-1984) en
Carl Schmitt (1888-1985), die hun eigen progressieve doelen ondermijnen.’

Waarom zijn die ideeën van Foucault en Schmitt volgens u zo gevaarlijk?

‘Er zijn drie ideeën fundamenteel voor links. De eerste is het verkiezen van universele waarden boven
tribalisme, dat wil zeggen, boven de belangen van de eigen groep. Zowel Foucault als Schmitt draaien
dit om. Volgens Schmitt is het onderscheid tussen vriend en vijand fundamenteel voor de politiek;
Foucault wil zelfs van het hele begrip van “de mens” af, dus bij hem is er van universele menselijke
waarden helemaal geen sprake.

Het tweede idee dat essentieel is voor links is het onderscheid tussen macht en recht. Voor links is
universele rechtvaardigheid cruciaal, het streven om mensen te belonen naar hun verdiensten of te
straffen voor hun fouten. Foucault en Schmitt hebben het idee van rechtvaardigheid opgegeven. Het
is niet meer dan een machtsinstrument, een wapen om andere vormen van macht te bestrijden.

Tenslotte is er het idee dat de mens in staat is tot vooruitgang. Foucault wijst dit helemaal af; hij
schrijft dat elke vorm van vooruitgang leidt tot een nieuwe verraderlijke vorm van onderdrukking.
Schmitt gelooft als reactionair ook niet in progressie. Hij zou het liefst terug willen naar de tijd van de
Middeleeuwen, met een sterke katholieke kerk.’

22
Strijdt woke dan niet voor rechtvaardigheid, vooruitgang en universeel welzijn?

‘Dat is wat zo verwarrend is aan woke. Veel aanhangers van woke zeggen wel dat ze opkomen voor
rechtvaardigheid en vooruitgang, maar ze hebben niet door dat ze daarvoor gebruik maken van
ideeën die hun project ondermijnen. Ze geloven bijvoorbeeld niet dat er in de geschiedenis ooit
progressie is geboekt. Dat is eigenaardig; hoe kun je strijden voor vooruitgang in de toekomst, als je
niet erkent dat er ooit enige progressie is geweest in het verleden?

Kijk bijvoorbeeld naar het racisme in de Verenigde Staten en hoe de Amerikaanse cultuur is
veranderd in de laatste vijftig jaar. Natuurlijk zijn we er nog niet, maar het is gewoon niet waar dat er
geen vooruitgang is geweest. Vijftig jaar geleden was het niet alleen onmogelijk dat Obama verkozen
zou worden tot president; het was ondenkbaar. Soul en gospel werden toen nog niet gedraaid op
mainstream radiostations. Dat is nu bijna niet meer voor te stellen; zwarte Amerikaanse muziek is
wereldwijd de meest populaire muziek.’

Valt er dan niks te leren van Foucault en Schmitt, bijvoorbeeld over hoe machtsmechanismen
kunnen werken?

‘Van Carl Schmitt valt niets te leren, Schmitt was een nazi! En dat was hij niet alleen voor en tijdens
het nazi-regime, maar zijn hele leven lang, tot aan zijn dood in 1985. Niet eenmaal heeft hij die
ideeën afgezworen of hiervoor zijn excuses aangeboden.

Van Foucault valt wel veel te leren, vooral over hoe macht werkt. Zijn laatste colleges over het
neoliberalisme, gebundeld als De geboorte van de biopolitiek, zijn bijvoorbeeld profetisch over hoe
macht steeds economischer wordt. Al helemaal als je beseft dat ze geschreven zijn in de vroege jaren
tachtig. Maar hij geeft geen aanwijzingen voor hoe we uit dit alomvattende neoliberalisme kunnen
geraken; zijn volgelingen is het niet eens duidelijk of Foucault voor of tegen het neoliberalisme is. Het
normatieve is niet alleen afwezig bij Foucault, hij heeft er zelfs een minachting voor. Dat vind ik
extreem problematisch. We moeten een positie innemen.’

Volgens u moet links weer terug naar de idealen van de Verlichting. Waarom is dat de oplossing?

‘De Verlichting was de eerste beweging die met het idee van het universalisme kwam: mensen
hebben ondanks hun historische en culturele verschillen meer gemeen dan dat ze van elkaar
verschillen, en je moet ieders menselijke waardigheid respecteren.’

Plaatste de Verlichting de Europese witte man niet op de voorgrond, zoals critici stellen?

‘Ik ben altijd verrast als mensen de Verlichting eurocentrisch noemen, want het hele argument dat
Europa kan leren van andere perspectieven komt voort uit de Verlichting. De verlichtingsdenkers
waren de eersten die pleitten tegen het kolonialisme. Ze konden er geen einde aan brengen, maar
het komt zelden voor dat intellectuelen al hun ideeën in de praktijk weten te brengen. Elke
hedendaagse kritiek op het kolonialisme komt voort uit de ideeën van de Verlichting, net als de
kritiek op racisme en seksisme.’

Maar de terreur van Robespierre tijdens de Franse Revolutie, waarbij duizenden Fransen om het
leven kwamen, kwam ook voort uit de Verlichting. En er komen genoeg racistische en seksistische
opmerkingen voor in teksten van verlichtingsdenkers als Rousseau en Kant.

‘Verlichtingsideeën kunnen misbruikt worden, en dat worden ze ook, net zoals elk goed idee ooit.
Maar dat is niet de schuld van de verlichtingsidealen zelf. En het klopt dat bijna alle
verlichtingsdenkers racistische en seksistische dingen schreven. Maar het verbaast me hoe weinig we
bewust zijn van het feit dat wanneer we racisme of seksisme ter discussie stellen, we dat doen op

23
basis van verlichtingsidealen als het universalisme. Het is juist de Verlichting die ons leert dat je
gewoontes en gebruiken los kunt laten.

Waarom kunnen we niet blij zijn met wat er allemaal is veranderd sinds de Verlichting? We zijn
sindsdien een stuk gevoeliger geworden voor racisme en seksisme. We hebben progressie geboekt
op de schouders van verlichtingsdenkers die vaak hun leven riskeerden om racisme en eurocentrisme
te kunnen bestrijden.’

- Janssen, J. (2023). Susan Neiman: ‘Woke ondermijnt haar eigen progressieve doelen’. Filosofie
Magazine.

Tekst 5: Wat is woke eigenlijk en wie wil het nog zijn?


Bestaat de woke-beweging? En wat wordt er eigenlijk bedoeld met het omstreden begrip ‘woke’?
Volgens de Belgische socioloog Walter Weyns is het een omgekeerde geuzennaam geworden.

Het woord ‘woke’ wappert door de Nederlandse samenleving. Zelden wordt er iets positiefs mee
bedoeld en niemand lijkt zichzelf daarom nog zo te noemen. Neem deze voorbeelden van waar u
woke de afgelopen weken tegen had kunnen komen: in het plan van Thierry Baudet voor de
oprichting van speciale basisscholen waar geen plaats is voor ‘woke indoctrinatie’; in een vacature
van De Telegraaf voor een kandidaat die scherpe analyses schrijft over het ‘woke’-beleid van
GroenLinks in Amsterdam; in discussies over het feit dat het RIVM voortaan ‘zwangere mensen’ zegt
in plaats van ‘zwangere vrouwen’; in een interview in Trouw met Assita Kanko en Ayaan Hirsi Ali over
de ‘gevaarlijke nonsens van de woke-beweging’.

Maar wat is woke eigenlijk? Wie bedoelen critici van de ‘beweging’ en waarom wordt het woord
‘woke’ zo fanatiek gebruikt?

Interessante vragen, vond ook de Belgische socioloog Walter Weyns. Hij schreef een boek met de
titel Wie wat woke, maar kwam al snel tot de conclusie dat er niet zoiets bestaat als één woke-
beweging. Volgens Weyns gaat het om verschillende maatschappelijke ideeën over een toekomst die
anders moet worden vormgegeven. Het gaat om fanatieke groepen die opkomen voor het klimaat,
vrouwenrechten, genderinclusie, of opstaan tegen racisme en hedendaagse sporen van het
kolonialisme.

“Dat alles wordt woke genoemd en daarom is het geen klassieke sociale beweging”, zegt Weyns.
“Daarvoor heb je vaste actiepunten nodig en een organisatie of politieke partij.” Hij ziet woke
daarom meer als een wirwar aan ideeën met overlap en een gedeelde noemer: sociale
rechtvaardigheid.

‘Woke is een soort stempel geworden’

Nieuw is het woord woke niet. Het is afkomstig van ouderwetse Amerikaanse straattaal. De zwarte
gemeenschap gebruikte het in de jaren dertig om mensen aan te sporen alert te blijven op racisme.
Stay woke was de uitdrukking. Later werd het gebruikt als waarschuwing voor racistisch
politiegeweld. Met de start van de Black Lives Matter-beweging in 2013, werd woke gemeengoed. In
deze nieuwe periode van activisme werd #staywoke in korte tijd zeer populair. Tegenwoordig wordt
#staywoke bijna uitsluitend nog ironisch gebruikt.

“Het is een omgekeerde geuzennaam geworden”, zegt Weyns. “Een soort stempel waarmee je
mensen wegzet als radicaal, overdreven of onrealistisch.”

24
Ook tegenstanders van woke zien de strijd voor sociale rechtvaardigheid als kenmerk van de
beweging. In het interview in Trouw stelt Ayaan Hirsi Ali dat woke een populaire naam is geworden
van wat in de sociale wetenschappen bekendstaat als social justice. Dit is volgens haar een heel
specifieke ideologie “van activistische academici die macht willen afnemen van de witte, westerse
heteroseksuele man die alles en iedereen zou domineren”.

Acties tegen racisme op universiteiten

De academische wereld dus, zit daar de kern van woke in Nederland? Columnist Jamal Ouariachi
doet in zijn columns pogingen om de gevolgen van ‘woke-activisme’ te duiden: ‘sprekers aan
universiteiten worden afgezegd, omdat hun denkbeelden niet binnen de politiek correcte orde
passen’.

Wellicht doelt hij op een activistische student als Vicky Pinheiro Keulers. Zij was projectmanager van
het Utrechtse studenteninitiatief Work in Progress, waar gesproken wordt over diversiteit en inclusie
en sociale rechtvaardigheid. In 2021 demonstreerde ze nog met een andere actiegroep tegen
racisme op University College Utrecht. De actiegroep zette zich onder andere in voor dekolonisatie
van het curriculum, een diverser personeelbestand en studentenpopulatie en ook een officiële lokale
klachtenprocedure voor discriminatie.

“Ik denk wel dat andere mensen mij misschien ‘woke’ zouden noemen”, lacht Keulers als het over de
demonstratie gaat. “Maar ik noem mijzelf niet zo. Het is niet één ding.” Dat komt volgens de
masterstudent omdat activistische groepen het vaak met elkaar oneens zijn over de route naar
sociale gerechtigheid en wat die precies inhoudt .

Ze noemt als voorbeeld een regenboogfietspad bij de campus van Universiteit Utrecht. “Voor velen
was het regenboogpad een overwinning voor representatie van minderheden. Andere activisten
vonden het een stunt van de universiteit om goede sier te maken. In werkelijkheid zijn er nog veel
problemen voor lhbti+-gemeenschappen op de universiteit, zoals het gebrek aan genderneutrale
toiletten en verlof voor gendertransitie. Wie is hier dan wel of niet ‘woke’?”

‘Activisten willen niet jarenlang wachten op verandering’

In de media wordt activisten als Pinheiro Keulers vaak agressie verweten. Columnist voor het
Algemeen Dagblad, Özcan Akyol, noemde het zelfs ‘woke-terreur’.

Ook socioloog Walter Weyns ziet een felle toon bij activisten, maar heeft er een verklaring voor.
“Activisten voor sociale rechtvaardigheid hebben haast en weinig oog voor gevoeligheden in de
samenleving. Maatschappelijke veranderingen duren meestal jaren, maar daar willen activisten niet
op wachten. De samenleving koerst immers af op een orde met vaste afspraken en wetten waarin
ook weinig ruimte is voor onduidelijkheden en nuance.”

Pinheiro Keulers vindt felheid in het debat soms onmisbaar: “Het moet niet afleiden van de inhoud,
maar juist urgentie benadrukken”. Ook snapt ze dat studenten soms boos zijn. “Als je met een
persoonlijke boodschap komt, bijvoorbeeld over racisme, doet het pijn als mensen niet luisteren.”

Morele paniek

Pinheiro Keulers vindt het daarnaast niet eerlijk dat Hirsi Ali woke gevaarlijk noemt. Het zijn in haar
geval immers slechts uitgesproken studenten die zich vaak kwetsbaar opstellen. “Groepjes studenten
hebben niet de macht mensen hun baan te ontnemen of het zwijgen op te leggen.”

25
Navraag bij de Centrale Diversity Officer van de Universiteit van Amsterdam (UvA), Machiel Keestra,
bevestigt dat beeld: “Er lijkt vaak sprake van enige ‘morele paniek’ over deze situatie, terwijl het past
bij de universiteit dat dit soort kritische debatten plaatsvinden.” De universiteit in de hoofdstad
wordt door velen gezien als ‘woke’ en door media als GeenStijl regelmatig op de hak genomen. Toch
zijn er ook aan deze universiteit zelden grote incidenten. Keestra kent geen enkel voorbeeld van een
docent of hoogleraar in Nederland die werd ontslagen of ontslag nam vanwege ‘woke’ discussies. Dat
gebeurde eerder wel in de VS en het Verenigd Koninkrijk.

Aan de UvA kent Keestra één incident. Het betrof een interview bij een studentenpodium met de
omstreden Canadese cultuurcriticus en psycholoog Jordan Peterson in 2018. Toen docenten en
studenten in een open brief vroegen om naast Peterson ook een kritische tegenstem uit te nodigen
ontvingen zij een doodsbedreiging. “Daaraan zie je volgens mij dat dit eerder een voorbeeld van de
polarisatie is die ook bij vele andere maatschappelijk beladen onderwerpen speelt dan dat ‘woke’
discussies in het bijzonder zoveel conflicten op de universiteit opleveren”, zegt Keestra.

Aanval op de taal

Omdat er geen grote organisatie achter woke zit, is er nu veel aandacht voor culturele middelen voor
sociale rechtvaardigheid, zegt socioloog Weyns. “De focus op woordgebruik bijvoorbeeld, taal wordt
binnenstebuiten gekeerd om ongelijkheid zichtbaar te maken.” Veel sociale bewegingen uit het
verleden begonnen ook met culturele uitingen, protestliedjes tegen de Vietnamoorlog bijvoorbeeld.
Toch lijkt een aanval op de taal discussies onder spanning te zetten.

Vorige week publiceerde het RIVM een onderzoek naar de gevolgen van roken door ‘zwangere
mensen’. Dat woorden gevoelig liggen blijkt wel uit de online reacties die het twitteraccount van het
RIVM ontving. ‘Hou op met die onwetenschappelijke woke speak’, viel er meer dan eens te lezen.

Wie op zijn woorden let is al snel te woke. En ook in de Tweede Kamer wordt het woord als
beschuldiging gebruikt in discussies over sociale rechtvaardigheid. “Inhoudelijk debatteren wordt zo
moeilijker”, zegt Walter Weyns. “Het lijkt op de gepolariseerde Amerikaanse verhoudingen.”

Verwarring over term woke

In een debat op 10 februari 2020 stelde Lenny Geluk-Poortvliet (CDA) dat er nog te weinig vrouwen
in de top van het bedrijfsleven zitten. Harm Beertema (PVV) zei daarop dat het CDA wel een hele
‘woke’ partij was geworden en dat leidde tot veel verwarring.

Geluk-Poortvliet (CDA): “Wat zegt u? Een hele?”

Beertema (PVV): “Woke. U bent woke, toch?”

(Enig rumoer)

De voorzitter: “Mevrouw Geluk-Poortvliet, gaat u verder. We gaan ondertussen uitzoeken


wat woke betekent, want ik weet ook niet wat dat betekent.”

Woke op de werkvloer

Bestaat woke dan ook buiten de universiteiten? Afgaande op de woorden van Harm Beertema horen
diversiteit en inclusie op de werkvloer ook bij ‘woke’.

Socioloog Weyns snapt zijn opmerking. In het bedrijfsleven gelden immers wetten en quota om
sociale ongelijkheid te beperken. Weyns: “Bij het veranderen van de toekomst wordt binnen veel

26
woke stromingen gewezen naar de zittende macht. De roemruchte witte mannen, die hun zitjes niet
willen verruilen. Om daar verandering in te brengen kun je bij bedrijven beginnen.”

Marloes Huijsen, directeur van bureau Gelijke Behandeling Flevoland, houdt zich bezig met het
voorkomen van discriminatie en geeft daarover trainingen aan bedrijven en op scholen. Ze vindt het
woord woke niet van belang. “Ik zou mezelf woke kunnen noemen, maar het moet gaan om wat je
doet.” Anders dan activistische studenten zoekt Huijsen vooral verbinding tijdens gastlessen en
trainingen, ook met mensen die het moeilijk vinden dat er zo nadrukkelijk gewezen wordt naar ‘de
zittende macht’.

Eigen morele standpunten herijken

“Veel mensen hebben het gevoel dat alles nu heel snel moet veranderen”, zegt Huijsen “Ook op de
werkvloer word je soms gedwongen je eigen morele standpunten te herijken”.

Door verbinding te zoeken en naar elkaar te luisteren groeien mensen tijdens de trainingen van
Bureau Gelijke Behandeling Flevoland meestal naar elkaar toe, zegt Huijsen, “zeker als ze over
persoonlijke ervaringen met discriminatie horen”.

Ook in het bedrijfsleven hebben mensen volgens Huijsen lang niet altijd door dat ze op basis van hun
huidskleur of afkomst een voorsprong in het leven hebben gehad. Ze duidt het met een
tegeltjeswijsheid: “Als je lang de wind mee hebt, kun je haast vergeten dat het waait”.

Mensen die vergeten dat het waait, vinden een bureau voor gelijke behandeling soms overdreven,
zegt Huijsen. “Daarom moeten we sociale ongelijkheid bespreken en welke rol je eigen identiteit
daarbij speelt. Ook zijn er handvatten nodig voor bedrijven om actieve stappen te zetten. Met alleen
bewustwording ben je er nog niet.”

Om wat in te brengen tegen de angst voor snelle verandering legt Huijsen vaak uit dat woke niet
nieuw is. “Al decennia strijden mensen voor meer sociale rechtvaardigheid, alleen heeft dit pas
recent het grotere publiek bereikt.” Dat komt volgens Huijsen ook door de felheid van activisten.
“Provocerende acties brengen mensen niet nader tot elkaar, maar kunnen wel dingen openbreken.
Soms is er meer ophef nodig om mensen in beweging te krijgen. Na de maatschappelijke ‘woke’-
discussie is er straks weer meer ruimte voor nuance.”

Onzekere tijden

De woke-beweging laat zich lastig karakteriseren. Bijna niemand noemt zichzelf zo en men verschilt
onderling van mening over de toon en aanpak. Waarom duikt het woord dan toch zo vaak op en
wordt er fel tegen geageerd?

Het herijken van morele standpunten is ongemakkelijk, zegt Walter Weyns, en schrijvers en politici
spelen soms op die emotie in: “We leven in onzekere tijden, simpele evidenties als mannen zijn
mannen en vrouwen zijn vrouwen verschuiven. Vanzelfsprekendheden komen te vervallen. Die
verandering is moeilijk omdat het voelt alsof je teruggaat naar je eigen opvoeding, daar heeft
niemand zin in.”

- Pal, T. van der. (2022). Wat is woke eigenlijk en wie wil het nog zijn? Trouw.

27
Onderwerp 3: Big Oil en klimaatverandering

Tekst 1: Als we het klimaatprobleem écht willen aanpakken, dan kan de


wetenschap niet zonder de fossiele bedrijven
Je hoort weinig meer over zure regen of het gat in de ozonlaag. Dat komt doordat beide problemen
zijn aangepakt, via vruchtbare samenwerkingen tussen wetenschappers, overheid én industrie. Ook
voor het oplossen van de grote, wereldwijde klimaatproblemen waarmee we nu te maken hebben,
zijn alle partijen noodzakelijk.

Niet iedereen is het daarmee eens. Aan onze instelling, de Universiteit Leiden, wordt gediscussieerd
over de vraag of universiteiten alle banden met bedrijven in de fossiele industrie moeten verbreken.
De universiteitsraad, bestaande uit studenten en medewerkers, adviseerde begin deze maand om
dat inderdaad te doen. Dat gebeurde na stevige aansporing door onze Leidse collega’s Korsten, Kroes
en Schaafsma in NRC (Kap met samenwerking met fossiele bedrijven, 19/1).

Wij, twee hoogleraren en een student in de bètawetenschappen, vinden deze stap ondoordacht. De
universiteitsraad hoopt dat het doorsnijden van de banden de brandstofbedrijven dwingt om
drastisch te vergroenen. Maar de energietransitie is zo complex en grootschalig, dat werkelijk alle
partijen mee moeten doen om haar te versnellen. Ook de brandstofbedrijven.

Massaproductie
Academisch onderzoek genereert continu nieuwe ideeën en technologieën die onze economie en
samenleving kunnen helpen vergroenen. Academische uitvindingen hebben echter alleen impact op
het klimaatprobleem als we vervolgens kunnen opschalen, dat wil zeggen: overgaan tot
massaproductie. Een stukje olievrij plastic kan prima gemaakt worden in een klein lab, net als een
gasflesje met groene waterstof. Maar pas als we miljarden kilo’s duurzaam plastic en waterstof
kunnen produceren, pakken we de uitstoot werkelijk aan.

Om deze reden is samenwerking tussen universiteiten en commerciële partijen zo belangrijk. Alleen


de brandstofindustrie heeft de expertise, de kennis en het kapitaal om de benodigde grote fabrieken
te bouwen, bijvoorbeeld voor waterstof. Door zo samen te werken is er al veel bereikt; meer dan
veel mensen beseffen. In 2023 was ongeveer de helft van de Nederlandse elektriciteit afkomstig van
duurzame bronnen. Een direct gevolg van universitair en industrieel onderzoek in het recente
verleden.

Voor alle duidelijkheid: een van de auteurs van dit stuk, Marc Koper, zit in samenwerkingsprojecten
waarbij ook Shell betrokken is. Sommige onderwerpen waar bedrijven onderzoek naar doen, liggen
in het verlengde van zijn eigen onderzoek naar verduurzaming. Alleen via een onderzoeksconsortium
opgezet door NWO (de Nederlandse onderzoeksfinancier) krijgt Kopers onderzoeksgroep indirecte
financiering van bedrijven. Hij is er oprecht van overtuigd dat hij dankzij de samenwerking een betere
en effectievere bijdrage kan leveren aan vergroening.

Natuurlijk begrijpen wij de scepsis bij de universiteitsraad richting de fossiele industrie. Wij pleiten
daarom voor de aanpak van de ‘wortel en de stok’. De wortel staat voor samenwerking en
perspectief, waarbij brandstofbedrijven met wetenschappers mogen werken om duurzame
sleuteltechnologie beschikbaar te maken voor de samenleving.

De corrigerende stok is echter ook nodig. De terechte terughoudendheid over de fossiele industrie,
die aandeelhouderswaarde vaak boven klimaat stelt, moet worden omgezet in duidelijke richtlijnen.

28
Eisen stellen is legitiem en mogelijk: bedrijven mogen samenwerking niet als reclame gebruiken
(kortom, een verbod op greenwashing), samenwerking mag alleen als de energietransitie ermee is
gediend en fossiele bedrijven moeten zelf ook serieus investeren in duurzaam onderzoek.

Opwaartse cyclus
Samen met het ombouwen van fossiele subsidies naar groene subsidies, liefst op Europees niveau, is
dit een veel effectievere weg naar vergroening. Het domweg verbieden van samenwerkingen is
onverstandig. Het werkt averechts. Niet alleen omdat we daarmee opschaling vertragen, maar ook
omdat we zo de opwaartse cyclus van wetenschap en technologie doorbreken. En die willen we in
het geval van het klimaat nou juist versterken.

Daarnaast schept zo’n verbod een gevaarlijk precedent. Want met wie mag de academische wereld
dan ook niet meer samenwerken? Met banken? Of de farmaceutische industrie? Met China? Of de
Verenigde Staten?

Wij willen de huidige discussie over universitaire samenwerkingen met fossiele bedrijven aangrijpen
om duidelijke spelregels op te stellen. Regels die eventueel ook kunnen worden toegepast op
samenwerking met andere industrieën. Laten we niet alles verbieden, maar kiezen voor een
weloverwogen aanpak, die voorbij de (begrijpelijke) emotie gaat. Laten we de wetenschap niet
beperken, maar juist versterkt inzetten om de grootste uitdaging in eeuwen aan te pakken – in
samenwerking met alle partijen. Doen we dit niet, dan schaden we onszelf en het klimaat veel meer
dan we denken.

- Koper, M., Van Der Molen, S. J., & Van Der Horst, V. (2024, 26 februari). Als we het
klimaatprobleem écht willen aanpakken, dan kan de wetenschap niet zonder de fossiele
bedrijven. NRC.

Tekst 2: Geen nieuwe universitaire samenwerkingen met fossiele bedrijven,


basta!
Volgens het KNMI was 2023 het warmste jaar ooit in Nederland. Op de recente klimaattop COP 28
bleek dat onze aarde afstevent op een opwarming met 3 graden. Dat is er (ruim) één te veel. In 2023
verscheen in Nature een artikel waaruit blijkt dat veilige grenzen van het klimaat overschreden
worden bij een stijging met 1,5 graad. Bij grotere temperatuurstijgingen kan het klimaat onstabiel
worden omdat kantelpunten overschreden worden, bijvoorbeeld omdat het poolijs smelt. Tegen
deze achtergrond delibereren de besturen van de Nederlandse universiteiten of ze nog
wetenschappelijke samenwerkingen willen met fossiele bedrijven, zoals Shell.

Niet toevallig verscheen op 3 januari een ‘Nieuwjaars-goed-nieuws-interview’ in De Telegraaf waarin


Shell-topman Frans Everts een podium kreeg om zijn bedrijf als duurzaam te beschrijven. Dat Shell
zijn best doet groen over te komen, maakt duidelijk dat het concern toenemende druk voelt. Dus wat
moeten de universiteiten doen: Shells zogenaamde transitiepogingen vertrouwen? Of juist nu
zeggen: basta, het is genoeg geweest?

Temperatuurstijging
Om gevaarlijke temperatuurstijgingen te voorkomen, hebben onze universiteiten speciale
verantwoordelijkheden. Zij bepalen mede de toekomst en niet alleen door hun onderzoek. Zij trainen
‘ons’ nieuwe talent. Het heeft echter weinig zin om academici af te leveren als wij ons niet
bekommeren om de wereld waarin zij zich moeten gaan redden.

29
In de discussie over samenwerkingen met fossiele bedrijven heeft de Vrije Universiteit Amsterdam
daarom het voortouw genomen door te verklaren dat haar onderzoekers alleen nieuwe
samenwerkingen zullen aangaan met bedrijven als een bedrijf zich op aantoonbare wijze aan het
Klimaatakkoord van Parijs houdt. Die overeenkomst is erop gericht de stijging van de gemiddelde
mondiale temperatuur te beperken tot ruim onder de 2 graden.

Grote bedrijven als Shell, BP en Total frustreren de vanuit het Parijs-akkoord vereiste klimaattransitie
omdat zij het belangrijker vinden om nu geld te verdienen voor hun aandeelhouders. Uit een in 2023
verschenen artikel op Euronews blijkt dat Shells ceo Wael Sawan zijn aandeelhouders wil blijven
belonen. Waar eerder netto nul CO2 in 2050 werd nagestreefd, wil Shell de productie op peil houden
tot 2030 en tot 2035 37 miljard euro investeren in olie- en gasproductie. Intussen gaan 9 en 14
miljard euro naar ‘lage koolstof’-producten (o.m. biobrandstoffen), waterstof en de opslag van CO2.

Onlangs besloot Shell om tweehonderd wetenschappers die aan duurzame energie werken te
ontslaan. Shell hecht natuurlijk aan een goede reputatie. Daarom wil het graag op kleine schaal
blijven samenwerken met universiteiten in wetenschappelijk onderzoek naar duurzame energie.

Maar deze samenwerking is vooral greenwashing: Shell probeert zo de indruk te wekken een
fatsoenlijk bedrijf te zijn. De waarheid is dat het bedrijf onze toekomst in de waagschaal stelt ten
behoeve van kortetermijnbelangen van aandeelhouders.

Discussiepunt op de universiteiten betreft een moratorium op samenwerkingen ja of nee. Indien het


‘ja’ is, dan moet de beslissing zijn gebaseerd op ofwel het karakter van de partner (‘partner
gebaseerd’: deugt het bedrijf wel of niet?), of op specifieke samenwerkingsprojecten (‘project
gebaseerd’: zou dit project niet nuttig kunnen zijn als het slaagt?).

Nu, vanuit de wetenschap is duidelijk dat de overeenkomst van Parijs nageleefd moet worden.
Meewerken aan greenwashing van een industriebeleid dat leidt tot 3 graden opwarming is
struisvogelpolitiek. Daar kunnen wetenschappers niet aan mee doen. Er is dus maar een keuze
mogelijk: ‘partner gebaseerd’, want samenwerking op basis van projecten verschaft Shell alsnog
legitimiteit. Wij hopen daarom dat universitaire besturen, en met name het College van Bestuur van
de Universiteit Leiden waar dit thema nu actueel is, Shell niet zullen legitimeren via project-
gebaseerde samenwerking.

Aandeelhoudersbelangen
De fossiele bedrijven vragen we hun beleid en handelen actief, gericht, en op korte termijn aan te
passen aan de doelen van Parijs. Indien ze dat simpelweg niet doen vanwege
aandeelhoudersbelangen, lijkt elke stellingname van universiteiten zwak.

Op een hoger plan kan Nederland proberen in Europees verband na te streven dat fossiele bedrijven
als BP, Total en Shell gaan vallen onder een ander model van eigenaarschap, zoals het model van
‘steward ownership’, waarbij niet winstmaximalisatie voor (externe) aandeelhouders maar een
bepaalde missie voorop staat – succesvol uitgeprobeerd door onder meer kledingmerk Patagonia.

Met de huidige poging van PVV, VVD, NSC en BBB om een kabinet te vormen, hoeven we op een
politieke oplossing niet te rekenen. De PVV heeft vrolijk verklaard het klimaatbeleid „door de
shredder” te halen. Dus als fossiele bedrijven de toekomst van de aarde en van menselijk leven in
gevaar blijven brengen vanwege aandeelhoudersbelangen, dan dreigt voor de universiteiten die hun
verantwoordelijkheid niet nemen het gevaar dat zij medeplichtig worden aan het creëren van een
onveilig klimaat doordat fossiele bedrijven én de politiek het af laten weten. En daarom moeten onze
universiteiten als eerste nu hun verantwoordelijkheid nemen.

30
- Schaafsma, G., Korsten, F., & Kroes, G. (2024, 19 januari). Geen nieuwe universitaire
samenwerkingen met fossiele bedrijven, basta! NRC.

Tekst 3: Is de extra stimulans voor hernieuwbare energie de


verborgen gamechanger uit het verdrag van Dubai?
Vanzelfsprekend ging alle aandacht afgelopen week uit naar één bepaling in het slotakkoord van de
klimaattop in Dubai. Een zinnetje van 34 woorden, om precies te zijn, uit het in totaal 21 pagina’s
tellende document. Voor het eerst beloven regeringsleiders van vrijwel alle landen ter wereld „weg
te gaan bewegen” van olie en gas. Tijdens de 27 eerdere klimaattoppen vlogen de politici elkaar
daarover steeds in de haren. Maar nu was die bepaling er dan toch. Voorvechters jubelden dat het
„begin van het einde” van het fossiele tijdperk nu eindelijk werd ingeluid. Zij waarschuwen al jaren
dat fossiele brandstoffen de grootste boosdoener zijn als het gaat om gevaarlijke klimaatverandering.

Maar er is een andere bepaling die eigenlijk net zo veel aandacht verdient en die een beetje
ondergesneeuwd raakte. Namelijk dat er in 2030, over zes jaar, drie keer zoveel hernieuwbare
energie moet zijn als nu. Denk aan zon, wind en biomassa als energiebronnen en waterstof als
energiedrager. Dat is niet zomaar een doel. Als de wereld erin slaagt die ambitie waar te maken, kan
via deze route de vraag naar fossiele energie ook flink dalen – sneller nog dan gedacht, zelfs als de
olielanden met behulp van ‘mazen’ in het klimaatverdrag toch nog even blijven doorgaan met olie
oppompen.

Het Internationaal Energieagentschap (IEA) schat op dit moment dat de wereldwijde vraag naar olie
en gas in 2030 piekt, om daarna min of meer te stabiliseren. Omdat er steeds meer hernieuwbare
energie bij komt, die de plaats inneemt van fossiele energie. De wereld ligt in die berekeningen
gemiddeld op koers voor een verdubbeling van het aandeel hernieuwbare energie in de totale
energievoorziening. Als het tot een verdriedubbeling komt, kan het peak oil-moment mogelijk eerder
komen.

Is dit een verborgen gamechanger in het verdrag van Dubai?

Alarmkreten
Er zijn in elk geval genoeg obstakels, zeggen experts. Uitgerekend de laatste tijd hoor je steeds meer
alarmkreten opstijgen uit de duurzame energiesector. Die is de laatste jaren explosief gegroeid, maar
kan het verduurzamingstempo nu eigenlijk niet meer bijhouden. Er zijn tekorten aan van alles en nog
wat, van turbines tot transformatoren. En ook het vinden van voldoende personeel is vaak een
probleem. Brancheorganisatie Techniek Nederland schat dat er nu twintigduizend vaklieden te
weinig zijn om de energietransitie in Nederland te laten slagen. En dat aantal loopt de komende jaren
vermoedelijk alleen maar op, als niet dringend „onorthodoxe” maatregelen worden getroffen om de
instroom in de sector te vergroten, waarschuwt een woordvoerder. „De urgentie is groter dan ooit.”

Het stroomnet raakt, door alle nieuwe windparken en zonnepanelen, in verschillende (westerse)
landen ook steeds voller, wat verdere ‘elektrificatie’ van bedrijven en woningen in de weg staat. En in
armere landen, bijvoorbeeld in Afrika, is het stroomnet überhaupt nog onvoldoende ontwikkeld om
grootschalige elektrificatie mogelijk te maken.

De rente is ondertussen scherp gestegen, wat geld lenen voor nieuwe investeringen in projecten
minder aantrekkelijk maakt. Dat is alles bij elkaar een toxische mix voor bedrijven. Chemieconcern
HyCC maakte onlangs bekend dat het, mede vanwege de stijgende kosten, de bouw van een
waterstoffabriek in Delfzijl uitstelt. Drie bedrijven die in het Nederlandse deel van de Noordzee

31
CO2 onder de zeebodem willen gaan stoppen, Gasunie, het Havenbedrijf Rotterdam en
Energiebeheer Nederland, zagen hun begroting daarvoor de afgelopen maanden steeds verder
exploderen, omdat onderdelen met de dag duurder werden. Eerder bestellen kon het consortium
niet, want er liepen nog allemaal bezwaarprocedures.

En dan zijn er ook nog de immense hoeveelheden geld die nodig zijn om tot een versnelling te
komen. Wereldwijd wordt nu jaarlijks 600 miljard euro in hernieuwbare energie gestoken, maar dat
bedrag moet voor een verdriedubbeling naar meer dan 1.200 miljard, volgens berekeningen van het
IEA. Sommige grote private investeerders haken door de stijgende rente nu al af. Het Amerikaanse
data-analysebureau Preqin berekende recent dat zulke partijen in de eerste negen maanden van dit
jaar 29 miljard dollar hadden om te investeren in groene energie. In dezelfde periode vorig jaar was
dat nog 128 miljard dollar – ruim 4,5 keer zo veel.

‘Binnen handbereik’
Maar er zijn ook optimisten die zeggen dat het kán. Sterker, dat een verdriedubbeling van het
aandeel hernieuwbare energie in de energievoorziening eigenlijk „binnen handbereik” is.
Onderzoekers van Ember, een Britse denktank die gespecialiseerd is in energievraagstukken, zetten
deze maand de reeds bestaande vergroeningsplannen van landen op een rij en die stemmen volgens
hen hoopvol. Een aantal landen heeft al plannen gemaakt voor een ruime verdubbeling, en sommige
zelfs voor meer dan een verdriedubbeling, blijkt uit het onderzoek. Wil de wereld als geheel in 2030
drie keer zoveel groene energie hebben, dan moet er vanaf nu jaarlijks 17 procent bijkomen. De
afgelopen jaren zat de wereld gezamenlijk al bijna op dat niveau, aldus Ember. Tussen 2016 en 2023
kwam er gemiddeld steeds 16 procent bij. Dus het is vooral ook een kwestie van ‘vasthouden’.

Toegegeven, dat cijfer wordt een beetje vertekend door met name de gigantische groei van dit jaar.
Die was 71 procent, waar het in de jaren daarvoor steeds 10 procent was, en het gemiddelde wordt
als gevolg dus fors opgetrokken door één jaar. Ember onderkent verder ook het bestaan van nieuwe
‘beren op de weg’ waar de sector over klaagt. Maar de denktank stelt tegelijkertijd dat de industrie
zichzelf niet moet onderschatten. „De afgelopen jaren heeft ze vaak laten zien haar eigen
groeiverwachtingen ruim te kunnen overtreffen.” De onderzoekers wijzen er onder meer op dat de
totale productiecapaciteit van zonnepanelenfabrieken wereldwijd nóg harder is gegroeid de
afgelopen tijd dan de toename van het aantal zonnepanelen dat daadwerkelijk werd geplaatst. In
twee jaar tijd verdubbelde die capaciteit. Ofwel: er zijn in ieder geval geen tekorten aan
zonnepanelen, die een rem zetten op de ambities. Sterker, zonnepanelen zijn nu goedkoper dan ooit.

Het helpt natuurlijk dat politici in Dubai zich expliciet hebben gecommitteerd aan dit hogere doel. Als
er politieke steun is, durven bedrijven makkelijker te investeren. Ember, in de conclusie: „Alle
tekenen wijzen erop dat een versnelling kan.”

Cruciaal is dan wel dat politici de gestelde doelen ook omzetten in concreet beleid, zegt
Europarlementariër Bas Eickhout, die voor GroenLinks het klimaat- en energiedossier volgt in Brussel
en afgelopen dagen bij de klimaattop in Dubai was. Beleid dat juridisch afdwingbaar is, als het nodig
is, want er zijn volgens hem de afgelopen jaren genoeg voorbeelden geweest van regeringen die van
alles beloofden maar de daad niet bij het woord voegden. Of talmden, vanwege bijvoorbeeld
economische belangen. In Nederland moest de rechter er aan te pas komen om het kabinet te
dwingen meer te doen tegen de uitstoot van broeikasgassen, in de inmiddels fameuze Urgenda-
rechtszaak. Eickhout: „Ik had nog wel een scherpere formulering gewild. Het is cruciaal dat landen dit
gaan vertalen in nieuwe, nationale ambities.”

32
Volgens Eickhout zullen met name de volgende twee klimaattoppen, in Azerbeidzjan en Brazilië,
„eigenlijk het succes van de top in Dubai gaan bepalen”. In Azerbeidzjan zal het in 2024 vooral gaan
over de financiering van alle nieuw te maken plannen. Als armere landen, met name die in Afrika, er
niet slagen om voldoende geld op te halen, dan zal het volgens hem waarschijnlijk toch „business as
usual” blijven. De koerswijziging zal vooral van die landen moeten komen, zegt hij. „In Europa en Azië
zijn de plannen al fors en is de businesscase voor duurzaam nu wel ontdekt.” In Brazilië zal het een
jaar later, in 2025, vervolgens over alle plannen zelf moeten gaan, die moeten er dan ook echt liggen.
„En dan moet blijken of de verdrievoudiging werkelijk gehaald kan worden.”

Winst ongedaan gemaakt


Maar misschien het allerbelangrijkste is dat tegelijkertijd ook fors wordt ingezet op het besparen van
energie, door burgers, bedrijven en overheden. Door apparaten en machines te maken die zuiniger
omgaan met energie, bijvoorbeeld. Of door gewoon minder te verbruiken. „Want als de energievraag
maar blijft groeien, kun je hernieuwbare energie ‘bijbouwen’ wat je wilt, maar dan wordt die winst
meteen ongedaan gemaakt door de toename van de consumptie”, zegt senior onderzoeker
klimaatfinanciering Pieter Pauw van de TU Eindhoven. „Zeker als het tempo van de vraaggroei hoger
ligt dan de groei van hernieuwbare energie – en precies dat was de afgelopen jaren het geval.”

Pauw stoort zich soms aan reclameposters van banken en bedrijven die trots zeggen dat ze zoveel
investeren in hernieuwbare energie, zegt hij. „Als we niet ook fors blijven besparen op verbruik, zal
de energietransitie niet snel genoeg gaan. Energie die je niet gebruikt, is het allerduurzaamst: die
hoef je niet op te wekken, te vervoeren of op te slaan. En je voorkomt congestie.”

In het verdrag van Dubai is daarover ook een bepaling aangenomen. In 2030 moet de wereld
gemiddeld met een twee keer zo groot percentage energie besparen als nu gebeurt. Of dit gaat
lukken, is weer een andere vraag.

Tijdens de energiecrisis van afgelopen jaar slaagden tal van bedrijven en huishoudens in Europa hun
energieverbruik flink terug te dringen, al was dat vaak uit bittere noodzaak omdat rekeningen anders
onbetaald bleven. Nu de prijzen wat zijn gekalmeerd, nemen ook de besparingen af. Er wordt nog
steeds minder verbruikt, maar de klad lijkt er een beetje in te komen. Terwijl de bedoeling juist is dat
er nog een (flinke) schep bovenop wordt gedaan.

- Hensen, C. (2023, 15 december). Is de extra stimulans voor hernieuwbare energie de


verborgen gamechanger uit het verdrag van Dubai? NRC.

Tekst 4: Ondanks klimaatverandering investeren oliebedrijven juist méér in


‘fossiel’. Komt de wereld op tijd af van haar olieverslaving?
‘Ik ben ervan overtuigd dat de wereld nog lange tijd olie en gas nodig heeft.” „Je moet van
oliebedrijven geen schurken maken. De oplossing voor het klimaatprobleem wordt te veel gezocht in
het verminderen van de olieproductie, terwijl dat juist een recept is voor de ellende van mensen.”
„Wij verkopen geen kwaadaardig product. Wij verkopen een goed product, dat de kwaliteit van leven
op deze planeet heeft verbeterd.”

Aan de vooravond van de belangrijke klimaattop in Dubai die komende donderdag begint, is alvast
één ding duidelijk: als het aan de bazen van ’s werelds grootste oliebedrijven ligt, gaat de productie
van fossiele brandstoffen de komende jaren nog lang niet omlaag. Ook al willen de voorstanders van
een rigoureus klimaatbeleid dat nog zo graag – en is het voor sommige deelnemende landen zelfs
inzet van de VN-top.

33
De hoogste bazen van Shell, Chevron en Exxon, van wie de uitspraken afkomstig zijn, overtroefden
elkaar de afgelopen maanden juist in ‘steunbetuigingen’ voor olie (en gas). En ook tal van andere
westerse en niet-westerse olieconcerns uitten zich in soortgelijke bewoordingen.

Zeker sinds het Klimaatakkoord van Parijs in 2015 werd gesloten, staan de grote olieconcerns onder
grote publieke druk om te ‘vergroenen’. Dat wil zeggen: om hun fossiele activiteiten af te bouwen en
te vervangen door schonere, hernieuwbare. De laatste jaren ondergingen ze die druk betrekkelijk
lijdzaam en in stilte. Schoorvoetend werden hier en daar zelfs serieuze stappen gezet om werk te
maken van de vergroening. Shell is begonnen met de bouw van een grote waterstoffabriek op de
Maasvlakte en investeert miljarden euro’s in windparken op zee. Total en BP geven ook bakken met
geld uit aan windenergie.

Maar sinds kort laten de oliebedrijven steeds luider en feller een tegengeluid klinken als het om de
olieproductie gaat – en gaan de groene ambities zelfs op een lager pitje. Het kartel van
olieproducerende en -exporterende landen, OPEC, stelde vorige maand dat „oproepen om
investeringen in nieuwe olieprojecten stop te zetten misleidend zijn en kunnen leiden tot energie- en
economische chaos”.

Dat laatste was een weinig verhulde sneer aan het adres van het Internationaal Energieagentschap
(IEA), een non-gouvernementele organisatie die zich wereldwijd inzet voor een stabiele
energievoorziening en die kort daarvoor nog maar eens had herhaald dat nu echt gestopt moest
worden met nieuwe investeringen in olie- en gas.

BP, naar eigen zeggen de groenste van de beursgenoteerde, westerse oliegiganten, maakte begin dit
jaar volgens critici zelfs een heuse U-bocht, toen het zijn doelstelling om de olieproductie tot 2030
met 40 procent terug te dringen verlaagde naar nog ‘maar’ 25 procent. Dit om de ‘energiezekerheid’
van zijn klanten te kunnen blijven garanderen.

Chevron en Exxon deden recent onder hetzelfde argument nog een schepje bovenop hun toch al
indrukwekkende olieproductie. Ze namen – ieder – voor tientallen miljarden dollars een concurrent
over om de eigen productie flink op te krikken.

Shell-baas Wael Sawan sloot kort daarna in een gesprek met analisten van zakenbanken zulke
gigantische acquisities weliswaar uit, maar wees tegelijk op allerlei projecten die „in de pijplijn” zitten
bij Shell die de productie eveneens op peil moeten houden. De investeringen blijven in hoofdzaak
gaan naar olie en gas.

De vergroening gaat sinds Sawans aantreden in januari juist steeds selectiever: alleen als projecten
genoeg rendement opleveren, wordt er geld in gestoken. Bij de divisie hernieuwbare energie vlogen
er onlangs tweehonderd mensen uit.

Het leidde bij de onderzoekers van de milieuafdeling van de Verenigde Naties (UNEP) onlangs tot de
„alarmerende” constatering dat de mondiale olie- en gasproductie nog „tot zeker” 2050 blijft stijgen.
Terwijl ook volgens UNEP de olieproductie in 2050 eigenlijk juist fors zou moeten zijn gedaald ten
opzichte van nu, wil de wereld nog enige kans maken om opwarming van de aarde boven de 1,5
graden Celsius te voorkomen.

UNEP schrijft in een rapport dat twee weken geleden verscheen dat de wereld zich in 2050 nog maar
maximaal een kwart van de huidige olieproductie kan veroorloven. Directeur Inger Andersen, tevens
plaatsvervangend secretaris-generaal van de VN, verzuchtte misschien daarom dat de oliebedrijven
en de regeringen van de landen waar ze zitten (veel niet-westerse oliebedrijven zijn staatsbedrijven)
„de toekomst van de mensheid op het spel zetten”.

34
En dat in een jaar dat waarschijnlijk de geschiedenis ingaat als het warmste ooit, en waarin
natuurrampen als gevolg van extreem weer de levens van miljoenen ontwrichtten.

Zakelijke zelfmoord?
Wat bezielt de oliebedrijven? Zakelijk gezien zou je kunnen concluderen dat het zelfmoord is om in te
zetten op nog meer fossiele energie, omdat olie en gas (en kolen) worden gezien als belangrijkste
veroorzakers van klimaatverandering en de ‘pushback’ van maatschappelijke organisaties als
Extinction Rebellion steeds groter wordt.

Het is misschien wel een kwestie van tijd totdat er wetten en regels komen die de winning en het
gebruik ervan aan banden leggen. Dan zit je als oliebedrijf met de gebakken peren. Je investeringen
zijn in dat geval in één klap niets meer waard, omdat je olievelden bij wettelijk verbod niet meer
uitgebaat mogen worden. Stranded assets noemen ze dat, in jargon.

Maar de oliebedrijven komen tot een andere inschatting. Politiek gezien lijkt een moratorium op
oliewinning buitengewoon gevoelig te liggen op dit moment, en dus nog ver weg. De politici hebben
de energiecrisis van vorig jaar nog scherp op het netvlies. Toen het Russische gas plotseling wegviel
was er niet meer genoeg energie, en schoten de prijzen door het dak. Miljoenen huishoudens
wereldwijd kwamen in problemen, en tal van bedrijven gingen failliet of moesten tijdelijk hun deuren
sluiten.

De gevestigde oliebedrijven moesten alles in het werk stellen om de problemen tot een minimum te
beperken, zeiden ze, bijvoorbeeld door in allerijl fors meer vloeibaar gas (lng) te gaan produceren en
te verschepen (al verdienden ze daar natuurlijk ook riant aan). Want er waren op dat moment
duidelijk onvoldoende hernieuwbare energiebronnen om het gat te dichten. De conclusie bij velen,
zeker ook bij politici in tal van landen: de energietransitie schiet tekort. En dus moet fossiel niet te
snel worden uitgezwaaid.

De oliebedrijven kijken daarnaast ook niet alleen naar de ontwikkelingen in het naar eigen zeggen
‘meer klimaatbewuste’ Westen. Zij letten ook op wat er in andere delen van de wereld gebeurt. En
daar, zien zij, zal de vraag naar energie voorlopig alleen maar groeien. De wereldbevolking groeit de
komende twee decennia met naar schatting 25 procent en in tal van minder ontwikkelde delen van
de wereld, zoals Brazilië, India, Indonesië en Nigeria, willen honderden miljoenen mensen ook graag
profiteren van meer welvaart.

Daarvoor is goedkope en alom beschikbare energie een cruciale voorwaarde, stellen de


oliebedrijven, en dus zullen zij die leveren. De bedrijven voldoen simpelweg aan een essentiële
behoefte, in hun ogen, want als zij daarin niet voorzien, wordt het een puinhoop. Hernieuwbare
energie kan de belofte niet waarmaken.

Zelfs de meest optimistische rekenaars lijken tot dezelfde conclusie komen. Het IEA schat in
een nieuw rapport bijvoorbeeld dat de wereldwijde vraag naar olie in 2030 weliswaar zijn piek heeft
bereikt, maar dat daarna die productie nog decennialang op hetzelfde hoge niveau zal blijven
hangen. Een veel te hoog niveau ook om de klimaatdoelen te halen. Volgens het IEA zullen armere
landen waarschijnlijk het ‘gat’ opvullen dat rijkere landen vermoedelijk laten vallen.

In zekere zin is de wereld „verslaafd” geraakt aan fossiele energie, bevestigt Luc Soete, emeritus
hoogleraar internationale economische betrekkingen aan Maastricht University. Hij schreef vorig
jaar een analyse over de grote afhankelijkheid van de wereld van olie. „De welvaart van tal van
landen werd de afgelopen decennia gebouwd op de beschikbaarheid van goedkope fossiele

35
brandstoffen – al waren die vaak ook zo goedkoop omdat overheden er gigantische subsidies op
verstrekten.”

En dat maakt ermee stoppen ook zo moeilijk, zegt hij: de wereld is erop ingericht. Afbouwen wordt
dan politiek gezien „een mijnenveld”. Want het kan rigoureuze sociaal-economische gevolgen
hebben. Als industrieën bijvoorbeeld moeten verplaatsen naar gebieden waar goedkope, duurzame
energie meer voorhanden is (in de buurt van windparken op zee bijvoorbeeld, in plaats van nabij
kolenmijnen), kan dat leiden tot werkloosheid in soms toch al economisch achtergestelde regio’s.

Soete zegt ook dat bij een transitie naar een nieuwe, schonere energievoorziening de prijzen van
energie waarschijnlijk eerst juist stijgen. Armere, kwetsbare mensen zullen daar meer last van
hebben dan rijkere. En dat kan weer voor spanningen zorgen.

Ironisch genoeg heeft de wereld volgens hem de ultieme kans om met fossiel te stoppen recentelijk
laten lopen. De energiecrisis had volgens hem een „waterscheidingsmoment” kunnen zijn voor de
mondiale afhankelijkheid van fossiele energie. De prijzen van olie en gas explodeerden destijds, wat
ze volgens de regels van de vrije markt zeer onaantrekkelijk had moeten maken als energiebron.
Maar dat gebeurde niet omdat politici de woede van burgers en bedrijven niet aandurfden, die de
prijsstijgingen massaal met subsidies dempten.

„De grote verschuiving is er helaas niet gekomen”, zegt Soete. „We vervingen de ene fossiele
brandstof door de andere: Amerikaans vloeibaar gas kwam in de plaats van Russisch pijplijngas.”

Optimisten
Toch blijven er ook optimisten. Het Noorse onderzoeksbureau Rystad, dat gespecialiseerd is in
energievraagstukken, kwam afgelopen week bijvoorbeeld in een nieuwe studie tot de conclusie dat
het een „misvatting is dat fossiele energie ook de komende decennia nog dominant blijft” in de
energievoorziening. Volgens het bureau is het „heersende idee dat de behoefte aan energie
bijvoorbeeld gelijke tred houdt met de groei van de wereldbevolking weliswaar wijdverspreid, maar
achterhaald”. Datzelfde zou volgens Rystad gelden voor het verhaal dat het te duur zou zijn om
fossiele energiebronnen te vervangen door schonere.

Kort samengevat ziet het bureau dat hernieuwbare energie, zoals wind en zon, komende tijd zo’n
vlucht neemt, dat de investeringen in die technologie al in 2025 zo groot zullen zijn dat ze die in
fossiele energiebronnen overstijgen. Mits er voldoende subsidies voor worden verstrekt en ‘fossiele’
subsidies juist worden afgebouwd.

Maar belangrijker nog: volgens het bureau zijn er helemaal niet zo extreem veel extra schone
energiebronnen nodig om aan de groeiende vraag te voldoen, omdat je er ‘per eenheid’ veel meer
energie uit kan halen dan uit fossiele bronnen. Daar gaat namelijk ook veel energie verloren in de
vorm van warmte.

Dat betekent in essentie, aldus het bureau, dat de noodzaak voor ‘fossiel’ veel sneller kan afnemen.
En dan heeft Rystad het nog niet eens over het feit dat de wereld sinds de energiecrisis fors aan het
energie besparen is geslagen (al was dat vaak noodgedwongen) en dat die trend deels blijvend lijkt.

Michael Lazarus, een van de hoofdauteurs van het UNEP-rapport, deelt die analyse. „Je moet
oliebedrijven die roepen dat de vraag alleen maar gaat stijgen, niet vertrouwen. Die hebben er
belang bij om dat te zeggen.” In een aantal landen is het fossiele brandstofverbruik juist fors aan het
dalen, zegt hij, omdat er bijvoorbeeld steeds meer elektrische auto’s komen. In de Verenigde Staten,
in China, in Nederland.

36
„We horen dit verhaal al jaren, eerst met kolen, nu met olie en gas. Maar ook als je kijkt naar de
elektriciteitsproductie zie je dat op veel plekken in de wereld hernieuwbare energiebronnen (wind en
zon) traditionele fossiele energiebronnen snel aan het verdrijven zijn. Daar is wind en zon gewoon
goedkoper.”

Als zijn verwachtingen uitkomen, kan de koers die veel oliebedrijven nu inslaan een dure gok blijken.
Maar misschien is dat moeilijk anders te verwachten van bedrijven die soms al ruim een eeuw niet
anders dan aan fossiele-energiewinning hebben gedaan, en die daar groot en (schat)rijk mee
geworden zijn.

Blijven doen waar je goed in bent is dan misschien wel de beste strategie, lijken veel bedrijven te
concluderen. De winsten keren ze wel uit aan hun aandeelhouders. Die kunnen misschien beter
beoordelen of er een kansrijk groen energiebedrijf is om in te investeren. Shell zelf geeft dit aan: zijn
inzet is momenteel het maximale uit al zijn activiteiten te persen en zo de aandeelhouder het beste
rendement te bieden. Topman Sawan zei tegen de olie-analisten „diep overtuigd” ervan te zijn dat
dit „de juiste strategie” voor Shell was.

Of regeringsleiders op de komende klimaattop de druk op oliebedrijven verder opvoeren om te


stoppen met fossiele energie, is afwachten. Gunstig voor de bedrijven en hun thuislanden is
misschien dat de top in een land plaatsheeft dat geldt als de elfde grootste olie-exporteur ter wereld.
De voorzitter van de klimaatconferentie, Sultan Al-Jaber, is tevens baas van het staatsoliebedrijf van
Abu Dhabi, Adnoc.

Dat bedrijf heeft zelf ook grote expansieplannen. Vorig jaar haalde het nog een
miljardeninvesteringsprogramma naar voren om de olieproductie over vier jaar fors te hebben
verhoogd, in plaats van over zeven jaar. Bij het gastland is er dus wellicht enige sympathie voor de
dilemma’s van de oliebedrijven.

- Hensen, C. (2023, november 27). Ondanks klimaatverandering investeren oliebedrijven juist


méér in ‘fossiel’. Komt de wereld op tijd af van haar olieverslaving? NRC.

Tekst 5: Na ‘decennia van deceptie’ moet Big Oil bloeden: Californië eist ‘heel,
heel groot getal’ als vergoeding voor klimaatschade
Californië kondigde afgelopen weekend een rechtszaak aan tegen vijf grote oliemaatschappijen. Deze
wisten al decennia dat fossiele brandstoffen het klimaat opwarmden en logen daarover, aldus de
Amerikaanse staat. Wat zit er achter deze rechtszaak en wat kunnen de gevolgen zijn?

Waar beschuldigt Californië oliebedrijven Exxon, Shell, Chevron, ConocoPhillips en BP en


belangenorganisatie American Petroleum Institute (API) van?
Dat het verbranden van fossiele brandstoffen door de uitstoot van CO2 leidt tot klimaatverandering,
is nu algemeen geaccepteerd. Maar grote oliebedrijven waren al veel langer op de hoogte van de
schadelijke gevolgen van fossiele brandstoffen, zegt Californië, in sommige gevallen al sinds de jaren
zestig.

Zo werden bedrijven in interne rapporten gewaarschuwd voor klimaatverandering. Het API ontving in
1968 al de resultaten van een onderzoek waar het zelf opdracht toe had gegeven. Daarin stond:
‘Tegen het jaar 2000 zullen er bijna zeker significante veranderingen in temperatuur hebben
plaatsgevonden. En er lijkt geen twijfel te zijn dat de potentiële schade aan ons milieu ernstig kan

37
zijn.’ Ook de oliebedrijven zelf lieten vergelijkbare onderzoeken doen waar dezelfde conclusie
uitkwam.

Die informatie hielden ze vervolgens verborgen voor het publiek en de politiek, staat in de
aanklacht van de staat Californië. Ze gaven miljarden uit aan desinformatie om hun winsten en
verdienmodel te beschermen. In de afgelopen jaren hebben ze overdreven hoeveel ze investeerden
in groene energie en nieuwe fossiele producten in de markt gezet met termen als ‘schoon’, ‘groen’ of
‘lage uitstoot’.

Daarmee hebben ze een grote verantwoordelijkheid voor het ontstaan van klimaatverandering en
natuurrampen die daarmee gepaard gaan, aldus aanklager Rob Bonta en gouverneur Gavin Newsom.

Wat eist Californië?


Als grote veroorzaker van klimaatverandering wil Californië dat ‘Big Oil’ wordt verplicht de schade te
betalen die de klimaatverandering veroorzaakt. Daarvoor moet een fonds komen waarmee Californië
maatregelen kan financieren.

Met het geld zou de staat bijvoorbeeld dijken kunnen financieren om de zeespiegelstijging op te
vangen of huizen kunnen versterken tegen schade van stormen, overstromingen of natuurbranden.
Nu zijn het de belastingbetalers die dit alles betalen. De oliebedrijven moeten hun fair
share ophoesten, vinden Bonta en Newsom.

Daarnaast moeten de bedrijven boetes krijgen voor hun leugens en verplicht worden geen nieuwe
schade meer te veroorzaken met de uitstoot van hun producten.

Wat kunnen de gevolgen zijn voor de oliebedrijven?


Dat is nog niet duidelijk. Hoeveel geld er in het fonds moet komen, heeft aanklager Rob Bonta nog
niet gespecificeerd, hij heeft het alleen over een ‘heel, heel groot bedrag’.

Waarschijnlijk zal Californië minstens tientallen miljarden dollars eisen, afgaand op wat de staat kwijt
is aan klimaatmaatregelen. Vorig jaar kondigde Californië een grootschalige investering in
klimaatmaatregelen aan van in totaal 54 miljard dollar. Daarvan is een kleine 9 miljard dollar bedoeld
om directe gevolgen van klimaatverandering te verlichten, zoals betere methodes om natuurbranden
te bestrijden, droogte tegen te gaan en huizen bestendig te maken tegen extreme hitte.

Ook is niet helder hoe Californië vorm wil geven aan de eis dat oliebedrijven geen ‘verdere vervuiling,
aantasting en vernietiging van natuurlijke bronnen van Californië’ mogen veroorzaken. Een
onmiddellijk verbod op olie- en gaswinning als Californië de rechtszaak wint, wat die eis lijkt te
impliceren, is niet aanstaande. Californië heeft al gezegd af te willen van de productie van fossiele
brandstoffen, maar gefaseerd tot 2045. Op dit moment is Californië nog een belangrijke
olieproducerende staat. Met ruim 300 duizend vaten olie per dag is Californië goed voor 2,5 procent
van de olieproductie in de VS, slechts zes staten produceren meer olie.

Hoe dan ook zien klimaatactivisten deze rechtszaak als mijlpaal, ongeacht de uitkomst. Californië is
economisch de belangrijkste staat van de VS en zou, als het een zelfstandig land was, de vijfde
economie van de wereld zijn. Niet eerder heeft zo’n belangrijke overheid een dergelijke zaak
aangespannen tegen Big Oil, waardoor deze zaak grote symbolische waarde heeft. Daarnaast volgen
andere staten vaak uitspraken in Californië en kan het zijn dat de oliebedrijven door de toenemende
juridische druk voor een groot bedrag willen schikken.

Waarom denkt Californië dat deze zaak kans maakt?

38
Al eerder hebben zeven staten en tientallen gemeenten en districten rechtszaken aangespannen
tegen de oliebedrijven. De belangrijkste ervan zijn door juridische procedures van de oliebedrijven
nog niet inhoudelijk behandeld. Zij vinden dat de rechtszaken door een federale rechter behandeld
moeten worden.

De staten en gemeenten vinden juist dat het een staatsaangelegenheid is en deskundigen schatten in
dat ze daar meer kans maken om te winnen, omdat staatswetgeving meer aanknopingspunten geeft
voor schadevergoeding voor vervuiling dan federale wetgeving. Eerder dit jaar leden de oliebedrijven
een nederlaag bij het Hooggerechtshof, dat besloot de zaken geen federale status te geven. Het biedt
Californië hoop dat deze zaak ook gewoon in de staat zelf voor de rechter kan komen.

Californië kiest in de aanklacht voor een andere aanpak dan andere overheden. Waar bijvoorbeeld
Puerto Rico een schadevergoeding wil voor de gevolgen van orkanen in 2017 en een district in
Oregon voor de gevolgen van een hittegolf in 2021, pint Californië de zaak niet vast op één
gebeurtenis. Het is immers lastig specifieke gebeurtenissen onomstotelijk te koppelen aan
klimaatverandering.

Dat er verstrekkende gevolgen van klimaatverandering zijn, is makkelijker hard te maken. Bovendien
zijn er met de aanpak van Californië vaker industrieën veroordeeld tot het betalen van schade of
aangezet tot een schikking, zoals tabaksbedrijven die de gevolgen van roken verzwegen en
fabrikanten die logen over de gezondheidsrisico’s van verf met lood.

- Bolle, J. (2023, 18 september). Na ‘decennia van deceptie’ moet Big Oil bloeden: Californië eist
‘heel, heel groot getal’ als vergoeding voor klimaatschade. Volkskrant.

39

You might also like