You are on page 1of 52

Leerboek Nask 2

Y 2.0
B
n CC
Bryso
d
on
ym
Ra

10 Zuren en basen
10.1 pH en indicatoren
10.2 Zuren
10.3 Basen
10.4 Zuur-base reacties
10.5 Eigenschappen
10.6 Zure regen en CFKs
10.7 Titreren
10.8 Herhalingsopgaven


10.1.1 Inleiding
Aan bijna alle vloeistoffen zit wel een smaakje, hoe zuiver de vloeistof ook lijkt. In de natuur vind
je weinig zuivere stoffen. Vrijwel alle materie die we tegenkomen bestaat uit mengsels. Zeewater
smaakt zout. Bronwater soms een beetje bitter maar ook wel eens zuur. Regenwater is door vervuiling
ook zuur. Vandaar de naam zure regen. Hierover later meer. Aan zuur leidingwater wordt vaak kalk
toegevoegd. Kalk zorgt ervoor dat het zuurgehalte in het leidingwater daalt. Doet de Waterleidingmaat-
schappij dat niet dan lossen delen van de metalen leidingen waar het water doorheen gaat op in het
zure water. De waterleidingmaatschappij meet voortdurend de zuurgraad (pH) van het water. daarvoor
gebruikt men een elektronische meter. De pH meter. Deze meet het aantal H+ ionen in het leidingwater.

De zuren die wij dit hoofdstuk gaan bespreken lossen in water op, waarbij waterstof ionen vrijkomen.
Zwavelzuur heeft formule H2SO4 . Zodra zwavelzuur gemengd wordt met water komen de H+ ionen vrij
in het water. In het dagelijks leven komen we verschillende stoffen tegen die we zuur noemen. Denk
hierbij aan bijvoorbeeld citroenzuur en azijnzuur. Deze zuren bevinden zich vaak in voedingsmiddelen.
Azijnzuur (HAc) wordt gebruikt als conserveringsmiddel, citroenzuur om drankjes op smaak te bren-
gen. Azijnzuur en citroenzuur noemen we zwakke zuren. In de accu van je auto bevindt zich zwa-
velzuur en niet accuzuur. In je maag bevindt zich zoutzuur, als je overgeeft voelt dat ook niet prettig
aan in je slokdarm. De binnenwand van je maag is bestand tegen dit zuur. Zoutzuur en zwavelzuur
(H2SO4) horen bij de categorie sterke zuren.

Geconcentreerd zuur Verdund zuur


Als er zich heel veel H+ ionen in een liter Als je aan een oplossing van geconcentreerd zwa-
oplossing bevinden spreken we over een velzuur in water extra water gaat toevoegen daalt
geconcentreerd zuur. het aantal H+ ionen in een liter oplossing. We noe-
men dit proces verdunnen met water.

Figuur 1 De pH schaal gaat van 0 tot 14


0 1 3 5 6 7 8 9 10 12 14

H.Huntjens
PH schaal / waarde
De pH waarde is een maat voor de concentratie van H+ ionen in oplossingen. Hoe hoger de concentra-
tie H+ ionen is, des te zuurder is de oplossing. Bij hele lage concentraties van H+ noemen we die oplos-
singen alkalisch of basisch. Om te weten hoe zuur een stof heeft Peter Lauritz Srensen de pH-schaal
ontwikkeld. De pH waarde van stoffen (zuur/basisch/neutraal) die zijn opgelost in water, wordt geme-
ten. Je kunt dus alleen de pH bepalen van een vloeistof of oplossing.

pH papiertje
Met een pH papiertje kun je de pH waarde meten. Het papiertje bevat een stof die van kleur
(zie figuur 1) veranderd als het in aanraking komt met zure of basische oplossingen.

2 Module 10 Zuren en Basen


10.1 pH schaal

Logaritmisch

De pH schaal loopt van 0 tot 14. Zeer geconcentreerde sterke zuren kunnen een pH waarde van 0 heb-
ben. Zeer geconcentreerde sterke basen (basische stoffen) kunnen een pH waarde van 14 bereiken. En
dan is er ook nog de neutrale pH waarde van 7. Gedestilleerd water is neutraal en heeft een pH van 7.

Op deze schaal is 7 een neutrale vloeistof of oplossing


Bij elke waarde kleiner dan 7 is er sprake van een zure vloeistof of oplossing
Bij elke waarde boven de 7 is er sprake van een basische vloeistof of oplossing.

De toename in pH is logaritmisch . Dat wil zeggen dat een pH waarde van 2 tien keer zo zuur is als
een pH waarde van 3. Een pH waarde van 2 is 100 keer zo zuur als een pH waarde van 4.

pH 2 = 10 keer zo zuur als een pH van 3


pH 2 = 100 keer zo zuur als een pH van 4
pH 2 = 1000 keer zo zuur als een pH van 5

De pH waarde wordt mede bepaald door welk zuur er is opgelost en de hoeveelheid zuur die is opge-
lost in water. Hieronder staan de pH waarden van enkele stoffen die we wel eens tegenkomen.

0 Geconcentreerd zwavelzuur Figuur 2 De pH van verschillende oplossingen

2 Maagzuur of zoutzuur

3 jus dorange

5 Zure regen, zwarte koffie

6 Urine

7 Zuiver water, demi-water

8 Zeewater, bloed

9 Soda (badzout) / zeepoplossing

10 Ammonia

12 Oven cleaner

14 Gootsteenontstopper

Module 10 Zuren en Basen 3


10.1 pH schaal

10.1.2 De elektronische pH meter


1

Stel je komt ergens fles met een onbekende oplossing tegen, het lijkt alsof er een beetje rook vanaf
komt. Dat is een kenmerk van een geconcentreerd zuur. Het kan mogelijk een bijtende stof zijn, die
brandwonden kan veroorzaken. Je wil dan uiteraard weten waar je mee te maken hebt. Je kunt dan
met een glazen pipet wat vloeistof uit de fles zuigen. De inhoud van de pipet doe je in een bekerglaas-
je. Om te weten te komen of je met een zuur, base of neutrale stof te maken hebt zul je de pH waarde
van deze oplossing moeten bepalen. Hiervoor kun je een elektronische meter gebruiken, een pH meter.
De p staat voor potenz ofwel kracht en de H staat voor de concentratie van de waterstof (H+) ionen
in de oplossing. De pH meter meet met behulp van een sensor de concentratie van waterstof ionen in
de oplossing die je in het bekerglas hebt gedaan.

Figuur 3 Een elektronische pH meter

H.Huntjens

Vragen 10.1.1 en 10.1.2

1. In het filmpje zie je dat de TOA de pH bepaalt van azijn. Dat is een mengsel van water en azijnzuur.
De pH van azijn is afhankelijk van de hoeveelheid azijnzuur die een fabrikant in water heeft opgelost.
Vul de pH waarden in van de verschillende oplossingen (in je schrift):

pH (azijnzuur oplossing) = .......... pH (ontkalker) = ..........

pH (soda oplossing) = .......... pH (ammonia) = ..........

pH (gootsteenontstopper) = .......... pH (ovenreiniger) = ..........

pH (afwasmiddel) = .......... pH (zoutzuur) = ..........

pH (groene zeep oplossing) = ..........

4 Module 10 Zuren en Basen


10.1 pH schaal

Vragen 10.1.1 en 10.1.2

De TOA heeft een bekerglas met gootsteenontstopper (natriumhydroxide oplossing = natronloog) en


doet daar zoutzuur bij. Er gaat een zuur-base reactie optreden. De zure deeltjes gaan reageren met
de basische deeltjes. Hierbij ontstaat water. Ze gooit een overmaat (teveel) aan zoutzuur bij de goot-
steenontstopper.

2. Wat gebeurt er met de pH waarde zodra zoutzuur bij gootsteenontstopper gedaan wordt?

3. Waarom moet de TOA na iedere pH meting de pH meter afspoelen met demi-water?

3. Noem twee sterke zuren die in staat zijn om met metalen te reageren.

4. Schrijf in formules de basische natriumhydroxide oplossing op.

5. Schrijf in formules een oplossing van soda in water op. (Tabel 42 Binask)

6. Peter Srensen heeft de ... ontwikkeld.

7. Een pH waarde van ..... staat voor een neutrale oplossing.

8. Een pH waarde van boven de 7 staat voor een ..... oplossing.

9. Een pH waarde onder de 7 staat voor een .... oplossing.

10. Noem twee zaken die de pH waarde van een oplossing mede bepalen.

11. Waarom meet de waterleidingmaatschappij (WML) voortdurend de zuurgraad.

12. Met welk instrument meet de WML de zuurgraad van een oplossing.

13. Hoeveel keer zuurder is een pH van 2 ten opzichte van een pH van 6 ?

14. Wat gebeurt er met een pH papiertje indien het met een geconcentreerd zuur in aanraking komt?

15. Hieronder staan een aantal fotos van oplossingen. De oplossingen zijn getest met een teststrookje.

Het resultaat van het testtrookje staat naast de afbeelding. Bepaal de pH van de oplossing.

PH bepalen van schoonmaakmiddelen

A. Bepaal de pH waarde van chloorbleekloog

B. Bepaal de pH waarde van azijnzuur

C. Bepaal de pH waarde van afwasmiddel


Figuur 4 H.Huntjens

0 1 3 5 6 7 8 9 10 12 14

Module 10 Zuren en Basen 5


10.1 pH schaal

10.1.3 Indicatoren
Zuren smaken zelf vaak zuur. Toch kun je niet altijd ontdekken of een stof zuur is door ervan te proe-
ven. Koffie is zuur maar smaakt bijvoorbeeld erg bitter. Cola smaakt erg zoet (door toegevoegde sui-
ker) maar is zuur genoeg om roest van spijkers te verwijderen. Om te meten hoe zuur een stof is, kun
je een indicator gebruiken. Lakmoes, rodekoolsap en fenolftalene zijn stoffen waarmee je zuren en
basen kunt aantonen. Een indicator kan geabsorbeerd zijn in een stukje papier of zich in een oplossing
bevinden.

Een zuur-base indicator is een stof die afhankelijk van de zuurgraad van een oplossing een bepaalde
kleur aanneemt. De kleur van de indicator kun je met een standaard (Binas) weer vertalen naar een
pH waarde

Lakmoes
Lakmoes is een blauw poeder, het wordt gemaakt van bepaalde korstmossen. De kleur-
stof wordt uit de korstmossen gextraheerd. Daarna wordt het poeder fijngestampt. Lak-
moes lost op in water, door papier in de lakmoesopmiddel te drenken wordt lakmoespapier ge-
maakt. Vervolgens wordt het papier nog gedroogd. In een zure oplossing (pH<4,5 ) verandert
de kleur van lakmoes in rood, in een basische oplossing (pH > 8 ) verandert de kleur in blauw.
Er zijn twee soorten lakmoespapier namelijk rood en blauw lakmoespapier. De volgende tabel moet je
leren:

Kleur Indicator Zure oplossing Neutrale oplossing Basische oplossing


Rood lakmoes Rood Rood Blauw
Blauw lakmoes Rood Blauw Blauw

Universeel Indicatorpapier
Het papier van universeel indicatorpapier bevat een aantal verschillende indicatoren (kleurstoffen). Bij
elke pH waarde krijgt het papiertje een andere kleur. Een zure oplossing kleurt het papiertje anders
dan een basiche oplossing. Om de pH van een oplossing te meten wordt het papiertje ondergedompeld
in een oplossing.

Figuur 5 Universeel indicatorpapier Rood en blauw lakmoespapier

H.Huntjens
6 Module 10 Zuren en Basen
10.1 pH schaal

Omslagtraject (Omslaggebied)
Het gebied waarin een indicator van kleur veranderd ligt (meestal) tussen twee pH-waardes. We noe-
men dit het omslagtraject. Op de afbeelding hierboven zie je het omslagtraject van (FFT) fenolftalene.
Het omslagtraject van FFT ligt tussen twee vaste pH waarden. Namelijk tussen de waarde 8.3 en 10.0
In tabel 33 Binask vind je de zuur-base indicatoren en hun omslagtrajecten.

Figuur 6 Omslagtrajecten van enkele indicatoren

Rode koolsap

Lakmoes

Fenolftalene

Broomthymolblauw

www.naskpastoor.nl

Rodekoolsap
Ook jij kunt bepalen of een stof (mengsel) zuur is of niet. Daar zijn hele eenvoudige manieren voor.
Je kunt de pH van een oplossing bepalen met rode koolsap. Het sap van rode kool bevat een kleurstof
(anthocyaan) die veranderd als de zuurgraad van het sap veranderd. Zie de afbeelding hieronder.

Figuur 7 Kleuren van rode koolsap met de bijbehorende pH waarde

pH 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

H.Huntjens

Module 10 Zuren en Basen 7


10.1 pH schaal

Broomthymolblauw
Broomthymolblauw is verkrijgbaar in vloeibare vorm (druppels). Het omslagtraject van BTB ligt in het
neutrale bereik van 6,0 tot 7,6. Een oplossing met een pH onder de 6 kleurt BTB geel. Een oplossing
met een pH boven de 7,6 kleurt een oplossing blauw. Het is ook een geschikte indicator om te bepalen
of cosmetica zoals zalfjes niet te zuur of te basisch zijn. Als een zalfje een groene verkleuring geeft is
de zalf pH neutraal.De molecuulformule van broomthymolblauw is: C27H28O5SBr2

Figuur 8 Broomthymolblauw Figuur 9 Skeletmodel broomthymolblauw

http://nl.wikipedia.org http://nl.wikipedia.org

Fenolftalene (FFT)
Deze indicator gaan we binnenkort vaak gebruiken om te titreren. Fenolftalene is een paarsrode kleur-
stof in een basiche omgeving. Het is kleurloos als je het toevoegt aan een zure oplossing. Omdat FFT
slecht oplost in water wordt het gemengd met alcohol. Zo kan FFT wel oplossen zodra het aan waterige
oplossingen wordt toegevoegd. Fenolftalene wordt aan de te onderzoeken vloeistof in druppelvorm
toegevoegd. De stof wordt vooral gebruikt als zuur-base indicator, om bij een zuur-base titratie het
equivalentiepunt te bepalen. Het omslagpunt van de indicator wordt als equivalentiepunt beschouwd.
Bij een pH van 0 tot 8.2 is Fenolftalene kleurloos, tussen 8.2 en 13.0 wordt de FFT roze. We gaan deze
indicator nog vaak tegenkomen tijdens titreren.

Bron tekst: http://nl.wikipedia.org

Figuur 10 Fenolftalene in een basische oplossing

http://nl.wikipedia.org

8 Module 10 Zuren en Basen


10.1 pH schaal

10.1.4 Verschil tussen reagens en indicator


Geregeld komt de vraag of een indicator niet gewoon een reagens is. Het lijkt inderdaad op elkaar
maar het is niet hetzelfde. De verwarring ontstaat omdat zowel reagentia, reactanten als indicatoren
worden gebruikt om andere stoffen aan te tonen.

Reagentia (zie filmpjes)


Met een reagens kun je specifiek n andere stof aantonen.
Met Wit kopersulfaat kun je water aantonen. Het is dus een reagens voor water. Zodra er een
druppel water op wordt gedaan veranderd de witte kleur van het kopersulfaat naar blauw. Wit
kopersulfaat wordt alleen maar blauw na contact met water. het werkt dus specifiek voor 1 stof.
Met Helder kalkwater kun je koolstofdioxide aantonen. Helder kalkwater wordt toebel na contact
met koolstofdioxide gas. Helder kalkwater is dus een reagens voor koolstofdioxide.
Met Jodium kun je zetmeel aantonen. Het jodium kleurt dan blauwzwart in contact met zetmeel.

Figuur 11 Wit kopersulfaat Figuur 12 Blauw kopersulfaat

H.Huntjens H.Huntjens
Reactant
Een stof valt onder de groep reactanten als de stof wordt verbruikt om iets aan te tonen. Je kunt de
stof dus niet meer opnieuw gebruiken. Een gloeiende houtspaander is een reactant voor zuurstof. De
houtspaander doet mee aan de reactie en wordt verbruikt. Een reactant is een chemische stof die mee-
doet aan een chemische reactie. De reactanten reageren met elkaar en vormen de reactieproducten.
Hieronder staat een reactieschema. Natrium en chloor zijn de reactanten (beginstoffen). Natriumchlori-
de is het reactieproduct (eindproduct) van deze reactie.

Voorbeeld
natrium (s) + chloor (g) -> natriumchloride (s)

Reagens vs Indicator
Een stof valt onder de groep indicatoren als de kleurverandering ook iets zegt over de hoeveelheid van
de aan te tonen stof. Een pH-papiertje is een indicator voor zuren en basen. Het kleurverschil zegt het
ook iets over de hoeveelheid van het zuur of de base. Indicatoren tonen aan dat iets zuur is maar ge-
ven niet aan welk zuur! Een zuur-base indicator veranderd van kleur bij verschillende zuren en basen.
Een reagens werkt maar voor n specifieke stof.

Module 10 Zuren en Basen 9


10.1 pH schaal

Vragen 10.1.1 t/m 10.1.3

16. Kun je met blauw lakmoespapier de pH 25. Demi water heeft een pH van ...............
waarde van een willekeurige oplossing even
nauwkeurig bepalen als met universeel indica- 26. Een zwavelzuuroplossing kleurt lakmoes
torpapier? .......................

17. Hoe noem je kleurstoffen waarmee je zuren 27.Welke kleur krijgt rode koolsap als je er
en basen kunt aantonen? zure appeltjes aan toevoegt?

18. Vanaf welke pH waarde kleurt rood lakmoes 28.Welke kleur krijgt rode koolsap als je er een
in een blauwe kleur? sterke geconcentreerde base bij doet?

19. Een strookje universeel indicatorpapier is in 29. Noem twee zwakke zuren die te vinden zijn
een onbekende oplossing ondergedompeld. Het in tal van voedingsproducten.
heeft de volgende kleur gekregen:
30.Omschrijf het begrip omslagtraject.
A. Bepaal met behulp figuur 4 de pH waarde
van de onbekende oplossing. Klik eventueel op 31. Tussen welke pH waarden ligt het
de website voor een vergrote afbeelding omslagtraject van broomthymolblauw?

B. Betreft het hier een zure/basische/neutrale 32. Een strookje universeel indicatorpapier is
oplossing? in een onbekende oplossing ondergedompeld.
Het heeft de volgende kleur gekregen:
20. Welke kleur krijgt rood lakmoespapier als
je het in een glaasje jus dorange doopt?

21. Welke kleur krijgt blauw lakmoespapier als A. Bepaal met behulp figuur 4 de pH waarde
je het in een glaasje jus dorange doopt? van de onbekende oplossing. Klik eventueel op
de website voor een vergrote afbeelding.
22. Welke kleur krijgt rood lakmoespapier als
je het in een glaasje gedestilleerd water doet? B. Betreft het hier een zure/basische/neutrale
oplossing?

23. Welke kleur krijgt blauw lakmoespapier als 33. Bepaal met figuur 6 het omslagtraject van
je het in een glaasje gedestilleerd water doet? lakmoes.

24. Welke kleur krijgt broomthymolblauw in 34. Bepaal met figuur 6 het omslagtraject van
een basische oplossing? (figuur 6) broomthymolblauw.

10 Module 10 Zuren en Basen


10.1 pH schaal

Vragen 10.1.1 t/m 10.1.3

35. Rode koolsap wordt gemengd met een 43. Twee bekende aanwijsstoffen voor de
onbekende stof en wordt gifgroen. Is deze zuurgraad zijn .........en ..............
onbekende stof een basische, een zure of een
neutrale stof?

36. Bepaal met figuur 6 het omslagtraject van 44. Stoffen die een zuurgraad aanwijzen noe-
lakmoes. men we ..................

37. Bepaal met behulp van Binask tabel 33 het 45. De pH-schaal loopt van pH.... tot en met
omslagtraject van methylrood. pH.....

38. Tussen welke pH waarden bevindt zich een 46. Een oplossing met pH = 7 noemen we een
basische oplossing? .........

39. Tussen welke pH waarden bevindt zich een 47. Een pH < 7 duidt op aanwezigheid van
zure oplossing? een ............. stof.

40. Een strookje universeel indicatorpapier is 48. Een pH > 7 duidt op aanwezigheid van
in een onbekende oplossing ondergedompeld. een .......... stof.
Het heeft de volgende kleur gekregen:
49. Een combinatie van indicatoren wordt ook
wel een ............. indicator genoemd.

A. Bepaal met behulp figuur 4 de pH waarde 50. Dimethylgeel en methylrood zijn


van de onbekende oplossing. Klik eventueel op ook pH-indicatoren. In je zuur-basen
de website voor een vergrote afbeelding. tabel (Binask) vindt je de kleuren met
bijbehorende pH waarden.
B. Betreft het hier een zure/basische/neutrale
oplossing? Een azijnzuur oplossing kleurt dimethylgeel dui-
delijk geel en methylrood duidelijk rood.
41. Twee bekende aanwijsstoffen voor de zuur- Tussen welke waarden zal de pH van de azijn-
graad zijn ........ en ........ zuur oplossing liggen?

42. Stoffen die een zuurgraad aanwijzen noe- De pH waarde van de azijnzuuroplossing zal
men we ........ liggen tussen pH =...... en pH = .......

Module 10 Zuren en Basen 11


10.1 pH schaal

Vragen 10.1.4
1 2
Aluin wordt al eeuwenlang gebruikt om bloedin-
Figuur 13
gen tijdens het scheren te stelpen. Het wordt
ook gebruikt in deo-sticks om te voorkomen,
dat er zweetplekken onder de oksels ontstaan.
Aluin bevat aluminium ionen in een ionrooster.
Aluminium ionen zorgen ervoor dat wondjes en
porin dichttrekken.

51. Aluin is een zout waarin aluminium en H.Huntjens


kalium ionen voorkomen. Noteer de formules
van deze ionen. 54. Met welke indicator kun je jodium
aantonen?
52. Piet wil onderzoeken of aluin water be-
vat. Hij wil 10 gram aluin gaan verwarmen, 55. Een belangrijk verschil tussen een indica-
na het verwarmen gaat hij het overgebleven tor en een reagens is dat een indicator ook een
aluin wegen om te kijken of er eventueel water maat is voor de ........... Een indicator dient
verdampt is. Na het onderzoek stelt Piet onder- alleen maar om een bepaalde stof aan te tonen.
staande reactievergelijking op. Maak nu de wel
kloppende vergelijking! 56. In het eerste filmpje worden verschillende
stoffen gedruppeld op het witte kopersulfaat.
KAl(SO4)2(H2O)12 (s)->1 KAl(SO4)2 (s)+1 H2O(l) Een van die stoffen is alcohol. Wat was het re-
sultaat van deze proef?

A. Met welk reagens kan Piet aantonen dat er 57. Welke stof kun je met helder kalkwater
tijdens de reactie water is ontstaan? aantonen als je het element koolstof volledig
verbrand?
B. Noem twee belangrijke verschillen tussen
een reagens en een indicator! 58. Bij de ontleding van vloeibaar waterstof-
peroxide (H2O2) ontstaat water en zuurstof.
53. Bekijk het tweede filmpje. Kaarsvet bevat
stearinezuur. Stearinezuur heeft de A. Wat is een belangrijk kenmerk van een ont-
volgende formule: C18H36O2 ledingsreactie?

A. Maak de kloppende reactievergelijking B. Omschrijf hoe je beide reactieproducten kunt


voor de volledige verbranding van aantonen
stearinezuur (met toestandsaanduidingen).

C. Maak de reactievergelijking met toestands-


B. Met welk reagens kun je koolstofdioxide aanduidingen van bovenstaande reactie.
aantonen?

12 Module 10 Zuren en Basen


10.1 pH schaal

Vandaag is het langverwachte proefwerk over 59. Dit hoofdstuk gaat voornamelijk over de
zuren en basen. Leerling Waber is erg zenuwach- onderwerpen ........... en ..........
tig voor het proefwerk.
60. Waarom is suiker uiteindelijk slecht voor je
Wegens tijdgebrek slaat leerling Waber zijn ont- gebit?
bijt over om te kunnen leren voor zijn proefwerk.
Terwijl hij de module zuren en basen doorleest 61. Noem een product waarin cafene voorkomt.
eet hij een zeer zoete lolly op.

62. Noem een nadeel van het nemen van cafene.


Helaas voor de tanden van leerling Waber, wor-
den de suikermoleculen van de lolly door bac-
63. Natriumwaterstofcarbonaat bestaat uit ionen.
terin in zijn mond beschouwd als welkom voed-
Het is een basisch zout. Geef de formule en
sel. Als afvalproduct produceren de bacterin
de lading van het waterstofcarbonaat ion.
een zuur. Dit zuur tast de tanden van Waber aan.
Het waberglazuur lost op in het zuur.
64. Gebruik tabel 32 van je Binask boekje. Noem

Aangezien Waber heeft gelezen dat cafene een drie positieve ionsoorten die, als ze zich in

basische stof is die de zure werking van het zuur een zout bevinden, altijd goed oplossen in
in zijn mond kan neutraliseren neemt hij een water.
pilletje met daarin cafene. Bovendien zorgt de
cafene voor een opwekkend effect dat 5 uur lang 65. Welke toestandsaanduiding (fase) hebben
kan aanhouden. Let wel op cafene kan versla- zouten bij kamertemperatuur?
vend werken!

66. Hoe voelt een basische stof aan?


Door alle stress heeft Wabertje last gekregen
van overtollig maagzuur. Om dat tegen te gaan
67. Zeepdeeltjes hebben een hydrofiele kop en
neemt hij wat natriumwaterstofcarbonaat. Na-
een hydrofobe staart. Noem de algemene naam
triumwaterstofcarbonaat (NaHCO3 ) is een base
van deeltjes die dit kenmerk hebben.
en reageert graag met het overtollige maagzuur.
Hierdoor neemt het maagzuur gehalte in de
68. Voor welk type mengsels worden bovenstaand
maag van Waber af.
soort deeltjes gebruikt?

Waber wil niet aan het slecht gemaakte proef-


werk terugdenken, daarom gaat Waber na het 69. Schematisch ziet een zeepdeeltje er als volgt

examen zijn handen wassen. De zeep die Wa- uit:

ber gebruikt voelt wat slipperig aan dat komt


omdat zeep een base is. Alle basen geven een
glibberig gevoel als ze in contact komen met je Maak een tekening waarin een oliedruppel is te
huid! zien, die zich in een plas met water bevindt,
waarin zich 5 zeepdeeltjes bevinden.
Tijdens het eten gaat Waber veel groenten eten
omdat die van nature basisch zijn. Tevens neemt
hij een vitamine C tabletje dat ascorbinezuur
bevat.
Module 10 Zuren en Basen 13
10.1 Herhaling Formules !!

Tips: Fase bij kamertemperatuur


10.1.7 Herhaling Naamgeving
Zouten zijn bij kamertemperatuur vast.
Klik op bovenstaand notitie icoontje, deze De meeste metalen zijn bij
staat voor een interactieve digitale oefening. kamertemperatuur vast (behalve kwik).
Met spelletjes, flash cards en meerkeuzevra- De stoffen die in het rijtje van Fientje
gen. zitten (F2, Cl2...)zijn gasvormig bij
kamertemperatuur (behalve broom)
70. Een aantal formules moet je leren.
Probeer ook de toestandsaanduidingen bij
kamertemperatuur te onthouden. Bepalen Fase van een stof.

De Arrhenius zuren (we doen alleen dit type

Methaan = .................................... zuren op Tl4) bestaan uit moleculen. Ze bestaan


uit elementen van niet-metalen. Bij kamertem-
Ethanol = ....................................
peratuur zijn zuiver fosforzuur, azijnzuur en
Glucose = ....................................
citroenzuur in de vaste fase.
Ethaan = ....................................

NH3 (g)
= .................................... Hoe kun je nu aan de hand van het smeltpunt
CO(g) = .................................... en kookpunt bepalen in welke fase een stof zich

Etheen = .................................... bevindt?

Ozon = ....................................
Onder het smeltpunt is een zuivere stof in
H2SO4 (l)
= ....................................
de vaste fase.
H2O = ....................................
(l) Tussen het smeltpunt en kookpunt is een
C6H12O6 (s)
= .................................... zuivere stof vloeibaar.
H2O2 (l)
= .................................... Boven het kookpunt is een zuivere stof in de

HCl (g) = .................................... gasfase.

Zwaveldioxide = ....................................

Fosforzuur = ....................................
71. Het smeltpunt van de uiterst giftige zure
Salpeterzuur = .....................................
stof HF(g) is - 83 C, het kookpunt is 19,5 C.
Ammonia = ..................................... Vul onderstaand schema verder in!
Azijnzuur = ...................................... smeltpunt kookpunt

Zwavelzuur = ......................................
.......... .......... Gas
Ammoniak = ......................................

.......... C .......... C

In welke fase (toestand) bevindt waterstof-


fluoride zich bij - 5 C?.
..............................................................

14 Module 10 Zuren en Basen


10.2 Zuren

10.2.0 Intro zuren en basen

Dit hoofdstuk gaan we voornamelijk praten over zuren en basen. Enkele zuren en basen ben je al te-
gengekomen in het verhaal over dhr. Waber. Zure stoffen ben je al vaker tegengekomen in het dage-
lijks leven. En de meesten van jullie weten ook dat zure stoffen vaak zuur smaken. Dat zeep en opge-
lost ammoniak onder de groep basen vallen is minder bekend.

Natuurazijn is een mengsel van opgelost Figuur 14 Vast azijnzuur


azijnzuur en water. Azijnzuur is in de vaste fase
bij kamertemperatuur. De foto hiernaast toont
vast azijnzuur. Zuren en basen kunnen met
elkaar reageren. Dit soort reacties noemt
men zuur-base reacties. Via dit soort reacties
kunnen laboranten bijvoorbeeld bepalen
hoeveel azijnzuur er zit in een flesje azijn
Prof. David Gingrich

Gevaarlijk
Als een zuur of base is opgelost in water, kan dat gevaarlijk zijn omdat je aan de oplossing niet kunt
zien dat er een zuur of base inzit. Het lijkt soms gewoon water. Bij hoge concentraties zuur- of base
kan dat gevaarlijk zijn. Opgeloste zuren/basen in hoge concentraties zijn zeer bijtend, deze deeltjes
reageren namelijk met de moleculen van je huid. Het resultaat is dat de eindproducten van deze reac-
ties geen huidmoleculen meer zijn.

72. Teken het gevarensymbool dat hoort bij geconcentreerde zure of basische oplossingen.

73. Natuurazijn kun je in de winkel kopen. Azijn wordt bijvoorbeeld gebruikt om je koffiezetapparaat
te ontkalken.

A. Geef de namen van de twee belangrijkste stoffen die in azijn voorkomen.

B. Geef de formules van de stoffen in azijn.


...................... en .....................

74. Van welke twee stoffen (eentje is eigenlijk een mengsel) is minder bekend dat ze basische
stoffen zijn:

75. Waarom mag je nooit een geconcentreerd zuur of base op de huid van een andere persoon
knoeien?

Module 10 Zuren en Basen 15


10.2 Zuren

10.2.1 Overzicht oplossen van stoffen Bekijk het filmpje!


(Dat bespaart je vrije tijd)

Instructie bij oplossen van stoffen


Bij welke indeling van stoffen,valt de stof die je wil oplossen?
(1)Zouten (2)Moleculaire stoffen (3)Metalen

(1) Een zout bestaat uit ionen. Meestal is het eerste element in de formule een metaal ion. Uitzon-
dering hierop is het ammonium (NH4+) ion. Het tweede element kan een enkelvoudig niet-metaal
ion zijn, of een samengesteld ion.
Voorbeelden: Ca2+F-2 of Ca2+CO32-

(2) Een moleculaire stof bestaat uit atomen. Moleculaire stoffen bestaan uit atomen van niet-me-
talen. In het periodiek systeem van je Binask zijn de gele elementen de niet-metalen. De blauwe
zijn de metalen. Moleculaire stoffenzijn opgebouwd uit de gele elementen. Ook waterstof is een
niet-metaal. Zure stoffen lossen op in water en splitsen daarbij in ionen. Je herkent een zure stof
aan het feit dat de formule met een H-atoom begint. Moleculaire stoffen zoals ethanol en glucose
lossen op zonder te splitsen in ionen.

(3) Metalen lossen alleen op na een reactie met water zoals bijvoorbeeld natrium en kalium. Dat
valt niet onder oplossen!

Leer dit schema goed!

16 Module 10 Zuren en Basen


10.2 Zuren

De suikermoleculen worden voorgesteld als kleine bolletjes.

10,2,2 Zure stoffen In werkelijkheid zijn suikermoleculen gecompliceerder.

1
Zure stoffen zijn moleculaire verbindingen, ze bestaan uit elementen van niet metalen.
Voorbeeld: Zuiver zwavelzuur bestaat uit H2SO4 moleculen

H = element niet metaal


S = element niet metaal Zwavelzuur is dus een moleculaire verbinding
O = element niet metaal

Wij gaan een bepaald type zuren bespreken in de lessen namelijk de Arrhenius zuren. Kenmerk van
deze zuren is dat de formule begint met een waterstofatoom. De volgende zure stoffen zijn allemaal
zuren die waterstofatomen bevatten:

HCl = waterstofchloride
H2SO4 = zwavelzuur
HNO3 = salpeterzuur
H3PO4 = fosforzuur
HAc = azijnzuur
H2CO3 = koolzuur

Oplossen van moleculaire stoffen in water

Bij het oplossen van een moleculaire stof valt die stof meestal uiteen in losse moleculen. Denk bijvoor-
beeld aan het oplossen van een suikerklontje in water. De watermoleculen botsen tegen de suikermo-
leculen en het klontje valt uit elkaar. De suikermoleculen bevinden zich dan tussen de watermoleculen.
Suikerwater geleidt geen stroom omdat ongeladen deeltjes geen stroom geleiden! Zie filmpje 1 voor
een animatie filmpje voor het oplossen van suiker. Denk eraan dat een oplosvergelijking van normale
moleculaire stoffen als volgt wordt genoteerd:

Oplosschema van glucose in water Oplosvergelijking van glucose in water

Glucose (s) -> Glucose (aq) C6H12O6 (s)


-> C6H12O6 (aq)

Bij het oplossen van een zure stof gebeurt er iets eigenaardigs. De zure stof splitst zich dan in positie-
ve en negatieve ionen. De positieve ionen zijn de H+ ionen. Hierdoor ontstaat een oplossing waarin zich
geladen deeltjes bevinden. De negatieve deeltjes noemt men de zuurrest ionen.
Op de volgende bladzijde zie je een afbeelding van een zure oplossing.

Een oplosvergelijking wordt ook wel eens een ionenvergelijking genoemd!

Module 10 Zuren en Basen 17


10.2 Zuren

Oplossen van zure stoffen

Zodra een molecuul van een sterk zuur in aanraking kom met water zal deze volledig splitsen in ionen.
Deze ionen worden omringd door de watermoleculen en lossen goed op in water.

Voorbeeld Waterstofchloride oplossen in water.

Oplossen van waterstofchloride gas

Waterstofchloride gas wordt via een buisje door een bekerglas met water geleid. Het gas lost op in het
water. Vervolgens splitst het opgeloste gas in de losse ionen. Zie de afbeeldingen hieronder.

Figuur 15 Oplossen van waterstofchloride

voor het oplossen van waterstofchloride gas in water.

aqua

HCl (g)
H+ (aq)
+ Cl- (aq)

Hierboven zie je een tekening van een waterstofchloride molecuul dat oplost in water (aqua). In oplos-
sing zie je dat de ionen zijn omringd door watermoleculen. Een oplossing van waterstofchloride noe-
men we in het dagelijks leven zoutzuur.

Waterstofchloride gas bestaat uit moleculen , deze moleculen zijn opgebouwd uit
atomen.

Zoutzuur

Zoutzuur is een waterstofchloride oplossing en wordt als volgt genoteerd: H+ (aq)


+ Cl- (aq)

Zoutzuur bestaat dus uit waterstof- en chloride ionen.

18 Module 10 Zuren en Basen


10.2 Zuren

10.2.3 Overzichtstabel van zuren en info over enkele zure stoffen

Aanwezige deeltjes Naam Formule


Naam zuur Formule Zure oplossing
in oplossing water Zuurrest Zuurrest
Waterstofchloride HCl (g)
Zoutzuur H+(aq) + Cl-(aq) Chloride ion Cl-
Salpeterzuur HNO3 (l) Salpeterzuur opl. H+(aq) + NO3- (aq) Nitraat ion NO3-
Zwavelzuur H2SO4 (l)
zwavelzuur opl. 2 H+(aq) + SO42-(aq) Sulfaat ion SO42-
Fosforzuur H3PO4 (s)
Fosforzuur opl. geen examenstof Fosfaat ion PO43-
Koolzuur H2CO3 Koolstofdioxide opl. 2 H+(aq)+ CO3 2-(aq) Carbonaat ion CO3 2-
Azijnzuur HAc (l)
Azijnzuur opl. H+ (aq) + Ac- (aq) Acetaat ion Ac -

Fase bij kamertemperatuur

In de tabel hierboven staan de namen en molecuul formules van enkele zuren. Azijnzuur heeft als
molecuul formule CH3COOH (l). Zuiver azijnzuur is vloeibaar bij kamertemperatuur en vast onder
16,5C. De formule van azijnzuur CH3COOH (l)
kun je afkorten als HAc (l)
.

Info over enkele zuren

Waterstofchloride (leren)

Waterstofchloride is een sterk zure gasvormige stof. Een waterstofchloride oplossing bestaat naast
watermoleculen uit uitsluitend H+ ionen en Cl- ionen. In je maag zit een waterstofchloride oplossing.
Een waterstofchloride oplossing wordt vaak zoutzuur genoemd.

Waterstofchloride molecuul

Fosforzuur
H3PO4 (= fosforzuur) is in zuivere toestand een vaste stof, maar wordt met een weinig H2O een visceu-
ze vloeistof. Industrieel wordt het op grote schaal geproduceerd voor de bereiding van kunstmest. In
kleine hoeveelheden wordt het aan bepaalde frisdranken toegevoegd om ze een zure smaak te geven.

Zwavelzuur:
Zwavelzuur, of diwaterstofsulfaat heeft de formule H2SO4, is een sterk zuur dat bij kamertemperatuur
een kleurloze, licht stroperige vloeistof is. Het is in alle verhoudingen met water mengbaar.

Zwavelzuur molecuul

Module 10 Zuren en Basen 19


10.2 Zuren

Salpeterzuur

Geconcentreerd salpeterzuur heeft meestal een concentratie van 68%. Als de concentratie meer dan
86 % salpeterzuur in water bedraagt spreekt men over rokend salpeterzuur.

Salpeterzuur molecuul Koolzuur molecuul

Koolzuur (H2CO3) Vaak gevraagd op het examen!

Koolzuur of diwaterstofcarbonaat onstaat bij het oplossen van koolstofdioxide in water. Het komt niet
voor als losse zuivere stof, het bestaat alleen opgelost in water!

Hieronder zie je twee koolstofdioxide moleculen (CO2). Eentje gaat vanuit de lucht het water in en lost
op in water. Het andere koolstofdioxide molecuul ontsnapt uit water en gaat de atmosfeer in. Wat ge-
beurt er allemaal met de CO2 moleculen in water?

Oppervlaktewater

Als koolzuur oplost in water stelt zich een evenwicht in tussen de koolzuur, koolstofdioxide en water
moleculen. Tevens ontstaan er na splitsing van H2CO3 (aq)
waterstof ionen en carbonaat ionen.

CO2(g) + H2O(l) H2CO3 (aq)


: Reactie van koolstofdioxide met water

H2CO3 (aq)
2 H+ (aq)
+ CO32-(aq) : Oplosvergelijking van koolzuur in water

Koolzuur is een instabiel molecuul en ontleedt makkelijk

Als je de dop van de limonade fles afhaalt zie je gasbelletjes opborrelen. Dat is koolstofdioxide gas.
Koolzuur in de limonadefles komt vrij tijdens verwarming van de limonadefles. Het komt ook vrij als de
druk wordt verlaagd. Dus als je de dop van de fles haalt.
De volgende reactie verloopt dan:

H2CO3 (aq)
CO2 (g)
+ H2O (l)

20 Module 10 Zuren en Basen


10.2 Zuren

Vervolg koolzuur 1 2

Je herkent het wel als je de dop van de limonade fles haalt dan ontstaan er ineens veel meer koolstof-
dioxide belletjes. Het instabiele H2CO3 valt bij drukverlaging uit elkaar in koolstofdiode en water. Ook
als je de limonade verwarmt, zal er meer CO2 ontstaan!

H2CO3 (aq)
CO2 (g)
+ H2O (l)

Vast koolstofdioxide (bekijk filmpje 1)

Als vast koolstofdioxide oplost in water, ontstaat er koolzuur . De indicator kleurt dan geel!
Broomthymolblauw zal van kleur veranderen zodra de pH van de oplossing verandert.
BTB kleurt blauw bij een base en geel bij een zuur.
Een natriumhydroxide NaOH oplossing neutraliseert het koolzuur, de oplossing wordt weer blauw!

Add the acid to the water (bekijk filmpje 2)

Voeg nooit water toe aan een geconcentreerd zuur. Er onstaat oploswarmte waardoor het water gaat
koken. Als een vloeistof overgaat naar een gas, neemt het volume toe en dan spat er zuur alle richtin-
gen uit! Dus: voeg het geconcentreerd zuur toe aan het water!

Het filmpje toont een plastic beker die gevuld is met geconcentreerd zuur, door hieraan water toe te
voegen onstaat veel warmte. De beker vervormt door de onstane warmte.

Module 10 Zuren en Basen 21


10.2 Zuren

Vragen 10.2.1/2/3

76. Geef de formules van de volgende zure 79. Stel de oplosvergelijking op voor het oplos-
stoffen. sen van aluminiumnitraat in water.
A. Zwavelzuur (l) = .................. (check eerst of het oplost klik op www)
B. Fosforzuur(s) = ..................
C. Koolzuur(aq) = .................. 80. Stel de ionenvergelijking op van het oplos-
D.Salpeterzuur(l) = .................. sen van zwavelzuur in water.
E. Waterstofchloride (g) = ..................
F. Azijnzuur (l) = .................. 81. Geef de formules van drie edele metalen.

82. Geef de reactievergelijking van de ontleding


77. Op de afbeelding hieronder zie je het ske- van waterstofchloride in de elementen waterstof
letmodel van methanol. en chloor. (Tip: denk aan Fientje, een ontle-
Weet je nog, O-H en N-H groepen lossen dingsreactie begint met 1 beginstof en krijgt
goed op in water. Hydrofobe groepen zoals twee of meer reactieproducten)
C-C en C-H lossen niet op in water.
Het smeltpunt van methanol is - 93,9 C 83. Hieronder zie je tekening, dit is een model-
Het kookpunt van methanol is + 64,9 C voorstelling van het oplossen van zwavelzuur in
water. De watermoleculen zijn er nu niet bij-
A. Stel de molecuulformule op van methanol. getekend. Jij moet nu de oplosvergelijking van
Volg met het opstellen van de molecuulformule zwavelzuur in formulevorm opstellen.
het alfabet.

B. Bepaal in welke fase methanol is bij 20 C

(s) (l) (g)


84. Hieronder zie je een aantal tekeningen, dit
- 93,9 C + 64,9 C is een modelvoorstelling van het oplossen van
salpeterzuur in water. De watermoleculen zijn er
C. Waarom is methanol een hydrofiele stof? nu niet bijgetekend. Jij moet nu de oplosverge-
lijking van salpeterzuur in formulevorm opstel-
D. Stel de oplosvergelijking voor het oplossen len.
van methanol in water op.

78. Stel de oplosvergelijking op voor het oplos- 85. Stel de oplosvergelijking op voor het oplos-
sen van glucose in water. sen van natriumchloride in water. (zouten zijn
vast bij kamertemperatuur)

22 Module 10 Zuren en Basen


10.2 Zuren

Vragen 10.2.1/2/3

86. Noteer de oplosvergelijking voor het oplos- 100. Geef de formules van de volgende zuivere
sen van azijnzuur in water! zure stoffen (Dit betekent dat je de molecuul-
formules moet noteren).
87. Geef de notatie van een waterstofchloride A. Zwavelzuur =
oplossing. B Fosforzuur =
C Waterstofchloride =
88. Geef de notatie van een salpeterzuur oplos-
sing. 101. Noteer de reactievergelijking van koolstof-
dioxide gas met (vloeibaar) water
89. Wat is de formule van zuiver zwavelzuur?
102. Geef de oplosvergelijking van koolzuur.
90. Wat is de formule van zuiver salpeterzuur? Het splitst volledig in ionen.

91. Geef de naam van de zuurrest van een zwa- 103. Koolzuur is instabiel dat wil zeggen dat het
velzuur oplossing. na korte tijd uit elkaar valt in twee andere stof-
fen. Schrijf deze reactievergelijking op.
92. Geef de formule van zuiver azijnzuur.

93. Wat is de naam van de zuurrest van een Koolzuur


azijnzuur oplossing?

94. Wat is de formule van de zuurrest van


een koolzuur oplossing bij afsplitsing in ionen?

104. Noteer de reactievergelijking voor het


95. Koolzuur onstaat door een reactie van op-
ontstaan van koolstofdioxide zodra de dop van
gelost koolstofdioxide in water.
een fles koolzuur gehaald wordt.

96. Geef de naam van de zure deeltjes die zich


105. Noem drie edele metalen die niet oplossen
in een zwavelzuur oplossing bevinden?
in water!

97. Noteer zoutzuur in formule vorm.

98. Noteer in formule vorm het oplossen van de


stof azijnzuur.

99. Geef de formule van de zuurrest van een


azijnzuur oplossing.

Module 10 Zuren en Basen 23


10.3 Basen

10.3.1 Eigenschappen van basen

Basische oplossingen hebben, een paar gemeenschappelijke eigenschappen. Dit zijn:


Een base is een deeltje dat een H+ ion kan opnemen.

De pH is groter dan 7 en kleiner dan 14.

Ze maken je vingers glibberig (een hoge pH verwoest je huid)

De smaak is zeepachtig.

Ze kleuren rood lakmoes blauw.

Ze hebben een ontvettende werking, vettige stoffen lossen beter op in water na aanraking met een
basische stof.

Een base kan een zuur neutraliseren via een neutralisatie reactie.

Een basische oplossing is een oplossing van een basische stof

Net als bij zure oplossingen nemen we aan dat deze eigenschappen worden veroorzaakt door een
gemeenschappelijk deeltje. Bij zure oplossingen was dat zoals gezegd H+. Voor basische oplossin-
gen is dat onder andere OH-, het hydroxide ion. Er zijn nog enkele basen hierover meer.

Een base is in feite een antizuur, Het gedrag van een base is precies tegenovergesteld als dat van
een zuur, daarom geldt voor een base: Een base is een stof die H+ ionen kan opnemen.

Hydroxide (OH- ionen) zijn aanwezig in de volgende basische oplossingen. De vier bekendste zijn:

Natronloog = Natriumhydroxide oplossing (Na+(aq) + OH-(aq))


Kaliloog = Kaliumhydroxide oplossing K+(aq) + OH- (aq)
Barietwater = Bariumhydroxide oplossing
Kalkwater = Calciumhydroxide oplossing

Het filmpje gaat over kalkwater dat gebruikt wordt als


reagens om koolstofdioxide aan te tonen.

24 Module 10 Zuren en Basen


10.3 Basen

10.3.2 Soorten basen Bekijk het filmpje met uitleg!

Een base is een deeltje dat H+ ionen kan opnemen. Dat deeltje kan een molecuul of een ion zijn. Een
base kan dus waterstof-ionen (H+ ionen) uit een oplossing verwijderen en een zuur neutraliseren.

In de tabel hieronder staan basen die goed oplossen in water.

In de tabel hieronder staan slecht oplosbare zouten in water

Ca(OH)2 lost matig op in water.

Module 10 Zuren en Basen 25


10.1 Introductie

Vragen 10.3

106. Een base is een deeltje dat een ......ion 118. Geef beide formules van de stoffen die zich
kan opnemen. in het mengsel ammonia bevinden.

107. Basen voelen vaak .................aan als e 119. Noteer in formulevorm een ammoniakop-
het op je handen krijgt. lossing in water

108. Basen smaken vaak bitter of .................. 120. Geef een andere naam voor ammoniak
gas opgelost in water.
109. De pH waarde van een base is groter dan
.... 121. Waarom is een zuurstof ion een base?

110. Als je een basische stof (NaOH of vast 122. Geef de formule voor soda en geef aan of
gootsteenontstopper) in water gooit ontstaat het een base is. Zoek dit op in je binask boekje
een basische
.................. 123. Zoek in je binask boekje op of loodcarbo-
naat oplost in water.
111. Geef een andere naam (geen formule) voor
een natronloog oplossing (binask) 124. Is loodcarbonaat een basiche stof? Zo ja
waarom is dat zo?
112. Geef een andere naam voor een barietwa-
ter oplossing (binask) 125.Sommige metalen reageren met zuren.
Is ijzer een base omdat het met een zuur
113. Geef een andere naam voor een calcium- reageert? TIP: check of ijzer basiche deeltjes
hydroxide oplossing. bevat.

114. Geef de notatie in formules van een 126. Zijn OH- deeltjes basische deeltjes?
bariumhydroxide oplossing.

115. Noteer de oplosvergelijking voor het oplos- 127. Noem drie soorten basische ionen en een
sen van ammoniak gas in water basich molecuul.

116. Noteer de oplosvergelijking voor het oplos-


sen van kaliumhydroxide in water.

117. Wat is de naam van de basische stof met


de volgende formule : NaOH (s)

26 Module 10 Zuren en Basen


10.4 Zuur-Base reacties 10.1 Introductie

10.4 Enkele soorten Zuur-Base reacties

De zuur-base reactie van goed oplosbaar ammoniak met een zuur

Module 10 Zuren en Basen 27


10.4 Zuur-Base reacties

De zuur-base reactie van het goed oplosbare natriumcarbonaat met een zuur

28 Module 10 Zuren en Basen


10.4 Zuur-Base reacties

Zuur-base reacties van metaalhydroxiden die niet oplossen in water

Module 10 Zuren en Basen 29


10.4 Zuur-Base reacties

Zuur-base reactie van slecht oplosbaar calciumcarbonaat met een zuur

30 Module 10 Zuren en Basen


10.4 Zuur-Base reacties

Het oxide ion O 2-


in een metaaloxide als slecht oplosbare base

Module 10 Zuren en Basen 31


10.4 Zuur-Base reacties

Overzicht 1

32 Module 10 Zuren en Basen


10.4 Zuur-Base reacties

Module 10 Zuren en Basen 33


10.4 Zuur-Base reacties

Opgaven Zuur-Base reacties

Voorbeeld 129. Door een buisje wordt ammoniak gas ge-


De vergelijking voor de reactie tussen verdund leid door reageerbuisje met wat water in.
salpeterzuur met koperoxide.
- Welk deeltje is zuur/ Welk deeltje is basisch A. Stel de oplosvergelijking voor ammoniak op.
- koperoxide is basisch B. De inhoud van het reageerbuisje wordt in
bekerglas met daarin een kleine hoeveelheid
Zuur-Base azijnzuur gedaan.
CuO (s)
CuO(s) + 2 H +
(aq)
-> Cu 2+
(aq)
+ H2O(l) C. Noteer de (netto) zuur base reactie die gaat
H +
(aq)
Indampen optreden.
NO3-(aq) Cu 2+
(aq)
+ 2 NO3- (aq)
-> Cu(NO3)2 (s)

130.
A. Zoek in je binask op of magnesiumcarbonaat
128. oplost in water.
1. Piet doet zuiver zwavelzuur in een bekerglas B. Noteer de verhoudingsformule van deze stof.
met 100 mL water. Het zwavelzuur lost op in
het water. Piet doet een beetje vast magnesiumcarbonaat
2. Vervolgens doet Piet vast natriumhydroxide in een bekerglas met geconcentreerd zoutzuur.
in een bekerglas met 100 mL water. D. Bevat magnesiumcarbonaat een base?
3. Als laatste stap mengt hij de inhoud van bei- E. Zoja bij D noteer dan de zuur-base reactie
de bekerglazen en doet alles samen in een met toestandsaanduidingen tussen magnesium-
groot bekerglas van 500 mL carbonaat en zoutzuur.
4. Stel dat er exact evenveel zure-als basische
deeltjes gemengd worden. 131. Mag je een reactie tussen het onedele
metaal met zoutzuur, waarbij waterstof ontstaat
A. Stel de oplosvergelijking op voor het een zuur-base reactie noemen?
oplossen van zuiver zwavelzuur in water.
B. Controleer via Binask of natriumhydroxide 132. Een soda (Na2CO3)-oplossing wordt ge-
goed oplost in water. mengd met een zwavelzuur oplossing.
C. Stel de oplosvergelijking op voor het oplos- A. Welk ion zal in oplossing het zure deeltje
sen van vast natriumhydroxide in water. vormen?
D. Stel de zuur-base reactie op die bij 3 plaats- B. Welk ion zal in oplossing het basisch deeltje
vindt. vormen?
E. Noteer de tribune ionen die zich in de oplos- C. Noteer de volledige reactievergelijking (mo-
sing bevinden bij 3. gen jullie normaal niet) met alle tribune-ionen
F. Welk zout zal zich vormen als bij (3) het vermeld.
bekerglas gaat indampen. D. Geef de netto zuur-base reactie
G. Noteer de indampvergelijking bij F. E. In welke twee stoffen zal koolzuur uit elkaar
vallen na vrij korte tijd?

34 Module 10 Zuren en Basen


10.5 Eigenschappen

10.5.1 Eigenschappen van zuren 10.5.2 Eigenschappen van basen


Zonder dat je het beseft kom je toch iedere dag in Ook basische stoffen kom je dagelijks tegen.
aanraking met zuren en basen. Als je een glaasje Schoonmaakmiddelen zoals zeep, ovenrei-
cola (koolzuur) drinkt of een pilletje vitamine C niger en gootsteenonstopper zijn basisxhe
inslikt (ascorbinezuur) dan kom je in contact met stoffen. Je herkent basen aan het feit dat ze
een zure stof. Geconcentreerd zwavelzuur is een vaak glibberig aanvoelen. Verdunde basen
bijtende stof en gevaarlijk voor je huid. (base met extra water toegevoegd) zijn niet
Zuren hoeven niet perse gevaarlijke bijtende gevaarlijk. Je wast er immers iedere dag je
stoffen te zijn. Verdund azijnzuur voegen we handen mee. Je moet wel oppassen want
zelfs toe aan voedingsmiddelen. Citroenzuur zit schimmels houden van een basisch milieu.
in veel frisdrankjes. Verdund met veel water zijn Basische oplossingen hebben, een paar ge-
zuren vaak niet meer gevaarlijk. Er zijn dan im- meenschappelijke eigenschappen. De volgen-
mers minder zure deeltjes per liter oplossing. Zu- de eigenschappen moet je leren:
ren hebben vaak vergelijkbare eigenschappen.

Eigenschappen (Arrhenius) zuren Eigenschappen basen

1. Een zuur is een deeltje dat een H+ ion kan 1. Een base is een deeltje dat een H+ ion kan
afstaan (protondonor). opnemen (protonacceptor)
2. Zuren hebben een pH waarde kleiner dan 7 2. De pH is groter dan 7 en kleiner dan 14.
3. Zuren lossen op in water en vormen dan 3. Een basische oplossing is een oplossing
zure oplossingen. van een basische stof.
4. Onedele Metalen zoals ijzer en magnesium 4. Ze maken je vingers glibberig (een heel
kunnen reageren met zoutzuur en hoge pH verwoest je huid)
zwavelzuur. Daarbij ontstaat waterstofgas. 5. De smaak is bitter / zeepachtig.
5. Zuren reageren met basische stoffen zoals 6. Ze hebben een ontvettende werking,
kalk of beter calciumcarbonaat (CaCO3). vettige stoffen lossen beter op in water,
Zure regen tast kalksteen van gebouwen na aanraking met een basische stof.
aan. 7. Een base kan een zuur neutraliseren via
6. Zuren kunnen indicatoren kleuren. een neutralisatie reactie.
7. Met zuren kunnen metalen getst worden. 8. Net als bij zure oplossingen nemen we
8. Zure stoffen zijn moleculaire verbindingen, aan dat deze eigenschappen worden
ze bestaan uit elementen van niet-metalen. veroorzaakt door een gemeenschappelijk
9. Oplossingen van zuren in water bevatten deeltje. Bij zure oplossingen was dat zoals
ionen. Namelijk H+ ionen en een negatief ion gezegd H+. Voor basische oplossingen is
10. Opgeloste zuren in water kunnen stroom dat vaak OH-, het hydroxide ion.
geleiden. 9. Een base is in feite een antizuur,
11. Geconcentreerde zuren zijn bijtend en Het gedrag van een base is precies
gevaarlijk voor de huid. tegenovergesteld dan die van een zuur,
12. Bij elektrolyse van zoutzuur ontstaat water- daarom geldt voor een base: Een base is
stofgas aan de negatieve elektrode. een stof die H+ ionen kan opnemen.
13. Zuren kleuren lakmoespapier rood. 10. Basen kleuren rood lakmoes blauw.

Module 10 Zuren en Basen 35


10.5 Eigenschappen

10.5.3 Eigenschappen van zuren

Als je een zuur in water gooit dan kan die zure oplossing stroom geleiden.

Zuren hebben een pH waarde kleiner dan 7

Onedele metalen reageren met zuren: filmpje

Basische stoffen zoals kalk (Calciumcarbonaat = CaCO3 ) reageren met zuren

Met zuren kun je metalen etsen

Bij elektrolyse van zure oplossingen ontstaat waterstof gas (H2) aan de negatieve elektrode:

Een zuur is een stof die H+ (waterstof ionen) kan afstaan aan andere stoffen.

Al deze eigenschappen worden veroorzaakt door de aanwezigheid van n deeltje. Dit is het H+ deeltje.
In alle zure oplossingen komen H+ ionen voor. Dit ion is afkomstig van het zuur. Bij het oplossen in wa-
ter, geeft het zuur een H+ ion af. Een zuur is dan ook een deeltje dat H+ ionen kan afstaan. Hoe meer
H+ deeltjes des te zuurder is de oplossing.

36 Module 10 Zuren en Basen


10.5 Eigenschappen

10.5.4 pH balk (herhaling)

De pH schaal kunnen we dus verdelen in een zuur en in een basisch gebied, het midden 7 is neutraal.
We vereenvoudigen de zaken enigszins. We gaan er vanuit dat pH waarden onder de 7 worden veroor-
zaakt door H+ ionen in oplossing. We stellen dat hydroxide ionen OH- ionen pH waarden van boven de
7 veroorzaken.

Als er evenveel H+ ionen als OH- ionen in oplossing zijn hebben we pH waarde = 7.

pH onder de 7 is zuur
pH van7 is neutraal
pH boven de 7 is basisch.

Dit is schematisch als volgt weergegeven:

Indien je een zuur en een base bij elkaar gooit neutraliseren ze elkaar. De zure H+ ionen reageren met
de basische OH- ionen

Module 10 Zuren en Basen 37


10.5 Eigenschappen

10.5.6 Veilgheidssymbolen Oud pictogram Nieuw pictogram


Om je snel en doeltreffend te wijzen op de
gevaren van een stof zijn er gevarensymbolen
of pictogrammen bedacht. Dat zijn opvallende
tekeningen/etiketten die ervoor zorgen dat je
meteen de risicos van een stof kunt inschatten.

Corrosief

Een fles geconcentreerd zwavelzuur krijgt na-


tuurlijk het etiket corrosief. Op een fles ammo-
nia staat bijvoorbeeld irriterend/schadelijk. Als
iemand ammoniak inademt werkt dat irriterend
op zijn/haar longen. Op wasbenzine staat bij-
voorbeeld licht ontvlambaar. Dat betekent dat
het makkelijk kan branden.

Oxiderend

Let er ook op dat je geen oxiderende stoffen bij


licht ontvlambare stoffen plaatst. Oxiderende
stoffen zoals nitraten (NO3-) bevatten namelijk
zuurstof in het samengestelde ion. Tijdens een
verbrandingsreactie levert nitraat extra zuurstof
aan een brand. Door de extra zuurstof die deze
stoffen leveren zal een brand nog heftiger ver-
lopen. De temperatuur zal hoger oplopen dan
zonder oxiderende stoffen. Denk eraan dat een
oxiderende stof geen brandstof hoeft te zijn.
Nitraat is geen brandstof!

Zeer licht ontvlambaar

Deze stoffen zijn brandbaar bij een lage active-


ringsenergie, dat wil zeggen dat een klein vonk-
je genoeg kan zijn om de stof te laten branden.
Voorbeelden zijn wasbenzine, alcohol, aardgas.

Binask

Stoffen met vermelding van gevarensymbolen


moeten in een afgesloten ruimte worden
bewaard. De pictogrammen staan netjes in je
Figuur 2 Enkele Gevarensymbolen
Binask boekje.

38 Module 10 Zuren en Basen


10.5 Eigenschappen

10.5.5 Elektrolyse van zoutzuur


Het proces waarbij elektrische energie wordt gebruikt om een chemische reactie te laten plaatsvinden,
noemt men elektrolyse. Elektrolyse wordt veel toegepast in de industrie. Met behulp van elektrolyse
wordt natrium, natriumhydroxide (NaOH), chloor, waterstof, aluminium en zuurstof geproduceerd.

We gaan hier de elektrolyse van een waterstofchloride oplossing (zoutzuur) uitleggen. Met behulp van
elektrische energie gaan we waterstof (g)
en chloor (g)
produceren. Hiervoor gaan we een elektrolyse
opstelling gebruiken die hieronder getekend is.

Wat gebeurt er als er een elektrische stroom door een oplossing met zoutzuur gestuurd wordt?

De elektrolyse opstelling bevat twee elektroden, een stroombron (batterij) en een bekerglas of bak met
hierin zoutzuur (H+(aq) + Cl- (aq)
). Een elektrode is vaak van een staafje gemaakt van platina. Omdat
platina een edel metaal is. Edele metalen reageren niet makkelijk met andere stoffen .

De twee platina elektroden worden verticaal in het zoutzuur geplaatst. Hierna wordt iedere elektrode
aangesloten op de spanningsbron. Een elektrode op de positieve pool van de batterij, de andere elek-
trode op de negatieve pool van de batterij. De platina elektrode die is aangesloten op de negatieve
pool van de batterij krijgt van de batterij elektronen. Anders gezegd de negatieve pool van de batterij
levert elektronen aan een van de platina elektroden.

De positieve elektrode De negatieve elektrode

De positieve platina elektrode zal de negatieve De negatieve platina elektrode zal de positieve
chloride ionen Cl- gaan aantrekken. waterstof ionen H+ gaan aantrekken.
De chloride ionen in de oplossing gaan dus De waterstof ionen in de oplossing gaan dus
naar de positieve elektrode. naar de negatieve elektrode.

Molecuul
H2
Batterij

Atoom
H

ion
H+

Molecuul
Cl2

Atoom
Cl

Cl - ion

Figuur 10 H.Huntjens
Module 10 Zuren en Basen 39
10.5 Eigenschappen

Reactie aan de positieve elektrode Reactie aan de negatieve elektrode


De positieve platina elektrode krijgt elektro- De negatieve platina elektrode krijgt elektronen
nen van de negatief geladen chloride ionen. Dit van de batterij. De waterstof ionen worden aan-
worden dan chloor atomen. Twee chloor ato- getrokken door de negatieve pool. De waterstof
men reageren verder tot het diatomaire chloor ionen nemen een elektron op. Ze worden ato-
molecuul Cl2 (g) men die verder reageren tot waterstof gas.

Platina elektrode

Figuur 11 H.Huntjens

In de oplossing bevinden zich chloride ionen. In de oplossing bevinden zich waterstof ionen
De chloride ionen worden door de positief gela- Deze ionen worden door de negatief geladen
den elektrode aangetrokken. elektrode aangetrokken.

Aangekomen op de positief geladen elektrode Aangekomen op de negatief geladen elektrode


staan de negatief geladen chloride ionen een nemen de positief geladen ionen een elektron
elektron af. Zo ontstaan chloor atomen Cl 0
op. Er onstaan een waterstof atomen H0

Cl- (aq) Cl0(aq) + e H+(aq) + e H0(aq)

(aq) (aq)
+ (aq) (aq)

Zodra twee chloor atomen zijn ontstaan reage- Zodra twee waterstofatomen zijn ontstaan rea-
ren ze verder tot een diatomair chloor molecuul. geren ze verder tot een diatomair waterstof
Zo onstaat de stof chloor (gas bij 20 graden C). molecuul. Zo onstaat de stof waterstof (gas).

Cl0(aq) + Cl0(aq) Cl2 (g) H0(aq) + H0(aq) H2 (g)

(aq) (aq) (g) (aq) (aq) (g)

40 Module 10 Zuren en Basen


10.5 Eigenschappen

10.5.6 Zuren, etsen en zure regen

Er zijn een heleboel verschillende zuren . Je


hebt vast wel eens gehoord van azijnzuur, ci-
troenzuur, koolzuur en misschien wel zoutzuur.
Maar er bestaat ook mierenzuur, zwavelzuur,
salpeterzuur en nog veel meer. Al deze zuren
Hierboven is een eenvoudige schets getekend
hebben een aantal gemeenschappelijke eigen-
van een doorsnede van een metalen blokje
schappen.
met waslaag(toner). Het middenstuk van het
metaal bevat geen waslaag(toner). Na etsen
Corrosief
zal een deel van het metaal van het midden-
Alle zuren hebben een corrosieve werking.
stuk (na een chemische reactie) zijn opgelost
Dat betekent dat ze stoffen aantasten. Vooral
in de zure oplossing.
metalen worden aangetast door zuren. Som-
mige kunstenaars gebruiken de corrosieve
eigenschap van zuren om metalen te etsen.
Als men een stuk metaal wil etsen brengt
men een waslaag aan op een stuk metaal. In
de waslaag krast men een figuur. De krassen
halen de waslaag weg. Het metaal wordt in
een zuur gelegd, alleen waar geen was zit lost
het metaal op.
Vervolgens wordt de waslaag (toner) verwij-
CC BY-NC-SA 2.0 derd.Je krijgt dan het volgende resultaat te
zien:

http://www.flickr.com/99544064@N00/9679930600 Het metaal bevat nu relif. Door de onstane


hoogteverschillen kunnen we de getste tekst
lezen.
Onedele metalen reageren goed met zuren,
hierbij lost het metaal op in de zure oplossing.
Tevens onstaat er waterstofgas.
Etsen van metalen wordt toegepast om naam-
plaatjes te maken. Maar ook om kunstwerken
te maken.

Module 10 Zuren en Basen 41


10.5.7 Vragen over eigenschappen

46. Lees de volgende beweringen over zu-


ren. Omcircel het juiste antwoord.

1. Schoonmaakazijn is een zure stof, tenslot- 1. Juist / Onjuist ..........................................


te smaakt het zuur!
2. Schoonmaakzijn is geen zuur, het bevat 2. Juist / Onjuist ..........................................
een zuur!
3. Een ander woord voor zure oplossing is 3. Juist / Onjuist ..........................................
basische oplossing.
4. Zure oplossingen lossen kalkaanslag op 4. Juist / Onjuist ..........................................
badkamerkranen op.
5. Waterstofchloride (HCl) is een zout, want 5. Juist / Onjuist ..........................................
het bestaat uit ionen.
6. Zoutzuur(waterstofchloride opgelost in 6. Juist / Onjuist ..........................................
water) vormt een zure oplossing.
7. Zwavelzuur (H2SO4) is een element. Want 7. Juist / Onjuist ..........................................
het bestaat uit meerdere soorten atomen.
8. Zwavelzuur bestaat uit elementen van 8. Juist / Onjuist ..........................................
niet-metalen.
9. Zuiver zwavelzuur is een verbinding 9. Juist / Onjuist ..........................................
want het molecuul bestaat uit meerdere
atoomsoorten .
10. Een base is een tegenpool van een zuur, 10. Juist / Onjuist ..........................................
een base kan een zuur neutraliseren.
11. Basen lossen geen vettige stoffen op. 11. Juist / Onjuist ..........................................
Daarom worden ze niet gebruikt in
schoonmaakmiddelen zoals zeep.
12. De zuurgraad van een oplossing wordt 12. Juist / Onjuist ..........................................
aangegeven met de pH waarde.
13. Ammonia bevat opgelost ammoniak gas in 13. Juist / Onjuist ..........................................
water. Het is ontvettend dus een zure stof!
14. Zure stoffen (niet opgelost in water) 14. Juist / Onjuist ..........................................
zoals HCl, HNO3, H2SO4 bevatten
waterstofatomen, die vooraan in de
formule staan!
15. Ammoniak NH3 is ook een zure stof 15. Juist / Onjuist ..........................................
want het voelt glibberig aan en bevat
waterstofatomen.

42 Module 10 Zuren en Basen


10.5 Eigenschappen

10.5.7 Vragen over eigenschappen

47. Lees de volgende beweringen over zu-


ren. Omcircel het juiste antwoord.

1. Juist / Onjuist ..........................................


1. De molecuulformule van Arrheniuszuren
begint altijd met een H.
2. Juist / Onjuist .........................................
2. De plaats van de H in de formule geeft
aan of je met een zuur te maken hebt.
3. Juist / Onjuist .........................................
3. De stof met formule molecuulformule
H3PO4 is een zuur?
4. Juist / Onjuist ..........................................
4. De stof met molecuulformule CH4 is een
zuur!
5. Juist / Onjuist ..........................................
5. Een waterstofion bestaat alleen maar uit
een proton. Dus uit de kern van het
6. Juist / Onjuist ..........................................
atoom.
6. Zure stoffen (zuiver zwavelzuur) bestaan
7. Juist / Onjuist ..........................................
uit moleculen.
7. Zuiver waterstofchloride (HCl) is een
8. Juist / Onjuist ..........................................
element.
8. Rood lakmoes kleurt blauw nadat het
9. Juist / Onjuist ..........................................
ondergedompelt is een zure oplossing
9. Blauw lakmoes papier kleurt rood in een
10. Juist / Onjuist .........................................
basische oplossing.
10. Opgelost zwavelzuur bestaat uit ionen.
11. Juist / Onjuist .........................................
Het kan dus stroom geleiden.
11. Ammonia is een basische oplossing,
daarom kan het gebruikt worden om
12. Juist / Onjuist .........................................
borden te ontvetten.
12. Zure oplossingen kunnen geen stroom
13. Juist / Onjuist .........................................
geleiden.
13. Bij elektrolyse vormt van een zure
oplossing vormt zich waterstof aan de
14. Juist / Onjuist .........................................
negatieve elektrode.
14. Een zeer grote hoeveelheid H+ ionen in
15. Juist / Onjuist .........................................
een kleine hoeveelheid water is bijtend!
15. Het basisch hydroxide ion reageert met
het zure waterstof ion. Het hydroxide ion
neemt hierbij een waterstof ion op.

Module 10 Zuren en Basen 43


10.1 Introductie 10.6 Zure regen

10.6 Zure regen en CFKs


Zuren tasten ook kalksteen aan. Deze eigenschap is vooral een probleem bij monumenten die van
kalksteen zijn gemaakt. Deze worden aangetast door de zure regen. Door deze eigenschap kun je
zuren wel hl goed gebruiken om voorwerpen te ontkalken zoals tegels, wasbakken en het bad.
Kalk is namelijk een basische stof en reageert dus met zure stoffen. Zure regen onstaat onder andere
doordat stoffen zoals stikstofoxiden en zwaveldioxide in de atmosfeer terecht komen.
Deze stoffen reageren daar verder tot onder andere zwavelzuur en salpeterzuur. Daarna regenen
deze zuren terug naar het aardoppervlak.

Zwaveldioxide onstaat tijdens de verbranding van fossiele brandstoffen (olie, steenkool, aardgas),
maar komt ook vrij bij vulkaanuitbarstingen. Bekijk het filmpje!

Zwaveldioxide en zure regen


Wanneer zwaveldioxide (SO2) in de lucht terecht komt, reageert het met zuurstof om zwaveltrioxide
gas (SO3) te vormen. Zwaveltrioxide kan ook met water in wolken reageren om zwavelzuur (H2SO4) te
vormen. Het zwavelzuur dat dan ontstaat is een soort van nevel.

Mogelijke reacties: (niet van buiten leren)


S(s) + O2(g) -> SO2(g) : prikkelend giftig gas

2 SO2(g) + O2 (g)
-> 2 SO3 (g)

SO3 (g)
+ H2O (l)
-> H2SO4 (l)

Stikstofoxiden en zure regen


Stikstofoxiden ontstaan onder meer bij verbranding van fossiele brandstoffen. Bij hoge temperaturen
reageert stikstof met zuurstof uit de lucht.De helft van de uitstoot ontstaat door het wegverkeer. Er
zijn verschillende soorten stikstofoxiden. Ze worden aangeduid met NOx , hierover meer in de opgaven.
Stikstofoxiden reageren in wolken verder tot onder andere salpeterzuur HNO3..

Stikstofoxiden zorgen voor verrijking van de bodem met stikstof. Stikstof is een voedingsstof voor
planten. Door zure regen worden natuurgebieden bemest met stikstof, en wordt de grond voedsel-
rijker. Hierdoor gaan bepaalde plantensoorten veel sneller groeien en verdringen ze planten die alleen
maar groeien op een voedselarme grond.

44 Module 10 Zuren en Basen


Vervolg stikstofoxiden en zure regen
Mogelijke reacties: (niet van buiten leren)
Verbrandingsreactie bij hoge temperaturen in een automotor:

N2(g) + O2(g) -> 2 NO (g)

Stikstofmono-oxide (NO) reageert met nog meer zuurstof snel verder tot stikstofdioxide (NO2).

2 NO (g)
+ O2(g) -> 2 NO2 (g)

In de atmosfeer reageert stikstofdioxide na contact met water verder. Er onstaat onder andere
salpeterzuur (HNO3)

3 NO2 (g) + H2O (l)


-> 2 HNO3 (l)
+ NO (g)

CC BY-SA 3.0 Nino Barbieri

http://simple.wikipedia.org/wiki/File:-_Acid_rain_damaged_gargoyle_-.jpg

Hierboven zie je een afbeelding van een beeld dat is aangetast door zure regen.

CFKs en de ozonlaag
CFK zijn chloorfluorkoolstofverbindingen. Dat zijn stoffen die bestaan uit koolwaterstoffen waarvan
de H-atomen zijn vervangen door chloor en fluor. CFK verbindingen werden gebruikt als drijfgas in
spuitbussen. Inmiddels zijn ze verboden omdat ze de ozonlaag aantasten. De ozonlaag is een laag in
de stratosfeer, tussen ongeveer 15 en 30 kilometer hoogte, waarin relatief veel ozon aanwezig is. De
chlooratomen in CFKs versnellen in de atmosfeer de afbraak van ozon. De ozonlaag is belangrijk om-
dat deze ervoor zorgt dat schadelijke UV straling wordt tegengehouden.

45
10.1 Introductie

10.8 Titreren

Bekijk het filmpje met uitleg. De uitleg is uitgebreid behandeld in de les. Op teletop staat de
powerpoint die kun je ook nog eens bekijken. Maar dit filmpje is duidelijk.

Schoonmaakazijn is een mengsel van azijnzuur en water!


Het bevat 8% azijnzuur en 92% water.

Opgave 1
Titratie 1 Bekende oplossing
De TOA heeft in het kabinet de volgende titratie uitgevoerd. Ze heeft 25 mL schoonmaakazijn met
hierin 8% azijnzuur gepipeteerd.
Vervolgens heeft ze deze 25 ml 8% schoonmaakazijn in een erlenmeyer gedaan. In een buret heeft
ze natriumhydroxide oplossing gedaan.
Vervolgens is ze begonnen met titreren. Haar beginstand was 1,00 ml. Ze titreert tot het omslag-
punt. De eindstand van de titratie is 40,00 mL.
Haar verbruik bedroeg dus: 40,00 - 1,00 = 39,00 mL
Ze had dus 39 ml natronloog ofwel NaOH-oplossing nodig om de zure oplossing te neutraliseren.

Reactie: H+(aq) + Ac-(aq) + Na+(aq) + OH- (aq)


-> H20 (l)
+ Ac-(aq) + Na+(aq)

De tribune ionen mag je niet noteren dus wordt het:

Reactie: H+(aq) + OH-(aq) -> H20 (l)

Titratie 2 Onbekende oplossing


De TOA is gemeen geweest, ze heeft de 25 mL schoonmaakazijn vervangen door natuurazijn.
gaan. Jij wil nu graag het percentage azijnzuur in de natuurazijn weten.

Je pipetteert 25 mL natuurazijn en doet dat in een erlenmeyer.


Je titreert tot aan het omslagpunt met dezelfde natriumhydroxide oplossing als in titratie 1
De beginstand is 3,80 ml
De eindstand is 27,00 mL
Haar verbruik bedroeg dus: 23,20 mL

Opdracht: bereken het percentage azijnzuur in natuurazijn. Gebruik een verhoudingstabel.

46 Module 10 Zuren en Basen


10.1 Introductie

10.8 Titreren

Bekijk het filmpje met uitleg. De uitleg is uitgebreid behandeld in de les. Op teletop staat de
powerpoint die kun je ook nog eens bekijken. Maar dit filmpje is duidelijk.

Schoonmaakazijn is een mengsel van azijnzuur en water!


Het bevat 8% azijnzuur en 92% water.

Opgave 2
Titratie 1 Bekende oplossing
De TOA heeft in het kabinet de volgende titratie uitgevoerd. Ze heeft 25 mL schoonmaakazijn met
hierin 8% azijnzuur gepipeteerd.
Vervolgens heeft ze deze 25 ml 8% schoonmaakazijn in een erlenmeyer gedaan. In een buret heeft
ze natriumhydroxide oplossing gedaan.
Vervolgens is ze begonnen met titreren. Haar beginstand was 1,00 ml. Ze titreert tot het omslag-
punt. De eindstand van de titratie is 40,00 mL.
Haar verbruik bedroeg dus: 40,00 - 1,00 = 39,00 mL
Ze had dus 39 ml natronloog ofwel NaOH-oplossing nodig om de zure oplossing te neutraliseren.

Reactie: H+(aq) + Ac-(aq) + Na+(aq) + OH- (aq)


-> H20 (l)
+ Ac-(aq) + Na+(aq)

De tribune ionen mag je niet noteren dus wordt het:

Reactie: H+(aq) + OH-(aq) -> H20 (l)

Titratie 2 Onbekende oplossing


De TOA is gemeen geweest, ze heeft aan schoonmaakazijn heel veel demi-water toegevoegd. (Waarom
geen kraanwater?) Het percentage azijnzuur ten opzichte van water daalt dan.

Je pipetteert 25 mL van de verdunde schoonmaakazijn en doet dat in een erlenmeyer.


Je titreert tot aan het omslagpunt met dezelfde natriumhydroxide oplossing als in titratie 1
De beginstand is 3,80 ml
De eindstand is 5,50 mL
Haar verbruik bedroeg dus: 1,70 mL

Opdracht: Bereken de verdunningsfactor

Module 10 Zuren en Basen 47


10.1 Introductie

10.8 Titreren

Bekijk het filmpje met uitleg. De uitleg is uitgebreid behandeld in de les. Op teletop staat de
powerpoint die kun je ook nog eens bekijken. Maar dit filmpje is duidelijk.

De TOA heeft 20 mg waterstofchloride opgelost in 100 mL demi water!

Opgave 3
Titratie 1 Bekende oplossing
De TOA heeft in het kabinet de volgende titratie uitgevoerd.
Ze heeft 25 mL van de 100 mL waterstofchloride oplossing genomen (1/4 deel).
Vervolgens heeft ze de 25 ml in een erlenmeyer gedaan. In een buret heeft ze natriumhydroxide
oplossing gedaan.
Vervolgens is ze begonnen met titreren. Haar beginstand was 1,12 ml. Ze titreert tot het omslag-
punt. De eindstand van de titratie is 12,00 mL.
Haar verbruik bedroeg dus: ....... - ........ = ...... mL
Ze had dus ...... ml natronloog ofwel NaOH-oplossing nodig om de zure oplossing te neutraliseren.

Reactie: H+(aq) + Cl-(aq) + Na+(aq) + OH- (aq)


-> H20 (l)
+ Cl-(aq) + Na+(aq)

De tribune ionen mag je niet noteren dus wordt het:

Reactie: H+(aq) + OH-(aq) -> H20 (l)

Titratie 2 Onbekende oplossing ( we gaan er vanuit dat er alleen zoutzuur in het zwembad zit)
Jij moet uit een zwembad 25 ml water halen. Deze vloeistof ga je titreren met dezelfde natriumhy-
droxide oplossing als bij titratie 1

Je pipetteert 25 mL van het zwembadwater en doet dat in een erlenmeyer.


Je titreert tot aan het omslagpunt met dezelfde natriumhydroxide oplossing als in titratie 1
De beginstand is 3,80 ml
De eindstand is 20,00 mL
Haar verbruik bedroeg dus: ....... mL

Opdracht: Bereken het aantal gram opgelost waterstofchloride in het zwembadje met hierin 14000 liter
water.

48 Module 10 Zuren en Basen


10.9 Examenopgaven www.cito.nl

Verzinken

1 Om ijzer tegen roesten te beschermen kan er een laagje zink op aangebracht

2 worden. Na verloop van tijd kan het beschermende laagje zink beschadigen.

3 Daardoor kan het ijzer gaan roesten. Het is mogelijk om het aangetaste ijzer

4 opnieuw te verzinken. Eerst worden de oude zink- en roestlagen verwijderd in

5 een zogenoemd beitsbad. Dit beitsbad bevat een zure oplossing met een lage

6 pH. In het beitsbad reageren het zink en de roest met het zuur. Het

7 schoongemaakte ijzer wordt vervolgens ondergedompeld in een ander bad dat

8 vloeibaar zink bevat.

1 Wat is de formule van de deeltjes die de lage pH-waarde van het beitsbad

veroorzaken (regels 5 en 6)?

A. H+

B. H2
C. H2O

D. OH

2. Roest bestaat grotendeels uit Fe2O3.

Wat is de naam van Fe2O3?

A. ijzer(II)oxide

B. ijzer(III)oxide

C. ijzerdioxide

D. ijzertrioxide

3. Geef de reactievergelijking voor de vorming van uit Fe2O3 uit ijzer en zuurstof

4. Welke van de twee reacties die plaatsvinden in het beitsbad (regel 6) is een

zuur-base reactie?

A. geen van beide reacties

B. alleen de reactie van roest (Fe2O3) met zuur

C. alleen de reactie van zink met zuur

D. zowel de reactie van roest (Fe2O3) met zuur als de reactie van zink met zuur

Module 10 Zuren en Basen 49


10.9 examenopgaven www.cito.nl

Bij het beitsen ontstaat afvalzuur dat onder andere zinkionen bevat. Deze zinkionen mogen niet in het milieu

terecht komen. Daarom laat men de zinkionen reageren met chloride-ionen. Daarbij ontstaan (samengestelde)

ionen met de formule ZnCl42.Het afvalzuur wordt daarna in een ionenwisselaar gebracht. In dit apparaat worden

de ZnCl42 ionen gewisseld tegen OH ionen. De vrijgekomen OH ionen reageren met de waterstof ionen die in het

afvalzuur aanwezig zijn.

De oplossing die vervolgens uit de ionenwisselaar komt, mag in het riool geloosd worden. Gebruik voor de beant-

woording van de vragen 16 tot en met 18 zo nodig bovenstaande tekst.

5. Tegen hoeveel OH ionen wordt n ZnCl4 2


ion gewisseld in de ionenwisselaar?

A. 1

B. 2

C. 4

D. 8

6. Is de pH van de oplossing die uit de ionenwisselaar komt anders dan de pH van het afvalzuur dat de ionenwis-

selaar ingaat?

A. Ja, de pH van de oplossing die uit de ionenwisselaar komt, is hoger.

B. Ja, de pH van de oplossing die uit de ionenwisselaar komt, is lager.

C. Nee, de pH is niet veranderd.

7.Het elektrisch geleidingsvermogen van de oplossing die uit de ionenwisselaar

komt, is lager dan het elektrisch geleidingsvermogen van het afvalzuur dat de

ionenwisselaar ingaat.

8. Noem drie basische negatieve ionen.

9. Hoe heet het volgende zout Zn(OH)2

10. Geef de zuur-base reactie waarbij roest (Fe2O3) met een zwavelzuur oplossing reageert.

11. Geef de oplosvergelijking voor het oplossen van zwavelzuur in water!

50 Module 10 Zuren en Basen


10.9 examenopgaven www.cito.nl

Module 10 Zuren en Basen 51


10.1 Introductie

Bronnen Tekst

1. http://www.wikipedia.nl
2. http://www.kennisnet.nl
3. http://www.examenblad.nl
4. http://www.naskpastoor.nl
5. http://mysitemyway.com/

Bronnen Afbeeldingen
http://www.braukaiser.com/wiki/images/c/c0/Red_cabbage_pH_series.jpg
http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Burning-sulfur.png
http://en.wikipedia.org/wiki/File:AceticAcid012.jpg
http://www.braukaiser.com/wiki/images/c/c0/Red_cabbage_pH_series.jpg

52 Module 10 Zuren en Basen

You might also like