You are on page 1of 14

1.

1 Rechtspluralisme en land grabbing

wat is een juridische benadering van het recht? welke regel zal de rechter toepassen?

 wetgeving
 staatsrichting
 rechtspraak
 het recht staat los van de samenleving
 formele instituties

wat is een rechtsantropologische benadering op recht?

 praktijken met actoren


o deze worden in beeld gebracht
 die regels gebruiken
o welke regels zijn dit
 binnen machtsrelaties
o welke rol spelen deze machtsrelaties
 wat zijn de consequenties van het recht op de samenleving?

rechtsantropologische benadering naar palmolie in indonesie

 enorme machtsverschillen op plantages


 door de aanleg van plantages heeft 3/4 van de lokale bevolking geen livelyhood meer
 veel kinderen moet dan nu ook werken in plaats van naar school gaan
 armoede val (poverty trap)

hoe werken deze plantages?

 palm olie in indonesie: land for land deal


 de fabriek bevindt zich dicht bij de plantages
 bedrijven moet instemming krijgen van de dorpen
o loze beloftes worden gedaan
o dorpen mogen alleen leveren aan de fabriek → zijn dus afhankelijk van de
fabriek en de prijs die zij stellen
o het dorp krijgt bij de land for land deal het slechtse stuk grond terug
o dreiging: geweld, politie, bedrijven

hoe kijken juristen naar deze situatie?

free prior informed consent (FPIC)

hoe kijken rechtsantropologen naar deze situatie?

 hoe werkt FPIC


rechtspluralisme

 meerdere rechtsstelsels gelden tegelijkertijd ten aanzien van dezelfde situatie en


actoren
o religieus recht
o inheems recht
o recht binnen lokale organisaties
o andere sociale normen
 elk rechtsstelsel kent eigen autoriteiten
 rechtsstelsel krijgt betekenis in praktijk wanneer mensen deze gaan gebruiken
o tegenstrijdig
o ongelijke machtsposities

1.2 Semi-autonoom sociaal veld

benda-beckmann: magic charm or scape goat (artikel)

 3 dingen in artikel:
1. casus
2. hoe werkt recht: structuralisme
3. hoe werkt recht wel: rechtsprulalisme

1. casus:
o mensen vertrouwen regering niet (indonesie), daarom zeggen ze dat het land
gemeenschappelijk is
o regering gebruikt gemeenschapelijk recht als scape-goat
o mensen hebben structuralistische begrip van recht
2. structuralisme:
o recht stuurt gedrag: er is geen andere mogelijkheid
3. tegenwoordig:
o recht wordt gebruikt,
 als middel
 in context van machtsrelaties
 door verschillende actoren
o daardoor krijgt recht invloed op hoe actoren handelen

het SASV

 semi-autonoom sociaal veld:


o een verzameling mensen die een gedragsnorm voortbrengt en handhaaft
o overlappend (rechtspluralisme)
o gedeeltelijk autonoom
o verschillende mate van specialisatie
mobilisering van regels

 mobilisering: het gebruiken van een regel door deze in verband te brengen met
gedrag
o vaak allerdaags en niet opvallend
o intern/extern (intern: de SASV waar het plaatsvind, extern: ander SASV)
o via derde/direct
o proactief/reactief
 mobilisering vindt plaats binnen machtsrelaties
o machtspositie bepalend voor het beroep op recht

1.3 property en certificering

property: the big four

 private (economen 🙂)
o privaat is niet privaat
 state (economen willen niet graag)
 communal (economen willen niet graag)
 open access (economen willen niet graag)
o niet heeft er baat bij te beschermen

property als ‘bundle of rights’

 bundle of rights
o verschillende rechten t.a.v. land
o publieke en private rechten (goed samen)
 eigen gebruik van land
 gezag over wat anderen doen met land
o communaal eigendom
 interne en externe aspecten van rechten

wat is property?

 erkenning van je claim door anderen


o anderen: hangt af van de relevante groep
 property is processueel (het ‘bestaat’ door te mobiliseren)
o claimen van property:
 verwijzing naar rechtsregels
 binnen verschillende sasv, met verschillende autoriteiten
o onderhoud van property:
 het proces realiseert zowel eigendom als gezag
o vestigen van gezag:
 erkenning van gezagsclaim door anderen
 verwijzing naar rechtsregels
buta kaya (casus)

 2000: land for land deal


 conflict:
o 2000: prive eigendom werd olieplantage
o 2005: non-return of land
 2008: reclaiming
o brieven geschreven voor reclaim (eerste deel van het reclaimingsproces)
o door andere aandacht is er geen aanraking gekomen met politie
o jaren later oogsten ze nog steeds (communale claim)
 publieke reclaiming heeft tot erkenning van eigendom geleidt
o beroep op autoriteiten van de staat (statelijk recht)
o claimen van eigendom binnen de eigen gemeenschap
o moeten voortdurend blijven claimen

RSPO

 samenkoming van bedrijven die er sustainable proberen te lijken


 legitimiteit was niet goed
 deelname alleen voor de mensen die kunnen betalen
 gecertificeerde bedrijven veranderen niks

1.4 tutorial

in welke zin is certificering in deze visie een ‘magic charm’?

 fsc-regelgeving wordt ingesteld dus het wordt duurzaam geproduceerd (bosbeheer is


duurzaam)
 magic charm: wanneer het op papier staat wordt het ook gelijk nageleeft (natuurlijk
niet waar)

met welke rechtsantropologische inzichten wordt in deze visie geen rekening mee
gehouden?

 verschillende SASV + mobilisatie zijn tegenstrijdig


 de regels van fsc zijn tegenstrijdig aan de statelijke regels
 assemblage: in welke verschillende praktijken worden de verchillende beleid
toegepast. hoe beinvloeden de regels van fsc andere praktijken.

wat kan je als voor- en nadelen bedenken van het feit dat statelijke autoriteiten in FSC-
regulering niet of nauwelijks een rol spelen?

 voordelen:
o corrupte staat is iets aan te doen
o niet te make met bureaucratie van de staat
o goedkoop, gaat met de kracht van de markt mee
o niet gebonden aan landsgrenzen
 nadelen:
o ondoorzichtig voor consumenten
o machtsrelaties
o hangt af van vrijwilligheid

beschrijf hoe in Lomerío verschillende semie-autonome sociale velden een rol spelen.
Omschrijf hierbij wat je onder een semie-autonoom sociaal veld verstaat en wat dat
begrip met rechtspluralisme te maken heeft.

 SASV zijn tegenstrijdig


 de normen zijn tegenstrijdig
 uitleggen welke verschillende normen tegenstrijdig zijn
 staat speelt nog een rol
 katholieke kerk

analyseer de manier waarop in het artikel van Köhne RSPO in de Batu Kayu casus
regels worden gemobiliseerd en laat daarbij zien welke verschillende stappen daartoe
worden gezet in de tijd en welke verschillende rollen machtsongelijkheid daarin speelt.

 media mobiliseren
 grievance panel
 mediation
 shooting
 reclaiming

2.1 wat is beleid

wat is partnerschap

 beleid en bestuur
o niet altijd een rationeel proces
o de staat is niet almachtig
 partnerschap tussen en met landen, INGO’s, NNGO’s
 belangerijk: gaat om geld, macht, samenwerking en gezamelijke doelen
 waarom is partnerschap ingewikkeld?
o niet gelijkwaardig
o geschiedenis
 kolonialisme
 socialisme (tanzania)
 ontwikkelen van eigen visie
o kortom: mijnenveld van gevoelige relaties (dekolonisering van macht en
denken)
 partnerschap kan helpen
o twee oosprongen van bestuur:
 statelijk
 niet-statelijk
o samen iets nieuws en creatief
o actoren kunnen elkaar versterken en concurreren
wat is beleid?

 specifiek voornemen, besluit, plan om een bepaald probleem op te lossen


o rationeel en formeel proces van planning en uitvoering
o van te voren vastgelegd
o behulp van speciaal aangewezen organisaties, individuen en procedures
o vastgelegd in wetten, plannen
o proces van monitoring en evaluatie
 beleidscyclus
 beinvloeding maatschappelijk werkelijkheid
o verschillende niveau’s
 mondiaal
 nationaal
 lokaal
o staten, private partijen, maatschappelijk organistaties

beleid is een proces

 aantal fases en stadia


 groot aantal actoren en belanghebbenden die allemaal invloed willen
 context:
o maatschappelijk
o politieke structuren
o ideologische context
o fysieke omgeving
 beleid is rationeel proces
o agendavorming
 dingen worden op de agenda gezet d.m.v. politieke onderhandelingen
 wat is het probleem
 welke visies
 verschillende probleemdefinities
 welke visie krijgt de overhand?
o beleidsontwikkeling
 probleemdefinitie is klaar, plan maken
 kennis verzamelen
 vaststellen doelen en middelen
 strategien
 middelen reserveren
 organisatie maken
 doelen meten
 procedures
 overlapt met agendavorming
o uitvoering
 organisatie
 afstemming
 uitvoerenden
 relaties met belanghebbenden
 netwerken
 partnerschappen (belangrijk!)
o monitoring en evaluatie
 wat is het doel van beleid
 wat doet het
 hoe meten we het
 verzameling gegevens
 herformuleren van beleid
 evidence-based policy
 evalueren afhankelijk van wat je wilt meten en doelstelling
 einddoelen
 efficiency
 proces
 methodes
 quantitatief
 organisatiewetenschap
 organisatie antropologie
 atributie probleem
 geobserveerde effecten toegeschreven worden aan het beleid?
 wat behoort tot beleidsketen?
 hoe meten we resultaten?

beleidsbeinvloeding

 lobbyen
 begrijpen van de context
 gebeurtenissen die de stemming veranderen
 leerprocessen van actoren
 onderhandelingen
 strategisch handelen

beleidsbeinvloeding: individu

 individuen veroorzaken verandering


 handelen binnen collectieve omgevingen
 doelgericht
 maar beperkte cognitieve capaciteiten
 rationaliteit is beperkt
 ze kijken met andere frames naar de werkelijkheid

beleidsbeinvloeding: context

 individu functioneert in context


 individu doet iets decentraal in subsysteem
 macro-systeem

beleidsbeinvloeding: andere factoren

 gebeurtenissen
 leerprocessen

beleidsbeinvloeding: strategisch handelen

 diepgaande kennis
 bedacht op waarden en normen van belanghebbenden

de beleidscyclus: beleidsbeinvloeding

 kennis andere subsystemen


 netwerken
 participeer lange tijd in de relevante beleidsnetwerken

2.2 bestuur, ‘goed bestuur’ en ontwikkeling

wat betekent governance? is de term bestuur hetzelfde als governance?

 interactieve en participatieve vormen van bestuur


 samenwerking tussen staat, markt en burgers: governance
 governance is ook van toepassing op economische processen (coporate governance)
 bestuur gaat meer over de staat

meta-governance

 rol van staat minder belangrijk van delegeert veel taken


 rol van staat blijft belangrijk, want voert regie over de actoren

 de staat bestuurt de bestuurlijke interacties: maakt de regels

the cunning state

 staat houdt regie in handen maar de zondebok is altijd iemand anders


o is niet meer aanspreekbaar
o krijgt toch haar zin
 staten zijn lui.

‘goed bestuur’

 in context van ontwikkelingslanden


 als voorwaarde van ontwikkeling
 evenwicht tussen markt, staat en burgers
 robuste instituties
 bescherming eigendomsrechten
 strijd tegen corruptie
 reguliering van markten

wat is de instrumentele visie op bestuur?


het uitoefenen van autoriteit en controle

wat is de analytische visie op bestuur?

wat is er nieuw?

 structuur naar process


 zelfregulering
 globalisering van bestuur
 meta-governance

kritiek

 depolitisering van het debat over bestuur: het gaat meer over technologie
 nieuwe vormen van uitsluiting
 burgers herkennen zich niet in het bestuur
 legitimiteit van nieuwe bestuursorganen
 misvatting over de staat

de staat en ontwikkeling

 60 en ‘70: staatgestuurde ontwikkeling


o ineffecient
 ‘80: structurele aanpassingsprogramma’s
o goed macro-economisch beleid
 ‘90: washington consensus
o privatisering
 post 9/11: falende staten

2.3 Case studies Ghana en Kameroen

wat is het effect van olie op ontwikkeling en goed bestuur?

 potentieel een bijdrage aan ontwikkeling


 gevaren:
o enclaves in ontwikkeling (angola)
o ongelijke verdeling (equatoriaal guinea)
o voortzetten burgeroorlogen (angola)
o lokale deprivatie (nigerdelta in nigeria)
 enorme verschillen met midden-oosten en bijv. noorwegen (nationaal fonds)

casestudie Ghana

 geen langdurige conflicten


 relatief goed bestuur
 klein leger
 minder corrupt
 democratisch bewind
 midden-inkomenland
 minder ethnische conflicten

casestudie tsjaad

 langdurige conflicten
 slecht bestuur
 slechte infrastructuur
 groot leger
 corrupt
 autoritair bewind
 armoede
 ethnische conflicten

olie in tsjaad

 tot 2003: grootste prive investering in afrika


 2003: 40% economische groei
 betrokkenheid van WB, NGOs en oliemaatschappijen
o gedetailleerd contract met WB met allerlei garanties voor goede besteding van
inkomsten
o NGOs als waakhonden +
 enorme toename overheidsbudget
 te besteden aan:
o 10% toekomstige generaties
o 5% olieproducerend gebied
o 80% gezondheidszorg, onderwijs ect.
o 5% overheid
 positief
o economische groei
o meer transparantie (tijdelijk)
o hogere olieprijzen dus meer geld dan verwacht
o meer politieke organisaties en NGOs (gefininacieerd door WB)
 negatief
o institutionele hervorming niet op schema
o regionale ontwikkeling niet goed
o fondsen werden weggesluisd
o politieke instabiliteit
 contract verbroken
o politieke onrust
o regering betaalde lening af met verdiende geld
o kocht wapens
o en zegde contract op met WB

waarom is het bij tsjaad fout gegaan?

westers bedrijf zette de norm van goed bestuur zonder erbij stil te staan wat ze echt nodig
hadden

olie in Ghana
 1957: onafhankelijk, goede president
 1964-1980: staatsgrepen en militaire regimes
 1980: jeffrey rawlings grijpt macht (marxist voordoener)
 structurele aanpassingsprogramma’s: economie in het slop
 terugkeer naar democratie 1994

wat voor economie?

 mineralen: goed
 landbouw: zelfvoorziening en cacao
 middle belt en zuiden miljoenen cacaoproducten
 vereist een andere soort governance
o de cacaoproducten moet je aan je kant hebben
o wat ervoor zorgt dat er meer ontwikkeling komt op het platteland
 eerste bekeerling tot structurele aanpassingsprogramma’s
 favo bij internationale instituties
 zachte leningen (weinig rente
 snelle eco groei

hoe gaat ghana met olie om en buitenlandse machten en oliemaatschappijen?

 overheid gewent te pleasen dus delicate machtbalans


 regering te vrijgevig naar oliemaatschappijen
 grote macht voor oliemaatschappijen vanwege instituties en wetten die niet goed in
elkaar zijn gezet
 onderhandelen met een veelheid aan buitenlandse partners+

structuur economie belangrijk voor bestuur

 onderhandeling op basis van persoonlijke relaties met mensen in de regering


 vaak uitwisselbaar tussen bedrijven en overheid
 geur van corruptie rondom onderhandelingen
 de verschillen tussen geconcentreerde hulpbronnen (tsjaad) en verspreide hulpbronnen
(ghana)
o andere vormen van bestuur
 wereldbank nam in tsjaad smalle instrumentele benadering en richtte zich helemaal op
het olieproject, en keek te weinig naar de wijdere context +

bosbeleid in kameroen

 poging van EU om duurzamer bosbeheer te bevorderen in landen die EU van hout


voorzien
 EU doet dit op allerlei terrein
 artikel geeft een goed beeld van complexiteit van zo’n proces
 wat betekent dit:
o eigenlijk probeert EU met haar regels landen te dwingen hun gedrag te
veranderen
o eu prioriteiten, niet kameroen
o interventie in een ‘lokaal’ politiek systeem
wat wil de EU in kameroen?

 beter bosbeheer in kameroen


 zekere aanvoer van grondstoffen
 geen politiek gedoe: technisch proces

welke actoren spelen een rol in kameroen?

 EU
o experts
o consultants
 internationale NGOs
 houtbedrijven
 kameroen:
o ministeries → concurrentie
o consultants
o NGO’s, civiele maatschappij
o lokale bedrijven

wat kunnen we ervan leren?

 geimporteerde staat
o staat is al een koloniale staat
o die op een andere informele manier functioneert
 bedoeling is die staat te versterken
o handhaving eigen (en nieuwe) regels
o nieuwe technologie
 actoren hebben formele en informele doelen
 formele doelen zijn prima
 wat zijn de informele doelen?
o controle behouden
 cunning state
o eigen belangen
o inkomen veilig stellen

conclusie

 eu verkeerde strategie gekozen: veel te lineair en instrumenteel


 verzet van kameroen tegen geimporteerde staat
 voorbeeld CONGO

4.1 over legitimatie op basis van mensenrechten

morele v.s. descriptief empirische benaderingen


1. verschijnsel van buitenaf bekijken, morele maatstaaf opstellen. eigen maatstaaf
opleggen van buitenaf.
2. 2de: buitenaf, benaderen als SASV
3. binnenuit te benaderen, vanuit hun eigen normen en waarden en daar een maatstaaf
aan op te leggen en komt de praktijk daarmee overeen

in deze lecture wordt het artikel behandeld

 centrale vraag: legitimatie van de rechtstaat


 ten eerste: interne samenhang

wat houdt legitimatie in?

 staat die ondersteuning en erkenning verdient

→ feministische beweging

 kritiek

hoe komt macht tot stand?

 grondwet
o ontstaan franse revolutie
 legitimiteit van overheidsmacht hangt dus af van de legitimiteit van het recht
 de legitimiteit van het recht betreft of men feitelijk gehoorzaam is aan het recht, het is
de claim dat het recht erkenning verdient

modern recht is positief recht

 het is geschreven en dwingend


 modern recht is opgebouwd uit subjectieve rechten
 geeft rechtspersoon speelruimte
1. handelen op basis van eigen voorkeuren
2. niet verder te verantwoorden

recht en moraal treedt uit elkaar

 moraal: wat behoren we te doen


o morele rechten: wederzijdse verplichtingen
o het morele universum is principe grenzeloos
 recht: waar hebben we recht op
o wettelijke verplichtingen: inperking van subjectieve vrijheden
o begrensd tot lokale rechtsgemeenschap

hoe komt recht aan zijn legitimiteit?

 legitieme wijze van hoe het recht tot stand komt


o wij nemen aan dat het op rationele wijze gebeurd
 de staat moet ervoor zorgen dat het gedrag van de burgers legaal is
 recht kan veranderen
 voorheen had men hogere morele aanwijzingen, maar ook moderne samenlevingen
zijn ‘pluralistische’ en kennen dergelijke ‘collectieve ethische stelsels’ niet meer

volkssoeverneiniteit en mensenrechten

 volkssoeverneiniteit: schrijft een procedure voor die democratisch is


 daarom: deelname rechten

→ publieke autonomie

 het republicanisme geeft publieke autonomie voorrang op de private autonomie


o collectief etisch stelsel
 het liberalisme is bang voor tyrannie van de meerderheid en stelt dat mensenrechten
voorrang hebben op de volkswil
 klassieke rechten van de mens garanderen leven in private vrijheid

centrale vraag: welke rechten moeten vrije en gelijke burgers elkaar toekennen?

 elkaar de status toekennen van gelijke status van rechten


 deze moeten vastgelegd worden in het recht
 iedereen mag iets inbrengen en mee discuseren

→ maatstaven democratie linked hij aan een debat

interne relatie

mesnenrechten en volkssoeverneiniteit zijn intern met elkaar gerelateerd

kosmopolitisme en nationalisme

 de mensenrechten lijken op dit moment de enige legitieme grondslag te vormen voor


een kosmopolitische wereldorde
 elk mens heeft mensenrechten en dat moet dan dus op wereldschaal georganiseerd
worden
 tegelijkertijd: in tijden van crisis een terugtrekkende en behoudende beweging: een
nationaal belang

You might also like