You are on page 1of 47

4|5| havo

Economie

Antwoorden Module 6 Risico en verzekeren

Release 2022

www.praktischeeconomie.nl
Malmberg ’s-Hertogenbosch

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 1


© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2022
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave (met uitzondering van de bijlagen) mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige
andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet
1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 2


Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 3
Module 6 Risico en verzekeren

Antwoorden

Inhoudsopgave

1 Risico ............................................................................................................................................... 5
§1 Risico en onzekerheid ................................................................................................................. 5
§2 Vrijwillig en onvrijwillig risico...................................................................................................... 7
§3 Rente en risico ........................................................................................................................... 8
§4 Toepassen ................................................................................................................................ 10
2 Verzekeren .................................................................................................................................... 14
§1 Risicoaversie............................................................................................................................. 14
§2 Een risico verzekeren................................................................................................................ 16
§3 De markt voor verzekeringen ................................................................................................... 17
§4 Wie verzekert zich? .................................................................................................................. 19
§5 Toepassen ................................................................................................................................ 20
3 Informatie ..................................................................................................................................... 23
§1 Averechtse selectie .................................................................................................................. 23
§2 Moral hazard ............................................................................................................................ 25
§3 Tegengaan van averechtse selectie en moral hazard................................................................. 27
§4 Verplichte verzekeringen .......................................................................................................... 30
§5 Toepassen ................................................................................................................................ 32
Afsluiting .......................................................................................................................................... 39
Naar het examen .............................................................................................................................. 42

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 4


Hoofdstuk 1 Risico
Paragraaf 1 Risico en onzekerheid

1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Wat zijn voor een museum de twee onderdelen van het risico van het tentoonstellen van een
kunstwerk?
De kans op diefstal van het kunstwerk en de waarde van het kunstwerk.
b Waarom is het risico van het stelen van een beroemd schilderij klein?
De waarde van een beroemd schilderij is hoog, maar de kans dat het gestolen wordt is klein.
Een koper kan het namelijk nooit laten zien, omdat bij een beroemd schilderij algemeen
bekend wordt dat het gestolen is.
De gezamenlijke waarde van de gestolen schilderijen was € 18 miljoen.
c Hoe kunnen experts deze waarde berekenen?
De schilderijen zijn bijvoorbeeld al een paar keer verkocht, waardoor je de verkoopprijs kent.
Of: Andere schilderijen van de schilders met dezelfde artistieke waarde zijn al eens verkocht.
2
Bekijk bron 2.
a Laat met een berekening zien dat het risico van scooterdiefstal in een dorp voor de
goedkopere scooter gelijk is aan € 50.
risico = kans op diefstal × schade = 0,05 × € 1.000 = € 50
b Laat met een berekening zien dat het risico van scooterdiefstal in een stad voor de duurdere
scooter gelijk is aan € 140.
risico = kans op diefstal × schade = 0,1 × € 1.400 = € 140
3
Lees Praktijkonderzoek ‘Lockdownmaatregelen en gedragsaanpassingen’.
a Geef twee voorbeelden van de schade voor iemand die besmet raakt met corona.
Je wordt ziek waardoor je thuis moet blijven. Voor iemand die werkt en niet in loondienst is,
kan dit geld kosten. En je mag ook niet omgaan met anderen. Dit is een voorbeeld van
immateriële schade.
b Beschrijf het risico voor iemand die naar de supermarkt gaat tijdens de coronapandemie.
Je kunt besmet raken en daardoor ziek worden. Het risico is dus:
kans op besmetting × schade als gevolg van de besmetting.
c Welk onderdeel van dit risico kun je zelf verlagen? Hoe?
De kans om besmet te raken. Die kun je verlagen door 1,5 meter afstand te houden, door
regelmatig je handen te wassen, door een mondkapje te dragen en door drukke plekken te
vermijden. Of door niet naar de supermarkt te gaan.
d Zijn lockdownmaatregelen noodzakelijk om het gedrag van mensen te veranderen?
Nee, want het grootste deel van de gedragsverandering is een vrijwillige keuze geweest van
de mensen zelf.
4
Lees bron 5. Gebruikt de bron ‘risico’ in dezelfde betekenis als economen dat doen? Verklaar je
antwoord.
Nee. De bron gebruikt ‘risico’ als de kans op een blessure, niet als de kans vermenigvuldigd
met de schade als gevolg van die opgelopen blessure.
5
Lees Praktijkonderzoek ‘Sportevenementen en criminaliteit’.
a Beschrijf de twee onderdelen van het risico dat onderzocht is.
de kans op kleine criminaliteit × schade bij kleine criminaliteit

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 5


b Welk onderdeel van het risico neemt bij sportwedstrijden toe? Verklaar je antwoord.
De kans op kleine criminaliteit. Bij grote sportwedstrijden zijn er veel mensen op de been. De
kans om slachtoffer te worden van kleine criminaliteit neemt in die mensenmassa’s toe.
c Geef een verklaring voor de 34% toename van ‘moedwillige persoonlijke verwondingen’.
Dit is het gevolg van vechtende supporters van de verschillende teams.
6
Bekijk bron 6. Beschrijf de twee onderdelen van het caférisico dat bedoeld wordt.
de kans dat je valt met de fiets na een cafébezoek × schade aan je gebit
7
Geef twee redenen waarom het inschatten van het risico van diefstal eenvoudiger is bij een auto
dan bij een exclusief meubelstuk uit de achttiende eeuw.
1) De waarde van een auto is redelijk goed in te schatten, beter dan die van het exclusieve
meubelstuk. 2) De kans op diefstal is bij een auto beter in te schatten, bijvoorbeeld doordat er
statistieken beschikbaar zijn van diefstalcijfers.
8
Lees In context ‘Zwarte zwanen’.
a Leg uit waarom een klein risico samen kan gaan met een enorme schade.
Als de kans op de gebeurtenis extreem klein is, maar de schadelijke gevolgen erg groot, kan
een klein risico toch gepaard gaan met grote schade.
b Is het winnen van de Staatsloterij een zwarte zwaan? Verklaar je antwoord.
Ja en nee. De kans om te winnen is erg klein en de invloed van de gebeurtenis is heel groot.
Dat maakt het een zwarte zwaan voor iedereen die aan de loterij meedoet. Maar er is iedere
maand een winnaar. En dat er een winnaar is, staat vast. Het is, kortom, een zwarte zwaan
die regelmatig voorkomt.
Een zwarte zwaan uit het verleden is de uitbarsting van de vulkaan Vesuvius die de stad Pompeï
in de as legde.
c Beschrijf de twee onderdelen van het risico van deze zwarte zwaan.
de kans op een vulkaanuitbarsting × schade door de vulkaanuitbarsting (verwoesting van
Pompeï)
d Heeft deze zwarte zwaan alleen maar schade tot gevolg gehad? Verklaar je antwoord.
Nee, want door de vulkaanuitbarsting is Pompeï weliswaar verwoest en zijn veel mensen om
het leven gekomen, maar de stad is door de deken van lava die eroverheen gelegd werd,
goed bewaard gebleven. Daardoor weten we nu veel meer over die tijd.
9
De laatste tien jaar zijn er in de Willem Elsschotlaan drie auto’s gestolen. De jaarlijkse kans op
autodiefstal blijkt 1 / 300 te zijn. Jan de Haan woont in de Willem Elsschotlaan en parkeert zijn
tweedehands Renault met een waarde van € 12.000 dagelijks voor zijn huis.
a Hoe groot is het risico van autodiefstal voor Jan?
1 / 300 × € 12.000 = € 40
b Geef twee onzekerheden bij de berekening van dit risico.
Bijvoorbeeld: 1) Het aantal diefstallen in de straat in de afgelopen tien jaar geeft geen
zekerheid dat de frequentie de komende jaren hetzelfde blijft. 2) Het automerk waarin Jan
rijdt kan meer of minder gevoelig zijn voor diefstal dan andere merken.
Op een dag leest Jan bron 7.
c Welk gevolg heeft de informatie in bron 7 voor het risico van autodiefstal voor Jan? Verklaar
je antwoord.
Het risico stijgt; niet door een hogere waarde van de auto, maar door een hogere kans op
diefstal.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 6


Paragraaf 2 Vrijwillig en onvrijwillig risico
1
Bekijk bron 2.
a Wat is hier een vrijwillig risico?
Deelname aan het verkeer.
b Wat is hier een onvrijwillig risico?
Ziek worden.
2
a Geef bij ieder risico in bron 3 aan of het een vrijwillig of onvrijwillig risico is.
Risico Vrijwillig Onvrijwillig
Werkloosheid bij iemand in loondienst. X
Een beenbreuk bij het skiën. X
Een beenbreuk als gevolg van een auto-ongeluk. X
Een longontsteking bij een Rijksambtenaar die aan het werk is. X
Een longontsteking bij een Rijksambtenaar die meedoet aan de Nieuwjaarsduik X
in zee op 1 januari.
Diefstal van een iPad door een inbreker in je huis. X
Diefstal van een iPad op een camping in Napels. X
Diefstal van een fototoestel op vakantie. X
Arbeidsongeschiktheid ten gevolge van het werk. X
Suikerziekte bij een persoon met overgewicht. X
b Leg met de voorbeelden van bron 3 uit dat het onderscheid tussen vrijwillige en onvrijwillige
risico’s niet altijd scherp te maken is.
Bijna alle risico’s worden beïnvloed door het gedrag van mensen. Het is bij sommige risico’s
ook voor discussie vatbaar of een risico niet te vermijden is. Bijvoorbeeld: hoe vrijwillig is het
risico bij een autorit als het om een dagje uit gaat? Of: had je in Napels verstandiger moeten
zijn en geen dure spullen moeten meenemen, omdat als bekend verondersteld mag worden
dat de kans op diefstal in Napels relatief groot is? (Of is de kans helemaal niet groter?)
3
Lees In context ‘Verkeersdoden in Nederland’.
a Beschrijf het risico dat wordt besproken.
Het feit dat iemand kan komen te overlijden door deel te nemen aan het verkeer in
Nederland.
b Hoe groot is de kans dat iemand die in 2020 in het verkeer om het leven is gekomen, op de
fiets zat? Geef een percentage en rond af op één decimaal.
229 / 610 × 100% = 37,5%
c Uit welke twee onderdelen bestaat het risico van verkeersdeelname op de fiets?
kans op dodelijke verkeersongeval op de fiets × schade van overlijden
Sinds 1972 is het aantal verkeersdoden in Nederland gestaag gedaald.
d Geef twee mogelijke verklaringen voor deze daling. Geef daarbij aan welk onderdeel van het
risico van verkeersslachtoffers verminderd werd.
Vanaf begin jaren zeventig zijn de volgende zaken doorgevoerd in Nederland, die het aantal
dodelijke ongelukken sterk verminderden: introductie valhelm (omvang schade), verplicht
dragen autogordels (omvang schade), bekeuring bij rijden onder invloed (kans op schade),
invoering kooiconstructie bij auto’s (omvang schade) en verbetering van de veiligheid van het
wegennet, zoals vangrails (omvang en kans op schade).
Bron 4 laat zien dat het aantal fietsers dat in Nederland in het verkeer om het leven kwam is
gedaald van 239 in 1996 tot 162 in 2010. Daarna neemt het aantal dodelijke verkeersslachtoffers
op de fiets weer toe.
e Geef een verklaring voor de stijging vanaf 2010.
Gebruik van de mobiele telefoon tijdens het fietsen.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 7


Paragraaf 3 Rente en risico
1
a Beschrijf drie risico’s die zich in de tijd kunnen voordoen.
Bijvoorbeeld: 1) Het risico van een lekke band. 2) Het risico van ziekte. 3) Het risico van
regenval in Nederland.
b Leg bij je voorbeelden bij opdracht a uit dat het risico groter is bij een langere tijdsperiode.
In alle gevallen is het risico groter als je naar een langere tijdsperiode kijkt: 1) Hoe langer je
fietst, hoe groter de kans op een lekke band. 2) De kans dat je ziek wordt is groter in een
langere periode. 3) De kans op regen neemt toe als je naar een groter aantal dagen kijkt.
2
‘Bij een inflatie van bijvoorbeeld 3% per jaar geeft € 102 aan het eind van het jaar minder
koopkracht dan € 100 aan het begin van het jaar.’
a Leg dit uit.
Het spaargeld is gestegen met 2%, terwijl de prijzen met 3% gestegen zijn. Met het
spaargeld kun je na een jaar minder kopen; de koopkracht is gedaald.
b Wat zijn de twee onderdelen van het inflatierisico? Hoe wordt het inflatierisico berekend?
De kans op inflatie en de hoogte van de inflatie. Hieruit volgt de berekening van het
inflatierisico: kans op inflatie × hoogte van de inflatie.
‘De onzekerheid over de omvang van het inflatierisico wordt dus alleen bepaald door de omvang
van de inflatie.’
c Leg dit uit.
De kans op inflatie is 100%. Hieruit volgt: inflatierisico = kans op inflatie × omvang van de
inflatie = 100% × omvang van de inflatie. Alleen de omvang van de inflatie is onbekend.
d Hoe groot is de bijdrage van de inflatie aan de risico-opslag?
Omdat het inflatierisico gelijk is aan de inflatie, is de bijdrage van de inflatie aan de risico-
opslag gelijk aan de inflatie.
e Leg uit dat de nominale rente hoger is dan de inflatie. Gebruik in je antwoord het begrip
‘risico-opslag’.
De risico-opslag is onderdeel van de rente. De risico-opslag van inflatie is gelijk aan de
inflatie (zie opdracht d). Hieruit volgt dat de inflatie een onderdeel is van de rente. Anders
gezegd: de (nominale) rente is ten minste even groot als de inflatie.
f Verklaar waarom een geldverstrekker gecompenseerd wil worden voor het inflatierisico.
Iemand die geld uitleent, krijgt dit na de looptijd met rente terug. Bij inflatie daalt de
koopkracht van het uitgeleende geld. Een geldverstrekker wil voor deze koopkrachtdaling
gecompenseerd worden. Of: Een geldverstrekker kan zijn geld altijd op de bank zetten. Dat
levert een nominale rente op die hoger is dan de inflatie. Als een geldverstrekker zijn geld
aan iemand uitleent, wil hij ten minste dezelfde rente krijgen, een rente waarbij het
inflatierisico onderdeel is van de risico-opslag.
3
Laat met een berekening zien dat bij een nominale rente van 5,2% en inflatie van 3,3% de reële
rente gelijk is aan 1,8%.
(100% + 5,2%) / (100% + 3,3%) × 100% – 100% = 1,8%
4
In welk geval is de nominale rente lager dan de reële rente? Verklaar je antwoord.
A bij inflatie
B bij deflatie
C bij een inflatie van 0%
B. In dit geval is π negatief. Invullen in de formule voor de reële rente geeft aan dan:
(100% +R) / (100% + π) × 100% > 100% + R. Hieruit volgt: r > 100% + R – 100% = R.
5

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 8


Vul in bron 4 de ontbrekende percentages in. Verklaar je antwoord met een berekening. Rond
daarbij af op één decimaal.
Nominale rente Inflatie Reële rente
4,0% 4,0% 0,0%
6,2% 4,2% 1,9%
4,6% 6,1% –1,4%
3,1% 0,0% 3,1%
6,0% 1,7% 4,2%
5,7% 4,5% 1,1%
5,1% 5,1% 0,0%
3,0% 5,0% –1,9%
(100% + 4,0%) / (100% + 4,0) × 100% – 100% = 0,0%
(100% + 6,2%) / (100% + 4,2%) × 100% – 100% = 1,9%
(100% + 4,6%) / (100% + 6,1%) × 100% – 100% = –1,4%
Bij een inflatie van 0% geldt
r = R: r = (100% + R) / 100% × 100% – 100% = 100% + R – 100% = R. Invullen van de
formule geeft hetzelfde antwoord: (100% + 3,1%) / (100% + 0,0%) × 100% – 100% = 3,1%.
Uit r = (100% + R) / (100% + π) × 100% – 100% volgt
π = (100% + R) / (100% + r) × 100% – 100%. Invullen geeft:
(100% + 6,0%) / (100% + 4,2%) × 100% – 100% = 1,7%
(100% + 5,7%) / (100% + 1,1%) × 100% – 100% = 4,5%
Bij een reële rente van 0% geldt: 0% = (100% + R) / (100% + π) × 100% – 100%. Hieruit
volgt: R = π.
(100% + 3,0%) / (100% – 1,9%) × 100% – 100% = 5,0%
6
Kies in de tweede zin van bron 5 het juiste woord zodat een logische tekst ontstaat. Verklaar je
antwoord.
Weinig. Bij een lage inflatie is de reële rente ongeveer gelijk aan de nominale rente.
7
Lees In context ‘De Nationale Hypotheek Garantie’.
a Hoe komt een pensioenfonds aan het geld dat het uitleent als hypotheek?
Mensen sparen voor hun pensioen via het betalen van een pensioenpremie aan een
pensioenfonds. Zo’n fonds belegt dit geld om er later de pensioenen van zijn deelnemers van
te kunnen betalen. Het uitlenen van geld in de vorm van hypotheken is zo’n belegging.
b Geef een reden waarom een hypotheeknemer niet aan zijn betalingsverplichtingen kan
voldoen.
Bijvoorbeeld: Iemand verliest zijn baan of iemand wordt chronisch ziek. In beide gevallen
daalt zijn inkomen, waardoor hij zijn hypotheeklasten niet meer zou kunnen dragen.
c Beschrijf de twee onderdelen van het risico dat de NHG heeft als een woning met verlies
verkocht wordt. Hoe wordt dit risico van restschuld berekend?
kans op verplichte verkoop × restschuld
d Waarom wordt de NHG alleen afgegeven op hypotheken die niet te hoog zijn?
Als een woning voor minder dan 100% van de hypotheekomvang verkocht wordt, ontstaat er
een restschuld. Bij een woning die voor bijvoorbeeld 90% van de hypotheekomvang verkocht
wordt, ontstaat een restschuld van 10% van de hypotheekomvang. Hoe hoger de hypotheek,
hoe hoger de absolute restschuld. Dit verhoogt het restschuldrisico. Ook de kans op
restschuld neemt toe bij een hogere hypotheek omdat 1) hogere hypotheken horen bij meer
unieke huizen, waarvan de marktwaarde minder makkelijk te bepalen is en 2) een
hypotheeknemer sneller in de betalingsproblemen kan komen bij een hogere hypotheek.
Kortom: een hogere hypotheek verhoogt het restschuldrisico dat door de NHG gedragen
wordt. Om dat risico te beperken geldt de NHG tot een ieder jaar opnieuw vast te stellen
maximale hypotheekomvang.
Bekijk bron 6.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 9


e Wat is omvang van de hypotheek die hoort bij het rentepercentage van 1,22% in bron 6?
De hypotheek is niet hoger dan 70% van de waarde van de woning.
f Leg uit dat in bron 6 de rentepercentages oplopen bij een hoger percentage voor de
hypotheek als percentage van de waarde van de woning.
Het restschuldrisico loopt op bij een hogere hypotheek als percentage van de waarde van de
woning. Dit verhoogt de risico-opslag en daarmee de hypotheekrente.
Met een NGH is de hypotheekrente 0,93%.
g Waarom is dit percentage lager dan de hypotheekrentes in bron 6?
Voor de geldverstrekker is er geen restschuldrisico als een woning met NHG gekocht wordt.
Wat er ook gebeurd, de geldverstrekker krijgt de hypotheek altijd volledig terugbetaald. Dit
verlaagt de risico-opslag en daarmee de hypotheekrente. Geld verstrekken aan iemand die
een huis koopt met het huis als onderpand én de NHG is zo goed als risicovrij voor de
geldverstrekker.
8
Lees bron 7.
a Wat is een voordeel van het afsluiten van een autolening bij een dealer?
De rente is lager, omdat de aangekochte auto het onderpand van de lening is.
b Wat is een nadeel van het afsluiten van een autolening bij een dealer?
Bij wanbetaling kan de dealer de auto opeisen. Voor iemand die de auto bijvoorbeeld nodig
heeft voor zijn werk kan dit erg nadelige gevolgen hebben.
c Waarom is de rente voor een persoonlijke lening hoger dan de rente van een autolening?
Gebruik in je antwoord het begrip ‘risico-opslag’.
Bij een persoonlijke lening is er geen onderpand; bij een autolening bij een dealer wel (de
auto). Dit onderpand verlaagt het risico van wanbetaling voor de geldverstrekker (de dealer).
Hierdoor daalt de risico-opslag. Bij een lagere risico-opslag kan een lagere rente worden
gevraagd.
9
a Bekijk bron 3 en laat met een berekening zien dat de rente voor een hypotheek met een
looptijd van vijf jaar 46,3% hoger is dan de rente voor een hypotheek met een looptijd van
dertig jaar.
(2,18% – 1,49%) / 1,49% × 100% = 46,3%
b Hoeveel procentpunt verschil zit er tussen de rente van een hypotheek met een looptijd van
vijf jaar en van dertig jaar?
2,18% – 1,49% = 0,69%

Paragraaf 4 Toepassen

1
Lees nog eens de introductie van het hoofdstuk.
a Wat zijn voor een inbreker de twee onderdelen van het risico van het stelen van een
schilderij?
De kans om betrapt te worden en de bijbehorende straf.
b Is het risico van inbreken een vrijwillig risico of een onvrijwillig risico? Verklaar je antwoord.
Vrijwillig, want je hoeft niet in te breken; inbreken in een keuze.
2
Lees bron 1.
a Wat is het risico voor iemand die een studie volgt?
kans dat je geen baan vindt × kosten van de studie
b Welk onderdeel van dat risico wordt beïnvloed door de studierichting?
De kans om een baan te vinden. Die is bij bepaalde studies groter dan bij andere studies.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 10
3
Lees bron 2.
a Welk cijfer krijg je bij drie goede antwoorden?
Twee vragen fout: 4 punten aftrek. Cijfer: 10 – 4 = 6.
In de klas zitten 25 leerlingen.
b Hoe groot is voor een leerling de kans om door de docent uitgekozen te worden?
1 / 25 = 0,04 of 4%.
Van de veertig woorden die geleerd moeten worden, kent Loek er zonder te leren tien.
c Welk eindcijfer zal Loek naar verwachting halen als hij uitgekozen wordt?
Loek kent 1 op de 5 woorden. De kans dat hij een willekeurig gekozen woord kent is 20%.
Anders gezegd: de kans dat hij een willekeurig woord niet kent is 80%. Bij 5 woorden zijn dat
er 4. Dit geeft 8 punten aftrek. Zijn verwachte eindcijfer is dus 10 – 8 = 2.
Loek is erg goed in Engels. Hij staat er nu gemiddeld een 10 voor. Het verschil tussen zijn
gemiddelde cijfer en ieder nieuw cijfer ziet hij als schade.
d Hoe groot is volgens Loek de schade van het halen van een 10?
schade = verschil gemiddelde cijfer en nieuw cijfer = 10 – 10 = 0
e Hoe groot is volgens Loek de schade van het halen van een 6?
schade = verschil gemiddelde cijfer en nieuw cijfer = 10 – 6 = 4
Loek besluit de woorden niet te leren; hij heeft te veel leuke andere dingen te doen deze week.
f Wat zijn de twee onderdelen van het risico dat Loek loopt?
kans om uitgekozen te worden × schade van een laag cijfer
g Hoe groot is het risico dat Luuk loopt?
0,04 × (10 – 2) = 0,32
h Is dit een vrijwillig of onvrijwillig risico? Verklaar je antwoord.
Vrijwillig risico, want Loek besluit zelf om niet te gaan leren.
4
Lees bron 3.
a Wat zijn de twee onderdelen van het risico van autodiefstal voor een eigenaar van een auto?
kans dat de auto gestolen wordt × aanschafprijs van de auto
b Wat zijn de twee onderdelen van het risico van autodiefstal voor een autodief?
kans dat je aangehouden wordt × omvang van de straf voor autodiefstal
c Leg uit dat het risico van autodiefstal voor een eigenaar in de eerste zes maanden van 2019
gedaald is ten opzichte van het eerste halfjaar van 2018. Geef twee redenen.
Het aantal auto’s dat gestolen wordt is gedaald en het aantal auto’s dat binnen een dag wordt
teruggevonden is gestegen.
d Kies het juiste antwoord.
H
et risico van autodiefstal voor een eigenaar van een hybride auto is in de eerste zes
maanden van 2019 gedaald / gelijk gebleven / gestegen ten opzichte van de eerste zes
maanden in 2018.
Gedaald. De kans dat een hybride auto gestolen wordt, is gelijk gebleven, maar er worden
wel meer auto’s na een dag teruggevonden.
5
Bekijk bron 4.
a Wat is een rentevaste periode?
De periode waarin de rente op de hypotheek niet aangepast wordt.
b Wat is de rentevaste periode en de omvang van de hypotheek die hoort bij het
rentepercentage van 1,31%?
Looptijd van 10 jaar bij een hypotheek die 80% van de waarde van de woning is.
c Leg uit dat de rentepercentages oplopen bij een langere rentevaste periode. Gebruik in je
antwoord het begrip ‘risico-opslag’.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 11


Risico’s doen zich voor in de tijd. Hoe langer de periode, hoe groter de kans dat een risico
zich manifesteert. Dit verhoogt de risico-opslag. Een langere rentevaste periode kent een
hogere risico-opslag en daarmee een hogere rente.
d Hoe groot is het restschuldrisico voor een geldverstrekker bij een hypotheek met NHG?
€ 0. Als er een restschuld ontstaat, wordt deze door de NHG aan de geldverstrekker betaald.
e Waarom stijgt de hypotheekrente bij een hypotheek met NHG bij een langere rentevaste
periode?
Er kunnen zich andere problemen voordoen dan die welke door de NHG worden afgedekt.
De kans dat die andere problemen zich voordoen neemt toe bij een langere periode.
Bijvoorbeeld: de kans op een hoge inflatie. Een hypotheekschuld met vaste rente verdampt
dan.
6
Lees bron 5 en bekijk bron 6.
a Welk risico loopt een kunsthandelaar die een schilderij aanschaft?
kans op waardevermindering kunstaankoop × waardevermindering kunstaankoop
b Beschrijf een financieel motief van Yusaku Maezawa om het schilderij overal ter wereld uit te
lenen.
Door een kunstwerk op veel plaatsen te vertonen, neemt de belangstelling voor het werk toe,
waardoor de kans op waardevermindering daalt. Het werk kan er juist door in waarde stijgen.
Jean-Michel Basquiat stierf in 1988 op 27-jarige leeftijd aan een overdosis heroïne.
c Wat gebeurt er met het risico van een kunsthandelaar als de kunstenaar van een werk in
bezit van de handelaar overlijdt?
Dat kan afnemen. De kans op waardevermindering daalt, want de kunstenaar kan geen
gelijksoortige werken meer maken.
7
Lees bron 7.
a Wordt het begrip ‘risico’ gebruikt zoals economen het gebruiken? Verklaar je antwoord.
Ja, de kans op een gebeurtenis wordt vermenigvuldigd met de schade (‘de ernst’).
b Is de komst van een kerncentrale voor omwonenden een vrijwillig of onvrijwillig risico?
De komst van een kerncentrale is voor de inwoners van het gebied een onvrijwillig risico.
Er is in een gebied meestal veel verzet tegen de komst van een nieuwe kerncentrale. Anderzijds
hebben veel mensen er geen probleem mee om te verhuizen naar een gebied waar al een
kerncentrale staat.
c Leg deze schijnbare tegenstelling uit.
Onvrijwillige risico’s vinden mensen al snel onaanvaardbaar. Mensen die naar een gebied
verhuizen waar een kerncentrale gevestigd is, doen dit vrijwillig. Vrijwillige risico’s worden
veel eerder geaccepteerd.
d Beschrijf het negatieve externe effect voor omwonenden van een kerncentrale.
Het risico van een kernongeval. Dit risico is geen onderdeel van de prijs van elektriciteit,
terwijl het een negatief effect is van het opwekken en verkopen van elektriciteit voor
omwonenden.
e Leg uit dat dit negatieve externe effect ongelijk verdeeld is over iedereen die gebruikmaakt
van de elektriciteit die de kerncentrale opwekt.
Alleen omwonenden van een kerncentrale ervaren het negatieve externe effect van
elektriciteitsproductie in een kerncentrale. Maar iedereen die deze elektriciteit afneemt betaalt
er dezelfde prijs voor. Dit is de gevoelde oneerlijke verdeling van de negatieve externe
effecten.
8
Lees bron 8.
a Wat is een staatsobligatie?
Schuldpapier dat door de overheid wordt uitgegeven.
b Wat is het risico van de aankoop van een staatsobligatie?
aankoopbedrag staatsobligatie × kans dat de obligatie (plus rente) niet afbetaald wordt
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 12
c Waarom is het risico van de aankoop van een staatsobligatie in tijden van oorlog groter dan
in vredestijd?
Een land in oorlog kan verwoest worden, waardoor het niet meer aan zijn financiële
verplichtingen kan voldoen.
d Waarom investeren consumenten desondanks massaal in staatsobligaties in tijden van
oorlog?
Daarmee helpen ze de regering aan geld om de oorlogsinspanningen te kunnen financieren.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 13


Hoofdstuk 2 Verzekeren
Paragraaf 1 Risicoaversie

1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Welke schade wordt verzekerd bij een fietsverzekering? Wat is het bijbehorende risico?
schade = aanschafprijs van een nieuwe fiets
risico = kans op fietsendiefstal × aanschafprijs (schade) van de fiets
b Welke schade wordt verzekerd bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering? Wat is het
bijbehorende risico?
schade = het verlies aan inkomen doordat iemand arbeidsongeschikt wordt
risico = kans op arbeidsongeschiktheid × verlies aan inkomen door arbeidsongeschiktheid
c Welk risico heeft Ronaldo verzekerd?
kans om niet meer te kunnen voetballen × verlies aan inkomen door niet meer te kunnen
voetballen
2
Gebruik bron 1.
a Leg uit dat als je iedere week meedoet met loterij A je op de lange termijn geen winst maakt
en ook geen verlies lijdt.
De verwachte opbrengst is € 0. De ene keer wint de speler € 4, de andere keer verliest de
speler € 4. De kans op winst is gelijk aan de kans op verlies. Op lange termijn komen beide
situaties evenveel voor en speelt de speler dus quitte.
b Wat is op de lange termijn je winst of je verlies als je wekelijks meedoet met loterij B?
De verwachte opbrengst van loterij B is ook € 0. € 20 winst en € 20 verlies komen even vaak
voor.
3
Iemand krijgt de volgende twee opties voorgelegd:
A Je koopt een loterijlot voor € 100 en je krijgt € 200 uitbetaald.
B Je koopt een loterijlot voor € 100 en je krijgt met 50% kans € 300 uitbetaald.
a Bereken de verwachte opbrengst van optie A. Hoe groot is het bijbehorende risico?
De verwachte opbrengst van optie A is € 200 – € 100 = € 100. Het bijbehorende risico is € 0,
want er is geen kans op verlies.
b Bereken de verwachte opbrengst van optie B. Hoe groot is het bijbehorende risico?
De verwachte opbrengst van optie B is 0,5 × (€ 300 – € 100) = € 100. Het bijbehorende risico
is 0,5 × € 100 = € 50.
c Welke optie zal een risicoavers persoon kiezen? Verklaar je antwoord.
Optie A. Een risicoavers persoon kiest bij twee onzekere opties met dezelfde verwachte
opbrengst voor de optie met het laagste risico.
4
a Vul de ontbrekende bedragen in bij bron 4.
Loterij A:
verwachte opbrengst: 0,5 × € 32 + 0,5 × € 20 – € 25 = € 1
mogelijke schade: € 25 – € 20 = € 5
risico: 0,5 × € 5 = € 2,50
Loterij B:
verwachte opbrengst: 0,5 × € 40 + 0,5 × € 12 – € 25 = € 1
mogelijke schade: € 25 – € 12 = € 13
risico: 0,5 × € 13 = € 6,50
b Voor welke loterij heeft een risicoavers persoon een voorkeur? Verklaar je antwoord.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 14


Loterij A. De verwachte opbrengst van loterij A is hetzelfde als bij loterij B, maar het risico is
lager.
c Met welke reden kan iemand kiezen voor loterij B?
De verwachte opbrengst van loterij B is hetzelfde als bij loterij A, maar de kans op een hoge
winst is bij loterij B wel aanwezig en bij loterij A niet.
Loterij Prijs per Uitbetaling bij Uitbetaling bij Verwachte Mogelijke Risico
lot kop munt opbrengst schade
A € 25 € 32 € 20 €1 €5 € 2,50
B € 25 € 40 € 12 €1 € 13 € 6,50
5
Lees Praktijkonderzoek ‘Zijn mensen risicoavers?’.
a Een team staat in de finale en beschikt over € 5.000. De kans dat de komende ronde
succesvol wordt afgesloten is 50%. Wat is de verwachte opbrengst van het spelen van de
volgende ronde?
verwachte opbrengst van de volgende ronde = kans op succes × (uitbetaling bij
succes – inleg) + kans op geen succes × (uitbetaling bij geen
succes – inleg) = 0,5 × (€ 10.000 – € 5.000) + 0,5 × (€ 0 – € 5.000) = € 2.500 – € 2.500 = € 0
b Hoe groot is het bijbehorende risico?
€ 5.000 × 0,5 = € 2.500
c Zal een risicoavers team ervoor kiezen een volgende ronde te spelen? Verklaar je antwoord.
Nee. De verwachte opbrengst is € 0, terwijl er een risico is. Niet naar de volgende ronde
gaan geeft dezelfde verwachte opbrengst, maar heeft geen risico.
Het onderzoek laat zien dat deelnemers in de finale een volgende ronde spelen als de kans om
die volgende ronde succesvol af te sluiten minimaal 67% was.
d Waarom kan hieruit de conclusie getrokken worden dat deelnemers aan Lingo risicoavers
zijn?
Bij een kans van 50% spelen teams gemiddeld quitte (geen winst, geen verlies); de
verwachte opbrengst van het spelen van een volgende ronde is € 0. Er is altijd het risico van
het kwijtraken van het tot dan toe verdiende geld. Iemand die niet risico-avers, zal niet
gecompenseerd hoeven te worden voor dit risico. Een risico-avers persoon wel. En dat
gebeurt in de vorm van een hogere winstkans. Bij een kans boven de 50% is de verwachte
opbrengst van het spelen van een volgende ronde meer dan € 0; anders gezegd: in dit geval
maken de spelers gemiddeld genomen winst door in de finale een volgende ronde te spelen.
Het blijkt dat teams gemiddeld kiezen om door te spelen als de winstkans minimaal 67%. Dat
geeft aan dat ze voor het risico gecompenseerd willen worden. Anders gezegd: ze zijn risico-
avers.
6
Iemand krijgt de volgende twee opties voorgelegd:
A Je koopt een loterijlot voor € 100 en je krijgt € 200 uitbetaald.
B Je koopt een loterijlot voor € 100 en je krijgt met 50% kans € 400 uitbetaald.
a Bereken de verwachte opbrengst van optie A. Hoe groot is het bijbehorende risico?
De verwachte opbrengst van optie A is € 200 – € 100 = € 100. Het bijbehorende risico is € 0,
want er is geen kans op verlies.
b Bereken de verwachte opbrengst van optie B. Hoe groot is het bijbehorende risico?
De verwachte opbrengst van optie B is 0,5 × (€ 400 – € 100) = € 150. Het bijbehorende risico
is 0,5 × € 100 = € 50.
c Welke optie zal een risicoavers persoon kiezen? Verklaar je antwoord.
Dat staat niet vast. Het risico van optie B is groter dan dat van optie A, maar de verwachte
opbrengst van optie B is ook hoger dan die van optie A. Het staat nu niet vast welke optie
een risicoavers persoon zal kiezen.
7
Lees bron 5.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 15


a Leg uit dat het begrip ‘verwachte opbrengst’ in de bron een andere betekenis heeft dan in de
leertekst.
De verwachte opbrengst is in de bron de geschatte opbrengst bij verkoop waarbij geen
rekening wordt gehouden met de kans op verkoop.
b Wat is de verwachte opbrengst van de tekening van Hergé als de kans op verkoop van de
tekening van tevoren op 80% geschat werd?
0,8 × € 7.000 = € 5.600
c Leg uit welke rol ‘onzekerheid’ speelt bij het vooraf uitrekenen van de verwachte opbrengst
van de tekening.
De kans op verkoop is niet zeker. En vooral de verkoopprijs is onzeker, bleek achteraf. De
uiteindelijke verkoopprijs lag ver boven de ingeschatte verkoopprijs.

Paragraaf 2 Een risico verzekeren

1
Lees bron 3.
a Bereken het risico van telefoondiefstal voor een leerling met een telefoon van gemiddelde
nieuwwaarde.
1 / 10 × € 400 = € 40
b Bereken het totale risico van de klas.
30 × € 40 = € 1.200
c Bereken de premie om het risico van telefoondiefstal te verzekeren.
€ 1.200 / 30 = € 40
d Kies het juiste woord.
Een leerling met een duurdere telefoon dan de gemiddelde nieuwwaarde is sneller / minder
snel geneigd de verzekering af te sluiten.’ Licht je keuze toe
Sneller. De premie is gebaseerd op het risico van de gemiddelde nieuwwaarde. Een leerling
met een duurdere telefoon heeft een hoger risico. Daarbij zou een hogere premie horen.
Maar de premie is voor iedereen gelijk. De leerling kan zijn telefoon dan voor een (te) lage
premie verzekeren tegen diefstal. Dat is aantrekkelijk, waardoor hij sneller geneigd zal zijn de
verzekering af te sluiten.
2
Iedereen in een groep van 1.000 mensen heeft een mogelijke schade van € 100.000. De schade
treedt op met een kans van 0,1%.
a Bereken het totale risico.
totaal risico = kans op schade × schade × aantal
mensen = 0,001 × € 100.000 × 1.000 = € 100.000
b Bereken de premie.
premie = totaal risico / aantal mensen = € 100.000 / 1.000 = € 100
c Vul bron 4 in.
Premie Mogelijke Kans op Risico Mogelijk zelf te (Verwachte)
schade schade (= verwachte betalen kosten
schade)
Niet €0 € 100.000 0,001 € 100 € 100.000 € 100
verzekeren
Wel € 100 € 100.000 0,001 € 100 €0 € 100
verzekeren
3
Lees In context ‘Fietsendiefstal op school’. Vul de ontbrekende bedragen in.
Als je de fiets verzekert, ben je elk jaar € 30 kwijt, dat is € 600 in twintig jaar tijd. Als je de fiets niet
verzekert, word je naar verwachting één keer in de twintig jaar geconfronteerd met een gestolen
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 16
fiets, wat ook € 600 kost. Als gevolg van de verzekering is de mogelijke schade van € 600
afgekocht. In ruil daarvoor betaal je elk jaar € 30 aan premie. Daarmee is het risico gedaald naar
€ 0.’
4
Lees bron 5.
a Waarom verzekeren mensen zich niet tegen het risico van het oplopen van een lekke
fietsband?
De kosten van het plakken van de band of het vervangen ervan zijn zo laag dat de meeste
mensen deze kosten zelf dragen. Gemiddeld genomen, op lange termijn, is verzekeren
duurder dan de schade zelf betalen. Alleen bij kosten die niet zelf te dragen zijn, is
verzekeren verstandig en soms zelfs verplicht.
b Verdedig de stelling dat veel Nederlanders beter geen reisverzekering kunnen afsluiten als
ze op vakantie gaan.
De meeste mensen hebben geen zeer dure spullen bij zich. Vervanging kunnen ze zelf
betalen. Dure uitgaven, zoals opname in een ziekenhuis tijdens de vakantie, vallen meestal
onder de (verplichte) ziektekostenverzekering.
Lees bron 6.
c Hoe zal de verzekeringsagent in bron 5 de verzekering van bron 6 beoordelen? Verklaar je
antwoord.
De tegenvaller van slecht weer kun je zelf dragen, dat kun je dus beter niet verzekeren.
Gerekend over een aantal vakanties kost het verzekeren meer dan het oplevert.
5
Lees bron 7. Citeer de zin uit de bron waaruit blijkt dat oma Van Riethoven risicoavers is.
‘Hoewel de verkoper zegt dat in haar situatie de mogelijke schade waarschijnlijk niet opweegt
tegen de extra kosten, overweegt ze toch een verzekering af te sluiten.’
6
Bekijk bron 8.
a Welk risico heeft zich voorgedaan?
Ziekte waar behandeling in het ziekenhuis voor nodig is.
b Hoe probeert de verzekeringsagent onder betaling van de schade uit te komen?
Door het risico aan te merken als ‘an act of god’ en niet als ziekte (waar een
ziektekostenverzekering in voorziet).

Paragraaf 3 De markt voor verzekeringen

1
Zet in bron 2 in iedere regel het bijbehorende begrip. Kies daarbij uit:
polis – premie – risico – verzekeraar – verzekering – verzekeringsnemer.
1 de consument die een verzekering koopt verzekeringsnemer
2 de prijs van een verzekering premie
3 aangeboden dienst van een verzekeraar verzekering
4 kans op schade × verwachte schade risico
5 de producent van een verzekering verzekeraar
6 bewijs van een verzekering op papier polis
2
De ‘verwachte uitbetaling per verzekeringsnemer’ is gelijk aan:
( ) A de kans op schade.
( ) B de mogelijke schade.
( ) C het risico van de verzekeringsnemer.
3
Gebruik bron 3.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 17
a Welke premie moet de verzekeraar ten minste vragen om de verwachte uitbetaling per
verzekeringsnemer te dekken? Zet je antwoord in bron 3.
premie = 1 / 20 × € 500 = € 25
b Bereken de TO en TK als de verwachte uitbetaling per verzekeringsnemer precies gedekt
wordt met de premie. Vul bron 3 verder in.
TO = TK = 2.000 × € 25 = € 50.000
Aantal Premie TO Uitbetalin Kans op Verwachte TK
verzekerings g bij schade uitbetaling per
nemers schade verzekeringsneme
r
2.000 € 25 € 50.000 € 500 1 / 20 € 25 € 50.000
4
a Kies in bron 4 de juiste marktkenmerken voor de markt van reisverzekeringen.
b Leg uit waarom er op de markt voor reisverzekeringen eerder sprake zal zijn van
monopolistische concurrentie dan dat de markt zal lijken op een heterogeen oligopolie.
De toetredingskosten voor de reisverzekeringsmarkt zijn laag; het is makkelijk om tot de
markt toe te treden. Er zijn geen wettelijke verplichtingen voor wat een verzekering minimaal
moet omvatten. Reiskostenverzekeringen worden daardoor door veel verschillende partijen
aangeboden die meestal iets van elkaar verschillen.
c Kies in bron 5 de juiste marktkenmerken voor de markt van zorgverzekeringen.
d Leg uit waarom de markt voor zorgverzekeringen meer zal lijken op een heterogeen
oligopolie dan op een markt met monopolistische concurrentie.
Op de markt van zorgverzekeringen zijn er hoge toetredingskosten; het is niet makkelijk om
tot de markt toe te treden. Zo moet een zorgverzekeraar aan allerlei wettelijke vereisten
voldoen (inclusief het aanbieden van het basispakket) en moet het met allerlei
zorgaanbieders contracten afsluiten (wat specialistische kennis vereist). Door deze hoge
toetredingskosten zal maar een beperkt aantal verzekeraars toetreden tot de markt.
5
Lees In context ‘Verzekering tegen fietsendiefstal op school’.
a Staat het vast dat de verzekeraar winst maakt?
Nee. De verzekeraar moet € 600 uitkeren aan iedere leerling waarvan de fiets gestolen
wordt. Naar verwachting zal dat één leerling per jaar zijn. In dat geval maakt de verzekeraar
winst. Maar als er meer dan één fiets gestolen wordt, maakt de verzekeraar verlies.
Bij een premie van € 50 sluiten achttien leerlingen een verzekering af en bij een premie van € 70
doen vier leerlingen dat.
b Hoe hoog is de verwachte winst van een verzekeraar bij een premie van € 50?
18 × (€ 50 – € 30) – € 100 = € 260
c Hoe hoog is de verwachte winst van een verzekeraar bij een premie van € 70?
4 × (€ 70 – € 30) – € 100 = € 60
d Wat weegt een verzekeraar tegen elkaar af bij de bepaling van de hoogte van de premie?
Een hogere premie levert meer op per verzekeringsnemer. Maar bij een hogere premie zullen
minder leerlingen een verzekering afsluiten.
6
Bekijk bron 6.
a Leg uit dat de verzekeraar naar verwachting winst maakt.
De premie per verzekeringsnemer is hoger dan de verwachte uitbetaling per
verkeringsnemer.
b Vul bron 6 verder in. Verklaar je antwoorden met een berekening.
TO = 5.000 × € 40 = € 200.000. Verwachte TK: 5.000 × € 30 = € 150.000.
c Waarom moet een verzekeraar in totaal meer premie ontvangen dan hij in totaal aan schade
uitkeert om geen verlies te leiden?
Er zijn nog andere kosten dan alleen de uitbetalingen als gevolg van schade. Bijvoorbeeld:
personeelskosten en de huur van het pand.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 18
7
Een verzekeraar wil toetreden tot de markt voor uitslaaprisico’s en moet bepalen hoeveel premie
hij minimaal per polis moet vragen. Daartoe heeft hij een marktonderzoek laten uitvoeren. De
resultaten van dit onderzoek staan in bron 7.
a Wat is naar verwachting de totale uit te keren schade per jaar?
1 / 50 × € 1.500 × 3.000 = € 90.000
b Hoe hoog moet de premie per verzekeringsnemer zijn om naar verwachting geen verlies te
lijden?
TK = € 90.000 + € 30.000 = € 120.000
minimale premie per verzekerde = € 120.000 / 3.000 = € 40

Paragraaf 4 Wie verzekert zich?

1
Bekijk bron 3.
a Vul de ontbrekende waarden in.
Premie Mogelijke Kans op Risico Mogelijk zelf (Verwachte)
schade schade (= verwachte te betalen kosten
schade)
Niet €0 € 10.000 0,05 € 500 € 10.000 € 500
verzekeren
Wel € 800 € 10.000 0,05 € 500 €0 € 800
verzekeren
b Zal een risicoavers persoon zich verzekeren? Verklaar je antwoord.
Dat hangt af van de mate van risicoaversie. De premie is een stuk hoger dan het te
verzekeren risico. Iemand die een beetje risicoavers is, zal zich waarschijnlijk niet
verzekeren. Iemand die sterk risicoavers is, zal zich waarschijnlijk wel verzekeren.
c Leg uit dat het voor je antwoord bij opdracht b uitmaakt of de persoon die zich wel of niet
verzekert over financiële middelen beschikt.
Iemand die over financiële middelen beschikt, is beter in staat een risico zelf te dragen. Hij
zal minder snel geneigd zijn om een risico te verzekeren, ook als hij (sterk) risicoavers is.
2
Lees bron 4.
a Wat zijn de twee onderdelen van het risico van fietsendiefstal?
risico fietsendiefstal = kans op fietsendiefstal × aanschafprijs nieuwe fiets
b Wordt in de zin ‘Hoe groot is het risico dat je fiets wordt gestolen?’ het begrip ‘risico’ gebruikt
zoals economen dat doen? Verklaar je antwoord.
Nee. Met ‘Hoe groot is het risico dat je fiets gestolen wordt’ wordt de kans op fietsendiefstal
bedoeld en niet het risico van fietsendiefstal.
c Geef kritiek op de stelling dat ‘een fietsverzekering minder zinvol is als je een goedkopere
fiets hebt’.
Wat goedkoop is, is niet gedefinieerd. Voor iemand die ‘een goedkopere fiets’ maar net kan
betalen, kan het zinvol zijn om ook voor deze fiets het risico van fietsendiefstal te verzekeren.
Het gaat erom of iemand een risico wel of niet zelf kan dragen.
d Naar welk onderdeel van het risico van fietsendiefstal wordt verwezen in de zin ‘of een fiets
die je toch altijd in de schuur zet’?
De kans op fietsendiefstal.
3
Lees Praktijkonderzoek ‘Wie verzekert zich?’.
a Leg met een berekening uit dat het risico van telefoonstoring $ 0,0275 per maand is.
risico telefoonstoring = kans op telefoonstoring × kosten reparatie = 0,0005 × $ 55 = $ 0,0275
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 19
b Welke vier factoren hebben invloed op de keuze of iemand zich wel of niet verzekert tegen
telefoonstoringen?
1 De mate waarin iemand risicoavers is.
2 Hoe vaak iemand belt.
3 Zijn inkomen.
4 De frequentie waarmee storingen voorkomen in het postcodegebied waarin iemand
woont.
c Welke van de vier factoren bij opdracht b gaan over de eigen inschatting van het verzekerde
risico?
Hoe vaak iemand belt (hoe vaker je belt, hoe groter het risico) en de frequentie waarmee
storingen voorkomen in het postcodegebied van de verzekeringsnemer (hoe hoger de
frequentie, hoe hoger het risico).
d Verklaar waarom mensen die meer bellen een verzekering afsluiten.
Zij hebben meer baat bij een goed werkende telefoonlijn. In geval van storing moet dat direct
verholpen worden, hoe duur dat ook is.
e Waarom zijn mensen minder snel geneigd een verzekering af te sluiten als hun inkomen
hoger is?
Mensen met een hoog inkomen hoeven geen verzekering af te sluiten. Bij een storing betalen
ze de storingsmonteur uit eigen zak. Omdat hun inkomen hoog is, kunnen ze het risico van
een telefoonstoring zelf dragen.
4
Kies het juist woord en verklaar je antwoord.
‘Een verzekering zal vooral mensen aantrekken die van zichzelf weten dat ze een laag / hoog
risico hebben.
Hoog. Voor deze mensen is de premie relatief laag in verhouding tot hun risico.

Paragraaf 5 Toepassen

1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Zal Ronaldo een fietsverzekering hebben afgesloten? Verklaar je antwoord.
Waarschijnlijk niet. Als zijn fiets gestolen wordt (als hij er al een heeft), dan koopt hij gewoon
een nieuwe fiets.
b Is Mariah Carey risicoavers?
Waarschijnlijk wel. Ze vindt het risico van inkomensverlies blijkbaar erg hoog als je bedenkt
dat ze haar benen voor $ 1 miljard verzekerd heeft. Het inkomensverlies zou een zwarte
zwaan zijn (een erg kleine kans met een erg grote schade). Zwarte zwanen worden vooral
door risicoaverse personen verzekerd (hoeveel mensen hebben een tornadoverzekering in
Nederland?).
2
In een spelshow heeft een kandidaat inmiddels € 50.000 bij elkaar gespeeld. Hij moet besluiten of
hij nog een laatste ronde gaat spelen of dat hij met € 50.000 naar huis zal gaan. In die laatste
ronde moet hij één vraag beantwoorden, waarbij hij moet kiezen uit vier antwoorden. Als hij het
juiste antwoord geeft, gaat hij met € 250.000 naar huis. Bij een verkeerd antwoord ontvangt hij € 0
en een handdruk van de presentator.
a Wat is de verwachte opbrengst van het spelen van de laatste ronde als de kandidaat het
antwoord op de laatste vraag niet weet?
0,25 × € 250.000 = € 62.500
b Wat is het risico van het spelen van de laatste ronde?
0,75 × € 50.000 = € 37.500

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 20


c Speelt een risicoavers persoon de laatste ronde? Verklaar je antwoord.
De verwachte opbrengst van de laatste ronde niet spelen is € 50.000. Het bijkomende risico
is € 0. De verwachte opbrengst van de laatste ronde spelen is € 62.000 met bijkomend risico
van € 37.500. Het is dan niet gezegd welke keuze een risicoavers persoon zal maken.
Doorspelen geeft weliswaar een hogere verwachte opbrengst, maar het bijkomende risico is
ook groter.
3
Bekijk bron 1.
a Laat met een berekening zien dat het risico van de Eurobingo gelijk is aan € 24,95.
499 / 500 × € 25 = € 24,95
b Vul bron 1 verder in.
Loterij Prijs Kans op Uitbetaling op Verwachte Mogelijke Kans op Risico
per een prijs een winnend opbrengst schade schade (= verwachte
lot lot schade)
Eurobingo € 25 1 / 500 € 10.000 € 20 € 25 499 / 500 € 24,95
Lucky Lot € 25 1 / 100 € 2.000 € 20 € 25 99 / 100 € 24,75
Krasloterij € 25 1 / 10 € 300 € 30 € 25 9 / 10 € 22,50
c Wat zal een risicoavers persoon kiezen bij een keuze tussen Eurobingo en Lucky Lot?
Verklaar je antwoord.
Lucky Lot. De verwachte opbrengst van beide loterijen is dezelfde, maar het risico van
Lucky Lot is lager.
d Wat zal een risicoavers persoon kiezen bij een keuze tussen Eurobingo en Krasloterij?
Verklaar je antwoord.
Krasloterij. Het risico van krasloterij is lager, terwijl de verwachte opbrengst hoger is.
e Is te voorspellen welke loterij een risicoavers persoon zal kiezen? Verklaar je antwoord.
Krasloterij. Het risico is lager dan dat van de andere twee loterijen, terwijl de verwachte
opbrengst hoger is.
4
Geef bij iedere stelling aan of deze juist is. Verklaar je antwoord.
A Bij een mogelijke schade van € 1.000 die optreedt met een kans van 10% zal een risicoavers
persoon zich bij een premie van € 100 altijd verzekeren.
B Een risicoavers persoon zal bij een verzekering een zo hoog mogelijk eigen risico kiezen.
A Juist. De premie is gelijk aan het risico.
B Onjuist. Een risicoavers persoon kiest juist het zekere voor het onzekere.
5
Lees bron 2.
a Waarom is het volgens de bron verstandig om te kiezen voor een WA + beperkt casco-
verzekering?
Het kost maar een paar euro per maand extra, terwijl daarmee hoge schades gedekt zijn
zoals € 400 voor ruitbreuk en de totale waarde van de auto bij diefstal.
b Leg uit dat niet alleen naar de omvang van een mogelijke schade gekeken moet worden bij
het afsluiten van een verzekering.
Het gaat niet alleen om de hoogte van de kosten, maar ook om de kans dat de kosten
optreden. Als die kans extreem laag is, kan beperkt casco toch een slechte keuze zijn.
c Geef kritiek op de stelling dat in tijden van crisis een goede verzekering extra noodzakelijk is.
De belangrijkste vraag blijft of je het risico zelf kunt dragen en/of wilt lopen. In crisistijd is de
hogere premie van de betere verzekering ook bezwaarlijk. En als je het risico in tijden van
crisis goed zelf kunt dragen, kun je ook juist verstandig handelen door de verzekering op te
zeggen.
6
Lees bron 3.
a Is de auteur van de Geldgids sterk risicoavers? Verklaar je antwoord.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 21


Waarschijnlijk niet. Hij of zij vindt dat je een fiets niet zo snel moet verzekeren, zodat je geen
premie hoeft te betalen.
b Hoe groot is het maximale risico dat verzekerd kan worden bij een premie van € 180 voor het
risico van fietsendiefstal in Amsterdam van een fiets van € 750 als de verzekeraar geen
overige kosten heeft?
Premie ≥ risico. Dus: risico ≤ € 180.
c Uitgaande van het risico bij opdracht b, bereken de kans dat een fiets van € 750 in drie jaar
tijd gestolen wordt in Amsterdam. Rond je antwoord af op twee decimalen.
risico = kans op fietsendiefstal × prijs nieuwe fiets  € 180 = kans op
fietsendiefstal × € 750  kans op fietsendiefstal = € 180 / € 750 = 0,24 of 24%
d Waarom is de premie voor het verzekeren van fietsendiefstal hoger in Amsterdam dan in de
provincie?
De kans op fietsendiefstal is hoger in Amsterdam dan in de provincie. De schade is hetzelfde
(in beide gevallen de prijs van een nieuwe fiets). Daarom is het risico van fietsendiefstal
hoger in Amsterdam dan in de provincie. Bij een hoger risico hoort een hogere premie.
e Welke factor bij de keuze voor het afsluiten van een verzekering voor het risico van
fietsendiefstal wordt in bron 3 niet genoemd?
De eigen financiële middelen waarover iemand beschikt.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 22


Hoofdstuk 3 Informatie
Paragraaf 1 Averechtse selectie

1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Benoem de twee onderdelen van het risico van ziekte.
risico van ziekte = kans op ziekte × medische ziektekosten
b Kan er bij een verplichte verzekering sprake zijn van averechtse selectie? Verklaar je
antwoord.
Nee. Mensen kunnen niet zelf kiezen om zich wel of niet te verzekeren. Iedereen is verplicht
meeverzekerd.
c Waarom zijn bezitters van een auto of een motorfiets verplicht een wettelijke
aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten?
Bij een ongeluk kan iemand aan anderen veel schade toebrengen. Die ander moet daarvoor
gecompenseerd worden. Als iemand niet verzekerd is, kan deze compensatie niet of slechts
gedeeltelijk betaald worden. Om dat te voorkomen is iedereen verplicht verzekerd. Bij
ernstige schade kan die dan altijd verhaald worden op de verzekeraar van diegene die de
schade heeft toegebracht.
2
a Welke informatieachterstand heeft een verzekeraar ten opzichte van een
verzekeringsnemer?
Een verzekeraar kent alleen het gemiddelde risico en niet het risico van een individuele
verzekeringsnemer; een verzekeringsnemer kent zijn eigen individuele risico wel.
b Heeft deze informatieachterstand betrekking op de kans op schade of op de omvang van de
schade? Verklaar je antwoord.
De kans op schade. De omvang van de schade, bijvoorbeeld de aanschafprijs van een
nieuwe fiets die verzekerd is, kent de verzekeraar wel.
c Beschrijf het probleem van averechtse selectie voor een verzekeraar.
De verzekeraar kent alleen het gemiddelde risico, een verzekeringsnemer kent zijn eigen,
individuele risico. Iemand die van zichzelf weet dat hij een groter dan gemiddeld risico heeft,
zal zich sneller verzekeren. Op deze manier selecteert de verzekeraar alleen de mensen met
een hoger dan gemiddeld risico.
d Wat is het gevolg van averechtse selectie voor de premie die een verzekeraar moet vragen
om geen verlies te lijden? Verklaar je antwoord.
Die zal moeten stijgen. Door averechtse selectie verzekeren consumenten zich die van
zichzelf weten dat hun risico hoger is dan het gemiddelde risico. De verzekeraar zal daardoor
meer schade moeten uitbetalen dan waar hij rekening mee heeft gehouden op basis van de
gemiddelde verwachte schade. Deze extra kosten moet de verzekeraar opvangen. Dat doet
hij door de premie te verhogen.
3
Lees bron 3 en vul bij A en B de voorbeelden van informatieachterstand aan.
A Bijvoorbeeld: in werkelijkheid zijn ze volgestopt met suikers en complexe,
samengestelde ingrediënten, concentraten en E-nummers die voor de consument moeilijk te
doorgronden zijn.
B Bijvoorbeeld: aan de eerlijkheid van een garagehouder, omdat hij zelf te weinig kennis
heeft van de techniek van een auto.
Opmerking: je moet bij het verder aanvullen van het voorbeeld uitleggen waarom er sprake is
van informatieachterstand. Bij het eerste voorbeeld is dus van belang dat je aangeeft dat de

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 23


informatie op de verpakking niet duidelijk genoeg is, zodat er sprake is van
informatieachterstand. Bij het tweede voorbeeld is het gebrek aan vakkennis van belang.
4
Bekijk bron 1.
a Leg uit dat het in het belang van de verzekeraar is dat Abel zijn fiets verzekert.
De verzekeraar kan door goed oplettende klanten zoals Abel de premie laag houden. Met
een lage premie kan de verzekeraar beter concurreren met andere aanbieders van
verzekeringen.
b Leg uit dat het in het belang van Tamar is dat Abel zijn fiets verzekert.
Dankzij Abel kan de premie laag blijven. Dat is in het belang van Tamar.
5
Verzekeraar VastEnZeker moet de premie vaststellen voor zijn diefstalverzekering voor auto’s.
Het heeft daarvoor een marktonderzoek laten uitvoeren. Bron 4 en 5 vatten de
onderzoeksresultaten samen.
a Bereken het risico van een verzekeringsnemer in klantengroep I.
risico = kans op schade × schade = 0,002 × € 15.000 = € 30
b Welk bedrag aan schade zal de verzekeraar naar verwachting in totaal uitkeren aan de
verzekeringsnemers in klantengroep I?
200 × € 30 = € 6.000
c Bereken de TK van de verzekeraar.
totale verwachte schade = 200 × € 30 + 300 × € 100 + 100 × € 60 = € 42.000
TK = € 42.000 + € 6.000 = € 48.000
d Laat met een berekening zien dat de bijbehorende minimale premie € 80 is.
€ 48.000 / 600 = € 80
e Vul bron 5 verder in.
f Op welke klantengroep(en) maakt VastEnZeker naar verwachting winst? En op welke
groep(en) verlies?
Alleen bij groep II is de premie lager dan het risico. VastEnZeker maakt alleen op groep II
verlies.
Bij een premie van € 80 zijn sommige verzekeringsnemers een voorbeeld van averechtse
selectie.
g Welke klantengroep(en) zijn dit? Benoem de klantengroep(en) en verklaar je antwoord.
Klantengroep II. De premie is te laag voor het risico van de verzekeringsnemers in deze
klantengroep. Verzekeringsnemers in klantengroep II zullen zich zeker verzekeren.
Klantengroe Aantal Mogelijke Kans op Risico per Premie Premie –
p verzekeringsnem schade schade verzekerin risico
ers gsnemer
I 200 € 15.000 0,002 € 30 € 80 € 50
II 300 € 25.000 0,004 € 100 € 80 –€ 20
III 100 € 40.000 0,0015 € 60 € 80 € 20
6
Bekijk bron 6. Welke averechtse selectie willen de ouders hun dochter uitleggen?
Bijvoorbeeld: Hun nette dochter lijkt onderdeel van een groep te zijn die zich tooit met een
doodskop. Zo’n groep trekt bepaalde mensen aan; het selecteert bepaalde leden. Een van
die leden heeft de dochter mee naar huis genomen, misschien als nieuwe vriend. Haar
ouders lijken dit niet te waarderen en willen haar uitleggen dat ze met het dragen van een
doodskop op haar kleding bepaalde ‘vrienden’ selecteert.
7
Lees Praktijkonderzoek ‘Averechtse selectie bij postzegelveilingen’.
a Beschrijf de twee onderdelen van het risico dat iemand loopt die online een postzegel koopt.
kans dat de postzegel van een lagere waarde is × verschil in verwachte waarde en feitelijke
waarde

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 24


b Leg uit waarom de onderzoekers concluderen dat er op eBay sprake is van averechtse
selectie.
Door averechtse selectie trekt eBay vooral aanbieders aan van postzegels met een lagere
kwaliteit en dat zorgt voor lagere prijzen.
8
Lees bron 7.
a Leg met de begrippen ‘informatieachterstand’ en ‘averechtse selectie’ uit dat verzekeraars
kunnen profiteren van de registratie.
Verzekeraars krijgen met de registratie meer inzicht in het rijgedrag van de verzekerde: hun
informatieachterstand neemt af. Daardoor kan de averechtse selectie afnemen. Want de
verzekeraar kan nu een premie bepalen die beter aansluit op het individuele rijgedrag (dat wil
zeggen: het individuele risico) van een chauffeur.
b Leg uit dat verzekeraars die niet meedoen met het nieuwe registratiesysteem kunnen
profiteren van de invoering van het systeem door andere verzekeraars.
Als de klanten van verzekeraars die het systeem invoeren voorzichtiger gaan rijden (om
zodoende een lager risico te zijn en daarmee een lagere premie af te dwingen), wordt het op
de weg in het algemeen veiliger. Dit kan dan ook het aantal ongelukken bij klanten van
verzekeraars die niet meedoen beperken. Zij hoeven dan minder schade-uitkeringen te
betalen.

Paragraaf 2 Moral hazard

1
a Beschrijf het probleem van moral hazard voor een verzekeraar.
Mensen die verzekerd zijn, gaan zich roekelozer gedragen. Hierdoor neemt de kans op
schade toe. De verzekeraar zal naar verwachting meer schade uitkeren dan waar hij
rekening mee hield bij de bepaling van de premie.
b Wat is het gevolg van moral hazard voor de premie die een verzekeraar moet vragen om
geen verlies te lijden? Verklaar je antwoord.
Die zal moeten stijgen. Door moral hazard ontstaat er meer schade dan de verwachte
hoeveelheid waar de verzekeraar rekening mee houdt op basis van de gemiddelde
verwachte schade. Deze extra kosten moet de verzekeraar opvangen. Dat doe hij door de
premie te verhogen.
2
Lees bron 3. Welk begrip is weggelaten op plaats A? Verklaar je antwoord.
Moral hazard. Als overheden met te hoge tekorten niet gestraft worden, lokt dit nieuw moral
hazard uit.
3
Bekijk bron 4. Is er sprake van averechtse selectie of moral hazard? Verklaar je antwoord.
Moral hazard. De patiënt gaat naar de zorgverlener, omdat hij denkt dat de behandeling door
zijn verzekering gedekt wordt. Dat blijkt niet het geval te zijn. Prompt is de patiënt genezen.
4
Lees Praktijkonderzoek ‘Moral hazard bij verzekeringen tegen ziekteverzuim’.
a Leg uit dat een verzekering tegen ziekteverzuim, waarbij zieke werknemers hun loon volledig
doorbetaald krijgen, moral hazard kan uitlokken.
Als je verzekerd bent tegen ziekte, heeft ziek zijn geen gevolgen voor je inkomen. Dat kan
extra ziekmeldingen uitlokken van mensen die zich wel ziek melden, maar dat eigenlijk niet
zijn.
b Blijkt dit in de praktijk ook te gebeuren? Verklaar je antwoord.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 25


Ja. Dat is wat het onderzoek laat zien. Door een versobering van de voorwaarden van de
verzekering tegen ziekteverzuim meldden minder mensen zich ziek. Klaarblijkelijk lokte de
eerdere verzekering tegen ziekteverzuim meer ziekmeldingen uit.
c Leg uit dat de mededeling van Nobelprijswinnaar Ragnar Frisch over moral hazard gaat.
Bij milde ziekteverschijnselen kun je kiezen om thuis te blijven of toch naar je werk te gaan.
Als dat geen gevolgen heeft voor je inkomen omdat je verzekerd bent, kan het zo zijn dat je
eerder geneigd bent om thuis te blijven.
d Waaruit blijkt in de cartoon dat het gespreksonderwerp relevant is?
Veel mensen komen niet opdagen bij een overleg over ziekteverzuim, omdat ze ziek zijn.
5
Verzekeraar VastEnZeker van opdracht 5 in de vorige paragraaf heeft een tegenvallend eerste
jaar achter de rug. Voor alle klantengroepen blijkt de kans op schade 0,1 procentpunt hoger te
zijn dan de kans die berekend was in het marktonderzoek.
a Geef een mogelijke verklaring voor de hogere kans op schade.
Moral hazard. Eenmaal verzekerd gedragen de verzekeringsnemers zich roekelozer,
waardoor de kans op schade (diefstal) is toegenomen.
b Hoe hoog is de werkelijke kans op schade bij klantengroep II?
0,4% + 0,1% = 0,5%
c Welk bedrag aan schade heeft de verzekeraar naar verwachting in totaal uitgekeerd aan de
verzekeringsnemers in klantengroep II?
300 × 0,005 × € 25.000 = € 37.500
d Wat zijn naar verwachting de TK van de verzekeraar geweest?
totale verwachte
schade = 200 × € 45 + 300 × € 125 + 100 × € 100 = € 9.000 + € 37.500 + € 10.000 = € 56.50
0
TK = € 56.500 + € 6.000 = € 62.500
e Vul bron 5 verder in.
Klantengroe Aantal Mogelijk Kans Risico per Premi Premie – risic
p verzekeringsnemer e op verzekeringsneme e o
s Schade schad r
e
I 200 € 15.000 0,003 € 45 € 80 € 35
II 300 € 25.000 0,005 € 125 € 80 –€ 45
III 100 € 40.000 0,0025 € 100 € 80 –€ 20
f Laat met een berekening zien dat bij een premie van € 80 de verzekeraar naar verwachting
€ 8.500 verlies heeft gemaakt.
verlies = 200 × € 35 + 300 × –€ 45 + 100 × –€ 20 = € 7.000 – € 13.500 – € 2.000 = –€ 8.500
g Bereken de premie waarbij de verzekeraar winst noch verliest maakt. Rond daarbij af op één
decimaal. Geef een verklaring voor het verschil met de oorspronkelijke premie van € 80.
premie = € 62.500 / 600 = € 104,2
De premie is hoger dan € 80. Door moral hazard moet de verzekeraar de premie verhogen.
6
Lees bron 6. Welk begrip is weggelaten op plaats A? Verklaar je antwoord.
Averechtse selectie.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 26


Paragraaf 3 Tegengaan van averechtse selectie en moral hazard
1
Welke oplossingen zijn geschikt om de gevolgen van de informatieachterstand bij verzekeraars te
verminderen? Verklaar steeds je antwoord.
A Een anonieme enquête houden onder consumenten om inzicht te krijgen in hun gedrag.
B Invoeren van een eigen risico.
C Televisiespelletjes analyseren om te achterhalen of mensen risicoavers zijn.
D Premies verhogen.
E Invoeren van een bonus-malusregeling.
A Nee. Een anonieme enquête geeft inzicht in het algemene gedrag. De
informatieachterstand van een verzekeraar op een individuele verzekeringsnemer wordt er
niet door verminderd.
B Ja. Een eigen risico vermindert moral hazard.
C Nee. De analyse van televisiespelletjes geeft inzicht in de algemene mate van
risicoaversie. De informatieachterstand van een verzekeraar op een individuele
verzekeringsnemer wordt er niet door verminderd.
D Ja. De mensen met een laag risico haken bij hoge premies af. Zo weet de verzekeraar
wie er overblijft en dus wie van zichzelf weet dat hij een hoog individueel risico heeft.
E Ja. Een bonus-malusregeling vermindert moral hazard.
2
Lees nogmaals bron 4 uit paragraaf 3.1.
a Bereken de vaste kosten per verzekeringsnemer.
vaste kosten per verzekeringsnemer = € 6.000 / 600 = € 10
b Wat is de minimale premie voor klantengroep III?
TK Klantengroep III = 100 × (€ 60 + € 10) = € 7.000
minimale premie = € 7.000 / 100 = € 70
c Is er sprake van perfecte premiedifferentiatie als de verzekeraar drie verschillende premies
voor de drie verschillende klantengroepen vraagt?
Nee. Dit is de premie voor een groep gebaseerd op het gemiddelde risico binnen een groep.
Bij perfecte premiedifferentiatie zou iedereen binnen een klantengroep een eigen, individuele
premie krijgen.
Premiedifferentiatie is een vorm van prijsdiscriminatie.
d Leg dit uit.
Bij premiedifferentiatie wordt aan verschillende mensen een verschillende prijs (premie)
gevraagd voor hetzelfde product (verzekeren van hetzelfde risico).
e Aan welke voorwaarde moet voldaan worden om premiedifferentiatie te kunnen toepassen
tussen klantengroep I, II en III?
De klantengroepen moeten te onderscheiden zijn (bijvoorbeeld: groep III bestaat
(voornamelijk) uit jongeren, groep II uit volwassenen tot 65 en groep I uit ouderen).
Onderlinge doorverkoop moet niet mogelijk zijn.
3
Leg telkens uit of de oplossing geschikt is om averechtse selectie, moral hazard, of allebei tegen
te gaan.
A Een bonus-malussysteem invoeren.
B Verschillende premies vragen aan verschillende verzekeringsnemers voor dezelfde verwachte
schade.
C Informatie verzamelen over verzekeringsnemers.
D De invoering van een verplicht eigen risico.
E Verkeringsnemers de omvang van hun eigen risico laten kiezen.
A Moral hazard. Een schade laten vergoeden verhoogt toekomstige premies. Om dat te
vermijden probeert een verzekerde geen schade op te lopen.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 27


B Averechtse selectie. Iemand met een hoog individueel risico kan niet meer tegen een
(te) lage premie zijn hoge risico verzekeren.
C Zowel moral hazard als averechtse selectie. Hoe kleiner de informatieachterstand
voor een verzekeraar, hoe minder last hij heeft van zijn twee fundamentele problemen.
D Moral hazard. Een schade kost de verzekerde nu ook altijd (wat) geld. Om dat te
vermijden, zal de verzekerde meer proberen geen schade op te lopen.
E Averechtse selectie. Mensen die van zichzelf weten dat ze een hoog risico hebben,
zullen een klein eigen risico kiezen en daardoor meer premie betalen.
4
Lees bron 6. Leg uit hoe de invoering van een eigen risico op twee manieren de kosten voor de
verzekeraar verlaagt.
De verzekeraars hoeven per claim minder uit te betalen en het hogere eigen risico vermindert
moral hazard, waardoor er minder claims komen.
5
Leg uit dat een eigen risico bij een verzekering geen risico is volgens de definitie van economen.
Het eigen risico is een schadebedrag. Voor economen is een risico gelijk aan een
schadebedrag × de kans dat de schade zich voordoet.
6
Bekijk bron 7.
a Ellie zit in 2022 in schaal 4. Toon met een berekening aan dat zij exclusief poliskosten en
assurantiebelasting € 1.200 aan premie betaalt.
Bij 30% korting is de premie € 1.400. Dit is 70% van de premie zonder korting. De premie
zonder korting is dus: € 1.400 / 0,7 = € 2.000. In schaal 4 krijgt Ellie 40% korting:
0,6 × € 2.000 = € 1.200.
b Bereken de premie inclusief poliskosten en assurantiebelasting.
(€ 1.200 + € 5) × 1,21 = € 1.458,05
Ellie veroorzaakt in juli 2022 door eigen schuld een schade van € 1.050 aan haar auto door tegen
een paaltje aan te rijden.
c Bereken de nieuwe premie inclusief kosten en belasting in 2023 als zij de schade claimt bij
de verzekeraar.
Drie schalen omlaag komt op 10% korting uit. Dus:
((0,9 × € 2.000) + € 5) × 1,21 = € 2.184,05.
Ellie bedacht later dat zij er ook voor had kunnen kiezen om de schade aan haar auto niet te
declareren.
d Onderzoek of Ellie er beter aan had gedaan de schade niet te declareren.
Als Ellie de schade niet declareert, betaalt zij de volgende bedragen aan premie:
1 jaar na de schade (zonder die te melden): schaal 5 = € 1.000 (excl.) en € 1.216,05 (incl.)
Verschil is dan € 800 (excl.) en € 968 (incl.)
Het jaar daarna (zonder schade te melden): schaal 6 = € 800 (excl.) en € 974,05 (incl.)
Meldt ze de schade wel, dan is in het tweede jaar na de schade de premie:
schaal 2 = € 1.600 (excl.) en € 1.942,05 (incl.)
In het eerste jaar is het dus ook nog wel voordeliger om de schade te melden, maar daarna
niet meer.
e Leg uit op welke twee manieren de verzekeringsmaatschappij voordeel heeft van het bonus-
malussysteem.
Verzekerden gaan voorzichtiger rijden en verzekerden zullen relatief kleine schadegevallen
zelf betalen.
7
Lees Praktijkonderzoek ‘Willen verzekeraars een lagere schadelast?’.
a Hoe hoog is in het experiment de kans op schade?
0,6 of 60%
b Bereken het risico voor consumenten in het experiment als de verzekeraar de mogelijke
schade op € 20 zet.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 28
kans op schade × schade = 0,6 × € 20 = € 12
c Zal een risicoaverse consument zich verzekeren tegen een mogelijk schade van € 20 voor
een premie van € 12? Verklaar je antwoord.
Ja. De verwachte opbrengst van niet verzekeren is € 20 – 0,6 × € 20 = € 8. Het bijbehorende
risico is 0,6 × € 20 = € 12. De verwachte (zekere) opbrengst van wel verzekeren is
€ 20 – € 12 = € 8. Het bijbehorende risico is € 0. Niet verzekeren en wel verzekeren hebben
dezelfde (verwachte) opbrengst, maar wel verzekeren heeft een veel lager risico. Bij twee
onzekere situaties met dezelfde (verwachte) opbrengst kiest een risicoavers persoon voor de
optie met het laagste risico. In dit geval is dat de optie ‘wel verzekeren’.
d Wat is de verwachte winst voor de verzekeraar bij een consument die zich verzekert voor een
premie van € 15 tegen een mogelijke schade van € 20?
€ 15 – € 12 = € 3
e Wat gebeurt er met de markt voor verzekeringen als de verwachte schade € 0 is?
Die markt is dan verdwenen. Er is geen risico meer. Niemand zal zich willen verzekeren
tegen een niet-bestaand risico.
f Wat is er in het experiment gebeurd met de omvang van de mogelijke schade als de
verzekeraar die schade mag vaststellen?
Die is gestegen tot het maximale bedrag: € 20.
g Van wat voor gebeurtenis is sprake in bron 4? Verklaar je antwoord.
Een zwarte zwaan: de kans op schade is extreem klein, de hoogte van de schade is erg
hoog.
8
Verzekeraar VastEnZeker uit opdracht 5 in paragraaf 3.2 heeft een eigen risico van € 1.200
ingevoerd.
a Laat met een berekening zien dat bij schade de verzekeraar € 23.800 uitbetaalt aan een
verzekeringsnemer in klantengroep II.
schade in geval van diefstal = € 25.000
te betalen door verzekeringsnemer zelf = € 1.200
uit te betalen door verzekeraar = € 25.000 – € 1.200 = € 23.800
b Hoe groot is het risico van een verzekeringsnemer in klantengroep II?
kans op schade × schade = 0,005 × € 25.000 = € 125
c Hoe groot is het risico in klantengroep II dat verzekerd kan worden?
kans op schade × uit te betalen schade = 0,005 × € 23.800 = € 119
d Bereken de te verwachten uit te keren schade voor klantengroep II.
verwachte uit te keren schade = 300 × € 119 = € 35.700
e Laat met een berekening zien dat de TK voor de verzekeraar gelijk zijn aan € 59.680.
verwachte uit te keren schade klantengroep I: 200 × 0,003 × (€ 15.000 – € 1.200) = € 8.280
verwachte uit te keren schade klantengroep III:
100 × 0,0025 × (€ 40.000 – € 1.200) = € 9.700
vaste kosten waren € 6.000
TK = € 8.280 + € 35.700 + € 9.700 + € 6.000 = € 59.680
Of: € 62.500 – € 1.200 × (200 × 0,003 + 300 × 0,005 + 100 × 0,0025) = € 59.680
f Hoe groot is de minimale premie die VastEnZeker moet vragen om geen verlies te lijden?
minimale premie = € 59.680 / 600 = € 99,47
g Geef twee redenen waarom je antwoord bij opdracht f lager is dan het antwoord bij
opdracht 5g in paragraaf 3.2.
Een deel van de schade betalen verzekeringsnemers nu zelf en vanwege dit eigen risico
neemt de moral hazard af.
h Vul bron 8 verder in.
Klanteng Aantal Eigen Mogelijke Schade- Verzekerd Premie Premie – r
roep verzekeringsn risico Schade kans risico isico
emers (= verwachte
uitbetaling)
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 29
I 200 € 1.200 € 15.000 0,003 € 41,40 € 99,47 € 58,07
II 300 € 1.200 € 25.000 0,005 € 119 € 99,47 –€ 19,53
III 100 € 1.200 € 40.000 0,0025 € 97 € 99,47 € 2,47
Klantengroep I: kans op schade × uit te betalen schade = 0,003 × € 13.800 = € 41,40.
Klantengroep III: kans op schade × uit te betalen schade = 0,0025 × € 38.800 = € 97.
9
Lees In context ‘Verplicht eigen risico’.
a Wat is het beoogde effect van een verplicht eigen risico?
Tegengaan van moral hazard.
b Wat kan een onbedoeld neveneffect zijn van een verplicht eigen risico voor mensen met een
laag inkomen?
Om het eigen risico niet te hoeven te betalen, mijden ze de zorg bij milde
gezondheidsklachten.
c Waarom zijn bepaalde medische diensten uitgesloten van het verplichte eigen risico?
Om het mijden van zorg tegen te gaan bij belangrijke medische diensten.
Lees bron 9.
d Wat is het beoogde effect van een vrijwillig eigen risico?
Tegengaan van averechtse selectie.
e Welke tekst past op plaats A?
A = lager de jaarpremie voor de ziektekostenverzekering.

Paragraaf 4 Verplichte verzekeringen

1
Gaat een verplichte verzekering moral hazard of averechtse selectie tegen? Verklaar je antwoord.
Averechtse selectie. Mensen hebben geen keuze om zich wel of niet te verzekeren.
Daardoor kunnen risico’s zichzelf niet selecteren om wel of niet verzekerd te worden.
2
Bekijk bron 4.
a Op welke manier past de verzekeraar premiedifferentiatie toe? Welk probleem wordt hierdoor
verminderd?
De premie loopt op met de leeftijd: hoe ouder je bent, hoe slechter je gezondheid wordt, hoe
hoger de verzekeringspremie wordt. Hiermee wordt het probleem van averechtse selectie
verminderd. Mensen met een lager risico betalen een lagere premie.
b Op welke manier probeert de verzekeraar het probleem van moral hazard tegen te gaan?
Door de invoering van een eigen risico.
c Op welke manier probeert de verzekeraar het probleem van averechtse selectie tegen te
gaan?
Door verzekeringsnemers de hoogte van het eigen risico te laten kiezen.
d Laat met een berekening zien dat iemand van 19 jaar met € 100 aan ziektekosten per jaar
€ 799,60 aan kosten heeft bij een eigen risico van € 200.
(12 × € 58,30) + € 100 = € 799,60
e Bereken voor deze persoon de kosten bij een eigen risico van € 400 en van € 800.
eigen risico van € 400: (12 × € 51,10) + € 100 = € 713,20
eigen risico van € 800: (12 × € 35,40) + € 100) = € 524,80
f Welk eigen risico zal deze persoon kiezen?
€ 800
g Laat met een berekening zien dat iemand van 27 jaar oud met € 600 aan ziektekosten per
jaar € 954,80 aan kosten heeft bij een eigen risico van € 200.
(12 × € 62,90) + € 200 = € 954,80
h Bereken voor deze persoon de kosten bij een eigen risico van € 400 en van € 800.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 30
eigen risico van € 400: (12 × € 55,20) + € 400 = € 1.062,40
eigen risico van € 800: (12 × € 39) + € 600 = € 1.068
i Welk eigen risico zal deze persoon kiezen?
€ 200
j Vergelijk je antwoord bij opdracht f en opdracht i en leg uit dat de premies in bron 4 het
probleem van averechtse selectie verminderen.
De verzekeringsnemer die van zichzelf weet dat hij een hoger risico heeft, kiest voor een
lager eigen risico en betaalt zodoende een hogere premie. Op dezelfde manier betaalt de
verzekeringsnemer die van zichzelf weet dat hij een laag risico heeft een lagere premie.
k Vul de conclusie aan.
Mensen die hoge ziektekosten verwachten, kunnen het beste een …A… eigen risico kiezen.
Mensen die lage ziektekosten verwachten, kunnen het beste een…B… eigen risico kiezen.
laag; hoog
3
Lees In context ‘De Patient Protection and Affordable Care Act (Obamacare)’.
a Uit welke twee onderdelen bestaat het risico van ziekte?
risico = kans om ziek te worden × kosten van ziekte (misgelopen verdiensten plus kosten
medische zorg)
b Waarom is het risico van ziekte in de VS veel hoger dan in Nederland?
De kosten van medische zorg zijn in de VS veel hoger dan in Nederland. Bij een gelijke kans
om ziek te worden, geeft dit een veel hoger risico in de VS dan in Nederland.
c Is de prijselasticiteit van medische zorg laag of hoog? Verklaar je antwoord.
De prijselasticiteit van medische zorg is erg laag. Als iemand een operatie nodig heeft om
niet te sterven, zal hij alles daarvoor willen betalen.
d Waarom kunnen zorgverleners hoge prijzen vragen voor hun diensten als ze helemaal vrij
zouden zijn om dat te doen?
Bij een lage prijselasticiteit kunnen aanbieders hun prijs gemakkelijk verhogen zonder dat de
vraag sterk afneemt.
e Leg uit waarom verzekeraars voordeel kunnen hebben bij deze hoge prijzen als een
verzekering niet verplicht is.
Bij hogere prijzen is de schade in geval van ziekte hoger. Want de schade is gelijk aan de
kosten van de medische zorg die iemand nodig heeft om weer beter te worden. Als iedereen
weet dat die kosten hoog zijn vanwege de hoge prijzen, zullen meer consumenten geneigd
zijn zich te verzekeren. Door deze toegenomen vraag kan de winst van een verzekeraar
stijgen.
f Welke twee vormen van ‘care’ kan de Trump in de cartoon bedoelen?
‘To care’ is ergens om geven (I don’t care; het maakt me niks uit) of iemand verzorgen (I
don’t care; ik verzorg niet).
4
a Leg uit dat bij een verplichte verzekering solidariteit wordt afgedwongen.
Iedereen is verzekerd tegen dezelfde premie, ook mensen met een relatief laag risico. De
mensen met een laag risico betalen zodoende voor de mensen met een hoog risico. Dit is
een vorm van solidariteit. Bij een verplichte verzekering wordt deze solidariteit afgedwongen.
b Waarom is een ziektekostenverzekering wel verplicht, terwijl een reisverzekering dat niet is?
Ziektekostenrisico’s zijn (voor een deel) onvrijwillige risico’s. Mensen kunnen er niets aan
doen als ze ziek worden. En gezondheid is voor iedereen belangrijk. Daarom is het
beschaafd om solidair te zijn met minder gezonde mensen. Risico’s die verbonden zijn met
reizen zijn meer vrijwillige risico’s en reizen is minder belangrijk dan gezondheid.
5
Lees In context ‘De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)’.
a Gaat de WIA moral hazard of averechtse selectie tegen? Verklaar je antwoord.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 31


Averechtse selectie. Iedereen is verplicht verzekerd, ook de mensen die nauwelijks tot geen
risico lopen op arbeidsongeschiktheid. Die laatsten zouden er juist voor gekozen kunnen
hebben om zich niet te verzekeren.
De WIA is een voorbeeld van een werknemersverzekering.
b Wat is het verschil tussen een volksverzekering en een werknemersverzekering?
Bij een volksverzekering is het hele volk verzekerd. Bij een werknemersverzekering alleen
werknemers.
c Beschrijf een voordeel van een volksverzekering voor verzekeringsnemers met een hoog
risico ten opzichte van een niet-verplichte verzekering.
Bijvoorbeeld: Er is geen selectie van vooral slechte risico’s, zodat de premie relatief laag kan
blijven.
6
Lees bron 5.
a Wordt in de bron het begrip ‘collectieve verzekering’ gebruikt als volksverzekering? Verklaar
je antwoord.
Nee. Het zijn niet-verplichte verzekeringen die aan een groep (een collectief) worden
aangeboden.
b Aan welk collectief wordt korting op de premie van een verzekering aangeboden?
Alle medewerkers van scholen die lid zijn van de VO-raad en hun gezinsleden.
c Waarom kan de verzekeraar dit collectief kortingen aanbieden? Gebruik in je antwoord zowel
averechtse selectie als moral hazard.
Het risico voor verzekeringsnemers in deze groep is lager dan het gemiddelde risico. Ze
hebben een lagere kans op schade (averechtse selectie) en als ze verzekerd zijn gaan ze
zich minder dan gemiddeld roekeloos gedragen (moral hazard).
d Geef een verklaring voor de hogere korting bij een ongevallenverzekering dan bij een
autoverzekering.
Blijkbaar is het risico in deze groep bij ongevallen lager dan het gemiddelde risico dan bij
deelname in het verkeer. Bijvoorbeeld: het zijn over het algemeen extra voorzichtige mensen,
waardoor ze minder snel betrokken zijn bij een ongeval (niet noodzakelijkerwijs in het
verkeer). Bij deelname aan het verkeer zijn ze meer afhankelijk van het weggebruik van
anderen, waardoor hun risico meer in de buurt komt van het gemiddelde risico.

Paragraaf 5 Toepassen

1
Lees nog eens de introductie van het hoofdstuk.
a Gaat een verplichte verzekering moral hazard of averechtse selectie tegen? Verklaar je
antwoord.
Averechtse selectie. Mensen hebben geen keuze om zich wel of niet te verzekeren.
Daardoor kunnen mensen met verschillende risico’s zichzelf niet selecteren om wel of niet
verzekerd te worden.
b Gaat een verplicht eigen risico moral hazard of averechtse selectie tegen? Verklaar je
antwoord.
Moral hazard. Mensen hebben niet de keuze om een deel van de kosten die ze maken eerst
zelf te betalen. Dat maakt mensen voorzichtiger, ook al zijn ze verzekerd.
c Leg uit of er bij de basisverzekering wel of niet snel sprake zal zijn van moral hazard.
Waarschijnlijk niet. Niemand kiest ervoor om ziek te worden, ook al worden de medische
kosten van ziekte vergoed. Het zou kunnen dat mensen voor het minste of geringste naar de
huisarts gaan – deze is toch gratis. Of dat echt zo is, is nooit grondig onderzocht.
2

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 32


a Hoe kan er averechtse selectie optreden bij het verzekeren van kunstwerken?
Musea die hun beveiliging niet goed op orde hebben zullen vooral geneigd zijn hun
kunstwerken te verzekeren.
b Hoe kan er moral hazard optreden bij het verzekeren van kunstwerken?
Verzekerde kunstwerken worden beter toegankelijk tentoongesteld aan het publiek. Dat is
leuk voor museumbezoekers, maar maakt een kunstroof gemakkelijker.
3
Lees bron 1.
a Uit welke twee delen bestaat het risico van een verzekeringsmaatschappij die een
woekerpolis heeft verkocht?
kans claim te moeten uitbetalen × hoogte van de claim
b Leg uit hoe averechtse selectie het verzekeren van claims van mensen met een woekerpolis
kan bemoeilijken.
De ene verzekeringsmaatschappij heeft veel meer woekerpolissen verkocht dan de andere.
De maatschappijen met de grootste problemen willen zich het liefst verzekeren tegen claims.
Maar verzekeraars die dat weer moeten verzekeren, weten niet welke partijen de meeste
problemen hebben. Ze zijn bang dat ze alleen de slechte risico’s krijgen, waardoor ze bij
uitkering in de problemen komen.
4
Lees bron 2.
a Uit welke twee delen bestaat het risico dat met een woonlastenverzekering verzekerd wordt?
kans op ontslag of arbeidsongeschiktheid × schade (= maandelijkse uitkering volgens de
polis)
b Welke informatieachterstand heeft de verzekeraar?
De verzekeraar weet niet hoe groot de kans is dat een verzekeringsnemer ontslagen wordt of
arbeidsongeschikt raakt. De verzekeringsnemer weet dit beter.
c Hoe kan bij deze verzekering moral hazard optreden?
Een verzekerde kan zich onmogelijk gaan gedragen op zijn werk, zodat hij ontslagen wordt
en een uitkering van de verzekeraar ontvangt (en niets meer hoeft te doen; de verzekering
kent geen sollicitatieplicht).
d Geef een reden waarom moral hazard bij dit type verzekering relatief beperkt blijft.
De meeste mensen gaan hun risico op ontslag niet moedwillig vergroten omdat ze er zeker
van zijn dat ze hun woonlasten kunnen blijven betalen. Veel mensen vinden hun werk leuk.
e Hoe kan bij deze verzekering averechtse selectie optreden?
Mensen die van zichzelf weten dat ze een grotere kans op ontslag hebben of een grotere
kans hebben om arbeidsongeschikt te worden, verzekeren zich sneller dan mensen waarbij
deze kansen veel kleiner zijn.
f Citeer de zin uit bron 2 die aangeeft hoe de verzekeraar averechtse selectie probeert tegen
te gaan.
‘Maar mensen die reeds concreet ontslag boven het hoofd hangt, kunnen zo’n verzekering
niet meer afsluiten.’
5
Bekijk bron 3.
a Wat zijn de kosten per jaar voor iemand met € 500 schade en een eigen risico van € 200?
12 × € 120 + € 200 = € 1.640
b Waaruit blijkt dat verzekeraar Omega verzekeringsnemers aanmoedigt een zo hoog mogelijk
eigen risico te kiezen?
Klanten zijn met een verzekering met een eigen risico altijd goedkoper uit, ook als er veel
kosten gedeclareerd worden. Bijvoorbeeld: bij een premie met € 300 eigen risico zijn de
maximale kosten 12 × € 110 + € 300 = € 1.620, zonder eigen risico 12 × € 140 = € 1.680.
c Waarom doet Omega dit zo?
Om moral hazard tegen te gaan.
6
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 33
Lees bron 4. Leg uit hoe het depositogarantiestelsel moral hazard door banken aanwakkert.
Een bank die risicovol omgaat met ingelegde spaargelden (bijvoorbeeld door het geven van
een te hoge rente om extra spaargeld aan te trekken) hoeft niet bang te zijn dat consumenten
deze bank zullen mijden en hun geld bij een andere bank op een rekening zetten, want als de
bank failliet gaat krijgen consumenten hun spaargeld (tot € 100.000) van DNB terug.
7
Bekijk bron 5.
a Geef de definitie van de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid geneesmiddelen.
procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid geneesmiddelen / procentuele
verandering van de prijs van geneesmiddelen
b Leg uit wat de waarde van –0,40 bij huisarts betekent.
Als de prijs van een bezoek aan de huisarts met 10% stijgt, neemt de gevraagde hoeveelheid
van de diensten van de huisarts met 4% af.
c Geef een verklaring voor de kleinere waarde bij geneesmiddelen dan bij fysiotherapie.
In de regel kun je niet kiezen om geneesmiddelen wel of niet te nemen. Iemand met
bijvoorbeeld suikerziekte zal niet zonder zijn geneesmiddelen kunnen. Een bezoek aan de
fysiotherapeut heeft een meer vrijwillig karakter. Als daar dan meer voor betaald moet
worden, neemt de vraag af.
d Kan er hier sprake zijn van moral hazard? Verklaar je antwoord.
Ja, want medische zorg is meestal verzekerd. De prijselasticiteit gaat hier dus over de eigen
bijdrage. Als die stijgt, neemt de vraag af, zo laten de negatieve prijselasticiteiten zien.
Andersom geldt dan hetzelfde: een lagere eigen bijdrage lokt extra vraag uit die een gevolg
kan zijn van moral hazard (‘voor de zekerheid toch maar even langs bij de dokter’).
Bekijk de uit een Amerikaans onderzoek afkomstige waarden over de omvang van het eigen
risico en de kans op zorggebruik in bron 6.
e Verklaar de verschillende kansen op zorggebruik bij de verschillende omvang van het eigen
risico.
Hoe groter het eigen risico, hoe kleiner het zorggebruik. Als mensen meer zelf moeten
betalen, maken ze er minder gebruik van.
f Kan er hier sprake zijn van moral hazard? Verklaar je antwoord.
Ja, zie ook het antwoord bij opdracht d. Klaarblijkelijk gaan mensen minder gebruikmaken
van zorg als ze er zelf meer voor moeten betalen. Die zorg was dan waarschijnlijk niet strikt
noodzakelijk.
Lees bron 7.
g Leg uit dat de premie van een verzekering moet stijgen als het eigen risico daalt.
Als het eigen risico daalt, moet een groter deel van de totale verwachte kosten via premies
worden opgehaald.
h Leg de verklaring van minister Hugo de Jonge uit.
Als het eigen risico daalt terwijl de premie stijgt, wordt er meer van de totale verwachte
schadelast collectief omgeslagen over de gehele populatie van verzekerden. Bij een hogere
bijdrage moeten mensen die onvrijwillig tegen ziektekosten aanlopen daar meer zelf van
betalen.
i Bereken wat er in totaal is betaald via het eigen risico als percentage van de totale kosten
voor de zorgverzekering. Rond af op één decimaal.
€ 3 miljard / € 51 miljard × 100% = 5,9%
j Vind je dat het berekende percentage bij opdracht i overeenkomt met een lage
risicosolidariteit of met een hoge risicosolidariteit? Verklaar je antwoord.
Ruim 94% van de totale zorgkosten wordt via premies betaald. Dit kan gezien worden als
een hoge risicosolidariteit.
k Geef een voordeel en een nadeel van een hoger eigen risico.
Een hoger eigen risico gaat moral hazard nog meer tegen. Het vermindert tegelijkertijd de
onderlinge solidariteit, het wezen van verzekeren; mensen met een laag inkomen kunnen
noodzakelijk zorg gaan mijden.
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 34
Lees bron 8.
l Welke partijen kiezen voor een verhoging van het eigen risico?
BBB, CDA, D66 en CU.
m Leg uit dat het voorstel van SP en PVV moral hazard kan aanwakkeren.
Als er geen eigen risico meer is, is er geen drempel om gebruik te maken van medische
diensten, want iedereen is er toch voor verzekerd.
n Leg uit dat het voorstel van CDA, D66 en CU het hoogste eigen risico kan opleveren.
Bij iedere verschillende behandeling wordt opnieuw het eigen risico in rekening gebracht. Als
iemand in een jaar bijvoorbeeld tien verschillende behandelingen nodig heeft, kan hij
10 × € 385 = € 3.850 in rekening worden gebracht.
o Leg uit dat het voorstel van GroenLinks moral hazard kan aanwakkeren.
Mensen met een hoger inkomen betalen een hogere premie. Dit kan betekenen dat zij hier
ook iets voor terug willen hebben. ‘Ik heb er veel voor betaald, dan maak ik er ook gebruik
van.’
p Is het voorstel van GroenLinks verdedigbaar voor een ander onvrijwillig risico, zoals bij een
brandverzekering? Verklaar je antwoord.
Bijvoorbeeld: Nee, dit is niet goed verdedigbaar. Een onvrijwillig risico is voor iedereen
hetzelfde. Het is dan niet goed te verdedigen dat iemand die meer verdient meer zou moeten
betalen voor het verzekeren van hetzelfde onvrijwillige risico (zoals het risico op brand in de
woning). Je kunt betogen dat voor het risico van ziekte hetzelfde geldt.
8
Lees bron 9. Leg uit hoe moral hazard en solidariteit met elkaar samenhangen.
Solidariteit, zoals het gezamenlijk betalen van de collectieve ziektekosten, vergroot de kans
op moral hazard (moreel wangedrag), omdat slecht gedrag (hoge ziektekosten) niet
persoonlijk bestraft wordt met een hogere ziektekostenpremie.
Studievrienden Jeroen, Maarten, Steef en Rien gaan op fietsvakantie naar Italië. Ieder heeft voor
€ 1.200 een nieuwe fiets gekocht. Ze overwegen een reisverzekering af te sluiten die het risico
van fietsendiefstal tijdens de vakantie verzekert.
a Uit welke twee onderdelen bestaat het risico van fietsendiefstal op vakantie?
risico van fietsendiefstal = kans op diefstal tijdens de vakantie × prijs nieuwe fiets
b Hoe groot is voor de studievrienden het risico van fietsendiefstal als een fiets met een kans
van 5% tijdens de vakantie gestolen wordt?
risico van fietsendiefstal = 0,05 × € 1.200 = € 60
In bron 1 staat de premietabel van de reisverzekering voor een nieuwe fiets van € 1.200. Bij deze
premies maakt de verzekeraar naar verwachting winst noch verlies. De verzekeraar heeft geen
andere kosten dan het verzekerde risico.
c Leg uit waarom de premie oploopt bij een langere reisduur. Gebruik in je antwoord het begrip
‘risico-opslag’.
Een risico doet zich voor in de tijd. Hoe langer een tijdsperiode, hoe waarschijnlijker een
risico zich openbaart; een langere tijdsperiode verhoogt de risico-opslag. Een verzekering die
een langere tijdsduur bestrijkt, dekt een risico met een hogere risico-opslag. De premie moet
dan stijgen zodat de verzekeraar naar verwachting geen verlies maakt.
d Leg uit waarom de premie daalt bij een hoger eigen risico.
De schade die verzekerd wordt, neemt af bij een groter eigen risico. Dit verlaagt het risico dat
is verzekerd. Bij een lager verzekerd risico past een lagere premie.
e Vermindert het eigen risico in bron 1 moral hazard of averechtse selectie? Verklaar je
antwoord.
Averechtse selectie. Het eigen risico is niet verplicht en de omvang ervan mag gekozen
worden. Iemand die van zichzelf weet dat zijn risico klein is (hij past goed op zijn fiets) zal
een groter eigen risico kiezen.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 35


In bron 2 staan de kansen op fietsendiefstal waar de verzekeraar rekening mee houdt.
Reisduur 1 week 2 weken 3 weken 4 weken
Eigen risico
€0 0,01 0,025 0,04 0,05
€ 100 0,008 0,022 0,035 0,04
€ 200 0,006 0,019 0,03 0,035
€ 400 0,004 0,016 0,025 0,03
f Laat met een berekening zien dat de kans op diefstal 0,025 of 2,5% is bij een eigen risico van
€ 0 voor een reis van 2 weken. Maak daarbij gebruik van de premies in bron 1.
verzekerd risico = premie = € 30 = kans op diefstal × € 1.200  kans op
diefstal = € 30 / € 1.200 = 0,025 of 2,5%
g Bereken de kans dat een fiets gestolen wordt tijdens een reis van 1 week en van 3 weken bij
een eigen risico van € 0.
1 week: verzekerd risico = premie = € 12 = kans op diefstal × € 1.200  kans op
diefstal = € 12 / € 1.200 = 0,01 of 1,0%
3 weken: verzekerd risico = premie = € 48 = kans op diefstal × € 1.200  kans op
diefstal = € 48 / € 1.200 = 0,04 of 4,0%
h Laat met een berekening zien dat de kans op diefstal 0,019 of 1,9% is bij een eigen risico van
€ 200 voor een reis van 2 weken.
Bij een eigen risico van € 200 is de uit te keren schade in geval van diefstal gelijk aan
€ 1.200 – € 200 = € 1.000. Verzekerd risico = premie = € 19 = kans op
diefstal × € 1.000  kans op diefstal = € 19 / € 1.000 = 0,019 of 1,9%.
i Vul bron 2 verder in. Verklaar je antwoorden met een berekening.
Eigen risico = € 0.
4 weken: verzekerd risico = premie = € 60 = kans op diefstal × € 1.200  kans op
diefstal = € 60 / € 1.200 = 0,05 of 5%.
Eigen risico = € 100.
1 week: verzekerd risico = premie = € 8,80 = kans op diefstal × € 1.100  kans op
diefstal = € 8,80 / € 1.100 = 0,008 of 0,8%.
2 weken: verzekerd risico = premie = € 24,20 = kans op diefstal × € 1.100  kans op
diefstal = € 24,20 / € 1.100 = 0,022 of 2,2%.
3 weken: verzekerd risico = premie = € 38,50 = kans op diefstal × € 1.100  kans op
diefstal = € 38,50 / € 1.100 = 0,035 of 3,5%.
4 weken: verzekerd risico = premie = € 44 = kans op diefstal × € 1.100  kans op
diefstal = € 44 / € 1.100 = 0,04 of 4%.
Eigen risico = € 200.
1 week: verzekerd risico = premie = € 6 = kans op diefstal × € 1.000  kans op
diefstal = € 6 / € 1.000 = 0,006 of 6%.
3 weken: verzekerd risico = premie = € 30 = kans op diefstal × € 1.000  kans op
diefstal = € 30 / € 1.000 = 0,03 of 3%.
4 weken: verzekerd risico = premie = € 35 = kans op diefstal × € 1.000  kans op
diefstal = € 35 / € 1.000 = 0,035 of 3,5%.
Eigen risico = € 400.
1 week: verzekerd risico = premie = € 3,20 = kans op diefstal × € 800  kans op
diefstal = € 3,20 / € 800 = 0,004 of 0,4%.
2 weken: verzekerd risico = premie = € 12,80 = kans op diefstal × € 800  kans op
diefstal = € 12,80 / € 800 = 0,016 of 1,6%.
3 weken: verzekerd risico = premie = € 20 = kans op diefstal × € 800  kans op
diefstal = € 20 / € 800 = 0,025 of 2,5%.
4 weken: verzekerd risico = premie = € 24 = kans op diefstal × € 800  kans op
diefstal = € 24 / € 800 = 0,03 of 3%.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 36


j Leg uit waarom de verzekeraar uitgaat van een lagere kans op diefstal bij een hoger eigen
risico. Gebruik in je antwoord het begrip averechtse selectie.
Mensen die kiezen voor een hoger eigen risico moeten meer zelf betalen in geval van
diefstal. In ruil daarvoor betalen ze een lagere premie. Deze mensen weten van zichzelf dat
ze goed op hun fiets passen; de kans dat hun fiets gestolen wordt is lager. Anders gezegd:
averechtse selectie verlaagt de kans op diefstal. De verzekeraar weet dit en houdt daar met
zijn premiestelling rekening mee.
Rien bekijkt de premietabel. ‘Ik vind € 30 wel een hoge premie, ook al loop je dan geen enkel
risico.’ Steef ziet dat anders. ‘Tja, jij hebt makkelijk praten. Met jouw salaris wist ik het ook wel:
niks verzekeren! Maar dat kan ik me niet veroorloven.’ Rien is het daar niet mee eens. ‘Ik heb
inderdaad een prettig salaris. Maar ik ben niet zo gek op gokken als jij. Bovendien pas ik altijd
goed op mijn spullen.’ Jeroen mengt zich in de discussie. ‘Ik houd ook wel van een gokje, maar je
zult zien dat weer míjn fiets gestolen wordt. Net als vorige keer. Nu kan ik een nieuwe fiets wel
betalen, maar eigenlijk heb ik daar geen zin in.’
k Hoe lang gaan de studievrienden op vakantie? Verklaar je antwoord.
Twee weken, want € 30 is de premie die hoort bij 2 weken en geen eigen risico. Dit blijkt uit
de eerste zin die Rien zegt.
l Geef een reden waarom Steef zich wel verzekert en een reden waarom hij dat niet zal doen.
Steef beschikt niet over veel financiële middelen. Hij kan het risico van fietsendiefstal niet zelf
dragen. Daar staat tegenover dat Steef niet echt risicoavers is. Dat vermindert zijn neiging
om een risico te verzekeren.
m Geef een reden waarom Rien zich wel verzekert en een reden waarom hij dat niet zal doen.
Rien heeft een goed betaalde baan. Hij kan het risico van fietsendiefstal zelf dragen.
Tegelijkertijd is hij risicoavers. Daardoor is hij sneller geneigd om een risico te verzekeren.
n Geef een reden waarom Jeroen zich wel verzekert en een reden waarom hij dat niet zal
doen.
Jeroen kan het risico van fietsendiefstal ook zelf dragen. Maar hij denkt dat de kans dat zijn
fiets gestolen wordt groter is dan bij de anderen. Dat maakt het risico van fietsendiefstal bij
hem hoger. Daardoor is hij weer sneller geneigd om het risico te verzekeren.
Ze besluiten alle vier een fietsverzekering af te sluiten. Daarbij kiest Rien voor een eigen risico
van € 400, Steef en Maarten van € 100 en Jeroen van € 0. Voor Jeroen is de kans dat zijn fiets
gestolen wordt 0,5 procentpunt hoger dan de inschatting van de verzekeraar; voor Rien ligt die
kans juist 0,5 procentpunt lager.
o Hoe groot is de kans dat de fiets van Jeroen gestolen wordt? Hoe groot is het risico dat de
verzekeraar bij hem denkt te verzekeren? Hoe groot is het feitelijk risico van Jeroen?
Verklaar je antwoorden met een berekening.
Bij een eigen risico van € 0 en een reisduur van 2 weken schat de verzekeraar de kans van
diefstal op 2,5% (zie de ingevulde bron 2). De kans op diefstal voor Jeroen is dan
2,5% + 0,5% = 3%. Zijn verzekerd risico is gelijk aan 0,025 × € 1.200 = € 30. Zijn feitelijke
risico is gelijk aan 0,03 × € 1.200 = € 36.
p Hoe groot is bij Maarten het risico dat wordt verzekerd? Hoe groot is het feitelijke risico van
Maarten? Verklaar je antwoorden met een berekening.
verzekerd risico = 0,022 × (€ 1.200 – € 100) = € 24,20
feitelijk risico = 0,022 × € 1.200 = € 26,40
q Vul bron 3 verder in. Verklaar je antwoorden met een berekening.
Premies volgen uit bron 1. Waarden voor Steef zijn hetzelfde als voor Maarten. Het
verzekerde risico bij Rien is 0,016 × (€ 1.200 – € 400) = € 12,80. Zijn feitelijke
risico = (0,016 – 0,005) × € 1.200 = € 13,20.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 37


Premie Eigen Uitbetaling Kans op Verzekerd Feitelijk risico
risico bij diefstal diefstal risico
Jeroen € 30 €0 € 1.200 0,03 € 30 € 36
Maarten € 24,20 € 100 € 1.100 0,022 € 24,20 € 26,40
Steef € 24,20 € 100 € 1.100 0,022 € 24,20 € 26,40
Rien € 12,80 € 400 € 800 0,011 € 12,80 € 13,20
r Laat met een berekening zien dat de verzekeraar naar verwachting € 2 verlies maakt.
Jeroen: € 30 – € 36 = –€ 6.
Maart en Steef: € 0.
Rien: € 12,80 – 0,011 × (€ 1.200 – € 400) = € 12,80 – € 8,80 = € 4.
De verzekeraar maakt naar verwachting een verlies van € 6 – € 4 = –€ 2.
s Wat kan de verzekeraar doen om zijn verlies te beperken?
Bijvoorbeeld: een bonus-malussysteem invoeren. Jeroen zou dan een hogere premie moeten
betalen, want zijn fiets is al eens gestolen geweest. Misschien zou Rien dan een lagere
premie moeten betalen, omdat hij extra voorzichtig is. Bij een goed gekozen bonus-
malussysteem kan de extra opbrengst bij Jeroen groter zijn dan de vermindering van
opbrengst bij Rien.
De studievrienden zijn terug van fietsvakantie en geen van de fietsen is gestolen. ‘Het was een
leuke vakantie maar die reisverzekering hebben we voor niks afgesloten,’ zegt Maarten. ‘Zo moet
je dat niet zien,’ antwoordt Jeroen. ‘Verzekeren geeft rust. Daar betaal ik graag voor.’
t Leg uit waarom jij denkt dat Maarten of Jeroen gelijk heeft.
Jeroen heeft gelijk. Met een verzekering dek je een risico af. De tijd waarin dat risico is
afgedekt is je opbrengst van de verzekering. Je koopt rust. Als die tijd dan afgelopen is, is de
verzekering ook weer afgelopen. Of er dan wel of geen schade is opgetreden, doet er niet
toe.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 38


Moduleopdracht
1
a Uit welke twee onderdelen bestaat het risico van fietsendiefstal op vakantie?
risico van fietsendiefstal = kans op diefstal tijdens de vakantie × prijs nieuwe fiets
b Hoe groot is voor de studievrienden het risico van fietsendiefstal als een fiets met een kans
van 5% tijdens de vakantie gestolen wordt?
risico van fietsendiefstal = 0,05 × € 1.200 = € 60
c Leg uit waarom de premie oploopt bij een langere reisduur. Gebruik in je antwoord het begrip
‘risico-opslag’.
Een risico doet zich voor in de tijd. Hoe langer een tijdsperiode, hoe waarschijnlijker een
risico zich openbaart; een langere tijdsperiode verhoogt de risico-opslag. Een verzekering die
een langere tijdsduur bestrijkt, dekt een risico met een hogere risico-opslag. De premie moet
dan stijgen zodat de verzekeraar naar verwachting geen verlies maakt.
d Leg uit waarom de premie daalt bij een hoger eigen risico.
De schade die verzekerd wordt, neemt af bij een groter eigen risico. Dit verlaagt het risico dat
is verzekerd. Bij een lager verzekerd risico past een lagere premie.
e Vermindert het eigen risico in bron 1 moral hazard of averechtse selectie? Verklaar je
antwoord.
Averechtse selectie. Het eigen risico is niet verplicht en de omvang ervan mag gekozen
worden. Iemand die van zichzelf weet dat zijn risico klein is (hij past goed op zijn fiets) zal
een groter eigen risico kiezen.
In bron 2 staan de kansen op fietsendiefstal waar de verzekeraar rekening mee houdt.
Bron 2 Kans op fietsendiefstal bij een verschillende reisduur en oplopend eigen risico.
Reisduur 1 week 2 weken 3 weken 4 weken
Eigen risico
€0 0,01 0,025 0,04 0,05
€ 100 0,008 0,022 0,035 0,04
€ 200 0,006 0,019 0,03 0,035
€ 400 0,004 0,016 0,025 0,03
f Laat met een berekening zien dat de kans op diefstal 0,025 of 2,5% is bij een eigen risico van
€ 0 voor een reis van 2 weken. Maak daarbij gebruik van de premies in bron 1.
verzekerd risico = premie = € 30 = kans op diefstal × € 1.200  kans op
diefstal = € 30 / € 1.200 = 0,025 of 2,5%
g Bereken de kans dat een fiets gestolen wordt tijdens een reis van 1 week en van 3 weken bij
een eigen risico van € 0.
1 week: verzekerd risico = premie = € 12 = kans op diefstal × € 1.200  kans op
diefstal = € 12 / € 1.200 = 0,01 of 1,0%
3 weken: verzekerd risico = premie = € 48 = kans op diefstal × € 1.200  kans op
diefstal = € 48 / € 1.200 = 0,04 of 4,0%
h Laat met een berekening zien dat de kans op diefstal 0,019 of 1,9% is bij een eigen risico van
€ 200 voor een reis van 2 weken.
Bij een eigen risico van € 200 is de uit te keren schade in geval van diefstal gelijk aan
€ 1.200 – € 200 = € 1.000. Verzekerd risico = premie = € 19 = kans op
diefstal × € 1.000  kans op diefstal = € 19 / € 1.000 = 0,019 of 1,9%.
i Vul bron 2 verder in. Verklaar je antwoorden met een berekening.
Eigen risico = € 0.
4 weken: verzekerd risico = premie = € 60 = kans op diefstal × € 1.200  kans op
diefstal = € 60 / € 1.200 = 0,05 of 5%.
Eigen risico = € 100.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 39


1 week: verzekerd risico = premie = € 8,80 = kans op diefstal × € 1.100  kans op
diefstal = € 8,80 / € 1.100 = 0,008 of 0,8%.
2 weken: verzekerd risico = premie = € 24,20 = kans op diefstal × € 1.100  kans op
diefstal = € 24,20 / € 1.100 = 0,022 of 2,2%.
3 weken: verzekerd risico = premie = € 38,50 = kans op diefstal × € 1.100  kans op
diefstal = € 38,50 / € 1.100 = 0,035 of 3,5%.
4 weken: verzekerd risico = premie = € 44 = kans op diefstal × € 1.100  kans op
diefstal = € 44 / € 1.100 = 0,04 of 4%.
Eigen risico = € 200.
1 week: verzekerd risico = premie = € 6 = kans op diefstal × € 1.000  kans op
diefstal = € 6 / € 1.000 = 0,006 of 6%.
3 weken: verzekerd risico = premie = € 30 = kans op diefstal × € 1.000  kans op
diefstal = € 30 / € 1.000 = 0,03 of 3%.
4 weken: verzekerd risico = premie = € 35 = kans op diefstal × € 1.000  kans op
diefstal = € 35 / € 1.000 = 0,035 of 3,5%.
Eigen risico = € 400.
1 week: verzekerd risico = premie = € 3,20 = kans op diefstal × € 800  kans op
diefstal = € 3,20 / € 800 = 0,004 of 0,4%.
2 weken: verzekerd risico = premie = € 12,80 = kans op diefstal × € 800  kans op
diefstal = € 12,80 / € 800 = 0,016 of 1,6%.
3 weken: verzekerd risico = premie = € 20 = kans op diefstal × € 800  kans op
diefstal = € 20 / € 800 = 0,025 of 2,5%.
4 weken: verzekerd risico = premie = € 24 = kans op diefstal × € 800  kans op
diefstal = € 24 / € 800 = 0,03 of 3%.
j Leg uit waarom de verzekeraar uitgaat van een lagere kans op diefstal bij een hoger eigen
risico. Gebruik in je antwoord het begrip averechtse selectie.
Mensen die kiezen voor een hoger eigen risico moeten meer zelf betalen in geval van
diefstal. In ruil daarvoor betalen ze een lagere premie. Deze mensen weten van zichzelf dat
ze goed op hun fiets passen; de kans dat hun fiets gestolen wordt is lager. Anders gezegd:
averechtse selectie verlaagt de kans op diefstal. De verzekeraar weet dit en houdt daar met
zijn premiestelling rekening mee.
Rien bekijkt de premietabel. ‘Ik vind € 30 wel een hoge premie, ook al loop je dan geen enkel
risico.’ Steef ziet dat anders. ‘Tja, jij hebt makkelijk praten. Met jouw salaris wist ik het ook wel:
niks verzekeren! Maar dat kan ik me niet veroorloven.’ Rien is het daar niet mee eens. ‘Ik heb
inderdaad een prettig salaris. Maar ik ben niet zo gek op gokken als jij. Bovendien pas ik altijd
goed op mijn spullen.’ Jeroen mengt zich in de discussie. ‘Ik houd ook wel van een gokje, maar je
zult zien dat weer míjn fiets gestolen wordt. Net als vorige keer. Nu kan ik een nieuwe fiets wel
betalen, maar eigenlijk heb ik daar geen zin in.’
k Hoe lang gaan de studievrienden op vakantie? Verklaar je antwoord.
Twee weken, want € 30 is de premie die hoort bij 2 weken en geen eigen risico. Dit blijkt uit
de eerste zin die Rien zegt.
l Geef een reden waarom Steef zich wel verzekert en een reden waarom hij dat niet zal doen.
Steef beschikt niet over veel financiële middelen. Hij kan het risico van fietsendiefstal niet zelf
dragen. Daar staat tegenover dat Steef niet echt risicoavers is. Dat vermindert zijn neiging
om een risico te verzekeren.
m Geef een reden waarom Rien zich wel verzekert en een reden waarom hij dat niet zal doen.
Rien heeft een goed betaalde baan. Hij kan het risico van fietsendiefstal zelf dragen.
Tegelijkertijd is hij risicoavers. Daardoor is hij sneller geneigd om een risico te verzekeren.
n Geef een reden waarom Jeroen zich wel verzekert en een reden waarom hij dat niet zal
doen.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 40


Jeroen kan het risico van fietsendiefstal ook zelf dragen. Maar hij denkt dat de kans dat zijn
fiets gestolen wordt groter is dan bij de anderen. Dat maakt het risico van fietsendiefstal bij
hem hoger. Daardoor is hij weer sneller geneigd om het risico te verzekeren.
Ze besluiten alle vier een fietsverzekering af te sluiten. Daarbij kiest Rien voor een eigen risico
van € 400, Steef en Maarten van € 100 en Jeroen van € 0. Voor Jeroen is de kans dat zijn fiets
gestolen wordt 0,5 procentpunt hoger dan de inschatting van de verzekeraar; voor Rien ligt die
kans juist 0,5 procentpunt lager.
o Hoe groot is de kans dat de fiets van Jeroen gestolen wordt? Hoe groot is het risico dat de
verzekeraar bij hem denkt te verzekeren? Hoe groot is het feitelijk risico van Jeroen?
Verklaar je antwoorden met een berekening.
Bij een eigen risico van € 0 en een reisduur van 2 weken schat de verzekeraar de kans van
diefstal op 2,5% (zie de ingevulde bron 2). De kans op diefstal voor Jeroen is dan
2,5% + 0,5% = 3%. Zijn verzekerd risico is gelijk aan 0,025 × € 1.200 = € 30. Zijn feitelijke
risico is gelijk aan 0,03 × € 1.200 = € 36.
p Hoe groot is bij Maarten het risico dat wordt verzekerd? Hoe groot is het feitelijke risico van
Maarten? Verklaar je antwoorden met een berekening.
verzekerd risico = 0,022 × (€ 1.200 – € 100) = € 24,20
feitelijk risico = 0,022 × € 1.200 = € 26,40
q Vul bron 3 verder in. Verklaar je antwoorden met een berekening.
Premies volgen uit bron 1. Waarden voor Steef zijn hetzelfde als voor Maarten. Het
verzekerde risico bij Rien is 0,016 × (€ 1.200 – € 400) = € 12,80. Zijn feitelijke
risico = (0,016 – 0,005) × € 1.200 = € 13,20.
Bron 3 Verschillende verzekeringsnemers hebben een verschillend risico.
Premie Eigen Uitbetaling Kans op Verzekerd Feitelijk risico
risico bij diefstal diefstal risico
Jeroen € 30 €0 € 1.200 0,03 € 30 € 36
Maarten € 24,20 € 100 € 1.100 0,022 € 24,20 € 26,40
Steef € 24,20 € 100 € 1.100 0,022 € 24,20 € 26,40
Rien € 12,80 € 400 € 800 0,011 € 12,80 € 13,20
r Laat met een berekening zien dat de verzekeraar naar verwachting € 2 verlies maakt.
Jeroen: € 30 – € 36 = –€ 6.
Maart en Steef: € 0.
Rien: € 12,80 – 0,011 × (€ 1.200 – € 400) = € 12,80 – € 8,80 = € 4.
De verzekeraar maakt naar verwachting een verlies van € 6 – € 4 = –€ 2.
s Wat kan de verzekeraar doen om zijn verlies te beperken?
Bijvoorbeeld: een bonus-malussysteem invoeren. Jeroen zou dan een hogere premie moeten
betalen, want zijn fiets is al eens gestolen geweest. Misschien zou Rien dan een lagere
premie moeten betalen, omdat hij extra voorzichtig is. Bij een goed gekozen bonus-
malussysteem kan de extra opbrengst bij Jeroen groter zijn dan de vermindering van
opbrengst bij Rien.
De studievrienden zijn terug van fietsvakantie en geen van de fietsen is gestolen. ‘Het was een
leuke vakantie maar die reisverzekering hebben we voor niks afgesloten,’ zegt Maarten. ‘Zo moet
je dat niet zien,’ antwoordt Jeroen. ‘Verzekeren geeft rust. Daar betaal ik graag voor.’
t Leg uit waarom jij denkt dat Maarten of Jeroen gelijk heeft.
Jeroen heeft gelijk. Met een verzekering dek je een risico af. De tijd waarin dat risico is
afgedekt is je opbrengst van de verzekering. Je koopt rust. Als die tijd dan afgelopen is, is de
verzekering ook weer afgelopen. Of er dan wel of geen schade is opgetreden, doet er niet
toe.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 41


Naar het examen
Opgave 1 (CE 2017 Tweede tijdvak)

Aanpakken dat opwaarderen!


Uit een tijdschrift: In de dure tas die gestolen werd op dat zonnige eiland, zat volgens je claim bij
de verzekering ook een dure zonnebril die je in feite al eerder was kwijtgeraakt. Een kras in de lak
van je auto, veroorzaakt door een onvoorzichtige fietser, laat je tegelijk repareren met de deuk in
het spatbord die er al een tijdje in zat. Uit onderzoek van het Verbond van Verzekeraars (VvV)
blijkt dat er jaarlijks voor zo’n 900 miljoen euro aan schade op een dergelijke manier wordt
‘opgewaardeerd’. “Het gevolg van dit claimgedrag is dat de verzekerden er uiteindelijk toch weer
zelf voor moeten betalen”, aldus de woordvoerder van het VvV.

2p 1
Leg uit dat het ‘opwaarderen’ van schade mogelijk is als gevolg van asymmetrische informatie.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is: De verzekeraar heeft niet voldoende informatie over
het claimgedrag. De verzekerde kan daardoor een hogere schadeclaim indienen dan waartoe
deze gerechtigd is.
1p 2
Is er bij het ‘opwaarderen’ van schade sprake van moral hazard? Verklaar het antwoord.
Nee
Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Bij opwaarderen van schade is er geen sprake
van nalatig of roekeloos gedrag (als gevolg van informatieasymmetrie).
1p 3
Verklaar de uitspraak van de VvV-woordvoerder.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Een toenemend schadebedrag wordt omgeslagen over alle premiebetalers, waardoor de
gemiddelde premiedruk (per verzekerde) stijgt.

Om ervoor te zorgen dat verzekerden minder claimen, maken verzekeraars onder andere gebruik
van een bonus-malusladder. Volgens de VvV kan een dergelijke bonus-malusladder in sommige
gevallen het claimen juist stimuleren. In het rapport laten de onderzoekers dat zien aan de hand
van een voorbeeld:
Hugo heeft een auto met een cataloguswaarde van € 16.950,-. Hij rijdt jaarlijks ongeveer 12.000
km en is door verzekeraar CarSafe ingedeeld in trede 7 van de premieladder. In het begin van het
jaar heeft Hugo al twee schades geclaimd bij CarSafe.

Gebruik bovenstaand voorbeeld, bron 1 en bron 2 bij de vragen 4 en 5.


2p 4
Bereken met hoeveel euro de premie van Hugo volgend jaar ten opzichte van zijn huidige premie
zal stijgen als gevolg van de twee ingediende schades.
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
te betalen premie vóór schadeclaims: 0,5 × € 1.067 = € 533,50
te betalen premie na schadeclaims: 1,25 × € 1.067 = € 1.333,75
Het te betalen premiebedrag stijgt met (1.333,75 − 533,50 = ) € 800,25.
2p 5
Leg uit dat de bonus-malusladder in het geval van Hugo het aantal claims niet beperkt.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
Aangezien Hugo al twee schades heeft, levert verder claimen geen hogere premie op /
resulteert verder claimen niet in een lagere trede.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 42


Opgave 2 (CE 2018 Eerste tijdvak)

Zekerheidszoekers in de zorg
Sinds 2006 is de verzekering tegen zorgkosten in Nederland geprivatiseerd. Om hoge
zorgpremies te voorkomen is in de Zorgverzekeringswet (Zvw) geregeld dat iedereen die in
Nederland woont verplicht een basiszorgverzekering moet afsluiten. Volgens een
onderzoeksbureau is een mogelijk gevolg van deze verplichte verzekering een toename van
moral hazard, waardoor de collectieve zorguitgaven en uiteindelijk de zorgpremies alsnog kunnen
stijgen.
3p 6
Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering. Bij verzekeringen in het
algemeen hangt de keuze van de consument voor het afsluiten van een verzekering onder andere
af van de mate van …(1)…. Bij de basiszorgverzekering is er daarom sprake van verplichte
…(2)…, waarbij de premie voor iedereen gelijk kan blijven. De verplichting voorkomt dat er
…(3)… optreedt, waarbij onevenredig veel mensen met een …(4)… gezondheidsrisico zich
zouden verzekeren.
Kies uit:
bij (1) asymmetrische informatie / risico-aversie
bij (2) belastingheffing / solidariteit
bij (3) asymmetrische informatie / averechtse selectie
bij (4) hoog / laag
bij (1) risico-aversie
bij (2) solidariteit
bij (3) averechtse selectie
bij (4) hoog
2p 7
Leg uit dat moral hazard kan leiden tot hogere zorgpremies.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• De verzekerde consumeert meer zorg, omdat hij toch al verzekerd is / hij niet direct ervaart
dat hij er zelf voor betaalt
• De toenemende zorgkosten worden dan doorberekend in de zorgpremies

Om moral hazard te beperken heeft de regering in 2008 een verplicht eigen risico ingevoerd. Een
verandering of verschuiving van dit eigen risico heeft invloed op de collectieve zorguitgaven. In
2016 bedraagt het eigen risico € 385. Bij een verschuiving wordt het beginpunt van het eigen
risico verschoven van € 0 naar € 300 en moet de verzekerde de zorgkosten van € 300 tot € 685
zelf betalen (zie bron 1).

Gebruik bovenstaande informatie en bron 1.


1p 8
Bereken de vergoeding, bij een verschuiving van het eigen risico, die de verzekeraar in 2016 zou
uitkeren aan een verzekerde die € 2.100 aan totale zorgkosten heeft.
Een voorbeeld van een juiste berekening is: € 2.100 − € 385 = € 1.715 wordt vergoed
In een actualiteitenprogramma discussiëren een minister, een Kamerlid en een econoom over het
eigen risico. Enkele kijkers reageren via Twitter (zie bron 2).
− de minister:
“Ik stel voor het eigen risico met € 100 te verhogen. Hierdoor nemen de collectieve zorguitgaven
af.”
− het Kamerlid: “Nee hoor, de collectieve zorguitgaven gaan op langere termijn juist stijgen,
doordat verzekerden zorg zullen mijden of uitstellen. Om die reden stelt mijn partij voor het eigen
risico met € 100 te verlagen.”
Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 43
− de econoom: “Ik stel een verschoven eigen risico voor. Uit onderzoek blijkt namelijk dat mensen
vanaf een bedrag van € 300 bewuster omgaan met hun zorgkosten en dus prijsgevoeliger zijn.”
Gebruik bovenstaande informatie en bron 2.
2p 9
Schrijf de naam van de kijkers op en geef aan op wiens voorstel zij reageren. Elk voorstel kan
maar aan één kijker worden gekoppeld.
@JUUL minister / Kamerlid / econoom
@VINZZ minister / Kamerlid / econoom
@SPORTY minister / Kamerlid / econoom
@JUUL econoom
@VINZZ Kamerlid
@SPORTY minister

Gebruik bron 3.
1p 10
Bereken het aantal mensen dat een verplichte zorgverzekering heeft.
@vmg: geel gemarkeerde tekst als breuk weergeven:
Een voorbeeld van een juiste berekening is: € 670 mln € 50 = 13,4 mln

Gebruik bron 3.
3p 11
Schrijf het vervolg van de conclusie van de onderzoekers. In het vervolg moeten de volgende
aspecten aan bod komen.
1 Een verklaring waaruit blijkt dat bij een verhoging van het eigen risico (voorstel minister) de
daling van de collectieve uitgaven groter is dan de stijging van de eigen betalingen.
2 Een verklaring waaruit blijkt dat bij het verschoven eigen risico (voorstel econoom) de
collectieve zorguitgaven stijgen ondanks een stijging van de eigen betalingen.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
•1 De zorgvraag van verzekerden is afgenomen, doordat de verzekerden een financiële
prikkel hebben de kosten te beperken
•2 − De zorgvraag wordt groter (drempel om zorg te consumeren kleiner), omdat er voor
de eerste € 300 geen eigen risico geldt. Daarnaast zullen verzekerden met zorgkosten
tussen € 300 en € 685 mogelijk minder zorg consumeren vanwege een hoger
kostenbewustzijn
− De collectieve zorguitgaven zullen echter toch stijgen, omdat zorg boven € 685
relatief duur is (specialistische zorg) en/of niet te vermijden is (als je ziek bent heb je geen
echte keuze)

Opgave 3 (CE 2018 Tweede tijdvak)

Zorgeloos kiezen?
Met de komst van de Zorgverzekeringswet (2006) is elke Nederlander wettelijk verplicht een
basisverzekering af te sluiten bij een zorgverzekeraar. Elke zorgverzekeraar heeft een
acceptatieplicht en mag dus niemand weigeren. De basisverzekering is verplicht gesteld om te
voorkomen dat er averechtse selectie optreedt. Averechtse selectie kan ertoe leiden dat de
premies gaan stijgen. Verder regelt de wet dat iedere verzekerde een eigen risico heeft, om moral
hazard te beperken. Dit verplichte eigen risico kent een minimumbedrag, maar de verzekerde kan
dit eigen risico wel verhogen in ruil voor een lagere premie.
2p 12
Leg uit dat averechtse selectie tot een stijging van de premies kan leiden.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 44


• De ‘goede’ risico’s / mensen met een laag risico op zorgkosten zouden zich niet verzekeren
omdat zij de premie te hoog vinden / Alleen de ‘slechte’ risico’s / mensen met een hoog risico
op zorgkosten zouden zich verzekeren 1
• De premie moet hierdoor (verder) stijgen om de schadelast / hoge kosten te kunnen dekken
1p 13
Leg uit dat een eigen risico moral hazard kan beperken.
Bij zorgverzekeraar Personis is de hoogte van de maandpremie van de basisverzekering
afhankelijk van twee factoren, namelijk:
− de gekozen polis (zie bron 1A)
− het gekozen eigen risico (zie bron 1B)
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
Verzekerden kunnen zich minder risicovol gaan gedragen, omdat ze het eerste deel van de
zorgkosten zelf moeten betalen.
Gebruik bron 1A.
2p 14
Verklaar dat de zorgverzekeraar de Zilverpolis goedkoper kan aanbieden dan de Platinapolis.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Bij de Zilverpolis laat de verzekerde de keuze van
zorgverlening en apotheek over aan de zorgverzekeraar, waardoor deze de zorg efficiënter
en goedkoper kan inkopen.

Gebruik bron 1B.


2p 15
Leg uit dat de keuzemogelijkheid voor een verhoogd eigen risico een manier is om
asymmetrische informatie te beperken.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• Verzekerden met een lage kans op zorgkosten zullen eerder een verzekering kiezen met
een hoog eigen risico / verzekerden met een hoge kans op zorgkosten zullen eerder een
verzekering kiezen met een laag eigen risico
• zodat de verzekeraar inzicht krijgt in het risicoprofiel van de verzekerden.

Karin van Lier heeft afgelopen jaar bij zorgverzekeraar Personis een Platinapolis met het minimale
eigen risico afgesloten (zie bron 2). Voor het komende jaar wil ze op haar jaarpremie besparen en is
daarom bereid te veranderen van polis en van eigen risico. Het komende jaar:
− vindt ze het niet meer noodzakelijk terecht te kunnen bij een zorgverlener in de buurt, maar wil ze
wel graag haar medicijnen kunnen ophalen bij de plaatselijke apotheek.
− heeft zij voldoende spaargeld om onverwachte zorgkosten op te vangen zodat ze kan kiezen voor
het maximale eigen risico.

Gebruik bovenstaande tekst en bron 1A, 1B en 2.


2p 16
Bereken of het bedrag dat Karin maximaal aan jaarpremie kan besparen, hoger of lager is dan de
extra benodigde hoeveelheid spaargeld.
(Karin kiest voor een Goudpolis met maximaal eigen risico.) Een voorbeeld van een juiste
berekening is:
• besparing jaarpremie: (€ 120 − € 75) × 12 = € 540
• extra benodigde hoeveelheid spaargeld (€ 875 − € 375 extra benodigde eigen risico): € 500
De besparing is dus hoger.

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 45


Opgave 4 (CE 2019 Eerste tijdvak)

De verzekeraar rijdt met u mee!


Uit een krant, 2018: De ‘Pay How You Drive’-autoverzekering (PHYD) is in opkomst: wie rustig
remt en niet te hard optrekt, betaalt minder premie. Steeds meer verzekeraars lanceren deze
autoverzekering. Het principe is simpel. Een app op de mobiele telefoon registreert het rijgedrag
van de automobilist. Als de telefoon vastzit in een standaard zijn de meetgegevens betrouwbaar
en kunnen ze worden uitgelezen door de verzekeraar. De automobilist die zeer netjes rijdt, krijgt
het predicaat ‘groen’ en dat betekent een korting van 35% op de basispremie. De categorie-
indeling wordt elke maand opnieuw vastgesteld. Op dit moment rijdt 10% van de PHYD-
verzekerden in de categorie ‘rood’. Deze categorie ‘coureurs’ betaalt de volledige basispremie.

Mevrouw Bakker heeft op 1 januari 2018 een PHYD-autoverzekering afgesloten. Ze is toen


ingedeeld in de categorie rood en betaalde de volledige basispremie. Op basis van haar rijgedrag
in januari is ze per 1 februari door de verzekeraar ingedeeld in de categorie oranje (zie bron 1).
Begin maart ontvangt ze een bericht van de verzekeraar over haar rijgedrag in februari (zie bron
2).
Gebruik bron 1 en 2.
2p 17
Bereken de basispremie van mevrouw Bakker op 1 januari 2018.
Een voorbeeld van juiste berekening is:
30,66 = (0,35 − 0,10) × basispremie
basispremie = € 122,64.
Een verzekeraar die de PHYD-autoverzekering aanbiedt doet de volgende uitspraak: “We
baseren de indeling in een categorie vooral op het gedrag van de bestuurder zoals remmen,
optrekken en snelheidsovertredingen. Dankzij de app kunnen we het gedrag van de bestuurder
volgen en wordt …(1)… sterk verminderd. Hierdoor wordt het voor ons mogelijk …(2)… toe te
passen, zodat de bestuurder een financiële prikkel krijgt het rijgedrag in positieve zin aan te
passen.”
2p 18
Maak de uitspraak economisch correct.
Kies uit:
bij (1) asymmetrische informatie / risico-avers gedrag
bij (2) premiedifferentiatie / zelfbinding
bij (1) asymmetrische informatie
bij (2) premiedifferentiatie

Een verzekeringseconoom reageert op de opkomst van de PHYD-autoverzekering en doet de


volgende twee uitspraken:
1 “De PHYD-autoverzekering is voor verzekeraars een maatregel om averechtse selectie tegen te
gaan.”
2 “Het mooie van de PHYD-autoverzekering is dat behalve de verzekerden en de verzekeraars de
gehele maatschappij kan profiteren, doordat de maatschappelijke kosten van het autorijden
afnemen.”
2p 19
Leg uitspraak 1 uit.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• De verzekering geeft kortingen op de verzekeringspremies bij goed gedrag / past
premiedifferentiatie toe tussen ‘lage / goede en hoge / slechte risico’s’
• waardoor de verzekering ‘lage / goede risico’s’ aantrekt / ‘lage / goede risico’s’ bereid zijn te
blijven (en dus averechtse selectie wordt tegengegaan)

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 46


Gebruik uitspraak 2.
3p 20
Leg met behulp van het begrip negatieve externe effecten uit dat de maatschappelijke kosten van
het autorijden door de PHYD-autoverzekering kunnen afnemen.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• de PHYD-autoverzekering stimuleert voorzichtiger/schoner/veiliger rijgedrag
• dat kan leiden tot afname van negatieve externe effecten zoals milieuvervuiling (CO2
uitstoot) / tijdverlies (files) / ziekteverzuim (ongelukken) en daarmee tot afname van de
maatschappelijke kosten

Praktische economie 4|5| havo antwoordenboek Module 6 Risico en verzekeren 47

You might also like