Professional Documents
Culture Documents
DOEL Een overzicht geven van de actuele stand van zaken van de kennis over cluster C-persoonlijkheidsstoornis-
sen.
RESULTATEN Cluster C-persoonlijkheidsstoornissen komen bij 3-9% van de algemene bevolking voor. Bij ongeveer de
helft van de stemmings-, angst- en eetstoornissen komt er comorbide cluster C-problematiek voor. Dit
heeft grote invloed op het beloop van symptomen, de effectiviteit van behandeling en de kans op reci-
dief. Er bestaan nauwelijks goed uitgevoerde gerandomiseerde studies naar de behandeling van cluster
C-persoonlijkheidsstoornissen. Open cohortstudies laten sterke en blijvende behandeleffecten zien.
CONCLUSIE Gezien het frequent voorkomen van cluster C-persoonlijkheidsstoornissen, de ziektelast, maatschappelijke
kosten en de gevolgen voor de prognose bij comorbiditeit is veel winst te boeken als cluster C-proble-
matiek tijdig herkend en behandeld wordt.
306 Voor de behandeling van borderlinepersoonlijkheids- Namens het podium Cluster C van het Kenniscentrum
stoornissen zijn inmiddels drie cochranereviews versche- Persoonlijkheidsstoornissen – een netwerk van professio-
TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE | JAARGANG 60 | MEI 2018
nen, werden meer dan 35 gerandomiseerde gecontroleerde nals die deze patiënten behandelen – geven wij met dit
trials (rct’s) gepubliceerd, bestaan er Amerikaanse, Britse, overzichtsartikel een stand van zaken: wat weten we over
Duitse en Australische richtlijnen en is er een eigen twee- prevalentie, diagnostiek, beloop behandeling, comorbidi-
jaarlijks congres. Niets van dit alles voor cluster C-persoon- teit en ziektelast van cluster C-persoonlijkheidsstoornis-
lijkheidsstoornissen. De in 2008 opgestelde Nederlandse sen? We sluiten af met richtingen voor toekomstig
richtlijn is de enige ter wereld waarin een poging wordt onderzoek.
gedaan alle persoonlijkheidsstoornissen te bespreken
(Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnont- METHODE
wikkeling 2008). Andere internationale richtlijnen richten We voerden een systematische literatuursearch uit in de
zich enkel op borderline- of antisociale persoonlijkheids- databases PubMed, Embase, Medline, Psych Info, Scholar,
stoornissen. Daarmee blijven cluster C-persoonlijkheids- Cochrane, National Guideline Clearinghouse en Trip. Als
stoornissen onderbelicht. Dat doet onrecht aan een patiën- zoektermen werden gebruikt: ‘dependent personality dis-
tengroep die vaak voorkomt in de klinische praktijk, een order’, ‘obsessive compulsive personality disorder’, ‘avoi-
hoge ziektelast ervaart en veel maatschappelijke kosten dant personality disorder’, ‘cluster C personality disorder’.
met zich meebrengt. Deze zoektermen werden gebruikt in combinatie met:
‘health care cost’, ‘medical care’, ‘treatment’, ‘effectivity’, AUTEURS
‘efficacy’, ‘societal burden’, ‘physical/ psychological bur- JOOST HUTSEBAUT , klinisch psycholoog, de Viersprong en
den/problems’, ‘psychotherapy’, ‘prevalence’, ‘family’, Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen.
‘quality of life’, ‘prognosis’, ‘development’, ‘causes’, ‘rea- ELLEN WILLEMSEN , psychiater, Parnassia Groep en
sons’, ‘epidemiology’, ‘distress’, ‘rct’, ‘treatment’, ‘co-morbi- Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen.
dity’, ‘medication use’. Een laatste update werd gedaan in RIEN VAN , psychiater en opleider Psychiatrie, Arkin, en
september 2016. Aanvullende artikelen werden gevonden directeur behandelzaken, NPI, onderdeel van Arkin.
via literatuurreferenties. Op basis van de abstracts werden
95 relevante publicaties geselecteerd. Indien over een CORRESPONDENTIEADRES
deelonderwerp een recente review of meta-analyse Joost Hutsebaut, p/a Kenniscentrum Persoonlijkheids-
beschikbaar was, werd deze als uitgangspunt voor bespre- stoornissen, Trimbos-Instituut, Postbus 725, 3500 AS
king genomen. Utrecht.
E-mail: Joost.Hutsebaut@deviersprong.nl
Cluster C-persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5
Cluster C-persoonlijkheidsstoornissen worden geken- Geen strijdige belangen meegedeeld.
merkt door duurzame patronen van angst, remming en
controle. In de Nederlandse vertaling van de dsm-5 (apa Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 10-8-2017.
2013; 2014) zijn enkele naamswijzigingen doorgevoerd:
‘vermijdende’ in plaats van ‘ontwijkende persoonlijkheids-
stoornis’ en ‘dwangmatige’ in plaats van ‘obsessieve-com-
pulsieve persoonlijkheidsstoornis’. De criteria zijn niet Diagnostiek
ben anderen nodig om beslissingen te nemen. Ze kunnen dsm-5 (First e.a. 2015). In deze interviews worden op syste-
er niet tegen om alleen te zijn en reageren heftig op elke matische wijze de kenmerken van de verschillende per- TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE | JAARGANG 60 | MEI 2018
TABEL 1 Prevalentie (%) van cluster C-persoonlijkheidsstoornissen (PS) in algemene en psychiatrische populatie en per
J. HUTSEBAUT, E.M.C. WILLEMSEN, H.L. VAN
Algemene bevolking1 2,5 (0-7,1) 2,7 (0-5,2) 1,0 (0,1-1,8) 6,5 (2,6-9,2)
Ggz 2
14,7 (3,4-34,6) 11,0 (3,1-31,6) 8,9 (1,4-20,5) 54
Per diagnose:
Verslaving2 7,1 10,1 5,2 5,2-10,1
Paniekstoornis met agorafobie 3
11 (8-15) 17 (14-21) 13 (10-18) 38 (31-46)
Sociale fobie3 11 (8-14) 46 (40-52) 7 (4-11) 46 (36-56)
308 Dwangstoornis3 20 (16-25) 17 (12-23) 10 (7-14) 34 (26-42)
Depressie4 9 (7-12) 16 (13-20) 10 (8-13) 30 (25-36)
TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE | JAARGANG 60 | MEI 2018
Dysthymie 4
12 (9-17) 22 (16-30) 13 (8-19) 38 (30-47)
Somatoforme stoornis5 24 17
Anorexia nervosa7 23 (17-31) 23 (16-30) 18 (13-25) 43 (33-54)
Bulimia nervosa7 12 (9-16) 20 (15-25) 18 (12-25) 36 (28-45)
Binge eating disorder 6
10 (7-16) 12 (8-17) 3 (1-11) 30 (21-41)
Eetstoornis NAO6 11 (6-20) 18 (11-30) 9 (2-22) 38 (25-52)
1
Torgersen (2014): review, 13 studies.
2
Andrea en Verheul (2009): review, 20 studies.
3
Friborg e.a. (2013): review, 125 studies.
4
Friborg (2014): review, 122 studies.
5
Boom en Houtveen (2014).
6
Friborg (2014): review, 20 studies.
7
Martinussen (2016): 87 studies.
ger verstoord, waardoor men deze groep waarschijnlijk Sommige symptomen persisteren meer dan andere
vaker in de klinische praktijk ziet. (McGlashan e.a. 2005). Voor de vermijdende persoonlijk-
heidsstoornis gaat het om het zelfbeeld, ‘zichzelf onbehol-
COMORBIDITEIT MET ANDERE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN pen vinden’ en ‘zich minderwaardig voelen’, terwijl een
Patiënten met persoonlijkheidsstoornissen voldoen regel- kenmerk als ‘zich terugtrekken uit sociale en beroepsma-
matig aan de criteria voor meer dan één persoonlijkheids- tige situaties’ veranderlijker is. Voor de dwangmatige per-
stoornis. Lenzenweger e.a. (2007) vonden een correlatie soonlijkheidsstoornis bleken rigiditeit en perfectionisme
van cluster A- met cluster C-stoornissen van 0,55, tussen het meest persisterend en gierigheid het minst.
cluster B- en C-stoornissen van 0,45 en correlaties van de
afzonderlijke cluster C-stoornissen met elkaar van 0,63 tot Uitkomst behandeling van symptoomstoornissen
0,80. De afhankelijke persoonlijkheidsstoornis gaat fre- bij comorbide persoonlijkheidsstoornis
quent samen met de borderline- en histrionische persoon- Vrijwel alle studies laten zien dat een aanwezige cluster
lijkheidsstoornis, de vermijdende persoonlijkheidsstoor- C-persoonlijkheidsstoornis tot een aanzienlijk slechtere
nis vaker met een paranoïde, schizoïde of narcistische prognose leidt bij behandeling voor andere psychische
persoonlijkheidsstoornis (Skodol 2005). Binnen het stoornissen. Zo bleek er 30% minder kans op herstel bij een
C-cluster zijn vooral de vermijdende en afhankelijke per- gegeneraliseerde angststoornis en 39% minder kans op
soonlijkheidsstoornis geregeld tegelijkertijd aanwezig herstel bij een sociale fobie indien er sprake was van een
(Skodol 2005). comorbide (vooral vermijdende) persoonlijkheidsstoornis
(Massion e.a. 2002). Voor herstel van een paniekstoornis
GESLACHT EN LEEFTIJD werd geen effect gevonden. Een recentere studie van Ansell
De dwangmatige persoonlijkheidsstoornis komt bij man- e.a. (2011) toont aan dat episodes van sociale fobie signifi-
ria van de vermijdende en dwangmatige persoonlijkheids- den (Morse e.a. 2005) en werd bij comorbide cluster
stoornis met ongeveer een derde af te nemen (Gjerde e.a. C-problematiek een responspercentage gevonden van
2015). Ook in een cohortstudie bij patiënten die zich 50% versus 80% bij patiënten met alleen een depressie
meldden voor behandeling, verminderde in een periode (Viinamäki e.a. 2003). De longitudinale resultaten van de
van tien jaar het gemiddelde aantal criteria van de vermij- National Epidemiologic Survey on Alcohol and Related
dende en de dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen Conditions (Oleski e.a. 2012) tonen aan hoe sterk de aan-
waaraan werd voldaan (Sanislow e.a. 2009). Dit lijkt in wezigheid van cluster C-persoonlijkheidsstoornissen toe-
tegenspraak met de bevinding dat de dwangmatige per- komstig functioneren voorspelt. Patiënten met een
soonlijkheidsstoornis bij ouderen meer voorkomt. Inter- depressie en comorbide cluster C-persoonlijkheidsstoornis
pretatie is echter lastig omdat de afname van symptomen hadden een tweemaal zo groot risico om na drie jaar nog
in de tijd longitudinaal bij jongere mensen werd onder- steeds aan de criteria voor een depressie te voldoen als
zocht, terwijl de cijfers over hogere prevalentie bij ouderen mensen zonder cluster-C-stoornis. Voorts hadden zij twee-
afkomstig zijn uit crosssectionele populatiestudies. tot driemaal zo vaak tijdens de follow-up een suïcidepoging
gedaan en hadden een anderhalf tot tweemaal zo grote
kans op het ontstaan van een angststoornis. Deze gegevens interpersoonlijke problemen en persoonlijkheidsproble-
onderstrepen niet alleen dat depressie op zichzelf moeilij- men. Na twee jaar follow-up bleek ongeveer de helft nog
ker te behandelen is, maar ook dat comorbide cluster steeds symptomatisch hersteld en bij 40% was dit ook het
C-persoonlijkheidsproblematiek mee behandeld dient te geval op het niveau van interpersoonlijke problemen. Er
worden teneinde de kans op negatieve uitkomsten te werden geen significante verschillen vastgesteld tussen
reduceren. beide interventies.
In een overzicht van 23 behandelstudies stelden Crane e.a. Emmelkamp e.a. (2006) vonden bij mensen met een ver-
(2007) vast dat trekken van een dwangmatige persoonlijk- mijdende persoonlijkheidsstoornis een superieur effect
heidsstoornis geassocieerd zijn met negatieve behandel- van cognitieve gedragstherapie (gebaseerd op Becks en
uitkomsten bij anorexia nervosa. Omdat deze trekken een Freemans cognitieve model van persoonlijkheidstoornis-
moderator zijn van het behandeleffect kan behandeling sen) boven psychodynamische therapie na behandeling
van anorexia nervosa mogelijk geoptimaliseerd worden van 20 sessies. Deze studie is bekritiseerd (Leichsenring &
wanneer ook de dwangmatige trekken tot focus van Leibing 2007) vanwege onder meer de korte behandelduur
behandeling worden gemaakt. en de onduidelijke aard van de psychodynamische thera-
pie. Ook werd in de wachtlijstconditie een aanzienlijke
Kosten verbetering geconstateerd, wat erop zou kunnen wijzen
De totale jaarlijkse kosten ten gevolge van persoonlijk- dat het om een groep ging met lichte problematiek.
heidsstoornissen in Europa worden geschat op 27,3 miljard Nyjordet e.a. (2014) vonden daarentegen opnieuw geen
euro (Olesen e.a. 2012). Het overgrote deel van dit bedrag verschil tussen 40 sessies cognitieve (gebaseerd op cogni-
komt door indirecte kosten, zoals werkverzuim en een tieve model van persoonlijkheidsstoornissen van Beck en
verhoogd beroep op somatische zorg. In een kosteneffecti- Freeman) en kortdurende psychodynamische therapie
viteitsstudie bij mensen die zich meldden voor behande- (gebaseerd op McCulloughs affectfobiemodel). In een
ling van een cluster C-persoonlijkheidsstoornis werden de Nederlandse studie werd schematherapie vergeleken met
totale kosten voor de maatschappij per patiënt geschat op op clarificatie gerichte psychotherapie en treatment as
J. HUTSEBAUT, E.M.C. WILLEMSEN, H.L. VAN
24.000-30.000 euro per jaar (Bamelis e.a. 2015). Maatschap- usual bij patiënten met voornamelijk cluster C-persoon-
pelijke kosten bedroegen zo’n 12.000 euro per jaar, gezond- lijkheidsstoornissen (Bamelis e.a. 2014). Schematherapie
heidszorgkosten zo’n 1500-4000 euro per jaar en de kosten is een integratieve methode met cognitieve, experiëntiële,
ten gevolge van productiviteitsverlies werden geraamd op gedragsmatige en interpersoonlijke technieken, terwijl de
7000-9000 euro per jaar. Voorts wordt bij vermijdende clarificatiegerichte psychotherapie geworteld is in de
persoonlijkheidsstoornis een verhoogde prevalentie client-centered traditie. Het merendeel van de in totaal 50
gevonden van lichamelijke problemen als chronische pijn sessies vond in het eerste jaar van behandeling plaats. Na
en gebruik van medicatie en van middelenmisbruik (Ols- 3 jaar voldeed 80% van de patiënten in schematherapie
son e.a. 2012). Daarenboven is er schade die niet goed in niet meer aan de diagnose persoonlijkheidsstoornis, voor
kaart te brengen is, zoals productieverlies door overdreven de andere twee vormen was dat respectievelijk 60 en 52%.
perfectionisme, problemen in de samenwerking met col- Er zijn verschillende reviews en meta-analyses waarbij ook
310 lega’s en moeite met het invullen van de rol als ouder. naturalistische studies zijn meegenomen, naar de effecten
van psychotherapievormen in gemengde diagnostische
TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE | JAARGANG 60 | MEI 2018
siva op de sociale angst bij vermijdende persoonlijkheids- onderkend op latere leeftijd of nadat meerdere behandelin-
stoornissen. gen voor andere stoornissen gefaald hebben. Tijdens de TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE | JAARGANG 60 | MEI 2018
van behandeling nader in kaart te brengen. v Nina van Bunningen (Kenniscentrum Persoonlijk-
heidsstoornissen) voerde de literatuursearch uit; Nathan
AANBEVELINGEN Bachrach, Susanne Dalmeijer en Eelco Muste gaven input
Voor clinici raden wij aan: op een eerdere versie van dit manuscript en de leden van
- Cluster C-persoonlijkheidsstoornissen komen vaak voor het Podium Cluster C van het Kenniscentrum Persoonlijk-
en hebben een grote invloed op de prognose van reguliere heidsstoornissen gaven feedback op dit manuscript.
LITERATUUR
• Alphen SPJ van, Rossi G, Dierckx E, Oude • American Psychiatric Association. • Boom KJ van der, Houtveen JH.
Voshaar RC. DSM-5 classificatie van Handboek voor de classificatie van Psychiatrische comorbiditeit bij ernstige
312 persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. psychische stoornissen (DSM-5). somatforme aandoeningen in de derde
Tijdschr Psychiatr 2014; 56: 816-20. Amsterdam: Boom; 2014. lijn. Tijdschr Psychiatr 2014; 56: 743-7.
TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE | JAARGANG 60 | MEI 2018
• Andrea H, Verheul R. Categoriale • Bamelis LLM, Arntz A, Wetzelaer P, • Crane AM, Roberts ME, Treasure J. Are
classificatie, epidemiologie en Verdoorn R, Evers SMMA. Economic obsessive-compulsive personality traits
comorbiditeit. In: Eurelings-Bontekoe evaluation of schema therapy and associated with a poor outcome in
EHM, Verheul R, Snellen W. Handboek clarification-oriented psychotherapy anorexia nervosa? Int J Eating Disord 2007;
persoonlijkheidspathologie. Houten: Bohn for personality disorders: A multicenter, 40: 581-8.
Stafleu van Loghum; 2009. randomized controlled trial. J Clin • Diedrich A, Voderholzer U. Obsessive-
• Ansell EB, Pinto A, Edelen MO, Markowitz Psychiatry 2015; 76: e1432-40. compulsive personality disorder: a current
JC, Sanislow CA, e.a. The association of • Bartak A, Spreeuwenberg MD, Andrea H, review. Curr Psychiatry Rep 2015; 17: 2. doi
personality disorders with the prospective Holleman L, Rijnierse P, Rossum BV, e.a. 10.1007/s11920-014-0547-8.
7-year course of anxiety disorders. Psychol Effectiveness of different modalities of • Dreessen L, Arntz A, Luttels C, Sallaerts S.
Med 2011; 41: 1019-28. psychotherapeutic treatment for patients Personality disorders do not influence the
• American Psychiatric Association. with cluster C personality disorders: results of cognitive behavior therapies
Diagnostic and Statistical Manual of Results of a large prospective multicentre for anxiety disorders. Comprehensive
Mental Disorders (DSM-5). Washington: study. Psychother Psychosomat 2010; 79: Psychiatry 1994; 35: 264-75.
American Psychiatric Association; 2013. 20-30.
• Emmelkamp PM, Benner A, Kuipers A, • International Personality Disorder • McGlashan TH, Grilo CM, Sanislow
Feiertag GA, Koster HC, van Apeldoorn Examination (IPDE). DSM-IV module. CA, Ralevski E, Morey LC, e.a. Two-year
FJ. Comparison of brief dynamic and Nederlandse bewerking: Duijssens IJ, prevalence and stability of individual
cognitive-behavioural therapies in Eurelings-Bontekoe EHM, Diekstra RF. DSM-IV criteria for schizotypal, borderline,
avoidant personality disorder. Br J Leiderdorp: Datec; 1995. avoidant, and obsessive-compulsive
Psychiatry 2006; 189: 60-4. • Jong CAJ de, Derks FCH, van Oel CJ, Rinne T. personality disorders: toward a hybrid
• First MB, Williams JBW, Karg RS, Spitzer SIDP-IV: Gestructureerd interview voor de model of axis II disorders. Am J Psychiatry
RL. Structured Clinical Interview for DSM-IV persoonlijkheidsstoornissen. Sint 2005; 162: 883-9.
DSM-5 Disorders, Clinician Version (SCID- Oedenrode: Stichting Verslavingszorg Oost • McMain S, Pos AE. Advances in
5-CV). Arlington: American Psychiatric Brabant; 1996. psychotherapy of personality disorders: a
Association; 2015. • Lampe L, Sunderland M. Social phobia and research update. Curr Psychiatry Reports
• Friborg O, Martinsen EW, Martinussen avoidant personality disorder: similar but 2007; 9: 46-52.
M, Kaiser S, Overgard KT, Rosenvinge JH. different? J Pers Disord 2015; 29: 115-30. • Morse JQ, Pilkonis PA, Houck PR, Frank
Comorbidity of personality disorders in • Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire E, Reynolds CF. Impact of cluster C
mood disorders: A meta-analytic review Richtlijnontwikkeling in de personality disorders on outcomes of
of 122 studies from 1988 to 2010. J Affect GGZ. Multidisciplinaire richtlijn acute and maintenance treatment in late-
Disord 2014; 152-154: 1-11. persoonlijkheidsstoornissen. Richtlijn life depression. Am J Geriatr Psychiatry
• Friborg O, Martinussen M, Kaiser S, voor de diagnostiek en behandeling 2005; 13: 808-14.
Øvergård KT, Rosenvinge JH. Comorbidity van volwassen patiënten met een • Newton-Howes G, Clark LA, Chanen A.
of personality disorders in anxiety persoonlijkheidsstoornis. Utrecht: Personality disorder across the life course.
disorders: A meta-analysis of 30 years of Trimbos-instituut; 2008. Lancet 2015; 385: 727-34.
• Horn EK, Verheul R, Thunnisse M, outcome in short- and long-term group J Pers Disord 2012; 26: 322-33.
Delimon J, Soons M, Meerman AMMA analytic psychotherapy: A randomized • Olsson I, Dahl AA. Avoidant personality TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE | JAARGANG 60 | MEI 2018
e.a. Effectiveness of short-term inpatient clinical trial. Br J Clin Psychol 2015; 54: problems--their association with somatic
psychotherapy based on transactional 129-46. and mental health, lifestyle, and social
analysis with patients with personality • Martinussen M, Friborg O, Schmierer P, network. A community-based study.
disorders: A matched control study using Kaiser S, Overgard KT, Neunhoeffer AL, e.a. Compr Psychiatry 2012; 53: 813-21.
propensity score. J Pers Disord 2015; 29: The comorbidity of personality disorders • Raad voor Volksgezondheid en Zorg.
663-83. in eating disorders: A meta-analysis. Eat Zinnige en duurzame zorg. Zoetermeer:
• Hutsebaut J, Hessels C.J. Klinisch Weight Disord 2016; doi: 10.1007/s40519- RVZ; 2006.
stadiëring en vroege interventie bij 016-0345-x. • Ripoll LH, Triebwasser J, Siever LJ. Evidence-
borderlinepersoonlijkheidsstoornissen. • Massion AO, Dyck IR, Shea MT, Phillips based pharmacotherapy for personality
Tijdschr Psychiatr 2017; 59: 166-74. KA, Warshaw MG, Keller MB. Personality disorders. Int J Neuropsychopharmacol.
disorders and time to remission in 2011; 14: 1257-88.
generalized anxiety disorder, social phobia,
and panic disorder. Arch Gen Psychiatry
2002; 59: 434-40.
• Sanislow CA, Little TD, Ansell EB, Grilo • Soeteman DI, Verheul R, Meerman • Ullrich S, Coid J. The age distribution of
CM, Daversa M, Markowitz J, e.a. Ten- AMMA, Ziegler U, Van Rossum B, self-reported personality disorder traits
year stability and latent structure of the Delimon J, e.a. Cost-effectiveness of in a household population. J Pers Disord
DSM-IV schizotypal, borderline, avoidant, psychotherapy for cluster C personality 2009; 23: 187-200.
and obsessive-compulsive personality disorders: A decision-analytic model in • Viinamäki H, Tanskanen A, Koivumaa-
disorders. J Abnormal Psychology 2009; the Netherlands. J Clin Psychiatry 2011; Honkanen H, Haatainen K, Honkalampi
118: 507-19. 72: 51-9. K, Antikainen R, e.a. Cluster C personality
• Simon W. Follow-up psychotherapy • Svartberg M, Stiles TC, Seltzer MH. disorder and recovery from major
outcome of patients with dependent, Randomized, controlled trial of the depression: 24-month prospective
avoidant and obsessive-compulsive effectiveness of short-term dynamic follow-up. J Pers Disord 2003; 17: 341-50.
personality disorders: A meta-analytic psychotherapy and cognitive therapy • Visser S, van Balkom A. Angststoornissen
review. Int J Psychiatry Clin Pract 2009; for cluster C personality disorders. Am J en persoonlijkheidspathologie.
13: 153-65. Psychiatry 2004; 161: 710-6. In: Eurelings-Bontekoe EHM,
• Skodol AE. Manifestations, clinical • Torgersen S. Prevalence, Verheul R, Snellen W. Handboek
diagnosis, and comorbidity. In: Oldham Sociodemographics and Functional Persoonlijkheidspathologie. Houten:
J, Skodol A, Bender D. Textbook of Impairment. In: Oldham J, Skodol A, Bohn Stafleu van Loghum; 2009.
personality disorders. Arlington: Bender D. Textbook of personality
American Psychiatric Press; 2005. p 57-87. disorders (2nd ed). Arlington: American
Psychiatric Publishing; 2014. p 109-29.
SUMMARY
J. HUTSEBAUT, E.M.C. WILLEMSEN, H.L. VAN
BACKGROUND Compared to cluster B personality disorders, the assessment and treatment of people with obsessive-
compulsive, dependent, and avoidant personality disorders (cluster C) is given little attention in the
field of research and clinical practice.
AIM Presenting the current state of affairs in regard to cluster C personality disorders.
314
METHOD A systematic literature search was conducted using the main data bases.
TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE | JAARGANG 60 | MEI 2018
RESULTS Cluster C personality disorders are present in approximately 3-9% of the general population. In about
half of the cases of mood, anxiety, and eating disorders, there is co-morbid cluster C pathology.
This has a major influence on the progression of symptoms, treatment effectiveness and potential
relapse. There are barely any well conducted randomized studies on the treatment of cluster-C in
existence. Open cohort studies, however, show strong, lasting treatment effects.
CONCLUSION Given the frequent occurrence of cluster C personality disorders, the burden of disease, associated
societal costs and the prognostic implications in case of a co-morbid cluster C personality disorder,
early detection and treatment of these disorders is warranted.
KEY WORDS avoidant, dependent and obsessive-compulsive personality disorders, cluster C personality disorders