You are on page 1of 13

Hoofdstuk 8: meervoudige balk – plaat bruggen

Definitie en samenstelling
= een serie evenwijdige geplaatste voorgespannen prefabliggers op een constante
dwarse afstand die onderling zijn verbonden door een ter plaatse gestort
brugdekplaat. Deze prefabliggers hebben een I- of omgekeerde T- doorsnede.

De balken rusten op de kopbalk van de pijlers door middel van oplegsokkels.


Hierbij zal dan elke balk individueel worden ondersteund door een oplegtoestel.

Wordt vaak toegepast door zijn efficiënt materiaalverbruik en de geringe


verstoring van het verkeer tijdens de bouwfase. Want het onderlinge werk
wordt maar kort gehinderd.

Opm. de dekplaat van 20-30cm heeft verschillende functies, zo zal het dienen
als een rijvloer maar ook de bovenflens van de balken.

Figuur: De middelste ligger staat hoger dan de buitenste, de reden hiervoor is


het realiseren van de dwarse helling van de weg. Op die manier wordt een
verdikking van de plaat vermeden. Het hoogteverschil wordt verkregen door
oplegsokkels met verschillende hoogtes toe te passen.

(zie samenvatting)

Einddwarsdrager

Oplegtoestel

Balken

Tussendwarsdrager

Volgende afstanden gelden:

- Balken hebben een hoogte van 1-2m en een tussenafstand van 1 – 3m


- Dekplaat hebben een hoogte van 20-30cm
- Brug heeft een overspanning van 45m, de breedte is onbeperkt want men
kan balken blijven toevoegen.
Op geregelde afstand kunnen ter plaatse gestorte tussendwarsdragers worden
voorzien die zorgen voor een verbeterde dwarse verdeling (pianotoetseffect)
van de belasting. Het gebruik van tussendwarsdragers is complex en kan worden
vermeden door een verhoging van de dekplaatdikte.

Dergelijke tussendwarsligger is een dwarse balk met een hoogte als de normale
balk met meestal een rechthoekige vorm zonder onderflens. Wel zal een stuk van
de bovenplaat meewerken door de verbinding met de beugel. Als ze worden
toegepast dan worden ze op 1/3 en 2/3 van de overspanning geplaatst.

De balken worden verbonden met ter plaatse gestorte einddwarsdragers aan de


uiteinden. Deze zullen de wringing/torsie van de plaat beperken. Ze hebben dus
niet dezelfde functie als de tussendwarsdragers.

De dekplaat wordt dan ter plaatse gestort daarvoor is langsonder een bekisting
nodig. Dit wordt vermeden door het gebruik van geprefabriceerde breedplaten
die dienen als een verloren bekisting.

Bij de kokerbrug werd een 2D element met een goed gekozen breedte (L/2)
toegepast voor de berekeningen. Voor een meervoudige balk-plaat brug is dit
niet meer correct, maar moet men ligger per ligger bekijken. Hiervoor wordt er
gebruik gemaakt van Guyon-Massonnet theorie.

(zie samenvatting)

Werking – pianotoetseffect
De verschillende liggers worden niet op dezelfde wijze belast door de
geconcentreerde wiellasten. Hierdoor zijn er verschillende doorbuigingen voor
elke balk. Dit wordt het pianotoetseffect genoemd. Bij de kokerbrug
veronderstelde men in de dwarse richting wel dezelfde vervorming.

Pianotoetseffect = de geconcentreerde belasting zal hoofdzakelijk maar niet


volledig worden gedragen door de balk die er vlak onder ligt.

Dit effect is nadeliger voor de uiterste balken omdat ze slechts éénzijdig


belastingen kunnen overdragen naar een aanliggende balk. Daarom worden deze
buitenste balken vaak het zwaarste uitgevoerd.
De oorzaak van dit effect is de stijfheid van de plaat. Bij een kokerbrug is de
hoogte van de plaat de hoogte van de balk. Hier is de hoogte van de plaat maar
10-20% van de liggerhoogte. De plaat wordt dus dwars gesolliciteerd waardoor
de dwarsestijfheid van de plaat klein is t.o.v. de stijfheid in de lengte richting.

Hierdoor zal niet zoals bij een perfecte overdracht de kracht gelijkmatig
worden verdeeld over het aantal liggers (F/n). Maar er gaat een bepaalt
percentage (bv. 20%) naar de omliggende balken en een percentage (bv. 80%)
naar de onderliggende balk. Dit wordt de dwarseverdeling t.g.v. het
pianotoetseffect genoemd dat benaderd kan worden met de methode van
Guyon-Massonnet, raamwerkprogramma of eindige elementenanalyse.

Guyon – Massonnet
Parameters
Bij de methode van Guyon-Massonnet wordt het brugdek als een orthotrope
plaat (plaat met stijfheden die verschillend zijn in de 2 richtingen) beschouwd.
De belastingen van elke balk wordt bepaald via tabellen. Deze methode wordt
toegepast voor een snel voorontwerp.

De dwarsverdeling is afhl van 2 parameters:

- Roosterstijfheidsparameter = wordt groter naarmate de buigstijfheid van


de langse balken groter wordt t.o.v. de stijfheid van de dwarsdragers of
de dekplaat. Voor een goede dwarsverdeling is een lage waarde van de
roosterstijfheidsparameter noodzakelijk. Hoe hoger die waarde, hoe
slechter het pianotoetseffect.

- Torsieparameter = wordt groter naarmate de invloed van de wringing


belangrijker is dan die van buiging. Hierbij geldt:
o Bij isotrope platen (stijfheden in beide richtingen gelijk) is de
torsieparameter gelijk aan 1.
o Bij balkenroosters is de torsieparameter altijd kleiner dan 1.
o Voor een goede dwarsverdeling is een hoge waarde van de
torsieparameter noodzakelijk.

(zie samenvatting)
[1]: we veronderstelde dat de liggers onder belasting verticaal bleven. Maar dit
is niet het geval. I-liggers zijn enorm torsieslap waardoor bij een excentrische
belasting zullen deze gemakkelijk roteren. Dit betekent het volgende:

 Hoe torsiestijver de balken, hoe meer energie er nodig is om een


differentiele verticale vervorming te verkrijgen. Dus een hoge
torsiestijfheid in dwarse en langse richting zal leiden tot een betere
dwarseverdeling wat gunstig is bij een meervoudige balk-plaat brug.

[2]: Bij de roosterstijfheidsparameter wordt gebruik gemaakt van de b. Hierbij


is b de halve rekenbreedte van de brug wat niet gelijk moet zijn aan de
werkelijke breedte. Hierbij geldt:

 2b=n∙R

Waarbij geldt:

- b = halve rekenbreedte
- n = aantal balken
- R = afstand van tussen de balken

[3]: Bij afwezigheid van de tussendwarsdragers zal de dwarse buig- en


torsiestijfheid niet 0 zijn. In dit geval wordt er gerekend op de dwarsestijfheid
van een willigkeurig stuk plaat waarbij S de eenheidsbreedte van dat stuk plaat
is. Hierbij geldt het volgende:
b∙h³
E∙
 E ∙ I dwars 12 E ∙h ³
= = =dwarsestijfheid van de eenheidsbreedte plaat
S b 12

Waarbij geldt:

- S = b (= eenheidsbreedte)
- E = elasticiteitsmodulus van het beton
- G = glijdingsmodulus van het beton
b∙ h ³
- I dwars =
12
Werkwijze van de methode
De grafiek bevat geen 9 waarden, maar 5 waarden door de symmetrievwd’n.
Hierbij geldt het volgende voor een last op de middelste ligger:

 Voor i = 5 zal K = 1,6 en n = 9


 Voor i = 1 zal K = 0,2 en n = 9

Hierbij geldt het volgende voor een last op de eerste ligger:

 Voor i = 5 zal K = 0,4 en n = 9


 Voor i = 1 zal K = -0,55 en n = 9

Dus voor de 5de balk is er geen perfect painotoetseffect (K= 1), maar zal het
buigend moment in die 5de balk 20% hoger zijn. Als deze last zich aan de
buitenkant bevindt zal toch nog een stuk worden opgenomen door de 5 de ligger.

(zie bijlage)

De grafiek is opgemaakt met de symmetriewaarde. Hierbij zijn de lijnen


opgemaakt voor de helft van de balken waar de lijnen sterk fluctueren. In het
voorbeeld zijn ze dus opgemaakt voor balken 4-5-6-7. Maar voor balk 3-5 zal
men niet dezelfde K waarde bekomen, voor de 3 de balk zal men de positie van de
last spiegelen via de Y-as en daar de K waarde aflezen voor de 3 de balk:

Stel last ter hoogte van de 5de balk:

 K = 1,6 voor 5de balk


 K = 0,95 voor 3de balk

Stel last ter hoogte van de 1ste balk (hier dan de grafiek omgekeerd bekijken):

 K = 3,8 voor 1ste balk


 K = -0,25 voor 7de balk

Hierbij geldt volgende controle:

 ∑ K i=n
Guyon-Massonnet is ook mogelijk voor verdeelde belastingen. Voor de verdeelde
belastingen gaat men het volgende toepassen:
Si M
 M balk , i= ∙
bL n

Hierbij is Si de oppervlakte van de invloedslijn over de breedte b L waarover de


verdeelde last aangrijpt.
De in Vlaanderen gebruikte standaardliggers voor kunstwerken
Standaardisering van voorgespannen betonliggers voor de bruggenbouw
In Vlaanderen geldt een standaardisatie van de prefab voorspan elementen
oplegt door het FEBEFAST. Deze geeft de ontwerper praktische richtlijnen over
het ontwerp van voorgespannen betonliggers voor bruggen. Daarnaast zijn er ook
richtlijnen voor het ontwerp, standaardafmetingen en detaillering van de I- en
omgekeerde T-liggers. Voor andere liggers is deze info beperkt.

De afmetingen zijn beperkt tot 40-50m in functie van het transport. De


voorspankracht is maximaal 8000 kN, maar wordt beperkt door de opneembare
reactiekracht in de fabriek. Er wordt een zelfverdichtend beton met kwaliteit
C50/60 of C60/70 toegepast, maar kan ook hoger.

Het voordeel is dat alle prefabbrikanten op eenzelfde maniet te werk zullen gaan
voor de productie van de balkelementen. Hierdoor gaat de prijs dalen. Een nadeel
is dat men vast zit aan de bepaalde vormen en er geen varianten mogelijk zijn.

Voor- en nadelen van de omgekeerde T-ligger


De voordelen van de omgekeerde T-ligger zijn:

- Eenvoudig om profiel met veranderlijke hoogte te maken. Dit is belangrijk


voor bruggen waarvan de bovenliggende weg een topboog volgt. De boog
moet dan niet volledig door een profileringslaag of door de dikte van de
betonplaat worden gecreëerd. Er is dus materiaal besparing.
- Grotere verschuivingen van de ligging van de zwaartepuntsas. Want
oorspronkelijk is er geen bovenflens maar door de brugdekplaat en de
beugel is die bovenflens er wel. Hierdoor wordt de betondruksterkte meer
optimaal benut.

De nadelen van de omgekeerde T-ligger zijn:

- De nodige breedte voor het plaatsen van de breedplaten als verloren


bekisting voor de dekplaat is zeer beperkt. De uitvoering moet dus zeer
zorgvuldig gebeuren.
- Om de breedplaten in dwarse richting mee te laten werken moet de
wapening v.d. 2 breedplaatvloeren ter hoogte van een balk doorlopen. Dit
is technisch niet gemakkelijk waardoor men vaak niet rekent op dit
principe dwarse werking.

(zie samenvatting)
Standaardmaten
FeBe geeft richtlijnen over de standaardafmetingen voor prefabbalken. Het
element wordt opgedeeld in verschillende sectoren:

- Geprofileerde sectie = is de sectie met de I of omgekeerde T doorsnede.


Deze sectie bedraagt altijd een juist aantal meter (N x 1m).
- Rechthoekige sectie of eindblok = zone waar de aanpassing gebeurt van de
lengte van de ligger zodat de exacte overspanning kan worden bekomen.
Vaak is hun horizontale afmeting ongeveer gelijk aan de hoogte v.d. balk.
In die eindblokken wordt ook de geconcentreerde voorspankracht ingeleid.
- Overgangszone = zone waarbij wordt overgaan van de rechthoekige
doorsnede tot de doorsnede van de geprofileerde sectie.

Voorspanning
Voor de voorspanning wordt vaak voorgerekt staal toegepast. Nagerekt staal
wordt weinig toegepast bij meervoudige balk-plaat bruggen door het beperkt
rendement.

Nagerekt staal
Voor het storten van het beton gaat men opening voorzien in de balk via kokers
uit dunwandig staal. Daarna gaat men storten en het beton late verharden. In die
koker wordt dan een stalen element geplaatst. Langs 1 kant plaatsen we dan een
wig die voorkomt dat de stalen element niet terug schiet bij voorspannen. De
andere kant is voorzien van een vijzel die aan het stalen element trekt. Eenmaal
dat element op spanning is gaat men daar ook een wig plaatsen en de vijzel terug
gaan verwijderen.
Voorgerekt staal
Staal wordt aanspannen voor het beton wordt gestort, hiervoor plaatst men
jukken. Het stalen elementen wordt dan tussen die jukken geplaatst met een wig
aan de ene kant en met een vijzel aan de andere kant trekken. Daarna storten
men het beton. Na uitharden gaat men de strengen doorknippen waardoor het
stalen element wilt terugkeren, maar door kleef worden de krachten
overgebracht op het beton.

Gevolg van voorspanning


Er ontstaat een kracht F op de betondoorsnede t.g.v. het voorspannen. Deze
kracht F is gelijk aan het product tussen de doorsnede van het voorspanstaal en
de spanning waaraan het wordt voorgespannen.

Dit leidt tot een normaalkracht N (= F) en een moment M (= F ∙ e) in de balk. Met


deze componenten kan men een spanningsverdeling in de balk uitrekenen. Met
deze spanningsverdeling proberen we zoveel mogelijk druk onderaan te creëren
waardoor de balk gaat opbuigen. Bovenaan kan men evt. een kleine trek krijgen.

Men wil die grote druk spanning onderaan verkrijgen omdat onder EG en nuttige
belasting de balk onderaan aan trek is onderworpen. Normaal is dit geen
probleem want men kan dit opnemen met wapening, maar leidt wel tot een
gescheurde doorsnede. Dit is nadelig voor de doorbuigingsberekeningen.

Daarom gaat men voorspannen waardoor men trekspanningen onderaan de balk in


de gebruikssituatie gaat beperken of vermijden. Hierdoor kan men voor de
doorbuiging werken met de ongescheurde doorsnede wat gunstig is.

Dit voorspanning is wel nadelig in steunpuntzones. Daar is de spanningsverdeling


door voorspanning hetzelfde als in de middensectie, maar de spanningen door EG
en nuttige last zijn in die zone nagenoeg 0. Hierdoor is er gevaar dat er bovenaan
trekspanning aanwezig is wat men niet wil. Dit gaat men op 2 manieren oplossen:

- Gebruik maken van een multi-lineair trace. Hierbij gaat men het stalen
element gaan opbuigen naar de steunpunten waardoor daar de
excentriciteit e = 0 wordt.
- Het stalen element in de steunpuntzones gaan omhullen met een
kunststoffen kous waardoor de overdracht van de krachten naar het
beton pas later gebeurd.
Eisen rond voorspanning
Bij de voorspanning kan gebruik worden gemaakt van strengen die bestaan uit
een aantal draden van 5-6mm. Hierbij geldt het volgende voor de strengen:

- T12 = strengen met een diameter van 12 met draden van 5mm
- T15 = strengen met een diameter van 15 met draden van 6mm

Men kan ook spreken van kabels, deze bestaat uit verschillende strengen waarbij
elke streng bestaat uit verschillende draden. Dit wordt zo gedaan voor nagerekt
staal. Voor het voorgerekt staal gaat men niet werken met kabels maar gaat men
gebruik maken van verschillende strengen die op verschillende plaatsen in de
doorsnede worden aangebracht.

Naast de afmetingen geeft FeBe ook richtlijnen over de posities van de


voorspanstrengen. Deze is dus niet willekeurig te kiezen. De afstanden zullen
afhl zijn van het type streng. Bij de T12 strengen bedraagt de roosterafstand
40mm, bij T15 strengen bedraagt die afstand 45mm. De uitvoering zal gebeuren
met een geperforeerde plaat waarin men de strengen kan aanbrengen waar men
wil en ook mogelijk is.

Ook zijn er richtlijnen over de manier van opbuigen. De op te buigen kabels moet
verplicht over een afstand Lt in het midden van de overspanning horizontaal
verlopen. De afstand is afhl van de overspanning en verkeerstype (weg of spoor).

Het opbuigen van de voorspanwapening zorgt voor verticale opbuigkrachten die


tijdens het voorspannen door de werkvloer moeten worden opgenomen. Deze
krachten bedragen maximaal 100 kN per opbuigpunt. De helling van de opgebogen
strengen bedraagt 5% zodat het maximaal aantal op te buigen strengen beperkt
is tot 16 voor T12 en 10 voor T15 strengen.

De eindblokken
Overdracht van voorspankracht op het beton ontstaan trek- en splijtspanningen
in de verankeringszone aan het uiteinde van een voorgespannen ligger. Dit moet
men gaan opnemen met frettagewapening.
Volgende wapening wordt toegepast in de geprofileerde zone:

- 1 = voorspanwapening, de hoeveelheid is afhl van de berekening.


- 3 = verticale beugels berekend aan de hand van de optredende
dwarskracht en de dwarskrachtweerstand van het beton.

Volgende wapening wordt toegepast in de eindzone:

- 1 = voorspanwapening, de hoeveelheid is afhl van de berekening.


- 2 = bovenwapening, tijdens het ophijsen van de balken ontstaan
uitkragende buitenkanten. Hierdoor ontstaat in deze zone een druk
onderaan en een trek bovenaan. Om die trek te kunnen opnemen in die
tijdelijke situatie gaat men bovenwapening voorzien.
- 3 = verticale beugels berekend aan de hand van de optredende
dwarskracht en de dwarskrachtweerstand van het beton.
- 4, 5 = frettage wapening, door de voorspanning is er een zeer lokale
kracht die over de 1m van de balk moet worden gespreid over de
doorsnede. Hierdoor ontstaan trekspanning verticaal als horizontaal omdat
er een beide richtingen een spreiding zal gebeuren. Daarom worden er
zowel horizontale als verticale beugels geplaatst.

De bovenwapening wordt berekent voor een eerste schatting met een


staalspanning van 300 N/mm² en niet met de gewoonlijke 400-500 N/mm².

Voor de frettage wapening gaat men voor een 1ste ontwerp gaan vereenvoudigen
door een trekkracht te beschouwen die 11% bedraagt van de voorspankracht P.

 P = n ∙ Ap ∙ fp0

Constructieve schikking
Verbinding einddwarsdrager – tussendwarsdrager
De einddwarsdrager heeft een bepaalde functie, maar werkt niet mee in de
Guyon-Masonnet verdeling. Want in de algemene benadering beschouwd men dit
als een dikke plaat, maar werkelijk is dit een samenstelling van lokale balken met
daarop een dunne plaat.
Door de Guyon-Masonnet berekeningen ontstaan dus situatie waar bij de ene
balk met 50% wordt belast en de andere balk met 20%. Hierdoor zal de ene balk
2,5x meer gaan doorbuigen, maar zal de hoekrotatie ter hoogte van de
steunpunten ook 2,5x groter zijn dan de andere balk. Er is dus torsie die niet
wordt meegenomen in het berekeningsmodel.

Daarom gaat men gebruik maken van einddwarsdrager die torsiescheurvorming


t.g.v. die torsie. Deze torsie is het gevolg van ongelijke hoekrotatie wat het
gevolg is van het Guyon-Masonnet effect.

Storten brugdekplaat
De ter plaatse gestorte brugdekplaat kan worden uitgevoerd met een volledige
bekisting afgestempeld op de prefabliggers. Dit wordt nauwelijks toegepast.

Er wordt gebruik gemaakt van breedplaten die het gewicht van het vloeibaar
beton kunnen dragen. Als deze platen enkel worden gebruikt in functie van de
constructiefase dan is er sprake van verloren bekisting.

Als men kijkt naar de hechting dan kan de breedplaat ook een meewerkende
functie hebben in de werking van de brugdekplaat, maar slechts in 1 richting:

- De lengte van de breedplaten kan nooit de overspanning van de brug


bedragen waardoor de wapening in de lengterichting zeker onderbroken is.
- In de dwarse richting moet de onderwapening continu zijn over de
bovenflens van de prefabliggers. Dit kan gebeuren door die onderwapening
uit te laten steken en zo de nodige overlapping te verkrijgen.

De aanwezigheid van de beugel van de ligger, de oplegging van beide breedplaten


en dan nog de uitstekende wapening zorgt voor een complexe uitvoering. Daarom
een afweging maken of men het wel of niet doet.

Bij die breedplaten moet men ook kijken naar de minimale opleg. Deze bedraagt
minimaal 30-40mm waarbij opletten voor de schuifkrachtwapening (= beugels).
Deze neemt de schuifkracht tussen de prefabliggers en de dekplaat op.
Opleggingen
Blokoplegging = oplegtoestel in neopreen ingerijgd met dunne platen RVS.

De prefabliggers worden bij een meervoudige balk-plaat brug opgelegd met


individuele blokoplegging. Hierbij wordt dus iedere balk individueel ondersteunt
door een blokoplegging die worden voorzien op een oplegsokkel. De bol-segment-
oplegging en de pot-oplegging worden hier niet gebruikt.

Deze opleggingen worden in een stalen schoen aangebracht die op voorhand


werden ingebetonneerd in de onderzijde van de ligger. Ze hangen dus aan die
ligger. Vervolgens gaat men ze met een laag mortel plaatsen op de oplegsokkel.

De positie van het oplegtoestel is afhl van de kruisingshoek. Bij kruising meer
dan 45° wordt de oplossing van een inhangligger toegepast door de slechte
dwarsverdeling en de mogelijkheid tot opheffen van bepaalde balken.

De oplegtoestellen worden steeds horizontaal geplaatst en niet onder een helling


anders is er niet de verwachte werking. De afwijking tussen de balk en het
oplegtoestel wordt opgenomen door een laag krimpvrije mortel.

Indien de liggers met een helling groter dan 3% worden geplaatst dan moet ter
plaatse van het oplegtoestel een uitsparing in het ondervlak van de ligger worden
voorzien zodat in geplaatste toestand het oplegtoestel horizontaal zit.

De oplegtoestellen kunnen rechtstreeks op de frontmuur worden geplaatst. Maar


bij dergelijke bruggen wordt gekozen voor een betonnen oplegsokkels. Dit heeft
verschillende redenen:

- Men kan een platte vijzel plaatsten zodat het oplegtoestel indien nodig
kan vervangen worden door het opheffen van de individuele balk.
- Dwarse verkanting in de rijweg kan gerealiseerd worden door oplegsokkels
met verschillende hoogtes toe te passen.
- Oplegtoestellen zorgen voor geconcentreerde krachten die moet worden
gespreid. De nodige wapening kan dan voorzien worden in de oplegsokkels.
Moderne varianten
In Vlaanderen wordt gewerkt met de gestandaardiseerde richtlijnen. In
Nederland is men veel flexibelere waardoor heel wat varianten mogelijk zijn.

Er zijn verschillende varianten:

- Gebruik van gebogen balken. Dit werd in Nederland toegepast waarbij de


balken gebogen werden zodat ze de bocht van de weg volgen. Dergelijk
iets is niet mogelijk volgens de standaardisatie. In België zal hierdoor
gewerkt worden met rechtlijnige elementen waardoor het esthetische
beeld minder is t.o.v. Nederland.
- Gebruik van tandopleggingen voor het plaatsen van de balken. Enkel
mogelijk bij beperkte breedte.
- Voorgespannen balken met een paraboolvormige onderzijde. Deze hebben
een bepaalde toog waardoor een boogvorm ontstaat. Maar het blijft een
balk met een balkwerking en geen boogwerking.
- Voorgespannen balken zonder eindblokken. Dit was mogelijk in Nederland
door de bredere lijfplaat. In België kan dit niet door de een beperkte
breedte opgelegd door de standaardisatie.
- Voorgespannen balken met kokervorige variërende sectie waardoor een
grote waarde voor de torsieparameter wordt bekomen.
- De laatste elementen kunnen ook minder hoog worden uitgevoerd wanneer
de rijbaan niet over die buitenste balken ligt. Dit zorgt voor optische
illusie waarbij met de schaduw en licht wordt gespeeld.
- Gebruik van architectonische randelementen.

Opm. In Vlaanderen voert men balken uit met een hoogte L/10 en maximaal L/20.
In Nederland slaagt men erin om L/35 toe te passen. Hierdoor zijn er prefab
balken langer dan 50m uitgevoerd in Nederland. Door de standaardisatie in
België is dit niet mogelijk in prefab. Het zal wel mogelijk zijn wanneer men deze
ter plaatse gaat uitvoeren.

You might also like