Professional Documents
Culture Documents
Economie
Release 2022
www.praktischeeconomie.nl
Malmberg ’s-Hertogenbosch
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet
1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Antwoorden
Inhoudsopgave
1 Risico ............................................................................................................................................... 5
§1 Risico en onzekerheid ................................................................................................................. 5
§2 Vrijwillig en onvrijwillig risico...................................................................................................... 7
§3 Rente en risico ........................................................................................................................... 8
§4 Toepassen ................................................................................................................................ 10
2 Verzekeren .................................................................................................................................... 14
§1 Risicoaversie............................................................................................................................. 14
§2 Een risico verzekeren................................................................................................................ 16
§3 De markt voor verzekeringen ................................................................................................... 17
§4 Wie verzekert zich? .................................................................................................................. 19
§5 Toepassen ................................................................................................................................ 20
3 Informatie ..................................................................................................................................... 23
§1 Averechtse selectie .................................................................................................................. 23
§2 Moral hazard ............................................................................................................................ 25
§3 Tegengaan van averechtse selectie en moral hazard................................................................. 27
§4 Verplichte verzekeringen .......................................................................................................... 30
§5 Toepassen ................................................................................................................................ 32
Afsluiting .......................................................................................................................................... 39
Naar het examen .............................................................................................................................. 42
1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Wat zijn voor een museum de twee onderdelen van het risico van het tentoonstellen van een
kunstwerk?
De kans op diefstal van het kunstwerk en de waarde van het kunstwerk.
b Waarom is het risico van het stelen van een beroemd schilderij klein?
De waarde van een beroemd schilderij is hoog, maar de kans dat het gestolen wordt is klein.
Een koper kan het namelijk nooit laten zien, omdat bij een beroemd schilderij algemeen
bekend wordt dat het gestolen is.
De gezamenlijke waarde van de gestolen schilderijen was € 18 miljoen.
c Hoe kunnen experts deze waarde berekenen?
De schilderijen zijn bijvoorbeeld al een paar keer verkocht, waardoor je de verkoopprijs kent.
Of: Andere schilderijen van de schilders met dezelfde artistieke waarde zijn al eens verkocht.
2
Bekijk bron 2.
a Laat met een berekening zien dat het risico van scooterdiefstal in een dorp voor de
goedkopere scooter gelijk is aan € 50.
risico = kans op diefstal × schade = 0,05 × € 1.000 = € 50
b Laat met een berekening zien dat het risico van scooterdiefstal in een stad voor de duurdere
scooter gelijk is aan € 140.
risico = kans op diefstal × schade = 0,1 × € 1.400 = € 140
3
Lees Praktijkonderzoek ‘Lockdownmaatregelen en gedragsaanpassingen’.
a Geef twee voorbeelden van de schade voor iemand die besmet raakt met corona.
Je wordt ziek waardoor je thuis moet blijven. Voor iemand die werkt en niet in loondienst is,
kan dit geld kosten. En je mag ook niet omgaan met anderen. Dit is een voorbeeld van
immateriële schade.
b Beschrijf het risico voor iemand die naar de supermarkt gaat tijdens de coronapandemie.
Je kunt besmet raken en daardoor ziek worden. Het risico is dus:
kans op besmetting × schade als gevolg van de besmetting.
c Welk onderdeel van dit risico kun je zelf verlagen? Hoe?
De kans om besmet te raken. Die kun je verlagen door 1,5 meter afstand te houden, door
regelmatig je handen te wassen, door een mondkapje te dragen en door drukke plekken te
vermijden. Of door niet naar de supermarkt te gaan.
d Zijn lockdownmaatregelen noodzakelijk om het gedrag van mensen te veranderen?
Nee, want het grootste deel van de gedragsverandering is een vrijwillige keuze geweest van
de mensen zelf.
4
Lees bron 5. Gebruikt de bron ‘risico’ in dezelfde betekenis als economen dat doen? Verklaar je
antwoord.
Nee. De bron gebruikt ‘risico’ als de kans op een blessure, niet als de kans vermenigvuldigd
met de schade als gevolg van die opgelopen blessure.
5
Lees Praktijkonderzoek ‘Sportevenementen en criminaliteit’.
a Beschrijf de twee onderdelen van het risico dat onderzocht is.
de kans op kleine criminaliteit × schade bij kleine criminaliteit
Paragraaf 4 Toepassen
1
Lees nog eens de introductie van het hoofdstuk.
a Wat zijn voor een inbreker de twee onderdelen van het risico van het stelen van een
schilderij?
De kans om betrapt te worden en de bijbehorende straf.
b Is het risico van inbreken een vrijwillig risico of een onvrijwillig risico? Verklaar je antwoord.
Vrijwillig, want je hoeft niet in te breken; inbreken in een keuze.
2
Lees bron 1.
a Wat is het risico voor iemand die een studie volgt?
kans dat je geen baan vindt × kosten van de studie
b Welk onderdeel van dat risico wordt beïnvloed door de studierichting?
De kans om een baan te vinden. Die is bij bepaalde studies groter dan bij andere studies.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 10
3
Lees bron 2.
a Welk cijfer krijg je bij drie goede antwoorden?
Twee vragen fout: 4 punten aftrek. Cijfer: 10 – 4 = 6.
In de klas zitten 25 leerlingen.
b Hoe groot is voor een leerling de kans om door de docent uitgekozen te worden?
1 / 25 = 0,04 of 4%.
Van de veertig woorden die geleerd moeten worden, kent Loek er zonder te leren tien.
c Welk eindcijfer zal Loek naar verwachting halen als hij uitgekozen wordt?
Loek kent 1 op de 5 woorden. De kans dat hij een willekeurig gekozen woord kent is 20%.
Anders gezegd: de kans dat hij een willekeurig woord niet kent is 80%. Bij 5 woorden zijn dat
er 4. Dit geeft 8 punten aftrek. Zijn verwachte eindcijfer is dus 10 – 8 = 2.
Loek is erg goed in Engels. Hij staat er nu gemiddeld een 10 voor. Het verschil tussen zijn
gemiddelde cijfer en ieder nieuw cijfer ziet hij als schade.
d Hoe groot is volgens Loek de schade van het halen van een 10?
schade = verschil gemiddelde cijfer en nieuw cijfer = 10 – 10 = 0
e Hoe groot is volgens Loek de schade van het halen van een 6?
schade = verschil gemiddelde cijfer en nieuw cijfer = 10 – 6 = 4
Loek besluit de woorden niet te leren; hij heeft te veel leuke andere dingen te doen deze week.
f Wat zijn de twee onderdelen van het risico dat Loek loopt?
kans om uitgekozen te worden × schade van een laag cijfer
g Hoe groot is het risico dat Luuk loopt?
0,04 × (10 – 2) = 0,32
h Is dit een vrijwillig of onvrijwillig risico? Verklaar je antwoord.
Vrijwillig risico, want Loek besluit zelf om niet te gaan leren.
4
Lees bron 3.
a Wat zijn de twee onderdelen van het risico van autodiefstal voor een eigenaar van een auto?
kans dat de auto gestolen wordt × aanschafprijs van de auto
b Wat zijn de twee onderdelen van het risico van autodiefstal voor een autodief?
kans dat je aangehouden wordt × omvang van de straf voor autodiefstal
c Leg uit dat het risico van autodiefstal voor een eigenaar in de eerste zes maanden van 2019
gedaald is ten opzichte van het eerste halfjaar van 2018. Geef twee redenen.
Het aantal auto’s dat gestolen wordt is gedaald en het aantal auto’s dat binnen een dag wordt
teruggevonden is gestegen.
d Kies het juiste antwoord.
H
et risico van autodiefstal voor een eigenaar van een hybride auto is in de eerste zes
maanden van 2019 gedaald / gelijk gebleven / gestegen ten opzichte van de eerste zes
maanden in 2018.
Gedaald. De kans dat een hybride auto gestolen wordt, is gelijk gebleven, maar er worden
wel meer auto’s na een dag teruggevonden.
5
Bekijk bron 4.
a Wat is een rentevaste periode?
De periode waarin de rente op de hypotheek niet aangepast wordt.
b Wat is de rentevaste periode en de omvang van de hypotheek die hoort bij het
rentepercentage van 1,31%?
Looptijd van 10 jaar bij een hypotheek die 80% van de waarde van de woning is.
c Leg uit dat de rentepercentages oplopen bij een langere rentevaste periode. Gebruik in je
antwoord het begrip ‘risico-opslag’.
1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Welke schade wordt verzekerd bij een fietsverzekering? Wat is het bijbehorende risico?
schade = aanschafprijs van een nieuwe fiets
risico = kans op fietsendiefstal × aanschafprijs (schade) van de fiets
b Welke schade wordt verzekerd bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering? Wat is het
bijbehorende risico?
schade = het verlies aan inkomen doordat iemand arbeidsongeschikt wordt
risico = kans op arbeidsongeschiktheid × verlies aan inkomen door arbeidsongeschiktheid
c Welk risico heeft Ronaldo verzekerd?
kans om niet meer te kunnen voetballen × verlies aan inkomen door niet meer te kunnen
voetballen
2
Gebruik bron 1.
a Leg uit dat als je iedere week meedoet met loterij A je op de lange termijn geen winst maakt
en ook geen verlies lijdt.
De verwachte opbrengst is € 0. De ene keer wint de speler € 4, de andere keer verliest de
speler € 4. De kans op winst is gelijk aan de kans op verlies. Op lange termijn komen beide
situaties evenveel voor en speelt de speler dus quitte.
b Wat is op de lange termijn je winst of je verlies als je wekelijks meedoet met loterij B?
De verwachte opbrengst van loterij B is ook € 0. € 20 winst en € 20 verlies komen even vaak
voor.
3
Iemand krijgt de volgende twee opties voorgelegd:
A Je koopt een loterijlot voor € 100 en je krijgt € 200 uitbetaald.
B Je koopt een loterijlot voor € 100 en je krijgt met 50% kans € 300 uitbetaald.
a Bereken de verwachte opbrengst van optie A. Hoe groot is het bijbehorende risico?
De verwachte opbrengst van optie A is € 200 – € 100 = € 100. Het bijbehorende risico is € 0,
want er is geen kans op verlies.
b Bereken de verwachte opbrengst van optie B. Hoe groot is het bijbehorende risico?
De verwachte opbrengst van optie B is 0,5 × (€ 300 – € 100) = € 100. Het bijbehorende risico
is 0,5 × € 100 = € 50.
c Welke optie zal een risicoavers persoon kiezen? Verklaar je antwoord.
Optie A. Een risicoavers persoon kiest bij twee onzekere opties met dezelfde verwachte
opbrengst voor de optie met het laagste risico.
4
a Vul de ontbrekende bedragen in bij bron 4.
Loterij A:
verwachte opbrengst: 0,5 × € 32 + 0,5 × € 20 – € 25 = € 1
mogelijke schade: € 25 – € 20 = € 5
risico: 0,5 × € 5 = € 2,50
Loterij B:
verwachte opbrengst: 0,5 × € 40 + 0,5 × € 12 – € 25 = € 1
mogelijke schade: € 25 – € 12 = € 13
risico: 0,5 × € 13 = € 6,50
b Voor welke loterij heeft een risicoavers persoon een voorkeur? Verklaar je antwoord.
1
Lees bron 3.
a Bereken het risico van telefoondiefstal voor een leerling met een telefoon van gemiddelde
nieuwwaarde.
1 / 10 × € 400 = € 40
b Bereken het totale risico van de klas.
30 × € 40 = € 1.200
c Bereken de premie om het risico van telefoondiefstal te verzekeren.
€ 1.200 / 30 = € 40
d Kies het juiste woord.
Een leerling met een duurdere telefoon dan de gemiddelde nieuwwaarde is sneller / minder
snel geneigd de verzekering af te sluiten.’ Licht je keuze toe
Sneller. De premie is gebaseerd op het risico van de gemiddelde nieuwwaarde. Een leerling
met een duurdere telefoon heeft een hoger risico. Daarbij zou een hogere premie horen.
Maar de premie is voor iedereen gelijk. De leerling kan zijn telefoon dan voor een (te) lage
premie verzekeren tegen diefstal. Dat is aantrekkelijk, waardoor hij sneller geneigd zal zijn de
verzekering af te sluiten.
2
Iedereen in een groep van 1.000 mensen heeft een mogelijke schade van € 100.000. De schade
treedt op met een kans van 0,1%.
a Bereken het totale risico.
totaal risico = kans op schade × schade × aantal
mensen = 0,001 × € 100.000 × 1.000 = € 100.000
b Bereken de premie.
premie = totaal risico / aantal mensen = € 100.000 / 1.000 = € 100
c Vul bron 4 in.
Premie Mogelijke Kans op Risico Mogelijk zelf te (Verwachte)
schade schade (= verwachte betalen kosten
schade)
Niet €0 € 100.000 0,001 € 100 € 100.000 € 100
verzekeren
Wel € 100 € 100.000 0,001 € 100 €0 € 100
verzekeren
3
Lees In context ‘Fietsendiefstal op school’. Vul de ontbrekende bedragen in.
Als je de fiets verzekert, ben je elk jaar € 30 kwijt, dat is € 600 in twintig jaar tijd. Als je de fiets niet
verzekert, word je naar verwachting één keer in de twintig jaar geconfronteerd met een gestolen
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 16
fiets, wat ook € 600 kost. Als gevolg van de verzekering is de mogelijke schade van € 600
afgekocht. In ruil daarvoor betaal je elk jaar € 30 aan premie. Daarmee is het risico gedaald naar
€ 0.’
4
Lees bron 5.
a Waarom verzekeren mensen zich niet tegen het risico van het oplopen van een lekke
fietsband?
De kosten van het plakken van de band of het vervangen ervan zijn zo laag dat de meeste
mensen deze kosten zelf dragen. Gemiddeld genomen, op lange termijn, is verzekeren
duurder dan de schade zelf betalen. Alleen bij kosten die niet zelf te dragen zijn, is
verzekeren verstandig en soms zelfs verplicht.
b Verdedig de stelling dat veel Nederlanders beter geen reisverzekering kunnen afsluiten als
ze op vakantie gaan.
De meeste mensen hebben geen zeer dure spullen bij zich. Vervanging kunnen ze zelf
betalen. Dure uitgaven, zoals opname in een ziekenhuis tijdens de vakantie, vallen meestal
onder de (verplichte) ziektekostenverzekering.
Lees bron 6.
c Hoe zal de verzekeringsagent in bron 5 de verzekering van bron 6 beoordelen? Verklaar je
antwoord.
De tegenvaller van slecht weer kun je zelf dragen, dat kun je dus beter niet verzekeren.
Gerekend over een aantal vakanties kost het verzekeren meer dan het oplevert.
5
Lees bron 7. Citeer de zin uit de bron waaruit blijkt dat oma Van Riethoven risicoavers is.
‘Hoewel de verkoper zegt dat in haar situatie de mogelijke schade waarschijnlijk niet opweegt
tegen de extra kosten, overweegt ze toch een verzekering af te sluiten.’
6
Bekijk bron 8.
a Welk risico heeft zich voorgedaan?
Ziekte waar behandeling in het ziekenhuis voor nodig is.
b Hoe probeert de verzekeringsagent onder betaling van de schade uit te komen?
Door het risico aan te merken als ‘an act of god’ en niet als ziekte (waar een
ziektekostenverzekering in voorziet).
1
Zet in bron 2 in iedere regel het bijbehorende begrip. Kies daarbij uit:
polis – premie – risico – verzekeraar – verzekering – verzekeringsnemer.
1 de consument die een verzekering koopt verzekeringsnemer
2 de prijs van een verzekering premie
3 aangeboden dienst van een verzekeraar verzekering
4 kans op schade × verwachte schade risico
5 de producent van een verzekering verzekeraar
6 bewijs van een verzekering op papier polis
2
De ‘verwachte uitbetaling per verzekeringsnemer’ is gelijk aan:
( ) A de kans op schade.
( ) B de mogelijke schade.
( ) C het risico van de verzekeringsnemer.
3
Gebruik bron 3.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 17
a Welke premie moet de verzekeraar ten minste vragen om de verwachte uitbetaling per
verzekeringsnemer te dekken? Zet je antwoord in bron 3.
premie = 1 / 20 × € 500 = € 25
b Bereken de TO en TK als de verwachte uitbetaling per verzekeringsnemer precies gedekt
wordt met de premie. Vul bron 3 verder in.
TO = TK = 2.000 × € 25 = € 50.000
Aantal Premie TO Uitbetalin Kans op Verwachte TK
verzekerings g bij schade uitbetaling per
nemers schade verzekeringsneme
r
2.000 € 25 € 50.000 € 500 1 / 20 € 25 € 50.000
4
a Kies in bron 4 de juiste marktkenmerken voor de markt van reisverzekeringen.
b Leg uit waarom er op de markt voor reisverzekeringen eerder sprake zal zijn van
monopolistische concurrentie dan dat de markt zal lijken op een heterogeen oligopolie.
De toetredingskosten voor de reisverzekeringsmarkt zijn laag; het is makkelijk om tot de
markt toe te treden. Er zijn geen wettelijke verplichtingen voor wat een verzekering minimaal
moet omvatten. Reiskostenverzekeringen worden daardoor door veel verschillende partijen
aangeboden die meestal iets van elkaar verschillen.
c Kies in bron 5 de juiste marktkenmerken voor de markt van zorgverzekeringen.
d Leg uit waarom de markt voor zorgverzekeringen meer zal lijken op een heterogeen
oligopolie dan op een markt met monopolistische concurrentie.
Op de markt van zorgverzekeringen zijn er hoge toetredingskosten; het is niet makkelijk om
tot de markt toe te treden. Zo moet een zorgverzekeraar aan allerlei wettelijke vereisten
voldoen (inclusief het aanbieden van het basispakket) en moet het met allerlei
zorgaanbieders contracten afsluiten (wat specialistische kennis vereist). Door deze hoge
toetredingskosten zal maar een beperkt aantal verzekeraars toetreden tot de markt.
5
Lees In context ‘Verzekering tegen fietsendiefstal op school’.
a Staat het vast dat de verzekeraar winst maakt?
Nee. De verzekeraar moet € 600 uitkeren aan iedere leerling waarvan de fiets gestolen
wordt. Naar verwachting zal dat één leerling per jaar zijn. In dat geval maakt de verzekeraar
winst. Maar als er meer dan één fiets gestolen wordt, maakt de verzekeraar verlies.
Bij een premie van € 50 sluiten achttien leerlingen een verzekering af en bij een premie van € 70
doen vier leerlingen dat.
b Hoe hoog is de verwachte winst van een verzekeraar bij een premie van € 50?
18 × (€ 50 – € 30) – € 100 = € 260
c Hoe hoog is de verwachte winst van een verzekeraar bij een premie van € 70?
4 × (€ 70 – € 30) – € 100 = € 60
d Wat weegt een verzekeraar tegen elkaar af bij de bepaling van de hoogte van de premie?
Een hogere premie levert meer op per verzekeringsnemer. Maar bij een hogere premie zullen
minder leerlingen een verzekering afsluiten.
6
Bekijk bron 6.
a Leg uit dat de verzekeraar naar verwachting winst maakt.
De premie per verzekeringsnemer is hoger dan de verwachte uitbetaling per
verkeringsnemer.
b Vul bron 6 verder in. Verklaar je antwoorden met een berekening.
TO = 5.000 × € 40 = € 200.000. Verwachte TK: 5.000 × € 30 = € 150.000.
c Waarom moet een verzekeraar in totaal meer premie ontvangen dan hij in totaal aan schade
uitkeert om geen verlies te leiden?
Er zijn nog andere kosten dan alleen de uitbetalingen als gevolg van schade. Bijvoorbeeld:
personeelskosten en de huur van het pand.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 18
7
Een verzekeraar wil toetreden tot de markt voor uitslaaprisico’s en moet bepalen hoeveel premie
hij minimaal per polis moet vragen. Daartoe heeft hij een marktonderzoek laten uitvoeren. De
resultaten van dit onderzoek staan in bron 7.
a Wat is naar verwachting de totale uit te keren schade per jaar?
1 / 50 × € 1.500 × 3.000 = € 90.000
b Hoe hoog moet de premie per verzekeringsnemer zijn om naar verwachting geen verlies te
lijden?
TK = € 90.000 + € 30.000 = € 120.000
minimale premie per verzekerde = € 120.000 / 3.000 = € 40
1
Bekijk bron 3.
a Vul de ontbrekende waarden in.
Premie Mogelijke Kans op Risico Mogelijk zelf (Verwachte)
schade schade (= verwachte te betalen kosten
schade)
Niet €0 € 10.000 0,05 € 500 € 10.000 € 500
verzekeren
Wel € 800 € 10.000 0,05 € 500 €0 € 800
verzekeren
b Zal een risicoavers persoon zich verzekeren? Verklaar je antwoord.
Dat hangt af van de mate van risicoaversie. De premie is een stuk hoger dan het te
verzekeren risico. Iemand die een beetje risicoavers is, zal zich waarschijnlijk niet
verzekeren. Iemand die sterk risicoavers is, zal zich waarschijnlijk wel verzekeren.
c Leg uit dat het voor je antwoord bij opdracht b uitmaakt of de persoon die zich wel of niet
verzekert over financiële middelen beschikt.
Iemand die over financiële middelen beschikt, is beter in staat een risico zelf te dragen. Hij
zal minder snel geneigd zijn om een risico te verzekeren, ook als hij (sterk) risicoavers is.
2
Lees bron 4.
a Wat zijn de twee onderdelen van het risico van fietsendiefstal?
risico fietsendiefstal = kans op fietsendiefstal × aanschafprijs nieuwe fiets
b Wordt in de zin ‘Hoe groot is het risico dat je fiets wordt gestolen?’ het begrip ‘risico’ gebruikt
zoals economen dat doen? Verklaar je antwoord.
Nee. Met ‘Hoe groot is het risico dat je fiets gestolen wordt’ wordt de kans op fietsendiefstal
bedoeld en niet het risico van fietsendiefstal.
c Geef kritiek op de stelling dat ‘een fietsverzekering minder zinvol is als je een goedkopere
fiets hebt’.
Wat goedkoop is, is niet gedefinieerd. Voor iemand die ‘een goedkopere fiets’ maar net kan
betalen, kan het zinvol zijn om ook voor deze fiets het risico van fietsendiefstal te verzekeren.
Het gaat erom of iemand een risico wel of niet zelf kan dragen.
d Naar welk onderdeel van het risico van fietsendiefstal wordt verwezen in de zin ‘of een fiets
die je toch altijd in de schuur zet’?
De kans op fietsendiefstal.
3
Lees Praktijkonderzoek ‘Wie verzekert zich?’.
a Leg met een berekening uit dat het risico van telefoonstoring $ 0,0275 per maand is.
risico telefoonstoring = kans op telefoonstoring × kosten reparatie = 0,0005 × $ 55 = $ 0,0275
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 19
b Welke vier factoren hebben invloed op de keuze of iemand zich wel of niet verzekert tegen
telefoonstoringen?
1 De mate waarin iemand risicoavers is.
2 Hoe vaak iemand belt.
3 Zijn inkomen.
4 De frequentie waarmee storingen voorkomen in het postcodegebied waarin iemand
woont.
c Welke van de vier factoren bij opdracht b gaan over de eigen inschatting van het verzekerde
risico?
Hoe vaak iemand belt (hoe vaker je belt, hoe groter het risico) en de frequentie waarmee
storingen voorkomen in het postcodegebied van de verzekeringsnemer (hoe hoger de
frequentie, hoe hoger het risico).
d Verklaar waarom mensen die meer bellen een verzekering afsluiten.
Zij hebben meer baat bij een goed werkende telefoonlijn. In geval van storing moet dat direct
verholpen worden, hoe duur dat ook is.
e Waarom zijn mensen minder snel geneigd een verzekering af te sluiten als hun inkomen
hoger is?
Mensen met een hoog inkomen hoeven geen verzekering af te sluiten. Bij een storing betalen
ze de storingsmonteur uit eigen zak. Omdat hun inkomen hoog is, kunnen ze het risico van
een telefoonstoring zelf dragen.
4
Kies het juist woord en verklaar je antwoord.
‘Een verzekering zal vooral mensen aantrekken die van zichzelf weten dat ze een laag / hoog
risico hebben.
Hoog. Voor deze mensen is de premie relatief laag in verhouding tot hun risico.
Paragraaf 5 Toepassen
1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Zal Ronaldo een fietsverzekering hebben afgesloten? Verklaar je antwoord.
Waarschijnlijk niet. Als zijn fiets gestolen wordt (als hij er al een heeft), dan koopt hij gewoon
een nieuwe fiets.
b Is Mariah Carey risicoavers?
Waarschijnlijk wel. Ze vindt het risico van inkomensverlies blijkbaar erg hoog als je bedenkt
dat ze haar benen voor $ 1 miljard verzekerd heeft. Het inkomensverlies zou een zwarte
zwaan zijn (een erg kleine kans met een erg grote schade). Zwarte zwanen worden vooral
door risicoaverse personen verzekerd (hoeveel mensen hebben een tornadoverzekering in
Nederland?).
2
In een spelshow heeft een kandidaat inmiddels € 50.000 bij elkaar gespeeld. Hij moet besluiten of
hij nog een laatste ronde gaat spelen of dat hij met € 50.000 naar huis zal gaan. In die laatste
ronde moet hij één vraag beantwoorden, waarbij hij moet kiezen uit vier antwoorden. Als hij het
juiste antwoord geeft, gaat hij met € 250.000 naar huis. Bij een verkeerd antwoord ontvangt hij € 0
en een handdruk van de presentator.
a Wat is de verwachte opbrengst van het spelen van de laatste ronde als de kandidaat het
antwoord op de laatste vraag niet weet?
0,25 × € 250.000 = € 62.500
b Wat is het risico van het spelen van de laatste ronde?
0,75 × € 50.000 = € 37.500
1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Benoem de twee onderdelen van het risico van ziekte.
risico van ziekte = kans op ziekte × medische ziektekosten
b Kan er bij een verplichte verzekering sprake zijn van averechtse selectie? Verklaar je
antwoord.
Nee. Mensen kunnen niet zelf kiezen om zich wel of niet te verzekeren. Iedereen is verplicht
meeverzekerd.
c Waarom zijn bezitters van een auto of een motorfiets verplicht een wettelijke
aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten?
Bij een ongeluk kan iemand aan anderen veel schade toebrengen. Die ander moet daarvoor
gecompenseerd worden. Als iemand niet verzekerd is, kan deze compensatie niet of slechts
gedeeltelijk betaald worden. Om dat te voorkomen is iedereen verplicht verzekerd. Bij
ernstige schade kan die dan altijd verhaald worden op de verzekeraar van diegene die de
schade heeft toegebracht.
2
a Welke informatieachterstand heeft een verzekeraar ten opzichte van een
verzekeringsnemer?
Een verzekeraar kent alleen het gemiddelde risico en niet het risico van een individuele
verzekeringsnemer; een verzekeringsnemer kent zijn eigen individuele risico wel.
b Heeft deze informatieachterstand betrekking op de kans op schade of op de omvang van de
schade? Verklaar je antwoord.
De kans op schade. De omvang van de schade, bijvoorbeeld de aanschafprijs van een
nieuwe fiets die verzekerd is, kent de verzekeraar wel.
c Beschrijf het probleem van averechtse selectie voor een verzekeraar.
De verzekeraar kent alleen het gemiddelde risico, een verzekeringsnemer kent zijn eigen,
individuele risico. Iemand die van zichzelf weet dat hij een groter dan gemiddeld risico heeft,
zal zich sneller verzekeren. Op deze manier selecteert de verzekeraar alleen de mensen met
een hoger dan gemiddeld risico.
d Wat is het gevolg van averechtse selectie voor de premie die een verzekeraar moet vragen
om geen verlies te lijden? Verklaar je antwoord.
Die zal moeten stijgen. Door averechtse selectie verzekeren consumenten zich die van
zichzelf weten dat hun risico hoger is dan het gemiddelde risico. De verzekeraar zal daardoor
meer schade moeten uitbetalen dan waar hij rekening mee heeft gehouden op basis van de
gemiddelde verwachte schade. Deze extra kosten moet de verzekeraar opvangen. Dat doet
hij door de premie te verhogen.
3
Lees bron 3 en vul bij A en B de voorbeelden van informatieachterstand aan.
A Bijvoorbeeld: in werkelijkheid zijn ze volgestopt met suikers en complexe,
samengestelde ingrediënten, concentraten en E-nummers die voor de consument moeilijk te
doorgronden zijn.
B Bijvoorbeeld: aan de eerlijkheid van een garagehouder, omdat hij zelf te weinig kennis
heeft van de techniek van een auto.
Opmerking: je moet bij het verder aanvullen van het voorbeeld uitleggen waarom er sprake is
van informatieachterstand. Bij het eerste voorbeeld is dus van belang dat je aangeeft dat de
1
a Beschrijf het probleem van moral hazard voor een verzekeraar.
Mensen die verzekerd zijn, gaan zich roekelozer gedragen. Hierdoor neemt de kans op
schade toe. De verzekeraar zal naar verwachting meer schade uitkeren dan waar hij
rekening mee hield bij de bepaling van de premie.
b Wat is het gevolg van moral hazard voor de premie die een verzekeraar moet vragen om
geen verlies te lijden? Verklaar je antwoord.
Die zal moeten stijgen. Door moral hazard ontstaat er meer schade dan de verwachte
hoeveelheid waar de verzekeraar rekening mee houdt op basis van de gemiddelde
verwachte schade. Deze extra kosten moet de verzekeraar opvangen. Dat doe hij door de
premie te verhogen.
2
Lees bron 3. Welk begrip is weggelaten op plaats A? Verklaar je antwoord.
Moral hazard. Als overheden met te hoge tekorten niet gestraft worden, lokt dit nieuw moral
hazard uit.
3
Bekijk bron 4. Is er sprake van averechtse selectie of moral hazard? Verklaar je antwoord.
Moral hazard. De patiënt gaat naar de zorgverlener, omdat hij denkt dat de behandeling door
zijn verzekering gedekt wordt. Dat blijkt niet het geval te zijn. Prompt is de patiënt genezen.
4
Lees Praktijkonderzoek ‘Moral hazard bij verzekeringen tegen ziekteverzuim’.
a Leg uit dat een verzekering tegen ziekteverzuim, waarbij zieke werknemers hun loon volledig
doorbetaald krijgen, moral hazard kan uitlokken.
Als je verzekerd bent tegen ziekte, heeft ziek zijn geen gevolgen voor je inkomen. Dat kan
extra ziekmeldingen uitlokken van mensen die zich wel ziek melden, maar dat eigenlijk niet
zijn.
b Blijkt dit in de praktijk ook te gebeuren? Verklaar je antwoord.
1
Gaat een verplichte verzekering moral hazard of averechtse selectie tegen? Verklaar je antwoord.
Averechtse selectie. Mensen hebben geen keuze om zich wel of niet te verzekeren.
Daardoor kunnen risico’s zichzelf niet selecteren om wel of niet verzekerd te worden.
2
Bekijk bron 4.
a Op welke manier past de verzekeraar premiedifferentiatie toe? Welk probleem wordt hierdoor
verminderd?
De premie loopt op met de leeftijd: hoe ouder je bent, hoe slechter je gezondheid wordt, hoe
hoger de verzekeringspremie wordt. Hiermee wordt het probleem van averechtse selectie
verminderd. Mensen met een lager risico betalen een lagere premie.
b Op welke manier probeert de verzekeraar het probleem van moral hazard tegen te gaan?
Door de invoering van een eigen risico.
c Op welke manier probeert de verzekeraar het probleem van averechtse selectie tegen te
gaan?
Door verzekeringsnemers de hoogte van het eigen risico te laten kiezen.
d Laat met een berekening zien dat iemand van 19 jaar met € 100 aan ziektekosten per jaar
€ 799,60 aan kosten heeft bij een eigen risico van € 200.
(12 × € 58,30) + € 100 = € 799,60
e Bereken voor deze persoon de kosten bij een eigen risico van € 400 en van € 800.
eigen risico van € 400: (12 × € 51,10) + € 100 = € 713,20
eigen risico van € 800: (12 × € 35,40) + € 100) = € 524,80
f Welk eigen risico zal deze persoon kiezen?
€ 800
g Laat met een berekening zien dat iemand van 27 jaar oud met € 600 aan ziektekosten per
jaar € 954,80 aan kosten heeft bij een eigen risico van € 200.
(12 × € 62,90) + € 200 = € 954,80
h Bereken voor deze persoon de kosten bij een eigen risico van € 400 en van € 800.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 30
eigen risico van € 400: (12 × € 55,20) + € 400 = € 1.062,40
eigen risico van € 800: (12 × € 39) + € 600 = € 1.068
i Welk eigen risico zal deze persoon kiezen?
€ 200
j Vergelijk je antwoord bij opdracht f en opdracht i en leg uit dat de premies in bron 4 het
probleem van averechtse selectie verminderen.
De verzekeringsnemer die van zichzelf weet dat hij een hoger risico heeft, kiest voor een
lager eigen risico en betaalt zodoende een hogere premie. Op dezelfde manier betaalt de
verzekeringsnemer die van zichzelf weet dat hij een laag risico heeft een lagere premie.
k Vul de conclusie aan.
Mensen die hoge ziektekosten verwachten, kunnen het beste een …A… eigen risico kiezen.
Mensen die lage ziektekosten verwachten, kunnen het beste een…B… eigen risico kiezen.
laag; hoog
3
Lees In context ‘De Patient Protection and Affordable Care Act (Obamacare)’.
a Uit welke twee onderdelen bestaat het risico van ziekte?
risico = kans om ziek te worden × kosten van ziekte (misgelopen verdiensten plus kosten
medische zorg)
b Waarom is het risico van ziekte in de VS veel hoger dan in Nederland?
De kosten van medische zorg zijn in de VS veel hoger dan in Nederland. Bij een gelijke kans
om ziek te worden, geeft dit een veel hoger risico in de VS dan in Nederland.
c Is de prijselasticiteit van medische zorg laag of hoog? Verklaar je antwoord.
De prijselasticiteit van medische zorg is erg laag. Als iemand een operatie nodig heeft om
niet te sterven, zal hij alles daarvoor willen betalen.
d Waarom kunnen zorgverleners hoge prijzen vragen voor hun diensten als ze helemaal vrij
zouden zijn om dat te doen?
Bij een lage prijselasticiteit kunnen aanbieders hun prijs gemakkelijk verhogen zonder dat de
vraag sterk afneemt.
e Leg uit waarom verzekeraars voordeel kunnen hebben bij deze hoge prijzen als een
verzekering niet verplicht is.
Bij hogere prijzen is de schade in geval van ziekte hoger. Want de schade is gelijk aan de
kosten van de medische zorg die iemand nodig heeft om weer beter te worden. Als iedereen
weet dat die kosten hoog zijn vanwege de hoge prijzen, zullen meer consumenten geneigd
zijn zich te verzekeren. Door deze toegenomen vraag kan de winst van een verzekeraar
stijgen.
f Welke twee vormen van ‘care’ kan de Trump in de cartoon bedoelen?
‘To care’ is ergens om geven (I don’t care; het maakt me niks uit) of iemand verzorgen (I
don’t care; ik verzorg niet).
4
a Leg uit dat bij een verplichte verzekering solidariteit wordt afgedwongen.
Iedereen is verzekerd tegen dezelfde premie, ook mensen met een relatief laag risico. De
mensen met een laag risico betalen zodoende voor de mensen met een hoog risico. Dit is
een vorm van solidariteit. Bij een verplichte verzekering wordt deze solidariteit afgedwongen.
b Waarom is een ziektekostenverzekering wel verplicht, terwijl een reisverzekering dat niet is?
Ziektekostenrisico’s zijn (voor een deel) onvrijwillige risico’s. Mensen kunnen er niets aan
doen als ze ziek worden. En gezondheid is voor iedereen belangrijk. Daarom is het
beschaafd om solidair te zijn met minder gezonde mensen. Risico’s die verbonden zijn met
reizen zijn meer vrijwillige risico’s en reizen is minder belangrijk dan gezondheid.
5
Lees In context ‘De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)’.
a Gaat de WIA moral hazard of averechtse selectie tegen? Verklaar je antwoord.
Paragraaf 5 Toepassen
1
Lees nog eens de introductie van het hoofdstuk.
a Gaat een verplichte verzekering moral hazard of averechtse selectie tegen? Verklaar je
antwoord.
Averechtse selectie. Mensen hebben geen keuze om zich wel of niet te verzekeren.
Daardoor kunnen mensen met verschillende risico’s zichzelf niet selecteren om wel of niet
verzekerd te worden.
b Gaat een verplicht eigen risico moral hazard of averechtse selectie tegen? Verklaar je
antwoord.
Moral hazard. Mensen hebben niet de keuze om een deel van de kosten die ze maken eerst
zelf te betalen. Dat maakt mensen voorzichtiger, ook al zijn ze verzekerd.
c Leg uit of er bij de basisverzekering wel of niet snel sprake zal zijn van moral hazard.
Waarschijnlijk niet. Niemand kiest ervoor om ziek te worden, ook al worden de medische
kosten van ziekte vergoed. Het zou kunnen dat mensen voor het minste of geringste naar de
huisarts gaan – deze is toch gratis. Of dat echt zo is, is nooit grondig onderzocht.
2
2p 1
Leg uit dat het ‘opwaarderen’ van schade mogelijk is als gevolg van asymmetrische informatie.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is: De verzekeraar heeft niet voldoende informatie over
het claimgedrag. De verzekerde kan daardoor een hogere schadeclaim indienen dan waartoe
deze gerechtigd is.
1p 2
Is er bij het ‘opwaarderen’ van schade sprake van moral hazard? Verklaar het antwoord.
Nee
Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Bij opwaarderen van schade is er geen sprake
van nalatig of roekeloos gedrag (als gevolg van informatieasymmetrie).
1p 3
Verklaar de uitspraak van de VvV-woordvoerder.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Een toenemend schadebedrag wordt omgeslagen over alle premiebetalers, waardoor de
gemiddelde premiedruk (per verzekerde) stijgt.
Om ervoor te zorgen dat verzekerden minder claimen, maken verzekeraars onder andere gebruik
van een bonus-malusladder. Volgens de VvV kan een dergelijke bonus-malusladder in sommige
gevallen het claimen juist stimuleren. In het rapport laten de onderzoekers dat zien aan de hand
van een voorbeeld:
Hugo heeft een auto met een cataloguswaarde van € 16.950,-. Hij rijdt jaarlijks ongeveer 12.000
km en is door verzekeraar CarSafe ingedeeld in trede 7 van de premieladder. In het begin van het
jaar heeft Hugo al twee schades geclaimd bij CarSafe.
Zekerheidszoekers in de zorg
Sinds 2006 is de verzekering tegen zorgkosten in Nederland geprivatiseerd. Om hoge
zorgpremies te voorkomen is in de Zorgverzekeringswet (Zvw) geregeld dat iedereen die in
Nederland woont verplicht een basiszorgverzekering moet afsluiten. Volgens een
onderzoeksbureau is een mogelijk gevolg van deze verplichte verzekering een toename van
moral hazard, waardoor de collectieve zorguitgaven en uiteindelijk de zorgpremies alsnog kunnen
stijgen.
3p 6
Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering. Bij verzekeringen in het
algemeen hangt de keuze van de consument voor het afsluiten van een verzekering onder andere
af van de mate van …(1)…. Bij de basiszorgverzekering is er daarom sprake van verplichte
…(2)…, waarbij de premie voor iedereen gelijk kan blijven. De verplichting voorkomt dat er
…(3)… optreedt, waarbij onevenredig veel mensen met een …(4)… gezondheidsrisico zich
zouden verzekeren.
Kies uit:
bij (1) asymmetrische informatie / risico-aversie
bij (2) belastingheffing / solidariteit
bij (3) asymmetrische informatie / averechtse selectie
bij (4) hoog / laag
bij (1) risico-aversie
bij (2) solidariteit
bij (3) averechtse selectie
bij (4) hoog
2p 7
Leg uit dat moral hazard kan leiden tot hogere zorgpremies.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• De verzekerde consumeert meer zorg, omdat hij toch al verzekerd is / hij niet direct ervaart
dat hij er zelf voor betaalt
• De toenemende zorgkosten worden dan doorberekend in de zorgpremies
Om moral hazard te beperken heeft de regering in 2008 een verplicht eigen risico ingevoerd. Een
verandering of verschuiving van dit eigen risico heeft invloed op de collectieve zorguitgaven. In
2016 bedraagt het eigen risico € 385. Bij een verschuiving wordt het beginpunt van het eigen
risico verschoven van € 0 naar € 300 en moet de verzekerde de zorgkosten van € 300 tot € 685
zelf betalen (zie bron 1).
Gebruik bron 3.
1p 10
Bereken het aantal mensen dat een verplichte zorgverzekering heeft.
@vmg: geel gemarkeerde tekst als breuk weergeven:
Een voorbeeld van een juiste berekening is: € 670 mln € 50 = 13,4 mln
Gebruik bron 3.
3p 11
Schrijf het vervolg van de conclusie van de onderzoekers. In het vervolg moeten de volgende
aspecten aan bod komen.
1 Een verklaring waaruit blijkt dat bij een verhoging van het eigen risico (voorstel minister) de
daling van de collectieve uitgaven groter is dan de stijging van de eigen betalingen.
2 Een verklaring waaruit blijkt dat bij het verschoven eigen risico (voorstel econoom) de
collectieve zorguitgaven stijgen ondanks een stijging van de eigen betalingen.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
•1 De zorgvraag van verzekerden is afgenomen, doordat de verzekerden een financiële
prikkel hebben de kosten te beperken
•2 − De zorgvraag wordt groter (drempel om zorg te consumeren kleiner), omdat er voor
de eerste € 300 geen eigen risico geldt. Daarnaast zullen verzekerden met zorgkosten
tussen € 300 en € 685 mogelijk minder zorg consumeren vanwege een hoger
kostenbewustzijn
− De collectieve zorguitgaven zullen echter toch stijgen, omdat zorg boven € 685
relatief duur is (specialistische zorg) en/of niet te vermijden is (als je ziek bent heb je geen
echte keuze)
Zorgeloos kiezen?
Met de komst van de Zorgverzekeringswet (2006) is elke Nederlander wettelijk verplicht een
basisverzekering af te sluiten bij een zorgverzekeraar. Elke zorgverzekeraar heeft een
acceptatieplicht en mag dus niemand weigeren. De basisverzekering is verplicht gesteld om te
voorkomen dat er averechtse selectie optreedt. Averechtse selectie kan ertoe leiden dat de
premies gaan stijgen. Verder regelt de wet dat iedere verzekerde een eigen risico heeft, om moral
hazard te beperken. Dit verplichte eigen risico kent een minimumbedrag, maar de verzekerde kan
dit eigen risico wel verhogen in ruil voor een lagere premie.
2p 12
Leg uit dat averechtse selectie tot een stijging van de premies kan leiden.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
Karin van Lier heeft afgelopen jaar bij zorgverzekeraar Personis een Platinapolis met het minimale
eigen risico afgesloten (zie bron 2). Voor het komende jaar wil ze op haar jaarpremie besparen en is
daarom bereid te veranderen van polis en van eigen risico. Het komende jaar:
− vindt ze het niet meer noodzakelijk terecht te kunnen bij een zorgverlener in de buurt, maar wil ze
wel graag haar medicijnen kunnen ophalen bij de plaatselijke apotheek.
− heeft zij voldoende spaargeld om onverwachte zorgkosten op te vangen zodat ze kan kiezen voor
het maximale eigen risico.