Samenvatting geschiedenis

Massasamenleving
Een moderne wereld Na 1900 zag de wereld er anders uit dan honderd jaar ervoor: 1. Er waren veel meer mensen, mede als gevolg van betere hygine. 2. Men kon steeds sneller grote afstanden overbruggen , als gevolg van de nieuwe vervoersmiddelen. 3. Er waren nieuwe communicatiemiddelen die cultuur kennis en informatie op een snellere manier konden overbrengen. Door deze ontwikkelingen veranderde de samenleving in West-Europa en de VS ingrijpend we spreken van een moderne samenleving die in toenemende mate ook een massasamenleving was. Veel van die ontwikkelingen waren al in de eeuw ervoor (19 ) in gang gezet, rond 1875. Toen kwam vooral de technologische ontwikkeling in een stroomversnelling: Tweede Industrile Revolutie. Verschil met de eerste: het gebruik van: Elektriciteit; Staal; Verbrandingsmotoren. Door deze nieuwe fase in de industrialisatie kon men sneller en goedkoper produceren. Denk bijv. aan de lopende band. Er kwamen handige en interessante producten op de markt. Lang niet iedereen kon zich dit echter veroorloven. De vooruitgang in de wetenschap en techniek leidde tot groot optimisme maar ook tot cultuurpessimisme. Cultuurpessimisten zagen het ontstaan van de massasamenleving met zorg aan en waren bang dat de verfijnde westerse cultuur onder zou gaan in de barbarij van de massa. Overheden in Europa werden zich van sommige problemen spoedig bewust: Ze zagen dat slechts een kleine groep in de massasamenleving profiteerde van de nieuwe mogelijkheden. Een groot deel leefde in armoede en had de kracht niet om hun situatie zelf te veranderen de overheden meenden dat ze een actievere rol moesten hebben door wetgeving probeerden ze de situatie van de burgers te verbeteren. Nieuwe technieken in de industrie speelden ook een rol in de rivaliteit tussen landen (bijv. productie van e nieuwe wapens). Engeland was aan het begin van de 20 eeuw veruit het belangrijkste land maar andere landen probeerden het bij te blijven. e Later in de 20 eeuw zouden ook de keerzijden van radio en bioscoop blijken: politieke partijen en regeringen bleken die ook te kunnen gebruiken voor propaganda. De Eerste Wereldoorlog Toen in de zomer van 1914 oorlog uitbrak tussen de centralen (Duitsland + Oostenrijk-Hongarije) en de geallieerden (Frankrijk + GB + Rusland) dachten de partijen dat alles snel voorbij zou zijn. Het tegenovergestelde was het geval: de oorlog werd een slopende wereldoorlog van ruim 4 jaar. Deze oorlog onderscheidde zich van eerdere met de inzet van enorme hoeveelheden moderne wapens. De oorlogsvoering zlf was echter traditioneel. De legerleidingen hadden niet door dat de situatie als gevolg van die technologische ontwikkelingen was veranderd. Daarnaast raakte deze oorlog de burgerbevolking meer dan ooit: Vele mannen moesten als soldaten de loopgraven in; Dorpen en steden in de frontlinie werden vaak ernstig beschadigd. Vrouwen werkten massaal in de wapenindustrie. Massamedia berichtten bovendien veel over de oorlog. Meestal hadden die berichten een propagandistisch karakter Regeringen wilden de stemming onder de bevolking positief houden. Er werden ook soldaten uit de kolonin gehaald waardoor de oorlog vanaf het begin al eigen een Wereldoorlog was. Toen vanaf 1917 ook de Amerikanen begonnen mee te vechten werd de oorlog nog massaler. Uiteindelijk eindigde hij doordat Duitsland niet meer tegen de geallieerde overmacht op kon. 11 november 1918: wapenstilstand. Er waren toen al miljoenen burgers en soldaten gestorven.
e

De Eerste Wereldoorlog was het gevolg van een strijd om macht in Europa industrialisatie + modern imperialisme hadden gezorgd voor verschoven machtsverhoudingen en ook spanningen. Duitsland was onder leiding van keizer Wilhelm II een land in opkomst dat streefde naar machtsuitbreiding. Groot-Brittanni zag dit als een bedreiging voor zijn Frankrijk was er niet mee gelukkig (wrok wegens de positie. verloren Frans-Duitse Oorlog). De Europese landen hoopten de vrede te kunnen bewaren maar hielden serieus rekening met een strijd die definitief zou bepalen wie de sterkste was: oorlog was in die tijd niet iets dat absoluut vermeden moest worden: Veel geld besteed aan het produceren van wapens en het opbouwen van een goedgetraind leger. Eigen natie werd opgehemeld en dat van de ander werd negatief afgeschilderd. Bondgenootschappen oorlogen konden gemakkelijk groter worden.