You are on page 1of 3

Verhaal Jip en Janneke:

Middeltje tegen drift


Janneke is zo driftig. O, zo driftig. Niet altijd, hoor. Meestal is ze erg lief. Maar soms wordt ze boos. En dan bijt ze. En ze slaat. En ze krabt! En dan zegt haar moeder: Janneke toch! Wat ben je toch een driftkop. De vorige week heeft Janneke een theepot kapot gegooid. Zo maar tegen de grond. En nu heeft haar moeder gezegd: Als je weer driftig wordt, Janneke, dan moet je heel stilstaan. En dan moet je tot tien tellen. En altijd, als je wilt gaan slaan, dan moet je eerst stilstaan. En tot tien tellen. Zul je dat doen? Janneke zegt ja, Want ze wil het echt wel. Ze heef altijd spijt. Als het gebeurd is heeft ze spijt. En nu is ze met Jip aan het spelen. Heel lief. Ze spelen rovertje. En het gaat zo fijn. Maar opeens zegt Jip: Jij bent geen echte rover. Jij bent toch maar een meisje. En dan wordt Janneke boos. Zo boos. Ze wordt helemaal rood van boosheid. Jip schrikt ervan. Zal Janneke nu gaan gooien? Of slaan? Nee, Janneke zegt helemaal niets. En ze staat heel stil. Erg lang. En ze zegt: Een, twee, drie, vier, vijf Jip begrijpt er niets van. ..Zes, zeven, acht, negen, tienzegt Janneke. En dan vliegt ze ineens op Jip af. En ze bijt hem heel hard in zijn been. Au, au,! Gilt Jip. Kat! Janneke heeft heel scherpe tandjes. En het doet heus pijn. Jip jammert een beetje. En kijk, nu heeft Janneke weer spijt. Het hielp niet.zegt ze. Ik heb toch tot tien geteld. Maar ik heb je toch gebeten. Waarom heb je tot tien geteld? vraagt Jip boos. Dat moet, zegt Janneke. Moeder zegt: Altijd tot tien tellen als je driftig wordt. En dat heb ik gedaan. Jip en Janneke gaan samen naar binnen. En ze gaan vertellen aan Jannekes moeder, dat het niet helpt. O nee? Vraagt moeder, helpt het niet? Dan maar tot twintig. Maar dat is onzin. Want Janneke kan nog niet tot twintig tellen. Ze kan maar tot tien. En niet verder. Dan weet ik het ook niet, zegt Jannekes moeder. Maar ik zal nog eens iets verzinnen. En nu zit Jannekes moeder een nieuw middel te bedenken. Dat is moeilijk!

Lesvoorbereidingsmodel
Student: Paul Godschalk Stageschool: Mentor: Karlijn Studieloopbaanbegeleider: Suzanne Raaijmakers Titel onderwijsactiviteit: Levensbeschouwelijk gesprek Paboklas: P13EhvD Groep: 3 Aantal kinderen: 16 Datum en tijdstip:

Beginsituatie van de groep Didactische vaardigheden: De kinderen hebben al veel verhaaltjes te horen gekregen van Jip en Janneke. Dit zijn vaak verhaaltjes die te maken hebben met het levensbeschouwelijk gesprek maar hier wordt niet altijd op door gevraagd. Af en toe wordt er wel eens een vraag gesteld na het verhaaltje of kinderen vertellen dat ze ooit een keer net zo iets hebben mee gemaakt, maar hier blijft het dan ook bij. Er wordt elke keer tijdens de eetpauze voorgelezen tussen de middag. Cogintief: De kinderen zullen nadat ik het verhaaltje voorgelezen heb niet eens weten dat we bezig zijn met een levensbeschouwelijk gesprek. Het zal voor de meeste kinderen weer een herinnering zijn uit groep 1 en 2. Daar zitten de kinderen altijd in de kring en verteld de juf vaak een verhaal waar ze daarna vragen over stelt. Sociaal-emotioneel: Tijdens een gesprek over dit onderwerp willen kinderen dolgraag vertellen over wat ze al een keer eerder hebben mee gemaakt. Wat je dan veel ziet is dat kinderen door elkaar gaan praten. Regels die gemaakt worden voor om de beurt iets vertellen worden gauw doorbroken. Het is verstandig om bij deze groep duidelijke afspraken te maken voordat je met de opdracht begint. Doelstelling voor de leerlingen Aan het einde van de les kunnen de leerlingen vragen beantwoorden die levensbeschouwelijk gerelateerd zijn. Ook kunnen ze tijdens deze les de afspraken nakomen die gemaakt zijn voordat de vragen gesteld worden. De afspraken van deze les zijn: Als je iets wilt vertellen steek je een stille vinger op. We luisteren naar elkaar en praten niet door elkaar heen. Je blijft zitten op je stoel. Beginsituatie van de lesgever Didactische vaardigheden: Ik heb ooit eerder een levensbeschouwelijk gesprek bijgewoond. Dit was ik een les op de Fontys Kind & Educatie. Ik heb hier veel van geleerd. De groep hield zich aan de afspraken die er gemaakt waren. Tijdens deze les werd er door de docent informatie gegeven hoe je het beste een levensbeschouwelijke les kan geven. Cognitief: Tijdens die lessen heb ik veel informatie opgedaan. Ik weet met deze informatie hoe ik een levensbeschouwelijke les kan geven. Ik moet dit alleen nog waar maken in de praktijk en weet dat dit lastiger is dan je denkt. Doelstelling van de lesgever Ik wil deze les gaan letten op de vragen die ik aan de kinderen stel en op de vragen die ik verzin op een antwoord van een kind. Ik wil tijdens dit gesprek niet de filosofische kant op gaan.

Lesopbouw: Ik lees de kinderen het verhaal voor van Jip en Janneke, middeltje tegen drift. Hierin wordt verteld over Janneke die nog wel eens boos kan worden. Haar moeder verzint een middeltje tegen driftig worden maar dit blijkt bij Janneke niet te helpen. Na dit verhaal ga ik vragen stellen aan de kinderen zoals: -waarom wordt Janneke nou zo boos in het verhaal? -wat doet ze uiteindelijk? (Jip bijten) -heb jij dat ook weleens dat je zo heel erg boos op iemand wordt? -waarom wordt je dan zo heel erg boos? -ben je dan meteen geen vriendjes meer? -helpt het bij jou wel om tot tien te tellen? -wat helpt bij jou? -wat zou je kunnen doen om het daarna op te lossen? Afsluiting: Vraag: Wat zou Janneke dus nog meer kunnen doen als ze driftig is? Werkvorm: klasikaal Organisatie: kringopstelling

Terugblik De kinderen luisteren actief. Ook de kinderen die hun vinger niet op hebben gestoken krijgen een keer de beurt om wat te zeggen. Je stelt goede vragen aan de kinderen. Je zit dichterbij de kinderen door op een lage stoel te gaan zitten. De regels en afspraken zijn duidelijk van te voren.

You might also like