You are on page 1of 8

Werkzitting 4

Discrete kansverdelingen

Uitgewerkte oefeningen

We hebben in Hoofdstuk 3 gezien wat onafhankelijke gebeurtenissen zijn. Je kan ook


spreken van onafhankelijke stochastische variabelen.

 In woorden: 2 discrete stochastische variabelen X en Y zijn onafhankelijk als de


gebeurtenis dat de ene een zekere waarde aanneemt onafhankelijk is van de
gebeurtenis dat de andere een zekere waarde aanneemt en dit voor alle zinvolle
waarden.
 In symbolen: P( X = i | Y = j ) = P( X = i ), of, equivalent, P( X = i EN Y = j ) = P( X = i ) *
P( Y = j ) voor alle zinvolle waarden van i en j.

Opgaven

1. We gooien met een eerlijke munt: eerst één keer en daarna meerdere keren.
a. Een enkele opgooi van een gebalanceerde munt geeft 0 of 1 keer kruis, elk met
een kans van ½. Wat is de verwachting en de standaardafwijking van het aantal
keer kruis?
b. Bepaal de verdeling van het aantal keer kruis in vier keer opgooien. Geef de
verwachting en de standaardafwijking van deze verdeling. Vergelijk met de
uitkomsten uit a. Wat merk je op?

2. Typografische en spelfouten kunnen ‘geenwoordfouten’ of ‘woordfouten’ zijn. Een


geenwoordfout is een niet bestaand woord, zoals in het geval dat ‘het’ getypt wordt als
‘eht’. Een woordfout is wel een bestaand woord, maar niet het goede woord, zoals in
het geval dat ‘verlies’ wordt getypt als ‘verliet’. Wanneer studenten gevraagd wordt om
een opstel van 250 woorden te schrijven (zonder spellingcontrole), dan is het aantal
geenwoordfouten als volgt verdeeld:
Fouten 0 1 2 3 4
Kans 0,1 0,2 0,3 0,3 0,1
Het aantal woordfouten is als volgt verdeeld:

Fouten 0 1 2 3
Kans 0,4 0,3 0,2 0,1
a. Wat zijn de verwachtingen en de standaardafwijkingen van het aantal
geenwoordfouten en woordfouten in een opstel?
b. Geef de verwachting en de standaardafwijking van het totaal aantal fouten
(geenwoordfouten en woordfouten samen) in een opstel als het aantal
geenwoord- en woordfouten onafhankelijk is.
c. Geenwoordfouten maken 25 % uit van alle fouten. Een menselijke corrector
onderschept 90 % van de geenwoordfouten en 70 % van de woordfouten.
Welk percentage van het totaal aantal fouten onderschept de corrector dan?

3. Is het in elk van de onderstaande situaties verdedigbaar om voor de stochastische


variabele X een binomiale verdeling te gebruiken? Licht voor elk van deze gevallen uw
antwoord toe. Geef de waarden voor n en p als een binomiale verdeling van toepassing
is.
a. Bij de meeste willekeurig gepleegde telefoontjes in steekproefonderzoeken
slaagt men er niet een echte, levende persoon aan de lijn te krijgen. Bij
telefoontjes naar New York City lukt dat slechts in 1/12 van de gevallen. Voor
een enquête worden 500 willekeurig gekozen nummers in New York City
gebeld. X is het aantal malen dat men een echte persoon aan de lijn krijgt.
b. Tijdens de spitsuren mislukt 25% van de pogingen om bij een
internetprovider in te loggen. De inlogpogingen zijn onafhankelijk en hebben
allemaal dezelfde kans op mislukking. Jean blijft net zo lang proberen tot hij
succes heeft. X is het aantal inlogpogingen dat uiteindelijk slaagt.
c. Op een mooie oktoberdag komen bij een appartementencomplex gemiddeld
12 Canadese ganzen per uur aanvliegen, die er vervolgens de vijver vervuilen.
X is het aantal ganzen dat in de volgende drie uur komt aanvliegen.

4. In een klein bedrijf werken 8 werknemers. Elk van hen werkt op zijn eigen projecten en
elk van hen werkt regelmatig van thuis uit. De kans om een willekeurige werknemer op
kantoor te vinden is gelijk aan 55%. Hoeveel werkplaatsen moet het bedrijf voorzien om
met een kans van 90% elke werknemer op kantoor een plaats te geven?
5. We werpen met een paar eerlijke dobbelstenen en duiden met X het minimum aan van
de gegooide getallen.
a. Bepaal het kansmodel van de stochastische variabele X.
b. Bereken de verwachting en de standaardafwijking van X.
Oplossingen
1.
a. Definieer de stochastische variabele X1 als het aantal keer kruis bij eenmaal
opgooien van een munt. De verwachting van X1 is
E(X1) = 0 * ½ + 1 * ½ = ½ .
De variantie is
Var(X1) = (0 – ½)2 * ½ + (1 – ½ )2 * ½ = 0,25
en de standaardafwijking is bijgevolg gelijk aan 0,5.
Opmerking: de stochastische variabele X1 ~ Be(p) met p= ½
E(X1 ) = p = ½ en Var (X1) = p * (1 – p) = ½ * ½ = ¼
b. We noteren met X4 de stochastische variabele die het aantal keer kruis telt bij
viermaal opgooien van een munt. De mogelijke uitkomsten van vier worpen
met een munt stellen we grafisch voor in onderstaande figuur (K = kop, M =
munt). We hebben ze al geordend om snel het aantal keer kruis te kunnen
tellen:
X4 = 0: MMMM
X4 = 1: KMMM MKMM MMKM MMMK
X4 = 2: KKMM KMKM KMMK MKKM MKMK MMKK
X4 = 3: KKKM KKMK KMKK MKKK
X4 = 4: KKKK
Omdat het resultaat van het gooien van kop of munt van de ene worp
onafhankelijk is van de uitkomst van een andere worp zijn alle 16 uitkomsten
even waarschijnlijk. Elke worp heeft een kans van 1/16. We vinden dus de
volgende kansverdeling:
P(X4=0) = P(X4=4) = 1/16
P(X4=1) = P(X4=3) = 4/16 = 1/4
P(X4=2) = 6/16 = 3/8.
Dus is

 E(X4) = 0*1/16 + 1*1/4 + 2*3/8 + 3*1/4 + 4*1/16 = 2 – dit is ook


onmiddellijk af te lezen uit de symmetrie (rond 2) van de
kansverdeling.
 Var(X4) = (0-2)2*1/16 + (1-2)2*1/4 + (2-2)2*3/8 + (3-2)2*1/4 + (4-
2)2*1/16 = 1.
Opmerking : de stochastische variabele X4 ~ Bin (n, p) met n = 4 en p= ½
E(X4 ) = n*p = 4 * ½ = 2 en Var (X4) = n* p * (1 – p) = 4 * ½ * ½ = 1
Merk op dat E(X4) = 4E(X1) en dat Var(X4) = 4Var(X1). Dat is geen toeval. In
Hoofdstuk 5 worden formules gegeven voor de verwachting en de variantie
van lineaire combinaties van (al dan niet onafhankelijke) stochastische
veranderlijken. Deze zijn ook geldig voor de discrete stochastische
veranderlijken uit dit hoofdstuk. Ze zullen toelaten om vele berekeningen fel
in te korten.
2. Definieer G, resp. W, als de discrete stochastische variabelen die het aantal
geenwoordfouten, resp. het aantal woordfouten, telt.
a. Het verwachte aantal geenwoordfouten is
E(G) = 0 * 0,1 + 1 * 0,2 + 2 * 0,3 + 3 * 0,3 + 4 * 0,1 = 2,1;
het verwachte aantal woordfouten is
E(W) = 0 * 0,4 + 1 * 0,3 + 2 * 0,2 + 3 * 0,1 = 1.
We berekenen ook de varianties van beide:
Var(G) = (-2,1)2 * 0,1 + (-1,1)2 * 0,2 + (-0,1)2 * 0,3
+ 0,92 * 0,3 + 1,92 * 0,1
= 1,29
Var(W) = (-1)2 * 0,4 + 02 * 0,3 + 12 * 0,2 + 22 * 0,1 = 1
en dus bedraagt de standaardafwijking 1,1358 voor G en 1 voor W.
b. Omdat de twee sv G en W onafhankelijk zijn, is het eenvoudig de kansen P( G
= g EN W = w ) te bepalen: P( G = g EN W = w ) = P( G = g ) * P( W = w ). In
onderstaande tabellen geven we enerzijds deze kansen weer en anderzijds de
waarde van G + W:
w
kans w
0 1 2 3 G+W
0 1 2 3
0 4% 3% 2% 1%
0 0 1 2 3
1 8% 6% 4% 2%
1 1 2 3 4
g 2 12% 9% 6% 3%
g 2 2 3 4 5
3 12% 9% 6% 3%
3 3 4 5 6
4 4% 3% 2% 1%
4 4 5 6 7
De uitkomstenruimte voor G + W is dus gegeven door SG+W = { 0, 1, 2, 3, 4, 5,
6, 7 }. De bijhorende kansen kunnen we bepalen via de regels van de
kansrekening, bvb.
P( G + W = 2 ) = P( G = 0 EN W = 2) + P( G = 1 EN W = 1 )
+ P( G = 2 EN W = 0 )
= 2% + 6% + 12% = 20% = 0,2
(de blauwe vakjes in de tabellen)
Op die manier vinden we de bijhorende kansen:
G+W 0 1 2 3 4 5 6 7
p 4% 11% 20% 26% 21% 12% 5% 1%
Een eenvoudige berekening leert nu
E(G+W) = 0*4% + 1*11% + 2* 20% + 3*26% + 4*21%
+ 5*12% + 6*5% + 7*1%
= 3,1
en
Var(G+W) = (-3,1)2*4% + (-2.1)2*11% + (-1,1)2*20% + (-0,1)2*26%
+ 0,92*21% + 1,92*12% + 2,92*5% + 3,92*1% = 2,29.
De standaardafwijking van G+W is dus 1,513.

We zien:
E(G+W) = 3,1 = 2,1 + 1 = E(G) + E(W),
Var(G+W) = 2,29 = 1,29 + 1 = Var(G) + Var(W).
Opnieuw is dit geen toeval, maar een gevolg van een algemene wetmatigheid
die in de Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 6 aan bod komt.
c. Met de regels van de kansrekening vinden we:
P(fout gevonden) = P(geenwoordfout EN gevonden) + P(woordfout EN
gevonden)
= P(geenwoordfout) * P(gevonden | geenwoordfout)
+ P(woordfout) * P(gevonden | woordfout)
= 0,25 * 0,9 + 0,75 * 0,7 = 0,225 + 0,525 = 0,75.
Een corrector vindt 75 % van de fouten.
We kunnen gebruik maken van een boomdiagram om de gegevens
overzichtelijk te presenteren. De percentages aan de rechterkant van de
boom komen overeen met het product van de kansen van elke stap op het
corresponderende pad.

3.
a. Binomiaal: uit een vast aantal ( n = 500 ) onafhankelijke pogingen wordt het
aantal successen geteld, telkens met eenzelfde kans ( p = 1/12 ).
b. Niet binomiaal: er is hier geen vast aantal pogingen.
c. Niet binomiaal: er is geen sprake van een herhaalde poging die ‘succes’ of
‘mislukking’ oplevert.

4. Bekijk de stochastische variabele X die telt hoeveel van de 8 werknemers op een


willekeurige dag op kantoor is. De variabele X mogen we beschouwen als binomiaal
verdeeld met n = 8 en p = 0,55. Immers:
 De kans op succes (‘is deze werknemer vandaag op kantoor?’) is voor alle
werknemers hetzelfde, nl. 0,55.
 Omdat de werknemers eigen projecten hebben mogen we
veronderstellen dat ze geen vergaderingen samen hebben, wat
onafhankelijkheid van de aanwezigheden aannemelijk maakt.
We zoeken dan naar het kleinste natuurlijk getal k , met 0 ≤ k ≤ 8, waarvoor geldt dat
P( X ≤ k ) ≥ 0,9.
We weten
8
𝑃(𝑋 = 𝑘) = ( ) ∙ 0,55𝑘 ∙ 0,458−𝑘
𝑘
en dus X ~ Bin ( 8,0.55,x)
P( X ≤ k ) ≥ 0,9 of binomcdf (8,0.55,k) ≥ 0.9
Er zijn 3 mogelijkheden:
(1) Een vergelijking oplossen gebruikmakende van de Solver:
Stappen : MATH – SOLVER

ENTER - Kies een logische waarde voor X ( dus ≤ 8) ; bv X = 3

Druk dan op SOLVE ( = ALPHA ENTER)

Antwoord: k = 6
(2) Gebruikmakende van TABLE
Stappen : Y=
Voer de volgende gegevens in Y1 = binomcdf( 8,0.55,X)
Tblset (= 2nd WINDOW) – Kies een startwaarde ( Tblstart = 1) en aangroei ( 𝛥 Tbl = 1)

Volgende stap : Table ( = 2nd GRAPH)

Antwoord : k =6
(3) De kansen één voor één uitrekenen en optellen (met Excel)

k P(X=k) P(X≤k)
0 0,17% 0,17%
1 1,64% 1,81%
2 7,03% 8,85%
3 17,19% 26,04%
4 26,27% 52,30%
5 25,68% 77,99%
6 15,69% 93,68%
7 5,48% 99,16%
8 0,84% 100,00%
We zien dat de kleinste waarde van k die voldoet gegeven wordt door k = 6.
5. Er zijn 36 mogelijke uitkomsten voor het gooien van twee dobbelstenen:
(1,2), (1,3), ..., (6,6)
elk met een waarschijnlijkheid van 1/36. (We gebruiken hier onafhankelijkheid
tussen de uitkomsten van de eerste dobbelsteen en van de tweede.)
a. Het is duidelijk dat X de volgende uitkomstenverzameling heeft:
𝑆𝑋 = {1,2,3,4,5,6}
We bekijken nu de bijhorende kans op elke uitkomst.
 X = 1 voor de worpen (1,1), (1,2), (1,3), (1,4), (1,5), (1,6), (2,1), (3,1), (4,1), (5,1), (6,1). Dit
zijn 11 disjuncte uitkomsten, elk met dezelfde kans 1/36. Daarom: P(X = 1) = 11/36.
 X = 2 voor de worpen (2,2), (2,3), (2,4), (2,5), (2,6), (3,2), (4,2), (5,2), (6,2) en dus P(X = 2)
= 9/36.
 X = 3 voor de worpen (3,3), (3,4), (3,5), (3,6), (4,3), (5,3), (6,3) en dus P(X = 3) = 7/36.
 X = 4 voor de worpen (4,4), (4,5), (4,6), (5,4), (6,4) en dus P(X = 4) = 5/36.
 X = 5 voor de worpen (5,5), (5,6), (6,5) en dus P(X = 5) =
 3/36.
 X = 6 voor de worpen (6,6) en dus P(X = 6) = 1/36.
Het kansmodel is dus gegeven door

Uitkomst 1 2 3 4 5 6
Kans 11/36 9/36 7/36 5/36 3/36 1/36
b. Verwachting:
1 × 11 + 2 × 9 + 3 × 7 + 4 × 5 + 5 × 3 + 6 × 1 91
𝜇𝑋 = = ≅ 2.53
36 36
variantie:

55 2 11 19 2 9 17 2 7
𝜎𝑋2 = (− ) × + (− ) × + (− ) ×
36 36 36 36 36 36
53 2 5 89 2 3 125 2 1
+ (− ) × +( ) × +( ) ×
36 36 36 36 36 36
91980 2555
= = ≅ 1.97
363 262
√2555
standaardafwijking: 𝜎𝑋2 = ≅ 1.404.
36

You might also like