You are on page 1of 17

1.

Verzamelingen 3
fundamentele begrippen en eigenschappen 3
2. Groepen, ringen en velden 12
Groepen 12
Ringen 15
Velden 16
Reële vectorruimten 17
Algebraïsche structuren

1. Verzamelingen
fundamentele begrippen en eigenschappen
In je tas zitten de volgende dingen: een pennenzak (met pennen, potloden en een gum),

boek wiskunde, een lat en een rekentoestel. Deze dingen vormen een verzameling A. Elk
ding uit de tas behoort tot de verzameling. Elk ander ding niet. De pennenzak
op zich vormt ook weer een verzameling B.
.0

A
. rekentoestel

. boek wiskunde

B . potloden
. lat . gum
. pennen

Een verzameling kan dus worden omschreven als een collectie objecten, die we de
elementen van de verzameling noemen. Een verzameling heeft geen ordening en elk
element kan hoogstens één keer voorkomen. We kunnen een verzameling beschrijven door
haar elementen in een willekeurige volgorde op te sommen. Het geheel van alle elementen
wordt tussen accolades geplaatst. We stellen een verzameling schematisch voor aan de
hand van een Venndiagram.

Voorbeeld. A = {−2,1,3} is een verzameling. Omdat een verzameling geen ordening heeft,
zal bijvoorbeeld B = {3, −2, 1} dezelfde verzameling als de verzameling A zijn. We noteren
A = B. De verzameling A kan als volgt worden voorgesteld:

Pagina 3 van 17
Algebraïsche structuren

Notatie. Beschouw een verzameling A. Als een element a tot A behoort, dan schrijven we 

a ∈ A, wat we lezen als a is een element van A. In het andere geval schrijven we ! a ∉A .
Bevat A een eindig aantal elementen, dan noteren we dat aantal met #A.

Definitie. De unieke verzameling zonder elementen noemen we de lege verzameling,


genoteerd met {} of met ∅.

Definitie. De verzameling van de natuurlijke getallen is {0, 1, 2, 3, . . .} en wordt


genoteerd met N. We maken de afspraak dat 0 een element is van N. We noteren de
verzameling {1, 2, 3, . . .} als N0.

De verzameling van de gehele getallen Z is {0, 1, −1, 2, −2, . . .}.

In symbolen:

• N = {0,1,2,3,..}

• N0 = {1,2,3,...}

• Z = {0,1,−1,2,−2,3,−3,...}

Afspraak. Een andere manier om een verzameling te bepalen is door de elementen van de
verzameling te omschrijven met een of meerdere kenmerkende eigenschappen. De
verticale streep | wordt gelezen als waarvoor geldt.

Voorbeelden.

2. De verzameling van de natuurlijke getallen:



N= {x : x is een natuurlijk getal}

3. De verzameling van alle natuurlijke getallen die kleiner zijn dan 100:

! V = {x : x ∈N x < 100} of ! V = {x ∈N x < 100}

4. De verzameling {a ∈ Z | a2 = 4} is dezelfde als {2, −2}.

Pagina 4 van 17
Algebraïsche structuren

Definitie. Zij A en B verzamelingen. Dan zeggen we dat A een deelverzameling is van B,


genoteerd met A ⊆ B, indien elk element van A ook een element is van B. In symbolen:

A ⊆ B ⇔ ∀ x ∈A : x ∈ B

In dat geval zeggen we: de verzameling B omvat de verzameling A. Is dat niet zo, dan
schrijven we ! A ⊆ B .

Voorbeeld.

Elk natuurlijk getal is een geheel getal, dus de verzameling van alle natuurlijke getallen is
een deelverzameling van de verzameling van alle gehele getallen. Anders gezegd: De
verzameling van de gehele getallen omvat de verzameling van de natuurlijke getallen. In
symbolen: N ⊆ Z.

Schematisch:

Opmerking. Beschouw een verzameling A. Omdat de lege verzameling geen enkel


element bevat, is voldaan aan de uitspraak ∀x
! ∈∅ : x ∈A . Dus ∅
! ⊆ A , met andere
woorden: elke verzameling omvat de lege verzameling.

Hierboven hebben we al aangegeven dat {−2, 1, 3} en {3, −2, 1} dezelfde verzameling


voorstellen. De volgende definitie geeft betekenis aan het begrip gelijkheid van
verzamelingen. Daarnaast kunnen we met de bewerkingen doorsnede, unie en verschil
nieuwe verzamelingen maken.

Pagina 5 van 17
Algebraïsche structuren

Definitie. Twee verzamelingen A en B zijn gelijk als A een deelverzameling is van B en als
B een deelverzameling is van A. We schrijven dan A = B. Is dat niet zo, dan schrijven we
!A ≠ B.

Definitie. Zij A en B verzamelingen. De doorsnede van A en B is de verzameling van alle


elementen die in A en in B bevat zijn. We noteren die verzameling met A ∩ B.

In symbolen:

A ∩ B = {x | x ∈ A en x ∈ B}

Schematisch:

Definitie. De unie van A en B, genoteerd met A ∪ B, is de verzameling van alle elementen


die in A of in B bevat zijn.

In symbolen:

A ∪ B = {x | x ∈ A of x ∈ B}

Schematisch:

Definitie. Het verschil van A met B is de verzameling van alle elementen die wel tot A
maar niet tot B behoren. Die verzameling wordt met A \ B genoteerd.

In symbolen:

A\B = {x | x ∈ A en x ∈/ B}

Schematisch:

Pagina 6 van 17
Algebraïsche structuren

Definitie. Het complement van een verzameling A is de deelverzameling van U bestaande


uit alle elementen van U die niet tot A behoren.

voorbeeld. U

Als A de verzameling is van de even getallen A


.6
dan is het complement van de verzameling A,
.1
.5 .2 .4
genoteerd als A
! het complement van de
verzameling A.

.3
! A = U \! A A

Definitie.

In de verzamelingenleer is het cartesisch product of de productverzameling van twee


verzamelingen de verzameling van alle koppels of geordende paren waarvan het eerste
element uit de eerste verzameling en het tweede uit de tweede verzameling komt.

Het cartesisch product van de twee verzamelingen A en B wordt genoteerd als A x B en is


gedefinieerd door:

! A × B = {(a,b) a ∈A,b ∈B}.

voorbeeld:

A= {a, b, c}

B = {1 , 2}


AxB= {(a, 1), (b, 1), (c, 1), (a, 2), (b, 2), (c, 2)}

Pagina 7 van 17
Algebraïsche structuren

Definitie.

Een partitie van een verzameling A is een verzameling van niet-lege deelverzamelingen van
A zodat elk element van A tot juist één deelverzameling behoort.

De onderdelen van een partitie zijn niet leeg, bevatten geen gezamenlijke elementen (zijn
disjunct) en vormen samen de hele verzameling.

De voorwaarden waaraan deze deelverzamelingen moeten voldoen, kunnen ook met


symbolen worden genoteerd.

! {D1, D2, D3} is een partitie van A

!!

1. ! D1 ≠ ∅, D2 ≠ ∅, D3 ≠ ∅

Geen enkele deelverzameling mag leeg zijn.

2. ! D1 ∩ D2 = ∅, D1 ∩ D3 = ∅, D2 ∩ D3 = ∅

Geen enkel element mag tot meer dan één deelverzameling behoren.

3. ! D1 ∪ D2 ∪ D3 = A 


Alle deelverzamelingen samen vormen de verzameling A.

Voorbeelden:

1. Zij A = {1, 2, 3, 4} dan is:

• {{1,2}, {3}, {4}} een partitie van A.

• {{1,2}, {2,3}, {3,4}} is geen partitie omdat de leden niet onderling disjunct zijn.

Pagina 8 van 17
Algebraïsche structuren

• {{1}, {3}, {4}} is geen partitie van A omdat de vereniging van de leden niet heel A
oplevert.

2. Zij A de verzameling van de aantallen op een dobbelsteen, dus! A ={1,2,3,4,5,6} .

• ! M = { x ∈A : x ≤ 6} = {1,2, 3, 4,5,6}

• N = {x ∈A : x > 6} = ∅

{M, N} is geen partitie van A omdat één van de deelverzamelingen leeg is.

Pagina 9 van 17
Algebraïsche structuren

Oefeningen.

Basis Verdieping

oefeningen 1 en 2 oefeningen 4 en 5

* oefening 3

**

1. Stel A = {1, 3, 5, 6} en B = {2, 3, 4, 6}. Beschrijf telkens de verzameling door middel van
opsomming.

a. (a) A∩B

b. A∪B (c) A\B

c. B\A

d. A\A

e. A\(A∩B)

2. Waar of vals? Beoordeel de volgende uitspraken. Verklaar telkens je antwoord.

a. ∅={0} e. ∅ ∈{∅}

b. 6 ∈ {6} f. {1,3,6,7,8} ⊆ {1,3,6,7,9}

c. {2,4,6,8,10} ⊆ N g. ∅ ⊆ {3,5,7}

d. ∅={∅} h. {0} ∈ Z

3. Beschrijf telkens de gegeven verzameling door opsomming.

a. {y ∈ Z | 2y2 = 50}

b. {x ∈ N | ∃ m ∈ Z : x = 2m − 5}

c. {a ∈Z | 3a2 = −12}

4.

Pagina 10 van 17
Algebraïsche structuren

5. Zij P en Q twee deelverzamelingen van Z waarvoor P ∪ Q = P . Wat kan je uit elk van de
onderstaande gegevens besluiten over P en Q?

a. P ∩ Q = ∅

b. P ∪ Q = ∅

c. P ∩ (Z \ Q) = ∅

d. (Z \ P) ∪ Q = ∅

6. (Vlaamse Wiskunde Olympiade 1987 eerste ronde).

Als V = {a, b, {c,d}} dan geldt:

a. c ∈ V

b. {c, d} ⊆ V

c. {a, b, c, d} ⊆ V

d. {{c, d}} ⊆ V

e. {c} ∈ V 


Pagina 11 van 17
Algebraïsche structuren

7. Groepen, ringen en velden


Groepen
Definitie 1. Zij (V,*) een verzameling met een bewerking. We beschouwen volgende
eigenschappen:

(1) * is inwendig en overal gedefinieerd: 



∀ x, y ∈V: x ⋆ y ∈ V

(2) associativiteit van *: 



∀x, y, z ∈ V: x ⋆ (y ⋆ z) = (x ⋆ y) ⋆ z

(3) neutraal element voor *: 



e ∈ V: ∀ x ∈ V: x ⋆ e = e ⋆ x = x

(4) symmetrische elementen voor *: 



∀ x ∈ V: ∃ ! x ∈V: ! x ∗ x = ! x ∗ x = e

⇒ (V,*) is een groep

(5) commutativiteit van *: ∀ x, y ∈ V: x ⋆ y = y ⋆ x

⇒ (V, *) is een commutatieve groep

Notatie 2. In de groepentheorie zijn er twee gangbare notaties.

• additieve notatie: (V,+), in dit geval wordt het neutraal element e = 0 genoteerd en het
symmetrisch element van x wordt dan het tegengestelde −x genoemd. Dit definieert een
aftrekking x − y = x + (−y).

• multiplicatieve notatie: (V,·), in dit geval wordt het neutraal element e = 1 genoteerd en
de eenheid genoemd. Het symmetrisch element van x heet dan het inverse x−1. Dit
x
definieert een deling ! = x ⋅ y −1
y

Pagina 12 van 17
Algebraïsche structuren

Opmerking 3. De eigenschappen inwendig en overal gedefinieerd worden vaak


samengenomen maar zijn eigenlijk twee aparte eigenschappen. Zo is de deling in ℝ
! wel
x x
inwendig (indien y
bestaat is y
∈ R) maar niet overal gedefinieerd (deling door nul bestaat

niet).

Oefening 4. Schrijf de definitie van een groep in ℝ


! uit in additieve en multiplicatieve
notatie.

Propositie 5. Schrappingswet in Z

Zij a, b, c ∈ Z. Als a + c = b + c dan a = b.

Bewijs:

Neem aan dat a + c = b + c.

Wegens axioma 4 (symmetrische elementen voor +) bestaat er een d ∈ Z zodat:

c + d = 0.

We hebben nu:
(3) (2)
a = a + 0 = a + (c + d ) = (a + c) + d

en analoog:
(3) (2)
b = b + 0 = b + ( c + d ) = (b + c ) + d

Maar omdat a + c = b + c volgt nu dat a = b , wat we moesten bewijzen.

Pagina 13 van 17
Algebraïsche structuren

Oefening 6.

1. Z, +; Q, +; R, +; C, + zijn abelse groepen (commutatieve goepen). N,+ is duidelijk geen


groep. Waarom?

2. bewijs dat de additieve inverse van a ∈ Z uniek is.



Toon aan dat het neutraal element van een groep altijd uniek is. (Hint: 

uit het 1ongerijmde.)

3. Toon aan dat het symmetrisch element van een groep altijd uniek is.

4. (Z,·) is geen groep. Welke elementen hebben wel een symmetrisch element? 

Is ({−1, 1}, ·) een commutatieve groep?

5. Ga na dat de veelvouden van n



nZ = {k · n|k ∈ Z} 

een groep vormen voor de optelling. Is deze commutatief?

6. Wat is de kleinst mogelijke additieve groep? En multiplicatieve groep? 



We noemen dit de triviale groep.

Opmerking 7. De bewerking hoeft niet altijd + te zijn. In het geval van · ken je ook reeds
(Q0, ·), (R0, ·).

Opgave 8. Ga voor deze twee laatste eens na dat de axioma’s gelden.

1ongerijmde:
Een bewijs uit het ongrijmde (ook wel: indirect bewijs) is gebaseerd op de logische wet van de
uitgesloten derde: "Een bewering kan alleen waar of onwaar zijn, een derde mogelijkheid is er
niet."

Pagina 14 van 17
Algebraïsche structuren

Ringen
Opmerking 8. Vaak is het zo dat op een verzameling (R, Q, Z, . . .) er zowel een optelling
als een vermenigvuldiging kan worden gedefinieerd. De wiskundige structuur die beiden
combineert is een ring.

Definitie 9. Zij (V,+,·) een verzameling met optelling en een vermenigvuldiging. We


beschouwen volgende eigenschappen:

(1) (V,+) is een commutatieve groep

(2) · is inwendig en overal gedefinieerd: 



∀ x, y ∈ V: x · y ∈ V

(3) associativiteit van ·: 



∀ x, y, z ∈ V: x · (y · z) = (x · y) · z

(4) distributiviteit van · t.o.v. +: 



∀ x, y, z ∈V: x · (y + z) = x · y + x · z ∧ (x + y) · z = x · z + y. z

⇒ (V,+,·) is een ring

(5) neutraal element voor ·:



1 ∈V :∀ x ∈V: x · 1 = 1 · x = x

⇒ (V,+,·) is een ring met eenheid

(6) commutativiteit van ·: 



∀ x, y ∈ V: x · y = y · x

⇒ (V,+,·) is een commutatieve ring met eenheid

Oefening 10.

1. Ga na dat (Z, +, ·) een commutatieve ring met eenheid is.

Pagina 15 van 17
Algebraïsche structuren

Velden
Opmerking 11. In een groep werk je met + en −. In een ring met +, − en · maar je hebt
geen deling. Hiervoor is een veld nodig.

Definitie 12. Zij (V,+,·) een verzameling met optelling en een vermenigvuldiging. We
beschouwen volgende eigenschappen:

(1) (V,+,·) is een commutatieve ring met eenheid 1 en neutraal element 0

(2) symmetrische elementen voor ·:



∀ x ∈ V0: ∃x−1 ∈V0 : x · x−1 = x−1 · x = 1

⇒ (V,+,·) is een veld

Definitie 13. (Alternatieve definitie). Zij (V, +, ·) een verzameling met optelling en een
vermenigvuldiging. We beschouwen volgende eigenschappen

(1) (V,+) is een commutatieve groep met neutraal element 0

(2) (V0,·) is een commutatieve groep met eenheid 1

(3) distributiviteit van · t.o.v. +: 



∀ x ,y, z ∈ V : x · (y + z) = x · y + x · z

⇒ (V,+,·) is een veld

Oefening 14.

1. Toon aan dat beide definities equivalent zijn.

2. Toon aan dat (Z, +, ·) een commutatieve ring met eenheid is, maar geen veld.

Opmerking 15. Veldentheorie en hoofdzakelijk eindige velden blijken van zeer groot nut
te zijn in cryptografie en codetheorie.

Pagina 16 van 17
Algebraïsche structuren

Reële vectorruimten
Definitie 16. Zij V een verzameling met een bewerking + en een vermenigvuldiging · met
reële getallen (scalaire vermenigvuldiging). We beschouwen volgende eigenschappen:

(3) (V, +) is een commutatieve groep

(4) de scalaire · is overal gedefinieerd: 



∀ x ∈ V, α ∈ R : αx ∈ V

(5) distributiviteit van de scalaire · tegenover +: 



∀ x, y ∈ V, α ∈ R : α(x + y) = αx + αy

(6) distributiviteit van de scalaire + tegenover de scalaire ·: 



∀ x ∈ V, α, β ∈ R : (α + β)x = αx + βy

(7) gemengde associativiteit: 



∀ x ∈ V, α, β ∈ R : α(βx) = (αβ)x

(8) bestaan van een neutraal element voor de scalaire ·: 



∀ x ∈V : 1x = x

⇒ (R,V,+) is een reële vectorruimte

Opmerking 17. Vectorruimten zullen later in de lineaire algebra uitvoerig worden


besproken.

Pagina 17 van 17

You might also like