You are on page 1of 32

INLEIDING

WAT IS CULTUUR?

Etymologie
cultuur natuur
Latijn:
colere:

cultura:

bebouwen, bewerken (akker, veld)


wonen, bewonen
verzorging, bebouwing, landbouw

natuur omvormen tot een plek waar het goed om wonen is

Cultuurbegrip sinds de Verlichting (18de eeuw):


Cultuur:
hogere uitingen van de menselijke geest
kunsten, literatuur, wetenschappen
Cultuur met grote C
vergelijk: civilisatie (beschaving, beschaafd)
algemeen ontwikkelingspeil van een maatschappij:
- (standaard)taal (ABN)
- tafelmanieren
-
Cultuur Civilisatie:
manifestatie van Europees zelfbewustzijn/superioriteitsbesef
Eeuw van Europa
Imperialisme (1875-1914)
wereld van de (groot)stedeling
musea, operahuizen, bibliotheken, universiteiten, pers,
vooruitgangsgeloof
materieel - moreel
versus:
o primitieve samenlevingen
volkeren zonder geschiedenis
o boeren
o idee van stilstand

Kentering in 20ste eeuw


Grote catastrofen:
Wereldoorlog I en II
Duitse identiteitscrisis:
o land van denkers en dichters (Kulturnation) versus barbarij van het nationaalsocialisme
o verwerking van de holocaust
schaduwzijden van de techniek
nucleaire dreiging (Hiroshima, Tsjernobyl, Fukushima)
milieuproblematiek (opwarming aarde, krimpende biodiversiteit, afval)
grenzen aan de groei
kloof pretenties realiteit
twijfel, ontnuchtering, bezinning
Antropologie:
wetenschappelijke studie van niet-Westerse, primitieve culturen
wetenschap van het slechte geweten
positieve waardering
ecologie
verhouding mens-natuur
duurzaamheid
Claude Lvi-Strauss
o Tristes tropiques (1955)
o La pense sauvage (1962)
gevaar van idealisering
Democratisering:
zelfgenoegzame burgerlijke elite politiek en cultureel in het defensief
massacultuur
jeugdcultuur (jaren 60)
canon onder vuur
vervagen van scherpe grens tussen hogere en lagere cultuur
waardenrelativsme
post-modernisme (fusion)

Naar een verruimd cultuurbegrip


Gevolgen voor de beoefenaars van cultuurwetenschappen en cultuurgeschiedenis:
aandacht voor alledaagse leefwijze in een samenleving
zeden, normen
mentaliteiten (mentaliteitsgeschiedenis)
vanzelfsprekendheden

Artistieke en intellectuele manifestaties staan niet los van het alledaagse

alles hangt met alles samen (vgl. Hegel: Das Wahre ist das Ganze)

invloed van politieke, maatschappelijke, technisch-wetenschappelijke omwentelingen op het


denken, de moraal en het levensgevoel

wenselijkheid van een veel breder cultuurbegrip


H.W. von der Dunk:
het geheel van immaterile en materile vormen waarin een samenleving zichzelf herkent en zich
onderscheidt van anderen
cultuurgeschiedenis maatschappijgeschiedenis

WAAROM EEN CULTUURGESCHIEDENIS

DE

VAN DE 19 EEUW?

Verandering
Fundamentele ervaring vandaag
alles voortdurend in verandering
scherp bewustzijn van een overgangstijd
moeizaam zoeken naar nieuwe evenwichten
1989 - val van het ijzeren gordijn:
op eerste zicht: triomf van de westerse democratie annex kapitalistische economie
USA als lichtend voorbeeld
Francis Fukuyama, The End of History and the Last Man (1992)
werkelijkheid weerbarstig
globalisering
doorbraak China en overige BRIC(S)-landen
hypercompetitiviteit
welvaartstaat (sociale zekerheid) onder druk
9/11 - moslimterrorisme:
Samuel Huntington, The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996)
migratie en vluchtelingenproblematiek
multiculturaliteit
rechtsstaat onder druk

angst, onzekerheid
(cultuur)pessimisme
strategien:
terugplooien op zichzelf
hedonisme, narcisme, genotscultuur
consumentisme
vlucht in de collectiviteit
zich scharen achter een vlag
fundamentalismen (radicale Islam, born again Christians, creationisten,)
nationalismen (EU onder druk)

Ervaring van verandering in historisch perspectief


19de eeuw als scharnierperiode

Denkoefening - teletijdmachine:
(ontwikkelde) Romein, tijdgenoot van Keizer Augustus
rondreis door Europa:
o 1800
o 1900

Europa ca 1800 - herkenbare wereld


Mobiliteit/transport:
te land:
o te voet
o paard, kar, koets
o wegennet: kasseien, zandwegen
vgl. Romeinse heirbanen (leger)
te water:
o spierkracht (roeien)
o windkracht (zeilschepen)
o 1807: eerste stoomboot
Productie:
agrarische economie
ambachtelijke technieken
Van Dale: ambacht = handwerk dat aangeleerd moet worden, als broodwinning beoefend
handel maar geen industrie
Verhouding stad-platteland:
98% Europese bevolking (160 mio) op platteland of steden < 100.000 inwoners
talrijke, maar weinig grote steden
vb. Brussel 18de eeuw: 50 60.000 inwoners
Londen: 1 miljoen
Parijs: 550.000
vgl. Rome in oudheid
Vooral culturele verschillen (kleding, wonen, religie,)
Belangrijkste technische innovaties:
boekdrukkunst
buskruit (geweren, kanonnen)
Eerste (voorzichtige) symptomen van een Industrile Revolutie:
Engeland
stoommachines (textiel, metaal, meel)

1900 - gevoel van een andere planeet

Bevolking: meer dan verdubbeld


Bevolking
(in miljoen inwoners)
Groot-Brittanni
Frankrijk
Duitsland
Itali
Nederland
Belgi

1800

1900

11
28
23
18
2
3,2
(Napoleontische tijd)

37
39
56
33
5
6,7

Miljoenensteden:
Londen (6,5)
Parijs
Wenen
Berlijn
Rome
St-Petersburg
Moskou
Vergelijk:
USA (New York, Chicago, Philadelphia)
Atlantische ruimte
fenomeen van de wolkenkrabber (zie excursus Bouwen in de hoogte)
Japan van de Meiji-restauratie (1868)
Tokyo
Parijs = modelstad:
Baron Haussmann, jaren 1850-1860
boulevards, stations, grootwarenhuizen (1852 Le Bon March),
vergelijk:
o Brussel (Anspachlaan)
o Antwerpen (Centraal Station, 1899-1905)

Veranderend landschap:
spoorwegen, brede kanalen
fabrieken met rokende schoorstenen, mijnsites (terrils)
BASF (chemieconcern)
1900: ca. 7.000 werknemers

Mobiliteit/transport:
stoomschepen
Titanic 1912: > 2.000 passagiers
treinen
fiets
belangrijk symbool van moderniteit:
o vrouwenemancipatie
o Tolstoj weigert te fietsen!
auto
1882 Peugeot
1908 Ford T
Communicatie:
telegraaf
telefoon
Verlichting
gaslantaarns, petroleumlampen, elektrische verlichting

DE GROTE TRANSITIE

19de eeuw = eeuw van de grote transformatie of de grote transitie:

traditioneel-agrarische modern-industrile samenleving


Algemeen Menselijk Patroon (AMP)
Wetenschappelijk-Technologisch-Kapitalistisch bestel (WTK)

Algemeen Menselijk Patroon (AMP)


Jan Romein (1893-1962)
Nederlands historicus
Aera van Europa, de Europese geschiedenis als afwijking van het algemeen menselijk patroon
(1954)
Homo sapiens: 200.000 jaar oud
vroegste stadium: jagers-verzamelaars
kleine groepjes
weinig formele structuren en arbeidsverdeling
neolithische revolutie:
11.000 v. Chr. - 3.000 v. Chr
ontstaan van de landbouw
technische verbeteringen (ploeg, wiel,)
sedentaire samenlevingen
groeiende complexiteit:
o arbeidsdeling
o handelsverkeer
o maatschappelijke hirarchie
o staat, leger, belastingen
schrift:
o 5 6.000 jaar geleden
o Mesopotami

WTK-bestel
E. Vermeersch, De ogen van de panda (1988)
Westerse Sonderweg (Europa/USA)

Kapitalisme
Concurrentie / vrije markt
Kapitalist (ondernemer):
gaat niet alles consumeren, maar ook investeren
behoeftebevrediging uitstellen
winst
groei
Eigendynamik / never-ending

Techniek
Interactie met type economie
Innovatiedwang (producten / reductie arbeidskracht)

Wetenschap
17de eeuw - ontstaan van experimentele wetenschap
toepassing van wiskundige methoden op natuurkundige problemen
Vermeersch, p. 28
De totale wederzijdse interactie van wetenschap, techniek en kapitalistische economie dateert van
de 19de eeuw. Dan is het WTK-bestel (wetenschappelijk, technologisch, kapitalistisch) tot stand
gekomen, dat zijn uitzonderlijke kenmerken ontleent aan het feit dat elk van de componenten een
interne stuwkracht heeft, waarbovenop nog eens de dynamiek komt van hun onderlinge
wisselwerking.

De wereldsituatie die wij nu beleven is dus het gevolg van de interne dynamiek van de drie wezenlijke
componenten en hun wederzijdse bekrachtiging.
Wereldomvattend succes

uitzonderlijke efficintie van het WTK-bestel bij de productie van informatie, energie,
werktuigen en gebruiksvoorwerpen
2de helft 20ste eeuw proces van snelle mondiale modernisering (globalisering / global village)

Veranderend levensgevoel

Ferdinand Tnnies (1855-1936)


Duits socioloog
Gemeinschaft und Gesellschaft
1887
Gemeinschaft

persoonlijk
betrokken (commitment)
totaal
langdurig, zelfs onveranderlijk
vaak niet vrijwillig aangegaan
consequentie van status door geboorte

Gesellschaft

zakelijk
voorwaardelijk
partieel
tijdelijk
vrijwillig, contractueel
aangegaan uit calculerend eigenbelang

Louis Dumont (1911-1998)


Frans antropoloog
specialist India (kastensysteem)
Homo hierarchicus. Essai sur le systme des castes
1966
Homo hierarchicus

Homo equalis

hirarchie
samenleving als netwerk van
verticale verhoudingen
heer-knecht
man-vrouw
oudere-jongere

gelijkheid als kernwaarde


egalitarisme

Noblesse oblige

rechten juridisch afdwingbaar

paternalisme (be-voogding)

emancipatie (ont-voogding)

religieus

seculier

ruraal

stedelijk-gendustrialiseerd

grote contrasten in:


rijkdom
scholing

relatief brede spreiding

10

FRANSE REVOLUTIE

complex fenomeen
multicausaal:
politiek
economisch
social
cultureel

CULTURELE OORZAKEN

Crisis van het Franse koningschap


Lodewijk XIV (1638-1643-1715):
Grand Sicle
absolutisme (LEtat, cest moi)
expansie
oorlogen
einde regime uitputting (militair / financieel)
Lodewijk XV (1710-1715-1774):
Zevenjarige Oorlog (1756-1763)
neergang Frankrijk
opgang Engeland
Aprs nous le dluge (Madame de Pompadour)
trekt zich terug in de private sfeer
Versailles verkommert

Kernprobleem: legitimatie van de macht


absolutisme theorie van het goddelijke recht (droit divin):
maatschappelijke orde door God zelf ingesteld
standenmaatschappij (hirarchie)
top van de sociale piramide = monarch (koning)
koning heeft macht rechtstreeks van God gekregen
koning enkel tegenover God verantwoording verschuldigd
dus geen verantwoording tegenover enige menselijke instantie

11

Jacques-Bnigne Bossuet (1627-1704):


bisschop van Meaux
leraar van de Grand Dauphin
La Politique tire des propres paroles de l'criture sainte (1709, postuum)

De publieke sfeer
Verlichting
(Lumires, Enlightenment, Aufklrung)
ontwikkeling van een publieke sfeer / publieke ruimte / publieke opinie
Jrgen Habermas ( 1929), Strukturwandel der ffentlichkeit (1962)
Elementen:
verstedelijking
middengroepen, burgerij
vrije tijd
consumptie (mode)
communicatie (kranten, tijdschriften)

groeiend individualisme
groeiend belang van discussie tussen autonome individuen
kracht van het rationele argument (versus religie en traditie)

publieke ruimten:
bibliotheken, musea, operahuizen, concertzalen, koffiehuizen
(salons)
artistieke en literaire aangelegenheden
politieke en sociale kwesties verlangen naar inspraak

LEER VAN DE VOLKSSOEVEREINITEIT

gezamenlijke volk als enige en onbeperkte bron van het staatsgezag en van het door de
staatsorganisatie geformuleerde recht
vorst en regering = lasthebbers van het soevereine volk
rechtsstaat (versus machtsstaat en (vorstelijke) willekeur): recht als bron van gezag

idee van een maatschappelijk verdrag (sociaal contract) i.p.v. een door God gegeven orde
vrije individuen verenigen zich tot een gemeenschap onder een overheidsgezag
constitutie, grondwet
van Dale:
wet waarin de grondbeginselen van de regering van een staat vervat zijn, t.w. de onderlinge
betrekkingen der staatsorganen en de rechten en verplichtingen van de individuele leden van de staat

12

John Locke (1632-1704)

Two Treatises of Government (1689)


mens van nature rationeel en verdraagzaam
onvervreemdbare rechten (leven, gezondheid, vrijheid, eigendom)
burgers kunnen regeringen afzetten als deze tekortschieten en rechten van burgers
miskennen
constitutionele monarchie

Charles de Montesquieu (1689-1755)

De lesprit des lois (1748)


analyse van de Engelse staatsinrichting
trias politica:
o wetgevende macht (vaststellen van algemene regels)
o uitvoerende macht (uitvoeren en handhaven van de wetten)
o rechtsprekende macht (geschillen oplossen op basis van de wet / misdaden straffen)
spreiding en evenwicht (checks and balances)
vrijheid!

Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)

Du contrat social (1762):


iedere deelgenoot geeft zichzelf met al zijn rechten over aan de gehele gemeenschap
volksgemeenschap wordt een collectief lichaam, bekleed met de oppermacht en in wezen
onfeilbaar
deelgenoten beloven te gehoorzamen aan de volont gnrale van de gemeenschap

Declaration of Independence (1776)

Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog
no taxation without representation
invloed Locke
Thomas Jefferson (1743-1826)

13

FRANSE REVOLUTIE / NAPOLEONTISCHE TIJD


1789-1815
VERLOOP IN HOOFDLIJNEN

Aanloop
Bijeenroeping van de Staten-Generaal door Lodewijk XVI
5 mei 1789: eerste samenkomst
Context:
175 jaar geleden (1614)
financile crisis
misoogst
Cahiers de Dolances
Staten-Generaal = standenvergadering:
clerus adel burgerij (derde stand)
stemming per stand
derde stand systematisch in minderheid gesteld (2 > 1)

Fase 1 = gematigde fase


1789-1792
constitutionele monarchie
Belangrijke momenten:
17 juni 1789:
20 juni 1789:

14 juli 1789:
26 augustus 1789:
3 september 1789:

Derde stand roept zich uit tot Nationale Vergadering


Eed van de Kaatsbaan
omvorming tot Constituante
bestorming van de Bastille
Dclaration des Droits de lHomme et du Citoyen
Grondwet

14

Fase 2 = radicale fase


1792-1795
(Eerste) Republiek

interne en externe druk:


o Vende
o Eerste Coalitie-oorlog
Nationale Conventie
proclamatie van de republiek (25 september 1792)
nieuwe kalender
terechtstelling Lodewijk XVI (21 januari 1793)
Citoyen Louis Capet
schrikbewind (La Terreur)
1793-1794
Comit du Salut Public
Maximilien de Robespierre (lIncorruptible)
guillotine

Fase 3 = compromis van het Directoire


1795-1799

27/28 juli 1794: val van Robespierre


Thermidor (Thermidoriaanse reactie)
poging tot compromis
nieuwe elites
bezittende burgerij
(verkoop nationale goederen)
5 directeuren
zwakke uitvoerende macht

Fase 4 = Napoleon Bonaparte


militaire dictatuur
1799-1814/1815
2 periodes:
1799-1804:
1804-1814/1815:

Consulaat
Keizerrijk

15

Evaluatie
Franse Revolutie / Napoleontische periode
Europese (universele) dimensie
Bevrijdings- of veroveringsoorlogen?
Ambiguteit:
Libert, Egalit, Fraternit
belofte van een nieuwe dageraad

verovering en onderdrukking
Personne naime les missionnaires arms (Robespierre!)
trauma van de Terreur
Napoleon als machtsdronken megalomaan

Congres van Wenen


1814-1815
Restauratie

Nieuwe revolutiegolven:
1830: Juli-Revolutie
1848: Februari-Revolutie
(1917: Oktober-Revolutie)

Natievorming / Staatsvorming:
Itali (1859-1870)
Duitsland (1870-1871)

16

Ideologien

CONTEXT
Van Dale:
Het geheel van ideen dat ten grondslag ligt aan een wijsgerig stelsel, vooral m.b.t. hun
maatschappelijke of politieke strekking
leer van de volkssoevereiniteit
Alle machten gaan uit van de Natie (art. 33 GW)
ontwikkeling van representatieve stelsels:
versus vormen van directe democratie
vgl. volksraadpleging door referenda
volksvertegenwoordiging
periodieke verkiezingen
ontwikkeling van politieke partijen:
kiezer overtuigen
partijprogramma
van clubs naar strakke organisaties
partijdiscipline
particratie
uitbreiding van het stemrecht:
onderscheid:
o actief stemrecht: recht om te stemmen
o passief stemrecht: recht om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen
censuskiesrecht (cijnskiesrecht)
capacitair stemrecht
algemeen stemrecht
stemrecht voor vrouwen
stemrecht versus stemplicht (opkomstplicht)

17

EVOLUTIE VAN HET STEMRECHT IN BELGI

Belangrijke data

cijnskiesrecht
1831
mannen
25 jaar
< 1% bevolking
1848
cijns teruggebracht tot grondwettelijke minimum
< 2%

1893 - algemeen meervoudig stemrecht


> 20%
eigendom / diploma
1/3 kiezers brengt 2/3 van de stemmen uit
kiesplicht

1919 - algemeen enkelvoudig stemrecht

1948 stemrecht/plicht voor vrouwen

Een geschiedenis van crisismomenten


uitbreiding van het stemrecht:
extra-parlementaire factoren
gevolg van grote maatschappelijke turbulenties en structurele verschuivingen (nationaal /
internationaal):
o revoluties (Juli-revolutie annex Belgische revolutie / Februari-revolutie)
o sociale kwestie (arbeidersbeweging / socialisme / vakbonden / stakingen)
o oorlogen (Wereldoorlog I en II)

18

LIBERALISME

Uitgangspunten

geloof in de mens als redelijk wezen


rede > passies
primaat van het individu (> gemeenschap)
vrije ontplooiing van het individu
vooruitgangsoptimisme

John Stuart Mill (1806-1873)


On Liberty (1859)

Liberalisme als politieke doctrine

zie: leer van de volkssoevereiniteit (Locke / Montesquieu)


mensenrechten
scheiding der machten
No taxation without representation
grondwet

Liberalisme als economische doctrine


grondleggers:

Adam Smith (1723-1790)


An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations
John Stuart Mill (1806-1873)
The Principles of Political Economy (1848)
Manchester School
o Richard Cobden (1804-1865)
o John Bright (1811-1889)

kernpunten:

nastreven eigenbelang bevordert algemeen belang


invisible hand
vrij initiatief
Laisser faire, laisser passer!
contractvrijheid
vrijhandel

19

staatsonthouding
nachtwakersstaat (versus verzorgingsstaat en welvaartsstaat)
kerntaken:
o garanderen interne en externe veiligheid
(politie / leger)
(geweldmonopolie)
o garanderen rechtszekerheid
onpartijdige rechter

Ontwikkeling
progressieve conservatieve ideologie:
conservatief liberalisme
liberaal conservatisme
ideologie van de gegoede burgerij
vgl. LIndpendance Belge (1843)
devies: Conservation par le progrs
politieke mondigheid:
gekoppeld aan eigendom/bezit (materile onafhankelijkheid)
Franois Guizot (1787-1874): Enrichissez-vous!
stemrecht in ieders bereik mits hard werken en spaarzaamheid

20

NATIONALISME
van Dale:
1 voorliefde voor het nationale, het eigen volk, het eigen land e.d.;
- (in t bijz.) streven om al wat als nationaal beschouwd wordt te bevorderen en te accentueren,
gepaard met een zekere afkeer voor het vreemde
2 streven naar nationale zelfstandigheid
3 in extreme vorm de verabsolutering van de eigen natie, het eigen volk

Context

dynastieke nationale staat


leer van de volkssoevereiniteit
Franse Revolutie
vrijheidsstreven / emancipatie
Revolutionaire en Napoleontische oorlogen
paradox van de missionnaires arms
machtsaspiraties van de burgerij (middengroepen)
oppositie tegen verfranste bovenlagen (hof/adel)

wervende kracht
wij-gevoel
wij zij
religion civile

Wat is een volk?


Johann Gottfried Herder
(1744-1803)

ber den Ursprung der Sprache (1772)


Ideen zur Philosophie der Geschichte der Menschheit (1784-91)

kerngedachten:
volk als organisch, onbewust scheppend gegeven
(Volksgeist)
taal als diepste uitdrukking van de Volksgeist
(volkslied)
pluralisme / coxistentie
culturele uniciteit van elk volk
evenwel: anti-Franse sentimenten

21

Johann Gottlieb Fichte


(1762-1814)

Reden an die deutsche Nation


Akademie der Wissenschaften, Berlijn, winter 1807-1808
bezetting van Berlijn door troepen van Napoleon

kerngedachten:
vrije individu realiseert zich ten volle in de natie
natie > staat
natie > oude verbanden (familie, religie, lokale verbanden)
strijd tussen naties
belang van leger
Duitsers als Urvolk
ontwikkelingspotentieel

cultuurnationalisme
culturele factoren bepalen nationaliteit
taal, religie, geschiedenis, recht, gebruiken,
etnisch nationalisme
biologische (raciale) factoren bepalen nationaliteit
discours van superioriteit
exclusief
legitimatie imperialisme
vgl. staatsnationalisme:
staat constitueert de natie
civiel nationalisme
inclusief nationalisme
mogelijkheid om als buitenstaander tot natie toe te treden
contractueel moment
Franse variant

Concept van imagined communities


Benedict Anderson
Imagined Communities: Reflections on the Origin and Spread of Nationalism (1983)
Context:
grote gemeenschap
leden kunnen elkaar niet allemaal persoonlijk kennen
ontwikkelde publieke sfeer
boeken, kranten, tijdschriften

22

Verbeelding schept band:


romantiek
rol van literatoren en taalijveraars
o Prudens van Duyse (1804-1859)
De tael is gansch het volk
o woordenboeken, spellingboekjes, grammaticas
o standaardtaal volkstaal
anachronistische, gekleurde interpretatie van de geschiedenis
regelrechte geschiedvervalsing
uitvlakken van sociale tegenstellingen
harmoniemodel
vgl. Eric Hobsbawm en Terence Ranger, The Invention of Tradition (1983)
tradities die oud lijken of zich als dusdanig uitgeven
in werkelijkheid vaak van recente oorsprong
nationale symbolen en rituelen
statuomanie
1870-1914

Voorbeelden
Ambiorix:
koning van de Eburonen
1ste eeuw v. Chr.
Caesar, De Bello Gallico: Belgae fortissimi
Belgae: verzamelnaam voor zeer verschillende stammen
taalgrens ontwikkelt zich pas in de late oudheid
grondgebied:
Gallia Belgica Koninkrijk Belgi
Guldensporenslag (1302):
Hendrik Conscience, De leeuw van Vlaanderen (1838)
voorstelling:
o strijd van Vlamingen tegen de Fransen
o nationale strijd voor zelfstandigheid van het graafschap Vlaanderen
Jan Breydel, Pieter de Coninck, Robrecht van Bthune:
waarschijnlijk niet bij veldslag aanwezig
graaf Gwijde van Dampierre en zoon Robrecht:
Franse vazallen / Franstalig
machtsstrijd tussen Franse koning Filips IV en zijn machtigste vazal
economische motieven
steden: patriciaat (Leliaards) ambachten
Brabanders vechten in Franse kamp

23

CONSERVATISME
Latijn
conservare: bewaren, ongeschonden houden, beschermen, redden, sparen

Situering

ideologie van adel en kerk


Franse Revolutie als historische catastrofe
wereld van het ancien rgime in mate van het mogelijke herstellen

Grondleggers

Edmund Burke (1729-1797)


Reflections on the Revolution in France (1790)
Joseph de Maistre (1753-1821)
Du pape (1819)
Les soires de Saint-Ptersbourg (1821)
Louis de Bonald (1754-1840)
Thorie du pouvoir politique et religieux dans la socit civile (1796)
Franois-Ren de Chateaubriand (1768-1848)
Le gnie du christianisme (1802)

Mensbeeld

passie > rede


de Maistre: Le cur humain est un cloaque
zwakheid, menselijk tekort
patriarchaat (oude, wijze mannen)
paternalisme
Noblesse oblige

24

Visie op samenleving en politiek

anti-individualisme
samenleving als gemeenschap (cf. Tnnies)
samenleving als organisme
concrete, historische gegroeide > abstracte beginselen
mensen tegen zichzelf beschermen
passies in toom houden
beperkte maakbaarheid van de samenleving
verwerping van revolutie en blauwdrukken van ideale samenleving
lessen uit de Terreur (guillotine)
Burke: By hating vices too much, they come to love men too little
belang van tradities
inherited wisdom
godsdienst als maatschappelijke stabilisator
monarch als vaderfiguur

Gradaties

behoudsconservatisme
herstelconservatisme
reactionairen
conservatief-liberalen
liberaal-conservatieven
[anarchisme]

25

SOCIALISME

Situering
sociale kwestie
proletarisering
van Dale
proletarir:
persoon uit de laagste, armste bevolkingsgroep die niet in het bezit is van de productiemiddelen en
dus gedwongen is in dienst te treden van hen die de middelen wel bezitten;
- (in t bijz.) als in marxistische zin meedoende aan de klassenstrijd tegen de bourgeoisie, de
kapitalisten
< Lat. proletarius (eig. die de staat geen andere dienst bewijst dan het vermeerderen der bevolking),
van proles (kroost)

Charles Dickens (1812-1870)


Oliver Twist (1838)
David Copperfield (1849-1850)
Emile Zola (1840-1902)
LAssommoir (1878)
Germinal (1885)
Cyriel Buysse (1859-1932)
Het gezin van Paemel (1903)

punten van overeenkomst met het liberalisme:


loten van de Verlichting
emancipatie
rationalisme
optimisme
vooruitgangsgeloof
verschilpunten:
emancipatie van de sociaal-economische zwakkere (proletarir, arbeider, loontrekkende)
actieve rol voor de overheid

26

Eerste aanzetten
Gracchus Babeuf (1760-1797)
Filippo Buonarroti (1761-1837)
1796 Conjuration des Egaux
etatisme:
productiemiddelen in staatseigendom
verdeling van geproduceerde goederen door staat

Vroege socialisme eerste helft 19de eeuw


Utopisch socialisme
kenmerken:
blauwdrukken van een ideale samenleving
ontbreken van concrete politieke en maatschappelijke strategie

Claude-Henri de Saint-Simon
(1760-1825)

onwankelbaar geloof in vooruitgang en maakbaarheid


sociale planning
wetenschap en techniek
industrile productiewijze
doorgevoerde arbeidsdeling
noodzaak van samenwerking
meritocratie
productieve klassen
voortrekkersrol van een elite
wetenschappers en ondernemers
technocratie
bureaucratie
moreel-religieuze dimensie
broederschap
Le nouveau christianisme (1825)

Charles Fourier
(1772-1837)

ideaal van relatief kleine, grotendeels autarkische leefgemeenschappen


vrijwillige samenwerking van producenten in een gemeenschappelijk gebouw
phalanstres
landbouw primeert
afwijzen van overdreven arbeidsdeling en specialisatie

27

Pierre-Joseph Proudhon
(1809-1865)

radicale kritiek op staat en privaat eigendom


La proprit, cest le vol!
anarchisme

Robert Owen
(1771-1858)

sociale experimenten
1797 modelfabriek (katoenweverij) New Lanark (Schotland)
1825 landgoed New Harmony (USA)

Doorbraak van het socialisme als politieke en sociale kracht


2de helft 19de eeuw
Karl Marx
(1818-1883)
samenwerking met Friedrich Engels (1820-1895)

Communistisch Manifest (1848)


Proletarier aller Lnder vereinigt euch!
Das Kapital (1867 e.v.)

Kernpunten:
wetenschappelijk socialisme
nauwgezette analyse van maatschappelijke structuren en processen
historisch materialisme
ontwikkelingsgraad van de economie
onderbouw - bovenbouw
geschiedenis als klassenstrijd
internationalisme
onontkoombaarheid van ultieme botsintg tussen haves en have-nots
grote proletarische revolutie
klassenloze maatschappij (communisme) als vage eschatologie

Socialistische Internationales
Eerste Internationale
Londen
1864-1876
botsing tussen Marx en Bakoenin
Duitse professor revolutionair vanuit de buik

28

Michail Bakoenin (1814-1876):


ideaal van vrijheid en ongebondenheid
anarchisme
radicale destructie van alle autoriteit (staat, kerk, leger)
voorstander van snelle revolutie

Tweede Internationale

1889-1914
georganiseerde socialistische partijen en vakbewegingen
nationale reflexen

spanning
Verelendungstheorie feitelijke ontwikkelingen
Reformisme (sociaal-democratie)
Eduard Bernstein (1850-1932):
Die Voraussetzungen des Sozialismus und die Aufgaben der Sozialdemokratie (1899):
geleidelijke hervormingen
vakbeweging
stakingen
socialisme verwezenlijken door participatie in parlementaire bestel
socialistische partijen
erkenning van mensenrechten en rechtsstaat

29

Excursus Bouwen in de hoogte

USA fenomeen van de wolkenkrabber:


technische factoren (staal, gewapend beton)
economische prikkels (stijgende grondprijzen, dalende staalprijs, speculatie)
Time is money
Vroege voorbeelden:
Chicago:
o 1885: Home Insurance Building (42m)
o Louis Sullivan (1856-1924)
form follows function (functionalisme)
New York
1902: Flatiron Building (87m)

Terugblik en vooruitblik

OUDE NABIJE OOSTEN


Piramide van Cheops:
ca 2.500 v. Chr.
146m
werelwonder

KLASSIEKE OUDHEID
Griekenland
Parthenon, Athene
447-437 v. Chr.
14m
Rome:
Colosseum
70-80 na Chr.
48m
Pantheon
ca 125 na Chr.
43m

30

Thermen van Diocletianus


(Santa Maria degli Angeli e dei Martiri)
ca 300 na Chr.
28m
Insulae
tot 5 etages
ca 20m

Romeinen:
technisch meesterschap (koepels, gewelven)
maar binnen klassieke schoonheidsideaal van evenwicht en harmonie

MIDDELEEUWEN
Gothiek:
theocentrische wereld
verticale dimensie
Voorbeelden:
Munster, Ulm
1377-1543
(ca 100m)
1844-1890
161m
O.L.V.-kathedraal, Antwerpen
1352-1521
123m

RENAISSANCE
Opnieuw klassieke ideaal van evenwicht
Koepelbouw:
Santa Maria del Fiore, Firenze
Brunelleschi
1420-1436
114,5m
Sint-Pietersbasiliek, Rome
Michelangelo
1547-1590
138m

31

19DE EEUW
Eiffeltoren:
Wereldtentoonstelling 1889
oorspronkelijke hoogte: 312m (tot top vlaggenmast)

WOLKENKRABBERS IN BELGI

Antwerpen, Boerentoren
1929-1931
oorspronkelijke hoogte: 87,5m
op dat moment hoogste in Europa
Brussel, Noordwijk:
o jaren 60, Manhattan-projectplan
Paul Vanden Boeynants
75 torengebouwen
o jaren 70, Brussels World Trade Centre
8 torengebouwen (102m) (2 voltooid)

SKYLINE IN GEGLOBALISEERDE WERELD

Frankfurt am Main
Shanghai
Dubai
Burj Khalifa
2006-2010
828m

32

You might also like