You are on page 1of 213

KLEUTERMODULE

DE ONTWIKKELING VAN DE KLEUTER


ONDER DE LOEP

GROOT WORDEN – WERKBOEK 127


KLEUTERMODULE

OBSERVATIEOPDRACHT
POËZIE-ALBUM

Voor deze opdracht is inzicht nodig in de indeling van de levensloop in ontwikke-


lingsfasen.

In deze opdracht zul je de leefwereld van kleuters verkennen. Het gaat erom ver-
trouwd te raken met hoe kleuters denken, waarover ze denken, wat hen interes-
seert, wat ze graag doen, wat ze al wel en nog niet kunnen...
Nevendoel: Door alle observatieopdrachten te bundelen in een ‘klassikale
observatiemap’, wordt een verzameling casusmateriaal aangelegd die als informatie-
of illustratiebron kan worden gebruikt bij andere opdrachten.
Dit is een (individuele) observatieopdracht die je moet uitvoeren bij een (normaal
ontwikkelende) kleuter.
Voer deze opdracht uit als voorbereiding bij het begin van de kleutermodule (of
ervoor). Breng de ingevulde observatieformulieren zo snel mogelijk mee naar de
klas om er een klassikale observatiemap mee te maken die door iedereen kan
worden ingekeken.

Laat een kleuter een tekening voor jou maken in je ‘poëzie’ (zie volgende pagina) en
ga een gesprekje met hem aan naar aanleiding van de tekening. Noteer achteraf op
de achterkant van de tekening wat de kleuter allemaal verteld heeft!

Leidraad voor het gesprekje


Stel jezelf eerst voor aan de kleuter en zorg dat hij zich gemakkelijk voelt bij jou!
Vraag ook aan de kleuter hoe hij heet en hoe oud hij is. Noteer dat op je ‘poëzie-blad’. Als de kleuter
zelf al zijn naam kan schrijven, laat hem dat dan zeker zelf doen!
Probeer een gesprekje aan te gaan met de kleuter, naar aanleiding van zijn tekening.
– Wat heeft hij getekend?
– Waarom heeft hij dat getekend? Is het iets wat hij heeft gezien of meegemaakt, of wat hij
gedroomd heeft, of waarover hij heeft horen vertellen, of...?
Ga verder in op wat de kleuter vertelt, en probeer zo wat meer te weten te komen over zijn leefwe-
reld. Bijvoorbeeld:
– wat de kleuter fijn vindt en wat niet
– wie hij lief vindt en wie niet
– wat hij mooi vindt en wat niet
– waar hij bang voor is en waarvoor niet
– wat hij gek/raar vindt en wat hij normaal vindt
– wat hij van zichzelf denkt (hoe hij zichzelf beschrijft) en wat hij van zijn ouders, vriendjes of
juf/meester denkt.
Noteer op een kladblaadje in steekwoorden wat hij vertelt, en vat dit naderhand samen op de achter-
kant van de tekening.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 129


KLEUTERMODULE

GROOT WORDEN – WERKBOEK 131


KLEUTERMODULE

CASUS
RONDNEUZEN BIJ DE 3/4-JARIGEN VAN
JUF ELLEN!

Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelingsfasen en ontwik-


kelingsgebieden.

In deze opdracht zul je inzicht verwerven in de ontwikkeling van de kleuter.


Nevendoel: Je zult ook kennismaken met een aantal schoolse middelen in het opvol-
gen en begeleiden van de ontwikkeling van kleuters (bv. observaties, contact met
ouders, klasscreenings), hoewel het geenszins de bedoeling is om hierin volledig te
zijn. Ook zul je (opnieuw) een voorbeeld krijgen van ‘casusgebaseerd leren’, dat als
vorm van leren inspirerend kan zijn voor je latere lespraktijk.

Je zult in een groepje van 3 à 4 studenten de casusmaterialen doornemen en bespre-


ken, en er vervolgens een aantal vragen en opdrachten over oplossen. Om de vragen
en opdrachten te kunnen oplossen, zul je heel wat informatie over de kleuter moeten
opzoeken.

Casusmaterialen

– Themamap: Trimesteroverzicht
– Themamap: Weekplanningen
– Themamap: Weekevaluaties
– Lesvoorbereiding: Turnen met matjes (door juf Lut)
– Het ontvangstmoment: concrete uitwerking
– Klasscreening: welbevinden en betrokkenheid
– Klasscreening: competenties
– De tekeningenmuur
– De klas van juf Ellen

GROOT WORDEN – WERKBOEK 133


KLEUTERMODULE

Themamap: Trimesteroverzicht (planning + eventuele aanpassingen)

Week Thema Welk aanbod heb je die week gedaan?


Week Mijn klas – Verkennen van de klas
1 – Leren kennen van de juf en de andere kleuters
– Aanleren van de vaste gewoonten, afspraken en regeltjes, zoals: de
ontvangst, opruimen, waar mag je waarmee spelen, het dagschema
– Gevoel van veiligheid geven aan kleuters
– Leren kennen van en werken met ‘mijn kenteken’
Week Experimenteren – Eerste keer verjaardag vieren
2 & 3 met technieken – Schilderen, stempelen, plakken en scheuren: aanbrengen van vaste
gebruiken en gewoonten, de afspraken daaromheen en de
klasregels.
– Inspelen op gebeurtenis: ‘pijn hebben’
Week De appel – Appels proeven
4 – Appelmoes maken
– Lied: ‘Appels vallen uit de bomen’
– Rollen rond je eigen as
– Schilderen van een appel/appelboom
– Stempelen van appels in de boom
Week Goudlokje en – Kleutercontract met opdrachten uit Dopido (tijdschrift voor
5 de drie beren + kleuters)
Klasscreening 1 – Berentekening met propjes opvullen
– Rijstepap maken
– Poppenkast
– Aanvulling met andere sprookjes
Week Een broertje of – Geboortekaartjes bekijken
6 zusje – Babykamer in de klas
– Fruitpap maken
– Het kleine zusje van Kaat op bezoek!
– Versje + bespreking: ‘Jij en Ik’
Week Schatten in – Schattendoos van de juf
7 mijn zakken – Schatten zoeken op de speelplaats
– Schilder je eigen piratenschatkist
– Rollen met knikkers in de verf
– Zoekspelletjes, sluipen
– Zoektocht naar een schat (chocolademunten)
– Versje: ‘Ik krijg van juf een doekje’
Week Beroepen – Getuigenissen van werkende vaders/moeders
8&9 – Op bezoek bij het postkantoor, de bakker, de kapster
– Rollenspel en knutselen rond beroepen
– Brood bakken in de klas
– Versje: ‘Wiere waare werken’

GROOT WORDEN – WERKBOEK 134


KLEUTERMODULE

Week Thema Welk aanbod heb je die week gedaan?


Week Dieren vervan- – Rollenspel met doktersspullen
10 gen door Dokter – Bezoek aan een huisarts en apotheker
– Lopen, springen, gooien, vangen en rollen met een arm of been ‘in
het gips’
– Doosjes en potjes knutselen voor de apotheek
– Verhaal: ‘Vandaag kan ik niet spelen’
Week Licht en donker – Kaarsen, lichtjes, zaklamp
11 – Onder lakens/deken met en zonder licht
– Schilderen met wit en zwart
– Verhalen: ‘Sam in het donker’, ‘Slaap lekker’, ‘De kleine en de
grote beer’
Week Sinterklaas – Sint en Piet-pop
12 – Kleren van de Sint en zijn Pieten maken
– Bezoek van de Sint en zijn Pieten aan ons klasje
– Klimmen zoals Piet
– Versiering maken
– Sinterklaasliedjes
– Verhaal: ‘Tik tik tak op het dak’
Week Kerstmis en – Kerstboom versieren
13 & Nieuwjaar – Kerststal uitbeelden
14 – Kerstfeestje bouwen
– Kerstbal knutselen
– Nieuwjaarsbrief versieren
– Schilderen van een kaarsje
– Versje: ‘Nieuwjaarsbrief’
– Kerstmuziek en kerstliedjes
– Kerstverhaal vertellen

Volgende klasscreenings
Week 18
Week 29
Na elke klasscreening wordt er overlegd met de zorgverbredingsleerkracht om de resultaten te
bespreken. Indien nodig, wordt er vervolgens een MDO (MultiDisciplinair Overleg – Leerkracht,
zorgverbredingsleerkracht, directie, CLB/OBD, leerkracht lichamelijke opvoeding, kleuterverzorg-
ster en eventueel ouders) samengeroepen om voor bepaalde kinderen interventies te plannen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 135


KLEUTERMODULE

Themamap: Weekplanningen

Week 4: Uitwerking van het thema: ‘De appel’

Weekplanning

Thema: De appel (K) = Klassikaal. De andere activiteiten worden als keuze-activiteit aan de
kleuters aangeboden (geen verplichting!)
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag
Ontvangst: appel Ontvangst: kleine Ontvangst: kook- Ontvangst: mand- Ontvangst: klok-
in dagkast (K) boom in kastje pot in kastje (K) je met appels in huis in kastje (K)
De appel: proeven (K) Appelmoes ma- kastje (K) Rol om je eigen
van verschillende Verhaal met uit- ken Lied: ‘Appels val- as en kruipen
soorten appels, beelden: ‘Kaj wil Boom of appel len uit de bomen’ door gaatjes (zo-
appelsap drinken, een appel’ schilderen (her- (K) als de rupsen op
delen van de ap- Schilder je boom haling) Appels stempelen appels)
pel benoemen op je boom Afsluiten van de
Gezelschapsspel: Poppenspel: ‘Ik
Schilder je eigen appeltjes plukken ben een appel en Verhaal of dansje week: herhaling
appel ik ben een peer’ met juf Lut van lied en dansje
Verhaal: ‘Musti (K)
Verhaal: ‘Mijn en de appel’ (K) (K) (turnjuf) (K)
appel’ (K)

Doelstellingen: drie focuspunten binnen dit thema


1. Taalontwikkeling
a. Auditieve boodschappen interpreteren en er adequaat op reageren: verhaal begrijpen, weten
wat je moet doen bij een opdracht.
b. Ervaringen verwoorden: wat weten de kleuters al over de appel, vertellen wat ze zien, horen of
proeven.
c. Ervaringen uitwisselen: antwoorden op vragen over de appel, leren ‘het woord’ af te wachten,
vlot(ter) leren praten over de appel.
d. Luisteren en spreken verfijnen: meezingen met het lied, delen van de appel leren benoemen.
2. Zintuiglijke ontwikkeling
a. Actief exploreren met de zintuigen: kleine verschillen ontdekken tussen de appels (zien en
proeven), appels vergelijken.
b. Intens proeven: proeven van een stukje appel, hoe smaakt het?, appelmoes proeven, vertellen
wat je ervan vindt (bv. lekker, vies, zoet, bitter).
3. Muzische vorming (Bewegingsexpressie)
a. Muzisch omgaan met lichaamshoudingen en bewegingen: dansen en bewegen op de appel-
muziek, rollen om je eigen as (Vind je dit leuk?).
Opmerking: Binnen elk thema kiest de leid(st)er drie belangrijke focuspunten voor het formuleren
van de doelstellingen. Er wordt op toegezien dat gespreid over een zestal weken de verschillende
focuspunten (= bestaansdimensies*) minstens één keer voorkomen.
* Extra informatie: Er zijn 12 bestaansdimensies in het ontwikkelingsplan (van het VSKO) beschreven, namelijk:
positieve ingesteldheid, emotionele ontwikkeling, sociale ontwikkeling, morele ontwikkeling, godsdienstige ont-
wikkeling, muzische vorming (drama, beeldende expressie, muzikale expressie, bewegingsexpressie), motori-
sche ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling, denkontwikkeling, wiskundige initiatie, taalontwikkeling en zelf-
sturing.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 136


KLEUTERMODULE

Themamap: Weekevaluaties
1
Week 1 : Mijn klas

De eerste schooldag is voor veel kleuters een moeilijke dag. Hoewel de meesten van hen vorig jaar
al naar het instapklasje gingen, is het toch weer even wennen. Ik heb de ouders dan ook laten weten
dat de kinderen de eerste weken gerust een knuffel mee naar school mogen brengen. Als het even
moeilijk gaat, biedt een knuffel de kleuter heel wat troost.

De eerste dag trek ik tijdens het ontvangstmoment tijd uit om alle kleuters zichzelf te laten voorstel-
len. Hier valt onmiddellijk het verschil op tussen de vlotte praters en de kleuters voor wie het zelfs al
een overwinning is om hun naam in de groep te zeggen. Zij die niet veel over zichzelf weten te ver-
tellen, help ik op weg door hen telkens kleine tussenvraagjes te stellen, waarop ze kunnen antwoor-
den. Maarten en Amélie daarentegen hebben bijvoorbeeld al heel wat over zichzelf te vertellen:
‘Maarten! Ik heet Maarten, ik eel groot, en met witte haren, ik heel mooi kan schilderen, zegt mijn
mama, en ik heb spitsplinkernieuwe schoenen gekreegt!’, ‘Mijn naam is Amélie, ik heeft een grote
zus Amber en mijn papa kan heel goed lopen. Ik lust graag tomatensoep, maar niet sliertjessoep,
want die kietelen in mijn keel!’ Kathleen vertelt dat Bart (die bij haar in de straat woont) haar beste
vriend is, omdat hij zo sterk is en dezelfde kleur haar heeft als zij, en omdat hij thuis ook een ham-
stertje heeft, waarmee ze samen graag spelen. Lesley had het vanmorgen heel moeilijk met
afscheid nemen van zijn moeder, en hij lijkt nog altijd niet echt gerustgesteld. Wanneer hij aan het
woord komt, barst hij weer in tranen uit: ‘Mama bent, ik wil, mama die, boos mama..., ik niet weg,
ik woude kus geven voor mama, maar toen..., nu mama gaande weg snel, mama werken!’

Op woensdag spelen we een heleboel kennismakingsspelletjes om elkaars namen in te oefenen.


We beginnen met het spelletje ‘spinneweb’ (als de bol garen naar jou wordt gerold, moet je je naam
zeggen en het touw een keer rond je voet draaien; daarna mag je de bol verder rollen naar een
andere kleuter). Dit spel blijkt toch nog wat te hoog gegrepen voor mijn kleuters, er zijn te veel spel-
regels, denk ik. Ik heb het dus maar vereenvoudigd door een bal te nemen in plaats van een bol
garen. Wie de bal toegerold krijgt, moet zijn naam zeggen. Dat lukt. Daarna spelen we een variant.
Je moet nu ook zeggen naar wie je de bal gaat rollen.

Donderdag laat ik de kleuters kennismaken met de andere juffen die regelmatig in onze klas zullen
komen: Juf Kristien (de kinderverzorgster die op maandag komt), Juf Lut (die elke donderdagmid-
dag turnen geeft), Juf Mia (de zorgverbredingsleerkracht) en Juf Anne en Juf Nathalie (de stagiaires
Kinderverzorging die om de twee weken op woensdag, donderdag en vrijdag komen).

Iets wat me deze week is opgevallen, is dat Marlies en Lesley steeds vragen of hun moeder nu al
komt. Om hen en de anderen een beetje inzicht te verschaffen in het verloop van de dag, verwijs ik
op regelmatige tijdstippen tijdens de dag naar het dagschema met de pictogrammen. Jana komt
ook tussendoor geregeld vragen of ik Nijntje juist wil zetten op het dagschema. Zij weet goed wat er
al allemaal voorbij is!

1 2e deel: naar Kleuters & Ik, jg. 13, nr. 1, p. 19

GROOT WORDEN – WERKBOEK 137


KLEUTERMODULE

1
Week 2 & 3 : Experimenteren met technieken

In de schilder-, plak- en tekenhoek bied ik iedere dag een bepaalde schilder-, stempel-, plak-, en
scheurtechniek aan. Dinsdag breng ik klodderverf mee (kleefstof met verf en zand). Het valt niet te
beschrijven hoeveel de kinderen zich hiermee hebben uitgeleefd. Wel merk ik op dat enkelen er
niet mee durven te experimenteren en afstand houden. ‘Bah!’ reageert Chloë, ‘Vies! Mag niet!’ Het
kost me moeite om haar van het tegendeel te overtuigen!

Vandaag, donderdag, komen de puzzels voor het eerst uit de kast tijdens het vrij spel, puzzels van 6
à 12 stukken. Het lukt Silke, eerst met veel gissen en missen, om de puzzel in elkaar te krijgen.
Maar ze geeft niet op, ze maakt dezelfde puzzel telkens opnieuw tot het haar uiteindelijk vlot lukt.
Ik zie haar de volgende dag een andere puzzel pakken (die ene was toen niet vrij) en ook nu gaat ze
door met puzzelen tot het goed gaat. Ze laat zich niet van haar stuk brengen door Els, die naast haar
komt zitten puzzelen, en die zegt dat zij ‘veel beterder kan puzzelen’.

We zijn nu al dinsdag in de derde week van het schooljaar en tijdens de ochtendspeeltijd is Maarten
op zijn neus gevallen. Er komen nog kleuters met enige emotie tonen waar ze pijn hebben. De vol-
gende dag breng ik een afbeelding mee van een kind (op ware grootte). Tijdens het gesprek over
pijn kunnen de kleuters met een rode stift op de tekening aanduiden waar ze al eens pijn hadden. Ik
verwonder me erover hoe nauwkeurig ze hun verwondingen kunnen aanduiden op de pop. Ik merk
wel enorme verschillen op in de verwoording: ‘Ikke valt!’, maar ook ‘Ik rijdde met mijn fiets en toen
valde ik en mijn knie was pijn!’. Hun taal is dikwijls nog gebrekkig en doordat ik de eigenaardighe-
den van hun stemmetjes nog niet zo gewend ben, gaat er voor mij helaas nog veel verloren. De kin-
derprent blijft in de zithoek en krijgt van enkele kleuters nog veel belangstelling. Het rood gaat
inmiddels helemaal overheersen!

Tegen het eind van week 3 haal ik voor het eerst het grofmotorisch materiaal uit de kelder. We
maken plaats vrij voor ‘de fietsenstalling’ en ook de grote zitballen krijgen een plekje. Maar bij dit
materiaal moeten er ook onmiddellijk afspraken gemaakt worden, want anders staat de hele klas op
stelten voor je het goed en wel beseft. De kleuters vinden het geweldig! De driewielers kennen geen
minuut rust! Frederik zet zelfs een parcours uit in de klas en krijgt er niet genoeg van om dit op
allerlei manieren af te leggen: fietsen, rollen, kruipen, enzovoort.

Ik ben tevreden over de afgelopen twee weken. Ik heb vastgesteld dat er grote verschillen zijn in de
fijne motorische vaardigheden. Ik zal dus mijn aanbod wat dit betreft moeten blijven differentië-
ren. Ik zal juf Mia eens vragen hoe ik dit het best kan organiseren.

Week 4: De appel

Hmm, een lekker thema, dat de kleuters heel erg aanspreekt. De appelmoes maken is dan ook een
groot succes. Ik heb wel gemerkt dat als ik een activiteit organiseer waarbij de kleuters mogen snijden,
ik zeker geen andere activiteit zoals schilderen mag plannen. Het is nodig dat ik permanent aanwezig
ben als de kleuters aan het snijden zijn en dus mijn aandacht daar volledig op kan concentreren.

Op vrijdag heb ik nog een verjaardag van Bart. Hij is erg in zijn nopjes. Hij wil alleen niet op de
grote stoel gaan staan. Zitten vindt hij een beter idee. Het valt me deze week op dat Jasper met
momenten erg ongeduldig is. Hij schrokt bijvoorbeeld zijn koek op om nog zeker een tweede te
kunnen krijgen. Hoewel veel kleuters van de klas, vooral de meisjes, nog veel behoefte hebben aan

1 naar Kleuters & Ik, jg. 11, nr. 3, p. 17; jg. 13, nr. 1, p. 19; jg. 13, nr. 1, p. 19

GROOT WORDEN – WERKBOEK 138


KLEUTERMODULE

lichamelijk contact en af en toe een knuffel, is dit bij Kathleen erg opvallend deze week. Ik krijg het
gevoel dat er ‘iets’ scheelt, maar zelf laat ze er bijzonder weinig over los. De jongens, in tegenstel-
ling tot de meisjes, vliegen elkaar regelmatig in de haren of zitten al vechtend te spelen op de mat.
Zij komen, meestal op een onbewaakt moment (wanneer de andere kleuters er niet bij zijn of niet
opletten), ook wel eens een knuffel of schouderklopje halen.

Er ontstaan ook weer nieuwe vriendschappen deze week. Zo klikt het tussen Helen en Kaat en ook
Dylan en Jonas hebben deze week verschillende activiteiten ‘samen’ gedaan (nu ja, samen in de zin
van ‘met hetzelfde bezig zijn’). Tussen Kathleen en Marlies botert het weer niet meer, hoewel ze
aan het begin van de week nog de beste vriendinnen leken.

Een andere verrassende vaststelling is dat een aantal kleuters (bv. Jana, Helen en Rob) bij het in-
kleuren van voorgedrukte figuren, al heel goed binnen de lijntjes blijven. Ook de kleuren die ze
gebruiken, zijn hetzelfde als die van de ingekleurde voorbeeldtekening van de appelboom die in de
themahoek hangt. Opmerkelijk is wel dat wanneer ze zelf een appelboom tekenen, de structuren en
de kleuren van de boom niet in de tekening terug te vinden zijn. Bovendien ziet een boom of een
appel er elke keer weer anders uit. Toch slaagt Dennis erin om een appel er echt als appel te doen
uitzien, zonder de kleuren in rekening te brengen natuurlijk. En ook sommige onderdelen ontbre-
ken (bv. steeltje en blad, kroontje vanonder) en ook de vorm is niet helemaal ‘rond’, zoals de appel
er in werkelijkheid uitziet. Toch is het een ‘knap’ resultaat, waar zowel ik als hij bijzonder trots op
zijn. Dennis vertelt dan ook tegen ieder die het wil weten: ‘ik, ik, ik kan al goed appel tekenen’. En
vol trots laat hij zijn tekening aan de andere kleuters zien.

Week 5: Goudlokje en de drie beren + klasscreening 1

Sprookjes zijn en blijven toch altijd een voltreffer bij mijn 3-jarigen! Zelfs tijdens het vrije spel blij-
ven de sprookjes voortleven in de hoekactiviteiten. In de bouwhoek worden grote, kleine en nog
kleinere bedjes gemaakt, en grote, kleine en nog kleinere stoeltjes ... Jesse, Marlies en Dylan spelen
in de poppenhoek de drie beren die thuiskomen (de pop is Goudlokje die in het bed van de kleine
beer ligt te slapen). De moeder van Elke vertelt me zelfs dat ze Elke ‘s avonds in haar bedje nog hoort
vertellen over de avonturen van Goudlokje, en over het maken van rijstepap in de klas. Lesley komt
mij donderdagmorgen heel trots de foto van zijn mama tonen, met de mededeling dat hij met zijn
moeder gaan trouwen! Wanneer we voor de namiddagspeeltijd allemaal gaan samenzitten om een
potje zelfgemaakte rijstepap op te smullen, wil hij zijn potje kost wat kost bewaren om aan zijn
mama te geven. Schattig he! Tussen de sprookjes en de rijstepap door proberen juf Mia en ik vol-
doende tijd vrij te maken om alle kleuters te observeren.

1
Week 6 : Een broertje of zusje

Heel wat kleuters in de klas hebben een broertje of zusje van ongeveer één jaar. Soms hoor ik van de
ouders wel eens over reacties die op jaloezie wijzen. Ik besluit in de klas een tijdje te werken rond
baby’s. Eerst belicht ik de plezierige kant van een baby in huis: trots zijn, mee mogen verzorgen, zelf
al groot zijn. Er worden geboortekaartjes van de kleuters besproken. Er komt ook een babykamer in
de klas, met verzorgingskussen, flessen, luiers, enzovoort en natuurlijk een babypop. Vreemd genoeg
tonen juist de kleuters die thuis de jongsten zijn, aanvankelijk de meeste belangstelling. Die is er ook
bij Els. Maar háár interesse wordt snel duidelijk als ze heel opgewonden verklaart dat er binnenkort
bij hen thuis een baby’tje zal komen. Ze eigent zich al snel de babypop toe en is er niet van weg te

1 naar Kleuters & Ik, jg. 13, nr. 4, p. 23

GROOT WORDEN – WERKBOEK 139


KLEUTERMODULE

slaan. Als ze de baby toch even moet afstaan, kijkt ze scherp toe wat er gebeurt en zit ze ongeduldig te
wachten tot ze de baby weer kan koesteren. Als de moeder van Kaat met een echte baby in de klas
komt, zit Els op de eerste rij! En Kaat geniet volop van de belangstelling die haar zusje krijgt. Na de
eerste golf van algemene belangstelling gaat zowat de helft van de kleuters verder in de klas spelen,
waardoor er meer ruimte ontstaat voor de echt geïnteresseerden. Ze kijken en vragen honderduit, en
geven overal hun commentaar op: ‘Kijk eens, zo’n kleine handjes.’ ‘Ik wil ook een baby’tje als ik groot
ben...’, zegt Els met haar buik vooruitgestoken. Blijkbaar weten ze wel allemaal goed dat baby’s in de
buik van mama’s groeien, verder stellen ze zich nog geen vragen.

Twee dagen later ga ik verder in op de meer negatieve gevoelens die soms opduiken als er een baby bij-
komt: zich achtergesteld voelen, jaloezie... Van haar moeder weet ik dat vooral Jesse het hier moeilijk
mee heeft. Ik haal het boekje ‘Kleine Olli’ uit het rek en vertel over een olifantenfamilie waar een klein
olifantje bijkomt. Eerst denk ik dat Jesse er niet zoveel aan heeft, maar dan zie ik haar enkele dagen ach-
tereen het boekje uit het rek nemen (zij die zelden een boek vastneemt). Als ik het verhaal opnieuw ver-
tel, merk ik dat het verhaal haar echt aanspreekt. Een stap in de goede richting?

Dit thema is stilaan een klassieker in mijn klas, maar toch blijft het ook voor mij elk jaar even boei-
end om er rond te werken. Een broertje of zusje krijgen, is voor kleuters zo’n ingrijpende gebeurte-
nis, die zoveel nieuwe gevoelens, ervaringen en vragen met zich meebrengt, dat de mogelijkheden
om er in de klas rond te werken, oneindig zijn.

1
Week 7 : Schatten in mijn zakken

We zijn al een hele week bezig geweest rond het thema ‘schatten’. Op donderdag zijn we naar aan-
leiding van de schatkist bij ‘piraten’ beland. Omdat de kleuters blijkbaar geboeid zijn door piraten,
bespreek ik met hen wat we nog kunnen maken over piraten. Dennis komt met het voorstel om
messen te maken. Onmiddellijk zegt Jonas: ‘Nee, kindjes mogen niet met messen steken.’ De
meeste kleuters gaan daarmee akkoord, en Jasper voegt er aan toe: ‘Maar grote mensen mogen wel
met messen steken.’ Ik vraag dan: ‘Mogen grote mensen echt met messen steken?’ en zowat ieder-
een zegt volmondig ‘Jaaaaa’. Als ik vraag waarom kinderen dat niet mogen, krijgen heel wat kleu-
ters het moeilijk. Sommigen antwoorden: ‘Dan wordt mama boos!’ Kaat antwoordt triomfantelijk:
‘Dat doet pijn.’ ‘En als grote mensen steken?’, ga ik verder. ‘Ja, dat doet dan ook pijn.’ En dan zie ik
de kleuters heel diep nadenken en enkelen aarzelend tot het besluit komen dat grote mensen eigen-
lijk toch ook niet met messen mogen steken. Zonder mijn inbreng gaat het gesprek verder over het
doodschieten van dieren. Nu zijn de meningen sterk verdeeld: ‘Dat mag!’, ‘Neen, dat mag zeker
niet!’. Opeens roept Helen erg geëmotioneerd: ‘Maar als ze niet meer leven, dan mag je ze dood-
schieten, en dan eten we ze op!’

2
Week 8 & 9 : Beroepen

Op woensdag is het zover: we gaan naar de bakkerij van Tom. Heel opgewonden vertrekken we,
maar als we in de bakkerij aankomen, valt iedereen opeens zo stil dat de bakker en zijn klanten ver-
wonderd vragen of ik altijd zo’n rustige klas heb. Maar de kinderen geven hun ogen goed de kost.
Ze zijn onder de indruk van de grootte van de oven: ‘zo groot als heel de keuken thuis!’, volgens
Maarten. En in de mengmachine kunnen wel drie of vier kleuters tegelijk, merken ze op! En de bak-
ker kan ‘toveren’: hij legt een stuk deeg in een machine, de kleuters volgen vol spanning wat er ach-

1 naar Kleuters & Ik, jg. 13, nr. 3, p. 24


2 naar Kleuters & Ik, jg. 13, nr. 4, p. 25

GROOT WORDEN – WERKBOEK 140


KLEUTERMODULE

ter het venstertje van de machine gebeurt en even later komen daar pistolets uit. “Nu zijn het veel-
der broodjes dan eerst”, zegt Jana, die moeite heeft om het rijzen van het deeg te begrijpen. Ze
mogen helpen om koffiekoeken te maken, maar ze zijn wel een beetje onder de indruk van de grote
apparaten en durven niet goed. Ook de winkel wordt grondig bekeken, en hoe grondig ondervind ik
nadien in de klas: ze weten tot in detail te vertellen hoe het eraan toegaat en wat er staat. Als we de
volgende dag afspreken in de klas ook een bakkerswinkel te maken, komen alle indrukken naar
boven. De exploratiehoek wordt als geschikte plaats uitgekozen, dus moet de waterbak voorlopig
verdwijnen. Om de winkel te vullen, moet er wel wat gemaakt worden in onze ‘bakkerij’ (de knut-
selhoek). We werken met gips, speeldeeg, papierdeeg, piepschuim, ... Natuurlijk is onze bakkers-
winkel niet in één dag gevuld, maar dat is geen probleem. Zodra er iéts staat, zijn er kopers en ver-
kopers te vinden. Er worden natuurlijk ook plannen gemaakt om échte dingen te maken: broodjes,
speculaas, brood, taart, ... plezier verzekerd!

1
Week 10 : Dokter

Een spoor van activiteiten begon vorige week vrijdag bij Marlies. Ze heeft een wond aan haar voet
en zit in het verband. Iedereen moet het zien en erover horen. Ik besluit in het weekend om hier op
in te gaan, en het thema ‘Dieren’ te schrappen. De volgende week breng ik windels mee, dokters-
spullen (bv. enkele spuiten), een draagberrie... De kinderen vullen verder aan met spullen van
thuis. Ik maak een afspraak met een moeder die dokter is. Iedereen wil met behulp van de stetho-
scoop zijn hart horen kloppen en ook de geluiden in de buik waarnemen. De stethoscoop, de draag-
berrie en nog meer spullen blijven in de klas en zijn dagenlang een trekpleister voor heel wat kleu-
ters. Het rollenspel krijgt met de attributen heel veel kansen. Het doktersspel biedt de kleuters ook
de kans om hun nieuwsgierigheid naar andermans lichaam de vrije loop te laten. Gipsen die hun
dienst al bewezen hebben, komen tegen het eind van de week het materiaal aanvullen. Je ziet kinde-
ren er hun arm, voet of been in passen. Ik laat hen er enkele bewegingsspelletjes mee doen; zo erva-
ren ze de beperking van de bewegingsvrijheid. Het medische hangt zozeer in de lucht dat toevallige
gebeurtenissen, zoals Frederik die op een middag moet braken, de aandacht trekken. Mijn kleuters
stellen 1001 vragen over ziek zijn: waarom heeft Frederik pijn, moet Frederik nu de hele dag slapen,
waarom moet Frederik overgeven, enzovoort? Ik kom oren te kort om alle vragen te beluisteren.
Jonas komt bezorgd aan me vragen of Frederik nu dood gaat. Als ik hem vraag waarom hij dat
denkt, antwoordt hij dat zijn oma ook dood is gegaan toen die had overgegeven.

De bewegingsmomenten met gipsen zijn zo goed bevallen dat ik ze volgend jaar zeker opnieuw wil
doen.

2
Week 11 : Licht en donker

Het thema ‘Licht en donker’ is nog volop bezig, maar deze anekdote wil ik toch al even opschrijven,
want ze is te mooi om te vergeten. Vandaag had ik een zoektocht bij kaarslicht gepland. Juf Kristien
en een stagiaire hielpen, zodat we in drie groepjes op zoektocht konden gaan in onze verduisterde
klas. Toen mijn groepje de klas binnenkwam, stak ik mijn kaars aan, en vroeg: ‘Wie weet nog
waarom we dit kaarsje aansteken?’, waarop Tomas uitgelaten riep: ‘t Is feeeeest! Wie is er verjaar-
dig?’

1 naar Kleuters & Ik, jg. 11, nr. 3, p. 17


2 naar Kleutermagazien, jg. 18, nr. 4, 1988-89

GROOT WORDEN – WERKBOEK 141


KLEUTERMODULE

Lesvoorbereiding: Turnen met matjes (door juf Lut)

Opmerking: Juf Lut geeft turnen aan alle kleuters van de kleuterschool. Ze heeft dus niet enkel
oefeningen bedacht voor de 3/4-jarigen, maar ook uitbreidingsoefeningen voor de 4/5-jarigen.

Opwarming
– De matjes liggen verspreid in de zaal. Er zijn evenveel matjes als er kleuters zijn.
– De kleuters mogen elk op een matje gaan staan.
– Vervolgens begint er muziek te spelen, en mogen de kleuters vrij rondlopen op de muziek. Wan-
neer de muziek wordt stopgezet, moeten de kleuters zo snel mogelijk weer op hun matje gaan
staan. Dit wordt enkele keren herhaald.
– Na verloop van tijd worden er andere opdrachten bijgegeven:
– op het matje gaan zitten
– met één been op het matje gaan staan
– een klein bolletje maken op het matje.
– Bij de 4- en 5-jarigen een variatie met aantallen en/of met kleur
– met 2/3/4 op één matje
– enkel op een rood/groen/blauw matje gaan staan
– de meisjes op een rood, de jongens op een blauw matje.

Experimenteren met de matjes


– Elke kleuter gaat weer op een matje staan.
– De leerkracht vraagt nu aan de kleuters wie het kindje op de prent kan nadoen:
– een hoge brug maken
– een lage brug maken
– een nestje maken.
– Als de kleuters deze drie benamingen kennen, lopen ze opnieuw door de zaal, en als de leer-
kracht roept ‘hoge brug’, dan moeten ze zo snel mogelijk een hoge brug gaan maken bij hun
eigen matje.
– Bij de 4- en 5-jarigen: nog andere houdingen aannemen met hun eigen matje.
– Bij deze leeftijden mag een kleuter ook eens een houding voordoen, die de andere kleuters dan
moeten nadoen.

Spelen met de matjes


– De kleuters gaan aan één kant van de zaal staan en moeten de zaal oversteken met hun matje op
hun hoofd.
– Of oversteken met hun matje op hun hand
– Of oversteken met hun matje tussen de benen

Werpen met de matjes


– De kleuters gaan nu per twee staan, met maar één matje voor elk tweetal.
– De kleuters gaan tegenover elkaar staan en mogen het matje over de grond naar elkaar schuiven.
– De kleuters mogen de matjes naar elkaar werpen/rollen/...

De afsluiting
– De kleuters gaan op hun matje in een kring zitten. Eén kleuter zit in het midden.
– De kleuters sluiten de ogen en de leerkracht verstopt één kleuter onder een laken.
– De kleuter die in het midden zit, moet raden wie er onder het laken verstopt zit.

Opruimen
– Eén kleuter helpt bij het opvouwen van het laken.
– De andere kleuters verzamelen hun matjes en leggen deze op de juiste plaats.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 142


KLEUTERMODULE

Het ontvangstmoment: concrete uitwerking

– Het noteren van aanwezigheden:


– Juf zegt de naam van de kleuter. De kleuter staat van het bankje op en zegt: ‘Ik ben hier’.
– Iedereen is er. Dan zingen we allemaal het liedje
‘Dag Juf, goeiemorgen!
Vertel ons eens heel gauw.
Wat er vandaag gebeuren gaat.
We wachten nu op jou!’ (op de melodie van ‘Dag Plons, gekke kikker’)
– We zwaaien en zeggen: ‘Goeiemorgen’.

– We nemen de kalenders door:


– De schoolkalender: We zetten een kruisje op de dag van vandaag en een schuine streep over
gisteren. Hier en daar komen tekeningetjes over wat er gaat gebeuren en op verjaardagen
wordt een kroontje getekend.
– Het dagkastje: Voor elke dag van de week is er een apart kastje met een apart kleurtje. Zater-
dag, zondag en woensdagmiddag zijn zwart gekleurd, want dan zijn we niet op school. Elke
dag wordt er één kastje geopend (meestal zit er een voorwerpje in dat past bij de daginvul-
ling/weekthema).
– Dagschema: Dit is de dagindeling, maar weergegeven met pictogrammen van bv. het WC-
moment, de kiesuurtjes, speeltijden, het eten, enzovoort. Onder het dagschema hangt een
touw met daaraan een klein popje van de tekenfilmfiguur ‘Nijntje’. Dit popje schuift met de
kleutertjes mee door de hele dag.

– Gesprek met de kleuters: De kleuters krijgen de kans om te vertellen over hun ervaringen of wat ze
beleefd hebben (thuis, op school, bij familie, de oppas, ...).

– Er worden twee helpers aangewezen door de juf.


– Deze helpers mogen die dag naast de juf zitten,
– mogen als eerste in de rij lopen, en
– kondigen de opruimmomenten aan met de tamboerijn.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 143


KLEUTERMODULE

Klasscreening: welbevinden en betrokkenheid


De klasscreeningsresultaten van oktober

Welbevinden Betrokkenheid
Bart 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Kathleen 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Frederik 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Helen 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Els 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Dennis 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Rob 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Elke 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Jasper 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Kaat 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Tomas 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Jana 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Maarten 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Jesse 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Silke 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Marlies 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Jonas 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Dylan 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Chloë 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Lesley 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Amélie 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5

Wat betekenen de schalen?


Welbevinden
Niveau 1 2 3 4 Niveau 5
Voelt zich niet goed in In gedragingen Geeft een neutraal of In gedragingen Voelt zich meestal als
zijn vel; nooit genie- overwegend gemengd beeld; voelt overwegend sig- een visje in het water;
tend; gespannen signalen van zich niet optimaal, nalen van beha- hoofdtoon is genie-
indruk; weinig zelfver- onbehagen maar kan toch mo- gen, plezier ten; beleeft plezier, is
zekerd; geen innerlijke menten plezier ma- energiek en toch in-
rust; ongelukkig ken; niet helemaal nerlijk rustig; open
gelukkig, maar ook en spontaan, heeft
niet ongelukkig; leeft zelfvertrouwen, en
niet echt intens toch kwetsbaar, ge-
lukkig
Betrokkenheid
Niveau 1 2 3 4 Niveau 5
Komt zelden echt tot Onderbroken Komt meestal tot acti- Aangehouden Komt tot échte activi-
activiteit, staart voor activiteit over- viteit waarin voort- (betrokken) acti- teit; is weinig afleid-
zich uit, lijkt afwezig, weegt gang zit; toch viteit overweegt baar, wordt helemaal
lusteloos; slechts korte makkelijk afleidbaar, opgeslorpt door de ac-
momenten van aan- concentratievermo- tiviteit; is geboeid of
dacht; weinig aan- gen is bij momenten gefascineerd door het
spreekbaar voor beperkt; wordt niet aanbod; in hoge mate
aanbod, pikt weinig ‘opgeslorpt’ door de mentaal actief; geniet
op; mentale activiteit activiteit van exploreren en
beperkt dingen ontdekken.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 144


KLEUTERMODULE

Klasscreening: competenties
1
Observatiefiche van Frederik

Acht competenties Scoring


1. Motoriek: grote motoriek 1–2–3–4–5
2. Motoriek: kleine motoriek 1–2–3–4–5
3. Representatie: beeldend 1–2–3–4–5
4. Representatie: taalvaardigheid 1–2–3–4–5
5. Begrijpen van de fysische wereld 1–2–3–4–5
6. Sociale competentie 1–2–3–4–5
7. Wiskundig en logisch denken 1–2–3–4–5
8. Zelfsturing 1–2–3–4–5
ALGEMEEN 1–2–3–4–5

Competenties (algemeen)
Niveau 1 2 3 4 Niveau 5
Heeft voor de mees- Over het algemeen Behoort voor de Over het algemeen Steekt met kop en
te domeinen een zwakker dan de ge- meeste competen- beter dan de ge- schouders uit bo-
ontwikkelingsach- middelde kleuter tiegebieden tot de middelde kleuter ven kinderen van
terstand; mist de van dezelfde leef- middengroep van van dezelfde leef- dezelfde leeftijd in
verwachte compe- tijd de kleuters van de- tijd het succes waarmee
tenties op het vlak zelfde leeftijd wordt omgegaan
van motoriek, socia- met verschillende
le competentie, taal, situaties; toont be-
expressie en com- hendigheid; begrip
municatievaardighe- voor sociale rela-
den; heeft moeite ties; verbeeldings-
om informatie te kracht; expressie-
verwerken en communicatie-
vaardigheid en in-
zicht; leert snel en
makkelijk

1 Laevers, F. (red.) (2001). Procesgericht kindvolgsysteem voor kleuters. Leuven: Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs (CEGO).

GROOT WORDEN – WERKBOEK 145


KLEUTERMODULE

De tekeningenmuur

Tomas tekende zichzelf: Jana tekende oma en opa: Frederik tekende een politieagent:

Amélie bracht een tekening mee van zichzelf,


gemaakt door haar zus Amber: Silke tekende de juf:

GROOT WORDEN – WERKBOEK 146


Kastje + doos
Open kastruimte met o.a. papier Bankje
a/d juf

Ophangmuur voor
tekeningen + Speelmat/Bouwhoek
KLEUTERMODULE

thema-informatie Kring
Tafel + Tafel +
stoeltjes stoeltjes
Kalendermuur; hier ook
dagschema en keuzepaneel

GROOT WORDEN – WERKBOEK


De klas van juf Ellen

Ophangmuur met tekeningen en werkjes


Bankje

Tafel +
Open kastruimte met autootjes, blokken, CD-speler, puzzels, boekjes
stoeltjes

bv. themadozen
Tafel Doos met schoenen,

Dozen met rekwisieten,


van juf verkleedbox,
Ellen instrumentendoos
Water- of zand-
of ...-exploratiebak
Open kastruimte met fijne
constructiematerialen Gesloten
kasten
met
Was- Schilder-, Poppen-
verf,
bak plak- en en huishoudhoek
spelen,
tekenhoek Knusse knuffel- ...
en leeshoek

Kleine kleuter-wc

147
KLEUTERMODULE

Vragen en opdrachten bij de casus rond de klas van juf Ellen

Juist / ? / Fout-vragen
Als de stelling volgens jou fout is, verbeter deze dan, zodat ze wel juist is. Als de stelling volgens jou
juist is, verantwoord dan waarom je dit denkt. Zoek telkens (een) voorbeeld(en) die je antwoord
ondersteunen in het casusmateriaal!
Omcirkel het vraagteken als je het echt niet weet.

1. Het is uitzonderlijk dat de kleuters uit de klas van Juf Ellen al binnen de lijntjes van een voorge-
drukte tekening (thema appel) kunnen tekenen.
J/?/F voorbeeld:

2. Een kleuter denkt en handelt egocentrisch.


J/?/F voorbeeld:

3. Hechte vriendschap bestaat bij kleuters niet.


J/?/F voorbeeld:

4. De kleuters in de klas van juf Ellen zijn zich nog nauwelijks bewust van zichzelf. Ze maken nog
geen onderscheid tussen ‘ik’ en ‘de anderen’ en zijn nog niet in staat tot zelfbeschrijving.
J/?/F voorbeeld:

5. Lesley heeft een Oedipuscomplex.


J/?/F voorbeeld:

6. Kleuters zijn – in tegenstelling tot peuters – niet langer geïnteresseerd in het bestuderen van
(lichamelijke) verschillen tussen jongens en meisjes.
J/?/F voorbeeld:

7. Via het spelen en/of praten met anderen leert het kind zichzelf kennen en ontwikkelt het dus
zijn persoonlijkheid.
J/?/F voorbeeld:

8. Kleuters zijn over het algemeen de koppigheidsfase ontgroeid. In plaats van dingen niet te wil-
len, uit hun eigen willetje zich nu veeleer in ‘positief willen’ en stilaan in ‘het zich kunnen
inspannen om een taak volledig af te maken’.
J/?/F voorbeeld:

Open vragen
9. In het aanbod van Juf Ellen aan haar kleuters heeft ze aandacht voor hun perceptuele en hun
motorische ontwikkeling.
a. Welke ontwikkelingen maken kleuters door op beide ontwikkelingsgebieden?
b. Geef voor beide ontwikkelingsgebieden vijf concrete voorbeelden van activiteiten van juf Ellen
aan die op deze ontwikkeling inspelen.

10. In de turnles van Juf Lut worden er ‘extra oefeningen’ gegeven voor de 4- en 5-jarige kleuters.
Waarom doet ze die niet bij de 3-jarige kleuters? Welke capaciteiten hebben de 4- en de 5-jarigen
die de 3-jarige kleuters nog niet hebben, en in welk(e) ontwikkelingsdomein(en) bevinden deze
capaciteiten zich?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 148


KLEUTERMODULE

11. In de tekenontwikkeling van de kleuter spreekt men over ‘mislukt realisme’. Wat betekent dit?
Kun je dit duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld in het casusmateriaal? Herken je ook
al elementen uit het ‘verstandelijk realisme’ (zie handboek, lagereschoolkind, p. 156-157)?

12. ‘De behoefte aan lichamelijk contact is nog steeds heel groot bij kleuters, maar kan zich al ver-
schillend manifesteren bij jongens en meisjes’. Kun je hier voorbeelden van terugvinden bij de
kleuters van Juf Ellen? Waar merk je die behoefte en kun je beschrijven hoe deze behoefte zich
manifesteert?

13. Juf Ellen probeert op verschillende manieren de fantasie (en dus de cognitieve ontwikkeling)
van haar kleuters te prikkelen. De kleuterperiode is immers de bloeiperiode van de fantasie.
Kun je vijf verschillende manieren aanstippen waarop zij dat doet en uitleggen waarom deze
activiteit de kleuters weet te boeien?

14. Het werken met kalenders is niet uitzonderlijk op de kleuterschool, integendeel. Juf Ellen heeft
drie verschillende kalenders: de schoolkalender, de dagkastjes en het dagschema. Waarom
denk je dat Juf Ellen daar dagelijks belang aan hecht? Aan welke ontwikkelingsaspecten komt
ze tegemoet, en kun je uitleggen waarom?

15. In de uitwerking van het thema ‘De appel’ beschrijft Juf Ellen als belangrijke doelstelling: de
taalontwikkeling, gekenmerkt door enkele gespecificeerde subdoelstellingen. Kun je uit deze
beschrijvingen een aantal kenmerken van de taal bij de kleuter afleiden? Kun je in het casusma-
teriaal nog andere voorbeelden vinden van deze kenmerken?

16. Kleuters leren al spelend.


a. Welke elementen in de klas van Juf Ellen (zie plattegrond) kunnen haar kleuters aanzetten
tot spel, en kun je voorbeelden van ‘kleuterspel’ geven bij deze elementen (‘op welke manier
gaan kleuters met dit materiaal spelen’)?
b. Kun je bovendien deze ‘spelvorm’ benoemen (bv. constructiespel) en inschatten of ze
‘samen met anderen’ gebeuren of niet?
c. Kun je van elke spelvorm die kleuters ‘beoefenen’ (handboek p. 183-186), een voorbeeld vin-
den in de observaties en thema-evaluaties in de themamap van juf Ellen?
d. Voldoen uiteindelijk alle spelvormen die je net opsomde aan de vier kenmerken van spel bij
de kleuter (en het schoolkind) (handboek p. 181-183)? Leg uit.
e. Weet je ook waarom Juf Ellen kiest voor het systeem van ‘vrij kleuterinitiatief’? Wat heeft dit
met de (spel)ontwikkeling van de kleuter te maken?

17. Werkt Juf Ellen volgens jou aan ‘zorgbreedte’ en ‘zorgverbreding’ in haar klas? Zo ja, leg uit en
geef voorbeelden van de acties die ze onderneemt. Zo nee, kun je haar concrete suggesties
geven waardoor ze dit wel doet?

18. ‘Gerichtheid op ervaring betekent jezelf afstemmen op de “lichamelijk gevoelde betekenissen”


van de ander’.
a. Is Juf Ellen volgens jou een ‘ervaringsgerichte leerkracht’? Leg uit waarom wel/niet en geef
concrete voorbeelden aan uit het casusmateriaal om je antwoord te staven.
b. Als je antwoord ‘ja’ is, vind je dan ook de drie praktijkprincipes van het Ervaringsgericht On-
derwijs terug in haar aanpak? Kun je ook aangeven op welke manier Juf Ellen streeft naar het
einddoel van de ‘geëmancipeerde mens’?
c. Indien je Juf Ellen niet ervaringsgericht vindt, aan welk(e) praktijkprincipe(s) moet zij vol-
gens jou nog werken? Kun je ook suggesties geven aan haar, waardoor ze het einddoel van de
‘geëmancipeerde mens’ kan nastreven?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 149


KLEUTERMODULE

19. a. De eerste weken van het schooljaar investeert Juf Ellen enorm in het maken van afspraken
en het toepassen van regeltjes, zodanig dat de kleuters kunnen wennen aan het dagelijks
leven op school.
Hoe denk je dat de kleuters reageren op deze afspraken en regeltjes? Gehoorzamen ze of
niet? Wat bepaalt hun gedrag?
Welke conclusies kun je hieruit afleiden over de morele ontwikkeling van de kleuters? In
welk stadium zitten ze?
b. Wat vertelt de discussie over het ‘messensteken’ (weekevaluatie week 7) je over de morele
ontwikkeling van de kleuter?
c. Hoe verklaar je Chloë’s reactie op de klodderverf (weekevaluatie week 2)? Waarom heeft juf
Ellen zoveel moeite om haar te overtuigen dat ze wel met die verf mag spelen?

20. Piaget illustreerde met de conservatieproeven dat peuters en kleuters nog heel wat denkfouten
maken.
a. Kun je de kleuters van juf Ellen ook op zulke denkfouten betrappen?
b. Kun je verklaren hoe het komt dat een kleuter deze denkfouten maakt?
c. Hoe noemen we ook alweer het stadium van cognitieve ontwikkeling waarin de kleuter zich
(normaal) bevindt?

21. a. Kan je vanuit de casusmaterialen achterhalen welke leerlingen bedreigd zijn in hun ontwik-
keling? Tip: Denk ook aan het belang van welbevinden en betrokkenheid.
b. Kan je suggesties geven aan juf Ellen voor ontwikkelingsgerichte interventies?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 150


KLEUTERMODULE

KLEUTERCONTRACT

Je hebt reeds de basiskennis rond de kleuter verworven via de casus van juf Ellen.
Voor de zevende contractopdracht moet je de observatieopdracht uit de kleuter-
module gemaakt hebben en bij je hebben.

De opdrachten zijn erop gericht de kennis die je vanuit de casus reeds verwierf, uit
te diepen en uit te breiden.
Nevendoel: Je zult ook kennismaken met de werkvorm ‘contractwerk’ (voor- en nade-
len), zodat je later zelf in staat zult zijn om deze als leerkracht te hanteren.

Het is (weer) tijd voor contractwerk! De verdiepingsopdrachten over de kleuter


zijn ingebed in een contract.
Je docent/lector zal klassikaal alle opdrachten kort doornemen en aangeven welke
taken ‘magjes’ en ‘moetjes’ zijn. Daarna is het aan jou!
Je kiest om te beginnen een stickertje als kenteken (er zullen stickertjes doorgege-
ven worden) en plakt dit bovenaan je contract.
Je bent zelf verantwoordelijk voor het ‘uitvoeren’ van je contract. De opdrachten
binnen het kleutercontract kunnen zowel individueel als in groep worden uitge-
voerd. De ‘moet’-opdrachten ‘moeten’ binnen de aangegeven tijd worden afge-
rond. Tussen de ‘mag’-opdrachten ‘mag’ je kiezen welke je doet, naargelang je
eigen interesse en/of de tijd die je nog ‘overhebt’ om aan je contract te werken. Je
bepaalt zelf de volgorde waarin je de opdrachten aanpakt.
De informatie om de opdrachten correct op te lossen, vind je in het handboek.
Maak er dan ook gretig gebruik van. Als je iets niet helemaal begrijpt, vraag dan
uitleg aan een medestudent en probeer er samen uit te komen. Als dat nog niet
helpt, vraag het dan even aan je docent/lector, die zich aan de hulptafel bevindt.
Voor de opdrachten waar een sleuteltje bij staat, is er een correctiesleutel aan de
hulptafel.
Bij de zelfevaluatie kleur je het passende symbool (zonnetje = ik vond het leuk om
aan de opdracht te werken; regenwolkje = ik vond het niet leuk om aan de opdracht
te werken).
Opmerking: We werken hier met een contract met tempo-differentiatie (via moet-
en mag-opdrachten) en differentiatie naar interesse. In de lespraktijk kun je het
contract eventueel uitbreiden met individuele oefeningen, specifiek voor een
bepaalde leerling of groepje van leerlingen. Op die manier bereik je een ‘brede
zorg’ voor IEDERE (individuele) leerling.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 151


KLEUTERMODULE

Contractbrief

Mijn kenteken: (stickertje)

Het is feest! Kleuterlogica Fantasie op hol

Géén onschuldige Tristan Klaar voor de Het poëzie-album


wezentjes kleuterschool

GROOT WORDEN – WERKBOEK 152


KLEUTERMODULE

Het is feest!!!

Naar jaarlijkse gewoonte wordt er bij jou op de kleuterschool een


groot lentefeest georganiseerd. Het is een waar kinderfeest, met het
bezoek van de ouders en grootouders van de kinderen. Er wordt een
hele namiddag voor animatie gezorgd. Ook de kleuters moeten per
kleuterleerjaar één act opvoeren.
Je bevindt je op de voorbereidende vergadering van het schoolfeest,
samen met je andere collega-kleuterleid(st)ers. Je staat voor de
opdracht om de namiddag in te vullen. Zowel de eerste/peuterklas,
de tweede/groep 1 als de derde kleuterklassen/groep 2 moeten
apart één stukje opvoeren.
Bouw een namiddagprogramma op rond één thema en doe met elke leeftijdsgroep iets apart. Pro-
beer rekening te houden met de ‘ontwikkelingsgebonden mogelijkheden’ van de jonge, midden- en
grote kleuters.
Met welke ontwikkelingsgebieden heb je expliciet rekening gehouden? Hoe heb je dit aangepakt?
Welke ontwikkelingsgebieden komen niet aan bod? Kun je deze toch nog inbouwen in je pro-
gramma of vind je werken aan dit ontwikkelingsgebied overbodig op het schoolfeest? Beargumen-
teer je antwoord.
Beantwoord vervolgens de volgende vragen. Licht elk ja/nee-antwoord grondig toe.
– Wordt elke kleuter in het spektakel opgenomen? Is er een gelijke rolverdeling?
– Wat verwacht je van hun betrokkenheid en welbevinden tijdens hun act en het hele schoolfeest?
– Interesseren de activiteiten je kleuters echt? Behoort het thema tot hun leefwereld?
– Komt er voldoende ‘fantasie’ bij te pas? Komen magie en sprookjes aan bod?
– Kunnen de kleuters zelf creatief zijn bij het evenement?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 153


KLEUTERMODULE

Kleuterlogica
1
Kun je volgende fragmenten uit de kleuterlogica duiden? Weet je
om welke ‘denkfout(en)’ het gaat? Leg uit (zie handboek, de peuter,
p. 120-127).

1. Dirk en Peter spelen met auto’s. Dirk heeft alle grote vrachtwa-
gens gepakt. Peter speelt liever met de kleine personenwagentjes.
Ieder heeft zijn auto’s op een rij op de mat gezet. Juf Inge vraagt:
‘Hebben jullie evenveel auto’s?’. Dirk is er als de kippen bij: ‘Ik
heb het meest! Mijn rij is veel langer dan die van Peter’. Peter is
het daar niet mee eens: ‘Ik heb toch meer auto’s’, zegt hij. °
2. Juf Evelien: ‘Vandaag steek ik het eerste kaarsje aan op de adventkrans. Wie weet nog waarom we
dat doen?’
Quinten: ‘Straks steek je ook de andere aan en dan is het van “Lang zal ze leven” en blazen maar.’ #
3. Veerle telt haar snoepjes. Ze komt tot zeven. Daarna telt ze haar grote poppen. Ze telt er vier.
Meester Bart vraagt: ‘Heb je genoeg snoepjes om elke pop één snoepje te geven?’. Veerle ant-
woordt: ‘Nee, want ik heb teveel poppen’. °
4. Truus is op een verjaardagsfeestje. Op de tafel staat een grote kan met vruchtensap. Deze is bijna
leeg (nog een viertal centimeter). Truus bekijkt rustig de drukte rond de tafel. Moeder neemt de
kan en giet sap in een smal glas. Truus kijkt plots heel verbaasd. Ze slikt, zet een stapje naar de
tafel, bekijkt het volle glas, bekijkt moeder, ... Ze schuift nog wat dichter naar moeder toe en zegt
tenslotte aarzelend: ‘Maar dat kan niet? Het is meer geworden! Nu is er meer appelsap in het glas
dan in de kan’. °
5. Meester Erik: ‘Sinterklaas rijdt door de sneeuw...’
Kristel: ‘Waarom komt die altijd in de winter?’
Thomas: ‘In de zomer zou toch al zijn chocolade smelten, dat zou wat worden!’ #
6. Mira probeert een mooie rij te maken van de boekjes in de boekenhoek: van het kleinste (= minst
hoge) naar het grootste (= hoogste). Dit is echter niet makkelijk voor haar. Ze stelt regelmatig
vast dat ze een boekje verkeerd heeft geplaatst. °
7. Juf Marleen: ‘Barbara, vertel me eens wat is: ...’
Barbara: ‘Kort? Mijn haar na de kapper.
Lang? Mijn moeder als ze naar tante Lut belt.
Dun? Het schilderpapier. Ik schilder er altijd gaatjes in.
Vol? Als het gaat overlopen.
Leeg? Als je nog niets gegeten hebt, of mijn bord als ik alles heb opgegeten.
Veel? Wanneer jij zegt ‘opruimen’.
Weinig? De snoep die mee naar school mag’. *
8. Riet: ‘Vol is als je met de fles begint te morsen ... leeg is als de fles begint te druppelen. Halfvol is
meerder dan leeg... Melk heb ik graag zo, limonade liever voller.’ *

1 ° Deckers, M. & Aerts, R. (1992). Rekenen kleuters? Conservatie- en seriatiebegrip. Conservatiebegrip?... Zeer belangrijk! Kleuters en Ik, 11 (4), 13- 15.
* Fredrix, M. (1988). Kleuterbegrip. Kleutermagazien, 18 (5).
# Fredrix, M. (1988). Kleuterlogica. Kleutermagazien, 18 (4).

GROOT WORDEN – WERKBOEK 154


KLEUTERMODULE

Fantasie op hol
1
De volgende fragmenten illustreren de rijke ‘fantasie’ van kleu-
ters. De fantasie is kenmerkend voor elke kleuter. Bovendien is
de fantasie uitermate belangrijk voor de ontwikkeling van het
kind. Door te fantaseren, ontwikkelen kinderen. In elk van onder-
staande fragmenten zit wel een ‘verborgen functie(s)’ van die fan-
tasie voor de ontwikkeling van de kleuters. Kun jij ze aan de hand
van de informatie in je handboek herkennen (bv. volwassenenwe-
reld verkennen, enz.) en toelichten?

1. Een hoed wordt een bootje; een stok wordt een paard of een zwaard; een stapel blokken wordt een
toren, een garage of een totempaal; een banaan wordt een telefoon. Een knuffelbeer laten
drinken, doen alsof je iemand opbelt, de juf spelen, doen alsof je een hond bent, een pop naar bed
brengen.
Verborgen functie(s):
2. Koen is in feite bang voor de hond van zijn buurman. Maar in het spel is dat anders. Koen neemt
een knuffelhond in zijn handen en loopt ermee naar verschillende van zijn klasgenootjes. Koen
blaft hardop. Hij duwt de hond naar de andere kleuters en maakt daarbij bijtende en grommende
grimassen. De andere kinderen schrikken ervan.
Verborgen functie(s):
3. Een jonge kleuter in de winkelwandelstraat, stevig doorlopend met zijn armen op de rug, de han-
den in elkaar, de buik vooruit en met opgeheven hoofd alle etalages bekijkend... Net zoals zijn
vader die twee à drie meter achter hem loopt.
Verborgen functie(s):
4. Nele voelt zich wat onveilig in de klas. Nu speelt ze in de speelhoek. Ze is de juf. Nele is heel auto-
ritair: ze zet de stoelen op een rij, ze beveelt andere kinderen, ze deelt straffen uit, enzovoort.
Verborgen functie(s):
5. In haar huisje is Judith heel wat aan het organiseren. Ze schenkt thee, ze telefoneert, ze legt
Mark in bed, die daar wel eerst zijn hoed voor moet afzetten, want die stoot tegen het hoofdeinde
van het bed. Michiel is als elf verkleed en komt zogenaamd binnengevlogen. ‘Ik ben toch geen
meisje nu?’, vraagt hij bezorgd aan Judith. ‘Welnee’, zegt zij, ‘je bent een jongetje, dat weet jij
toch ook’. Verder maakt ze er geen woorden aan vuil. Ze haalt Mark uit bed, want het is plots
weer dag geworden. Mark gaat aan tafel zitten voor zijn ontbijt. Judith en Michiel zetten alles
klaar, maar ze zullen nog heel wat werk hebben, want Mark wil geen thee, wel koffie, geen gebak-
ken eitje, maar een verse koffiekoek van de bakker.
Verborgen functie(s):
6. Juf Laura speelt met haar kleuters in de speelzaal het spel van ‘wolf en schaapjes’. Hierbij zijn de
schaapjes ‘de overlopers’ en is de wolf ‘de tikker’. Het is dolle pret. De kleuters vallen niet uit hun
rol en maken bijbehorende geluiden bij het overlopen. Sommigen lopen recht in de handen van
de wolf (ze begrijpen de spelregels nog niet helemaal), anderen ontlopen de wolf, en weer ande-
ren blijven bang aan de kant staan mekkeren. De schapen ‘praten’ met elkaar en iedereen speelt
zijn rol vol plezier.
Verborgen functie(s):

1 Van den Steen, L. (1988-1989). Sociale opvoeding. Kleuters spelen in hun wereld. Kansen tot sociale ontwikkeling in dramatisch spel. Kleuters en Ik, 8
(5), 7-11.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 155


KLEUTERMODULE

Géén onschuldige wezentjes

Kleutertjes, ook al zijn ze nog zo jong, zijn geen onschuldige


wezentjes. Dat bewijzen de drie onderstaande fragmenten uit het
1
tijdschrift Kleuters en Ik . Plagen, pesten, uitstoten, horen erbij. Kun
je voor elk voorbeeld zeggen wie het ‘slachtoffer’, de ‘pestkop’ en de
‘middengroep’ is? (zie handboek, p. 210-214)

1. Om 10 uur wordt er telkens melk gedronken. Om beurten mogen de kleuters de doosjes melk uitdelen.
Het valt juf Chris op dat Gunther regelmatig geen melk drinkt. ‘Geen zin?’. Bij navraag blijkt dat Gun-
ther (toevallig?) overgeslagen wordt als Dieter de melk uitdeelt. Bij het spelen met rollend materiaal
wordt ‘per ongeluk’ steeds tegen Gunther aangebotst, totdat hij het opgeeft en in een andere hoek van de
zaal gaat spelen. Gunther is een teruggetrokken kleuter van vijf jaar. Hij is enig kind en wordt door zijn
ouders flink in de watten gelegd. Hij is altijd zeer verzorgd gekleed, als een kleine prins. Qua taal en
denkontwikkeling is hij wat achter op zijn collega-kleuters uit de klas. Op sociaal vlak lijkt hij onhandig.
2. Na Sinterklaas mogen de kleuters een stuk nieuw speelgoed meebrengen naar de klas. Op het eerste
gezicht een goed uitgangspunt voor een gesprek. Maar ditmaal ontaardt het in een regelrecht statusge-
vecht. Wie bepaalde populaire spulletjes heeft, hoort erbij; wie ze niet heeft, valt buiten de groep. Zo wilde
ook mijn dochtertje van vier, onze Sandra, perse Samson-spulletjes, want ‘iedereen heeft dat, mama!’.
Gelukkig heeft ze een lieve opa die haar een sjaal en muts van haar idool cadeau heeft gedaan.
3. Nancy is ruim vier jaar. Op de speelplaats staat ze er verloren bij. In de klas wil niemand samen met
haar in een groepje. De kleuters zeggen: ‘Nancy praat zo raar’. En inderdaad, ze praat weinig en haast
onverstaanbaar. ‘Nancy komt in haar pyjama naar school’, roepen de kleuters. Pyjama’s zijn het niet,
maar haar flodderige joggingpakjes steken af tegen de kleurige kleertjes van de anderen. Nancy mag niet
mee op kleuterzwemmen (dat is te duur), heeft geen abonnement op het kleutertijdschrift, brengt geen
snoepjes mee op haar verjaardag en heeft zelden een koek bij zich. Vriendjes heeft ze niet. Is het onbegrij-
pelijk dat ze soms ‘zomaar’ iets van een ander kind stukmaakt of in boekentassen van andere kleuters op
zoek gaat naar snoep of een koek? Vier jaar ... en een carrière als zondebok voor de boeg?

– Wat zijn volgens jou de gevaren en risico’s van het pesten voor de kleuter (slachtoffer, pestkop en
middengroep)? Welke ontwikkelingsgebieden worden bedreigd?
– Hoe kun je pesten volgens jou het best aanpakken? Hoe ga je jouw kleuters hiervoor gevoelig
maken?
– Als je kijkt naar hoe het staat met de morele ontwikkeling van de kleuter (zie handboek, p. 173-
174), hoe maak je dan een kleuter duidelijk ‘wat goed is’ en ‘wat slecht/stout is’? Kun je dat toe-
passen op de bovenstaande pestsituaties?
– Uitbreiding: Hoe ga je dit bij het schoolkind en bij de adolescent aanpakken, als je uitgaat van
hun respectievelijke morele ontwikkeling (zie handboek, p. 219-220 en 290-291)?

1 De Middeleir, M. (1992-1993). Te klein om te pesten? De zondebok in de kleuterklas. Kleuters & Ik, 12 (3), 22- 25.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 156


KLEUTERMODULE

Tristan
1
Hieronder vind je een beschrijving van Tristan, een 5-jarige kleuter met
de
problemen uit de kleuterklas van een collega-kleuterleid(st)er Els (3 jaar
van de lerarenopleiding), die hier haar stage-ervaringen weergeeft. Dit
zijn de observaties (en bedenkingen) die ze maakte tijdens het werken
2
met het Ervaringsgerichte Kindvolgsysteem (op individueel niveau).

Achtergrondinformatie:
– Tristan is geboren met een zuurstofgebrek bij de geboorte.
– Hij heeft een moeder die erg bekommerd is om hem.
Taal:
– Tristan vraagt heel vaak ‘wat?’ (Hoort hij niet zo goed?).
– Hij stelt vaak vragen als ‘Wat moet ik nu doen? Wat? Wat? Mag ik nu spelen? Mag ik nu op de
computer?’ (Hij weet niet wat van hem wordt verwacht, hij heeft geen zicht op wat hij mag of kan
doen?)
– Tristan heeft op het eerste gezicht geen goede luisterhouding. Hij kijkt me niet aan bij het geven
van een opdracht. (Hij kijkt me nooit in de ogen).
– Tristan kijkt me ook niet aan als hij tegen me praat.
– Bij het ochtendritueel of tijdens een vraaggesprek wil Tristan vaak spontaan vertellen. Maar als je
een vraag stelt, antwoordt hij vaak volledig naast de kwestie of begint hij vragen te stellen als
‘gaan we nu spelen?’ (Is hij niet geïnteresseerd? Of duurt het te lang?...)
– Hij spreekt duidelijk, maar heel zacht.
– Tristan vertelt niet veel over zichzelf (alleen bij gerichte vragen vertelt hij iets over zijn broertje).
Sociaal:
– Tristan heeft op het eerste gezicht eigenlijk maar één vriendinnetje in de klas, namelijk Sylvia
(eigenlijk ook een ‘zorgen’kleuter).
– Tijdens mijn laatste stageweek groeide er echter ook een vriendschap tussen Kim en Tristan.
Tristan hangt dan vaak de clown uit, waar Kim hartelijk om moet lachen.
– Telkens als ze elkaar nu zien, herhaalt Tristan dezelfde situatie (waarbij Kim steeds weer moet
lachen).
– Tristan speelt vaak alleen. Zijn ‘enige’ en grote interesse is de computer. Hij praat wel tegen de
kinderen die samen met hem op de computer spelen.
– Hij komt zichzelf nauwelijks of soms zelfs niet melden voor het aanbod van de keuzegroepen.
Motoriek:
– Tristan heeft een zenuwtic. Zo gaat hij steeds met zijn tong over zijn kin, waardoor hij een rode
plek heeft gekregen. Hij doet dit opvallend meer als je iets aan hem vraagt of als hij iets gaat ver-
tellen.
– Tristan is vrij klein van gestalte.
– Wat betreft zijn fijne motoriek valt het op dat hij bijvoorbeeld bij contractwerk (iets wat hij hele-
maal niet graag doet) zijn potlood verkeerd vasthoudt en vaak maar wat krabbelt.

1 http://users.pandora.be/zorgverbreding/index.htm
2 Ontwikkeld door het Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs (CEGO) aan de KULeuven.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 157


KLEUTERMODULE

Werkhouding:
– Bij het contractwerk begrijpt Tristan de opdrachten vaak niet (bv. plaatjes met de letter ‘B’ kleu-
ren).
– Hij vraagt steeds om uitleg, maar kijkt je niet aan tijdens het geven van uitleg.
– Na de extra uitleg maakt hij de opdracht nog helemaal verkeerd of zet hij maar wat kleurstreepjes
over de tekeningen. Zeer snel, zonder echt na te denken.
– Hij vraagt ook na zeer korte tijd: ‘Ben ik nu klaar?’ Of hij loopt gewoon weg van het contractwerk.
– Tristan is (nog) erg speels. Hij wil altijd spelen en vraagt hier ook vaak naar (‘Mogen we nu spe-
len?’).
– Tristan ondervindt weinig tot geen taakspanning (=drang om een taak volledig af te maken). Hij
wil zich er vaak snel van afmaken.
Mijn contact met Tristan:
– Aan het begin van mijn stage ben ik in de bus bij toeval op de bank naast hem beland. Tristan
heeft me toen veel verteld (wel door vraagjes van mij). Op de terugweg vroeg hij me of ik weer
naast hem wilde zitten. Hij geniet duidelijk van de aandacht die hij krijgt.
– Dit contact is altijd goed gebleven. Alleen tegen de laatste stagedagen aan verminderde dit goede
contact. (Tristan had precies het gevoel dat er ook bij mij dingen ‘moesten’).
– Ik vrees dat dit voor een deel ook aan mij ligt. Soms heb ik een beetje te weinig geduld met hem
gehad. Bij de klasorganisatie heb ik het soms nog moeilijk. Daarbij komt dan nog de extra aan-
dacht voor hem – op al zijn vragen antwoorden en steeds weer uitleg geven – en dan wordt het me
soms ‘net iets teveel’. (Ik ga hier wel een werkpunt voor mezelf van maken.)

1. Wat is volgens jou het hoofdprobleem bij Tristan? Welke problemen ondervindt zijn stagejuf?
2. Wat zijn hiervan de gevolgen voor zijn leren/zijn ontwikkeling? Welke (mogelijke) risico’s hou-
den deze problemen in?
3. Stel: jij bent Tristans juf of meester. Op welke manier houd je in je lesgeven rekening met Tris-
tan? Wat is jouw aanpak? Aan welke ontwikkelingsgebieden ga je expliciet aandacht schenken?
4. Juf Els werkt met een kindvolgsysteem (een document waarin via observaties – en scoring – kleu-
ters worden opgevolgd tijdens het schooljaar). Wat is volgens jou het nut van zo’n systeem voor
het ontwikkelingsproces van Tristan?
5. Hoe verbind je de termen ‘kindvolgsysteem’ en ‘zorgverbreding’ aan elkaar? En wat hebben deze
termen te maken met de ontwikkeling van het kind?
6. Heeft Tristan volgens jou behoefte aan ‘zorgverbreding’? Waarom wel/niet?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 158


KLEUTERMODULE

Klaar voor de kleuterschool

‘Hallo,
Ons zoontje is zojuist 3 jaar geworden en gaat dus in september naar de
eerste kleuterklas. Het is voor hem niet volledig nieuw, omdat hij na
Pasen al naar het instapklasje is geweest. Dit was telkens maar voor halve
dagen, omdat hij ‘s middag nog zo’n drie uur sliep. De eerste dagen toen
waren heel moeilijk, maar na drie dagen ging het redelijk. Hij huilde ‘s
morgens niet bij het afscheid, en dat vond ik al veel waard. Nu begin
ikzelf als moeder alweer zenuwachtig te worden voor die eerste schooldag
en vraag ik me allerlei dingen af:
– Sturen we hem halve of hele dagen? Hij heeft namelijk nog best
behoefte om te slapen (2 uur), maar als hij ‘s middags slaapt, krijgen we hem er ‘s avonds voor tien uur
niet in. Langs de ene kant denk ik dus dat het goed is om hem hele dagen te sturen, zodat hij echt moe is
en eventueel een beetje slaapt in het slaapzaaltje (zielig, niet?) en ‘s avonds op tijd in bed ligt. Langs de
andere kant wil ik hem maar halve dagen sturen, zodat hij nog kan slapen ‘s middags. Maar dan krijgen
we hem ‘s avonds waarschijnlijk niet makkelijk in bed en zal hij ‘s morgens nog moe zijn. En als we hem
dan vanaf Nieuwjaar of zo hele dagen laten gaan, merkt hij het verschil wel goed met twee weken voor-
heen.
– Ook maak ik me zorgen over zijn inleving. Wat zal hij denken als we er ‘s middags niet staan, maar hij
met de andere kindjes mee moet om zijn boterhammen daar op te eten? Zal hij wel beseffen dat we hem
nog komen halen?
Ikzelf heb het er enorm moeilijk mee en hoop dus dat jullie me goede raad kunnen geven. Ik verzin namelijk
ook excuses om hem de eerste schooldag niet mee weg te brengen, want ik zal toch huilen, vrees ik, en dat is
allesbehalve bevorderend.
Alvast bedankt!
Een bezorgde kleutermoeder’.

1
1. Kun je in één zin beschrijven wat het hoofdprobleem is van deze moeder ? Wat is haar voornaam-
ste bezorgdheid?
2. Uit dit eerste voorbeeld blijkt dat zowel de moeder (of vader), maar zeker de jonge kleuter klaar
moet zijn om naar school te gaan. In dit verband spreken opvoeders van ‘kleuterschoolrijpheid’.
Ze beschrijven dan een aantal ‘schoolrijpheidsvoorwaarden’. Welke (mogelijke) voorwaarden
kun je vanuit het bovenstaande voorbeeld al aanhalen?
3. Hier vind je een lijstje van ‘schoolrijpheidsvoorwaarden’ volgens Kind & Gezin. Geef bij elke
voorwaarde aan om welk ontwikkelingsgebied het gaat:
Je kind kan als kleuterschoolrijp worden beschouwd, aldus Kind & Gezin:
– als het al een paar uur rustig zonder jou kan doorbrengen
– als het zich verstaanbaar kan maken
– als het zonder hulp een jas kan aan- en uittrekken
– als het alleen kan eten met een vork
– als het op tijd kan waarschuwen dat het naar de wc moet
– als het kan samenspelen met andere kinderen, en
– als het al enig tijdsbesef heeft.

1 http://www.zappybaby.be

GROOT WORDEN – WERKBOEK 159


KLEUTERMODULE

1
4. Ook in onderstaande tekst kom je nog een aantal ‘kleuterschoolrijpheidsvoorwaarden’ tegen.
Onderstreep je ze?
Is een kind dat zindelijk is ‘schoolrijp’?
Bij velen leeft het idee dat een peuter naar school mag vanaf de dag dat hij zindelijk is. Zindelijkheid en
schoolrijpheid hebben evenwel weinig met elkaar te maken. Veel scholen eisen wel dat de peuters zindelijk
zijn wanneer ze naar school komen. Dat is te begrijpen.
Het is natuurlijk niet erg dat een kind in de klas met een luier rondloopt, maar wanneer het er meer zijn, gaat
veel kostbare tijd verloren aan verzorging. Daarom vragen ook wij uw kind pas naar school te sturen wanneer
het echt zindelijk is.
Wanneer noemen we een kind ‘schoolrijp’?
Een pasklaar antwoord hebben wij niet bij de hand. Elk kind is immers anders, elk kind is uniek. Wij moeten
elk kind dan ook individueel bekijken, want elk kind heeft zijn eigen persoonlijkheid. Al deze kinderen reage-
ren op een andere manier, op hun eigen manier op dezelfde situatie, in dit geval de school.
De overgang van thuis, de onthaalmoeder of de crèche naar school wordt door elk kind anders beleefd. Het al
dan niet schoolrijp zijn manifesteert zich op verschillende manieren. Toch zijn er een aantal zaken die elke
peuter maar beter in zekere mate verworven kan hebben op het moment dat hij naar school gaat.
– Veiligheid
Elke peuter moet reeds een aantal basisstappen gezet hebben inzake veiligheid.
In deze context gaat het niet om de veiligheid zoals we die in het verkeer kennen. Het gaat om een gevoel
van vertrouwen, zich goed en veilig voelen, geborgenheid vinden, zich goed in zijn vel voelen en zo tot rust
komen.
Beetje bij beetje leren kinderen zich goed voelen bij ouders in aanwezigheid van vreemden. Heel wat peu-
ters kunnen het nog niet aan dat moeder of vader de aandacht verdeelt. Wanneer een ouder met een
vreemde staat te praten, zal het kind de aandacht snel naar zich toe willen trekken. Dit uit zich in het aan
de rokken hangen, zeuren, wenen, weglopen, ...
Verder moet een kind zich veilig kunnen voelen bij vreemden, ook wanneer de vertrouwensfiguur (vader,
moeder, opvoeder, ...) niet in de buurt is.
Veel kinderen gaan vandaag de dag naar de crèche of naar de onthaalmoeder. Deze kinderen hebben al
vrij snel geleerd zich aan te passen aan vreemde kinderen en volwassenen. Kinderen kunnen pas vertrou-
wen hebben in anderen wanneer zij voldoende vertrouwen hebben in zichzelf. Zonder voldoende zelfver-
trouwen zien zij anderen als rivalen. Er zijn kinderen die zich op het eerste gezicht gemakkelijk aanpas-
sen, maar er in feite heel veel moeite mee hebben. Zij uiten dat alleen weinig opvallend.
– Zelfredzaamheid
Vooraleer een kind naar school komt, is een zekere vorm van zelfredzaamheid aangewezen. Voor het kind
is het veel fijner als het niet telkens moet terugvallen op de juf om de jas aan te trekken, om de neus te snui-
ten of om de schooltas open te maken. Het is belangrijk, en dit niet alleen met het oog op schoolrijpheid, dat
ouders hun kinderen niet klein houden, dat kinderen zelf het een en ander mogen proberen. Dit gaat
natuurlijk niet zonder gissen en missen, maar zo leert het kind het best. Uiteraard kost dit veel tijd en
geduld, maar het is tijd besteden om achteraf veel tijd te sparen. Hoe meer zelfredzaam de kinderen zijn,
hoe meer tijd de kleuterleidster kan besteden aan activiteiten waaraan de kleuters veel meer hebben.
Bijvoorbeeld: is het kind (bijna) zindelijk, kan het zijn eigen spulletjes herkennen temidden van die van
andere kinderen, kan het zelfstandig (door)eten, ...
Een kind moet ook op het taalvlak zelfredzaam zijn. Het moet in staat zijn om zijn elementaire behoeften
op een verstaanbare manier duidelijk te maken, het moet durven praten.
– Sociale vaardigheden
Peuters die plots in een grote groep leeftijdsgenootjes terechtkomen, voelen zich soms opgeslorpt door de
massa. Ze weten geen houding aan te nemen tegenover de anderen en kruipen in hun schulp. Wanneer
kinderen te vroeg in een klas terechtkomen, bestaat het gevaar dat ze andere kinderen beschouwen als een
obstakel. Een dergelijke houding werkt belemmerend voor de gezonde sociale ontplooiing. Het is voor elke

1 http://www.vierklaver.be

GROOT WORDEN – WERKBOEK 160


KLEUTERMODULE

peuter dan ook een hele opgave om zich te handhaven en voor zichzelf op te komen in een grote groep.
Peuters leven hier en nu. Zij kunnen zich dan ook niet voorstellen dat een begeerd stuk speelgoed, waar-
mee op dat moment een ander kind speelt, straks voor hen vrijkomt. Het begrip ‘om beurten’ is voor hen
onbestaande.
Nochtans krijgen kinderen sociale vaardigheden alleen maar onder de knie door ze te oefenen. Op dat vlak
zijn kinderen die naar de crèche of naar de onthaalmoeder gaan meestal bevoordeeld tegenover kinderen
die thuis opgevoed worden en wiens sociaal contact zich meestal beperkt tot de veilige en beschermende
omgeving van ouders en grootouders. Een regelmatig bezoek aan een speeltuin of een andere plaats waar
leeftijdsgenootjes aanwezig zijn, kan hiervoor dikwijls de oplossing bieden.
– Afscheid nemen
Afscheid nemen is moeilijk, volwassenen ervaren dit regelmatig. Voor peuters is dit een nog zwaardere
opgave, aangezien zij weinig tijdsbesef hebben. Woorden zoals ‘straks, seffens, subiet, ...’ hebben voor de
peuter weinig of geen betekenis. Door hun beperkt voorstellingsvermogen is wat weg is, ook daadwerkelijk
weg. Zij kunnen zich mentaal niet voorstellen dat hun moeder terugkomt.
Belangrijk is het koppelen van positieve ervaringen aan het afscheid nemen. Allerhande spelletjes en situa-
ties kunnen hiertoe bijdragen. Denk bijvoorbeeld aan het ‘kiekeboe-spel’. Ook dagelijkse bezigheden thuis
bieden kinderen de mogelijkheid om te oefenen in het afscheid nemen. Het kind moet telkens ervaren: ‘Ah,
daar is mama/papa weer. Zij/hij komt steeds terug.’
– Behoefte aan leeftijdsgenootjes
Soms is een peuter van 2 ½ jaar echt uitgespeeld in zijn vertrouwde (thuis)milieu. Hij begint zich te verve-
len en hij is op alle speelgoed uitgekeken. Niets kan hem nog boeien en hij komt niet meer tot intens spel.
Hij eist de volwassenen in zijn omgeving de hele dag op als speelkameraad. Kortom, hij heeft behoefte aan
leeftijdsgenootjes en aan een verruiming van zijn leefwereld. Dit is meestal een goed moment om naar de
peuterklas en kleuterklasjes te stappen.

5. Uitbreiding: In je handboek wordt eveneens gesproken over schoolrijpheid, maar pas bij de over-
gang van de kleuterklassen/peuterklas, groep 1 en groep 2 naar het eerste leerjaar/groep 3 (zie
handboek, p. 211-223). Ook daar is er sprake van ‘schoolrijpheidsvoorwaarden’.
Kun je vijf gelijkenissen en vijf verschillen aangeven tussen de kleuterschoolrijpheid en die van
het lagereschoolkind?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 161


KLEUTERMODULE

Het poëzie-album

Je hebt in de observatieopdracht een kleuter gevraagd een tekening voor je


te maken en je hebt rond die tekening een gesprekje gevoerd met de
kleuter.
Ga nu met een groepje van 2 tot 4 studenten bij elkaar zitten en vergelijk
jullie ‘poëzieblaadjes’ aan de hand van onderstaande vragen.

1. Hoe reageerden de kleuters op jullie vraag om iets voor je te tekenen?


2. Bestudeer de kenmerken van de verschillende tekeningen. Zijn alle geobserveerde kleuters even
ver in hun tekenontwikkeling? Ja of nee, en waarom? In welk stadium van de tekenontwikkeling
zitten de verschillende kleuters?
3. Herinner je je uit het gesprekje nog of de kleuters goed konden uitleggen wat ze getekend had-
den en waarom? Met welke vragen hadden de kleuters moeite?
4. Wat vertellen de tekeningen en het gesprekje jullie over de leefwereld van deze kleuters? Kun je
vanuit deze tekeningen interessepunten halen waarrond je zou kunnen werken in de kleuter-
klas? Welke?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 162


KLEUTERMODULE

SYNTHESESPEL
ALLE ROLLEN IN PRAKTIJK GEBRACHT...

Je hebt nu de module over de ontwikkeling van de kleuter afgerond, en bij voor-


keur heb je ook nog eens het bijhorende hoofdstuk in het handboek doorgeno-
men.

Je zult in dit synthesespel de opgedane kennis, inzichten en vaardigheden uit de


afgelopen module herhalen, inoefenen en toepassen.
Nevendoel: Door te proberen op een realistische manier de rol van kleuter te spelen, sta
je nog eens extra stil bij de kleuterkenmerken.

We gaan ‘doen-alsof-spelletjes’ spelen. In de rollenspelen zullen een aantal schoolse


kleuteractiviteiten worden nagespeeld. Enkele studenten spelen kleuter, telkens één
student is de juf of meester. De rollenspelers zullen telkens één kleutereigenschap of
leerkrachteigenschap extra in de verf moeten zetten, die dan door het publiek geraden
moet worden. In dit synthesespel worden enerzijds die speciale eigenschappen nog
eens beklemtoond, en hopen we anderzijds dat ‘het kleuter-zijn’ beter ‘doorleefd’
wordt (en eventueel ook ‘de rol van een ervaringsgerichte leerkracht’).
Deze activiteit kan in groepjes van (minimaal) 8 studenten worden gedaan, of kan
klassikaal georganiseerd worden. Telkens drie studenten ‘spelen’ een kleuter en één
speelt de kleuterleid(st)er. De overige studenten zijn voorlopig ‘publiek’. De docent/
lector geeft aan hoe lang een rollenspel ongeveer mag duren.
* Opmerking bij de spelimpulskaartjes: Om je een synthese te bieden van de
belangrijkste begrippen uit deze module, zitten deze kaartjes ook in je werkboek.
Probeer tijdens het spelen echter je nieuwsgierigheid even te bedwingen!

Het rollenspel

We spelen dus het kleuter-fantasiespel bij uitstek: het doen-alsof-spel of rollenspel.


Net zoals een kleuter in dit fantasiespel doet alsof hij een ander personage is, en dan ook de typische
eigenschappen van dat personage zal overnemen terwijl hij het personage in zijn dagelijkse activi-
teiten nadoet, zo zullen ook jullie nu een rollenspel spelen.
Het personage ligt al vast: jullie spelen een kleuter of een kleuterleid(st)er.
De typische eigenschappen die bij jullie personage horen, moeten jullie zelf bedenken en uitbeel-
den. De kleuters moeten zo goed mogelijk ‘kleuter’ proberen te zijn. De kleuterleid(st)er moet zo
realistisch mogelijk een juf/meester nadoen.
1. Duid 3 kleuters + 1 kleuterleid(st)er aan. Alle anderen zijn publiek en gaan in een
halve cirkel zitten.
2. Het publiek bepaalt het vertrekpunt van het rollenspel. Zij bedenken een (dage-
lijkse) ‘kleuteractiviteit’ die nagespeeld moet worden (in de context van een kleu-
terklas): een plaats, een moment en een activiteit of een organisatievorm,
bijvoorbeeld het ontvangstmoment in de kring, op bezoek bij de brandweer, een geleide knutsel-
activiteit met wc-rolletjes, koken in de huishoek (juf komt even kijken), het wc-moment, of vrij

GROOT WORDEN – WERKBOEK 163


KLEUTERMODULE

spel in de hoeken. In het voorbeeld van de brandweer zou bijvoorbeeld nog iemand uit het
publiek ‘brandweercommissaris’ kunnen spelen.
Tip voor de rollenspelers: Dit is enkel het vertrekpunt van het rollenspel. Wat er daarna gebeurt,
laten we aan jullie fantasie (en improvisatie) over! Immers, ook bij een kleuter ligt niet op voorhand
vast hoe zijn rollenspel zal verlopen, dat beslist/ontdekt hij gaandeweg.
3. Elk groepje krijgt van de docent/lector een pakje ‘spelimpuls-kaartjes’*. Schud ze
en leg ze omgekeerd op tafel. Elke ‘kleuter-speler’ mag één kaartje uitkiezen. Op
die kaartjes staat telkens een kenmerk van de kleuterfase. Aan de ‘kleuters’ wordt
gevraagd om deze typische kleutereigenschap duidelijk in de verf te zetten tijdens
het rollenspel (bv. sterke beweeglijkheid). Laat je kaartje aan niemand anders
zien! Probeer zo goed mogelijk op elkaar in te spelen tijdens het rollenspel.
4. Speel het rollenspel. Het publiek probeert te raden welke eigenschap wordt uitge-
beeld door elk van de spelers. Tijdens het rollenspel zeggen ze nog niets, ze wach-
ten tot de nabespreking. De ‘kleuterleidster’ geeft het einde van het rollenspel
aan.

De nabespreking

5. Na elk rollenspel volgt een nabespreking.


De kleuterleid(st)er uit het rollenspel leidt het gesprek aan de hand van volgende vra-
gen:

– Vraag aan het publiek: Welke eigenschappen werden door de kleuters uitgebeeld? Uit welke con-
crete gedragingen van de ‘kleuters’ hebben jullie dit afgeleid?
– Vraag aan de spelers: Heeft het publiek juist geraden? Hoe hebben jullie deze eigenschappen
proberen uit te beelden?
– Vraag aan het publiek: Waren de kleuters voor de rest realistisch? Op welke vlakken wel, op
welke niet? Vanaf het tweede rollenspel: Leg er even alle kleutereigenschappen (kaartjes) naast
die jullie in de voorgaande rollenspelen al gehad hebben. Werd er tegen één van deze eigen-
schappen gezondigd, denk je?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 164


KLEUTERMODULE

Tip bij de nabespreking: Bewaak met zijn allen elkaars ‘emotionele veiligheid’ tijdens deze nabe-
spreking. Geef op een tactvolle manier feedback aan elkaar, geef feedback die gericht is op de rol die
gespeeld werd, en niet op de persoon die speelde. Het is niet de bedoeling dat er uitgebreid feed-
back wordt gegeven op de ‘acteertalenten’ van de spelers, maar dat de gespeelde situatie wordt
gebruikt als vertrekpunt om de eigenschappen van kleuters te bespreken en te herhalen in de
groep.

Het vervolg

Dit patroon (rollenspel + nabespreking) wordt viermaal herhaald, zodat alle kleuterkenmerken aan
bod kunnen komen. Bij groepjes van acht zal elke student dan in principe twee keer spelen en twee
keer raden. Spelimpulskaartjes die al gebruikt zijn, worden aan de kant gehouden.

De uitbreiding

Indien jullie tijdens de afgelopen module dieper zijn ingegaan op het ervaringsgericht werken in
het kleuteronderwijs, krijgt ook de kleuterleid(st)er vanaf de tweede keer dat er gespeeld wordt, een
speciale taak in het rollenspel.
3b. Probeer als ‘kleuterleid(st)er’ in het rollenspel een ervaringsgerichte houding
aan te nemen (vanuit de praktijkprincipes die jullie besproken hebben).
Je krijgt ook een ‘spelimpuls-kaartje’: er wordt gevraagd om speciaal te letten op
het toepassen van één praktijkprincipe van het EGKO. Het publiek zal nu ook
moeten raden welk principe jij in praktijk probeert te brengen.
Bij de nabespreking komt er dan ook een extra onderwerp bij.

5b. De spelers en het publiek bespreken nu ook de manier waarop de rol van ‘kleu-
terleid(st)er’ gespeeld werd.

Eén van ‘de kleuters’ leidt dit deel van het gesprek, aan de hand van de volgende vragen:
– Vraag aan het publiek: Hoe reageerde de leid(st)er? Welke voorbeelden van ervaringsgericht wer-
ken herkende je? Welk praktijkprincipe werd speciaal benadrukt, denk je?
– Vraag aan de kleuterleid(st)er: Welk praktijkprincipe heb je speciaal in de verf willen zetten, en
hoe heb je dat concreet proberen te doen?
– Vraag aan het publiek: Welke suggesties kun je doen om nog meer ervaringsgericht te werken?
Vanaf het derde rollenspel: Leg er even alle praktijkprincipes naast die jullie in de voorgaande
rollenspelen al gehad hebben. Werd er tegen één van deze praktijkprincipes gezondigd, denk je?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 165


KLEUTERMODULE

Spelimpulskaartjes Kleuters

Typisch voor een kleuter is de sterke beweeglijk- De behoefte aan lichamelijk contact is nog steeds
heid. Ook de fijne motoriek gaat er in de kleuterpe- heel groot, al kan dit zich bij jongens en meisjes
riode aanzienlijk op vooruit. verschillend manifesteren.

Het verkennen van het eigen en andermans De woordenschat van het kind breidt zich steeds
lichaam en de daarbij horende gevoelens gaat verder uit. De kleuter maakt echter nog wel veel
voort in de kleuterperiode, maar minder in het ‘fouten’ en in deze periode komt ook vaak aarze-
openbaar. lend spreken voor.

De aanwezigheid van zelfbesef en de geleidelijke Voor een kleuter is een vriend iemand die aar-
invulling van de zelfkennis worden zichtbaar in dig tegen je is en met wie je leuk kunt spelen.
zelfbeschrijvingen in termen van uiterlijke ken- Vriendschappen zijn (nog) niet duurzaam en blij-
merken, voorkeuren, bezittingen en activiteiten. ven oppervlakkig.

Denkfouten (denk aan de proefjes van Piaget!) en


De kleuterperiode is de bloeiperiode van de
verwarring tussen fantasie en werkelijkheid (fina-
fantasie. Kleuters slagen er vaker dan de peuter in
lisme, onlogische redeneringen en magisch den-
om fantasie en werkelijkheid uit elkaar te hou-
ken) typeren de cognitieve ontwikkeling bij de
den. Voorbeelden: sprookjes, fantasiespelletjes, ...
kleuter.

Via hun zintuigen krijgen kleuters steeds meer


De kleuter neemt geleidelijk geboden en ver-
oog voor details, en dit gaan ze langzamerhand
boden in zich op en deze worden verinnerlijkt
ook weergeven in hun tekeningen. Ze kunnen nu
tot een eigen geweten (spiegelgeweten). Meestal
ook zeggen wat er getekend is. Hun krabbels en
begrijpt de kleuter echter nog niet waarom iets
vormen symboliseren dingen uit de werkelijkheid.
moet of juist niet mag. Het kleutergeweten kan
Ten slotte (tegen dat ze vier jaar zijn) zullen ze
ook nog geen onderscheid maken tussen bedoe-
hun tekening al kunnen benoemen vóór het te-
ling en daad. Het resultaat telt.
kenen zelf.

Het willetje van de kleuter is nu een ‘positief


De kleuterperiode wordt één en al gekenmerkt
willen’: hij leert doelen voorop te stellen (in het
door spel. Kleuters worden gekenmerkt door een
begin vaak onrealistisch) en naar deze doelen toe
enorme exploratiedrang en al spelend komen ze
te werken (lukt niet altijd). Pas aan het eind van
tot leren. Ze leren ook stilaan samenspelen. Naar-
de kleuterperiode is er sprake van ‘taakbereidheid’
mate de kleuter ouder wordt, komt er steeds
of ‘werkrijpheid’, daarvóór wordt enkel aan een
meer associatief en coöperatief spel voor.
taak gewerkt zolang het leuk is...

GROOT WORDEN – WERKBOEK 166


KLEUTERMODULE

Spelimpulskaartjes Ervaringsgerichte kleuterleid(st)er

Vrij kleuterinitiatief:
De ervaringsgerichte kleuters beschikken dus (gedurende het grootste deel van de dag) over een gro-
te vrijheid. Ze kunnen zelf beslissen waarmee ze bezig willen zijn, met wie en hoe lang. Activiteiten
die hen niet boeien, kunnen ze stopzetten. Er wordt hen geen activiteit opgedrongen. Als leerkracht
heb je een belangrijke ‘ondersteunende’ rol: afspraken en grenzen, opruimmomenten, beurtrollen,
keuzebegeleiding, ...

Milieuverrijking:
Een klas met een rijk aanbod nodigt de kleuter uit om te spelen, te leren en te ontwikkelen. Uit-
gangspunt is steeds de kleuter en zijn ervaring. Zijn interesses bepalen welk materiaal de klas wordt
ingebracht, de invulling van de activiteiten die er worden georganiseerd, de gesprekken die je voert,
het thema dat je selecteert, ... kortom: je hele klasinrichting en klasorganisatie. Dit betekent echter
niet dat je geen nieuwe dingen mag proberen zonder een concrete aanleiding van een kleuter: je kunt
iets introduceren om te kijken of het aanslaat bij de kleuters.

Ervaringsgerichte dialoog:
De ervaringsgerichte leerkracht betracht een persoonlijk contact met zijn of haar kleutertjes. De
leid(st)er treedt in een relatie die wordt gekenmerkt door een wederzijdse dialoog. De basishouding
die tot een groeibevorderende relatie bijdraagt, is die van de aanvaarding van elk kind, echtheid en in-
leving (=empathie). Samen vormen ze de voorwaarden voor de ‘ervaringsgerichte dialoog’.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 167


SCHOOLKINDMODULE

DE ONTWIKKELING VAN HET SCHOOLKIND


ONDER DE LOEP

GROOT WORDEN – WERKBOEK 169


SCHOOLKINDMODULE

OBSERVATIEOPDRACHT
VRIENDENBOEKJE

Voor deze opdracht is inzicht nodig in de indeling van de levensloop in ontwikke-


lingsfasen.

In deze opdracht zul je de leefwereld van schoolkinderen verkennen. Het gaat


erom vertrouwd te raken met hoe schoolkinderen denken, waarover ze denken,
wat hen interesseert, wat ze graag doen, wat ze al wel en nog niet kunnen...
Nevendoel: Door alle observatieopdrachten te bundelen in een ‘klassikale obser-
vatiemap’, wordt een verzameling casusmateriaal aangelegd die als informatie- of
illustratiebron kan worden gebruikt bij andere opdrachten.
Dit is een (individuele) observatieopdracht die je moet uitvoeren bij een (normaal
ontwikkelend) schoolkind.
Voer deze opdracht als voorbereiding uit bij het begin van de schoolkindmodule
(of ervoor). Breng de ingevulde observatieformulieren zo snel mogelijk mee naar
de klas om er een klassikale observatiemap mee te maken die door iedereen kan
worden ingekeken.

Laat een schoolkind ‘een bladzijde uit je vriendenboekje’ invullen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 171


SCHOOLKINDMODULE

Naam: Jongen of meisje?


Adres: E-mailadres:

Telefoon: Geboortedatum:
Geboorteplaats:
Haarkleur:
Kleur ogen: School:
Lengte: Klas:
Gewicht:

Mijn fijnste schoolvak:


Mijn favoriete sport:
Mijn hobby’s:

Ik ben fan van:


De mooiste film:
Het spannendste boek:
Mijn favoriete muziek:
Tophit:
Het beste tv-programma:

Mijn lieveringsdier:
Het lekkerste eten:

GROOT WORDEN – WERKBOEK 172


SCHOOLKINDMODULE

Het meest hou ik van:

Ik hou helemaal niet van:

Mijn grootste wens:

Mijn beste vrienden en vriendinnen zijn:

Dit zijn mijn beste vrienden of vriendinnen, omdat:

De leukste dingen om met je liefje te doen (als je er een hebt):

Op de ...mijn mooiste
achterkant tekening
maak ik van jou
gauw...

GROOT WORDEN – WERKBOEK 173


SCHOOLKINDMODULE

CASUS
MAG IK JE VOORSTELLEN?
DE
MIJN 4 KLASSERS/GROEP 6’ERTJES!

Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelingsfasen en ontwik-


kelingsgebieden.

In deze opdracht zul je inzicht verwerven in de ontwikkeling van het schoolkind.


Nevendoel: Je zult ook kennismaken met een aantal schoolse middelen in het opvol-
gen en begeleiden van de ontwikkeling van schoolkinderen (bv. rapporten, socio-
gram, contacten met ouders, observaties, medische informatie), hoewel het
geenszins de bedoeling is om hierin volledig te zijn. Ook zul je (opnieuw) een voor-
beeld krijgen van ‘casusgebaseerd leren’, dat als vorm van leren inspirerend kan zijn
voor je latere lespraktijk.

Je zult in een groepje van 3 à 4 studenten de casusmaterialen doornemen en bespre-


ken, en er vervolgens een aantal vragen en opdrachten over oplossen. Om de vragen
en opdrachten te kunnen oplossen, zul je heel wat informatie over het schoolkind
moeten opzoeken.

Casusmaterialen

– Jouw klassenlijst
– Puntenoverzicht van jouw klasje
– Specifieke opmerkingen bij puntenoverzicht
– Sociogram van jouw klas
– Brief van de moeder van Cindy
– Brief van de moeder van Hilde
– Brief van de ouders van Ellen
– Medische toelichting
– (Onderschepte) liefdesbrief
– Uitnodiging voor verjaardagsfeestje van Lore
– Gesprek met de moeder van Hans
– Een menstekening van Hilde
– Een weekplanning van jou
– Samenvatting boek ‘Harry Potter en de Steen Der Wijzen’
– Enkele opmerkelijke observaties

GROOT WORDEN – WERKBOEK 175


SCHOOLKINDMODULE

Jouw Klassenlijst

Situatie op 01 september
Vierde leerjaar/groep 6

Naam Leeftijd Verjaardag Gezinsgegevens


1. Kevin Adams 9 jaar 07 maart Moeder/vader, 1 broer en 1 zus
2. Bianca Beckers 9 jaar 19 februari Vader overleden, 1 zus
3. Hilde Colpaert 10 jaar 16 maart Moeder/vader, enig kind
4. Tom Degermans 8 jaar 05 december Gescheiden ouder, woont bij moeder, 1 broer
5. Koen Everaerts 9 jaar 29 augustus Vader/Nieuwe moeder, 1 broer en
2 stiefzussen
6. Ellen Fayt 9 jaar 12 april Moeder/vader, 2 zussen
7. Roberto Gallo 10 jaar 26 juni Moeder/vader, 1 zus en 3 broers, Italiaanse
afkomst
8. Achmed Häsär 9 jaar 01 januari Moeder/vader, 1 zus, geëmigreerd uit
Kroatië sinds februari
9. Jochem Janssen 9 jaar 28 februari Gescheiden ouders, woont bij vader, 1 broer
10. Lore Mommens 8 jaar 27 september Moeder/vader, enig kind
11. Cindy Nijs 9 jaar 09 juli Scheidingsplannen, 1 zus
12. Katrijn Peeters 9 jaar 23 mei Moeder/vader, 1 zus en 1 broer
13. Hans Rietens 8 jaar 14 november Moeder/Nieuwe vader, enig kind
14. Vanessa Struyf 8 jaar 06 oktober Grootouders, enig kind
15. Lara Verjans 7 jaar 21 september Moeder/vader, 1 zus

GROOT WORDEN – WERKBOEK 176


SCHOOLKINDMODULE

Puntenoverzicht van jouw klasje

Kerstrapport

Vakgebieden Algemene vaardigheden


Naam Taal Rek. W.O. L.O. God. Schr. Muz. Att. Soc. Emot. Spel Mor.
1. Kevin Adams 73 71 69 81 70 B B A C C B A
2. Bianca Beckers 79 80 82 75 83 A A A A B A A
3. Hilde Colpaert 75 81 73 78 76 B A B A B A B
4. Tom Degermans 70 72 71 68 69 B B C A A A B
5. Koen Everaerts 85 70 79 81 77 C B A C A A B
6. Ellen Fayt 37 81 85 83 87 D B B A C A A
7. Roberto Gallo 51 43 49 65 50 A A C B B B B
8. Achmed Häsär 46 58 55 75 50 A A A B B B A
9. Jochem Janssen 68 65 73 81 70 A B A C C C A
10. Lore Mommens 67 55 60 79 61 B B A B B B A
11. Cindy Nijs 70 63 69 73 65 A A B B B/C A B
12. Katrijn Peeters 87 93 88 83 90 A A A A A A A
13. Hans Rietens 82 78 81 75 90 B B A A A A A
14. Vanessa Struyf 69 67 72 80 70 B B A B B B A
15. Lara Verjans 92 93 91 89 95 B B C C C C B

Legenda
Vakgebieden
Taal (Woordenschat, dictee, spelling, ...) %
Rekenen (Rek) (Cijferen, algebra, meetkunde, ...) %
Wereldoriëntatie (WO) (Aardrijks- en natuurkunde en geschiedenis) %
Lichamelijke opvoeding (LO) (Zwemmen, gymnastiek, atletiek) %
Godsdienst (God) (Catechese, waardevorming, ...) %
Algemene vaardigheden
Schrijven (Schr) (Verzorgdheid van handschrift) A-B-C-D
Muzische vorming (Muz) (Knutsel-, zang- en creatieve vaardigheden) A-B-C-D
Attitude/Houding (Att) (Houding in de klas) A-B-C-D
Sociaal (Soc) (Omgang met klasgenootjes, op speelplaats) A-B-C-D
Emotioneel (Emot) (Welbevinden op school en in klas) A-B-C-D
Spel (Deelname aan en in spelsituaties) A-B-C-D
Moreel (Mor) (Gehoorzaamheid, beleefdheid) A-B-C-D

GROOT WORDEN – WERKBOEK 177


SCHOOLKINDMODULE

Specifieke opmerkingen bij Puntenoverzicht


1. Kevin Adams
Je doet flink je best. Je bent soms wel erg onzeker ten opzichte van andere personen en ten
opzichte van andere klasgenootjes. Je wordt gelukkig in bescherming genomen door je buur-
jongen ‘Koen’.
2. Bianca Beckers
Je bent een sterke leerlinge, zowel qua prestaties als qua persoonlijkheid.
3. Hilde Colpaert
Ondanks het jaartje overdoen, werk je hard en presteer je goed. Goed zo!
4. Tom Degermans
Jij bent liever lui dan moe, denk ik soms. Taken blijven wel eens achter, er wordt soms liever
gepraat of gespeeld dan gewerkt. Ik ben er zeker van dat jij meer in je mars hebt! Pas op met
‘slechte manieren’ van je vrienden.
5. Koen Everaerts
Goed gewerkt. Probeer wel je handschrift wat beter te verzorgen. Vermijd in de toekomst con-
flicten op de speelplaats, zeker omdat ze in jouw geval vaak ernstige gevolgen voor het slachtof-
fer hebben. Zonder die ruzies zou je ook een populaire jongen kunnen zijn.
6. Ellen Fayt
Ondanks de goede resultaten val je op taal helemaal uit. Ook foutloos schrijven lukt je niet, en
dit heeft invloed op je welbevinden in de klas. Wat scheelt er?
7. Roberto Gallo
Jij scoort tamelijk laag over de hele lijn. Ik denk dat je handicap je opnieuw parten begint te spe-
len. Misschien moeten we opnieuw overwegen of een jaartje overdoen kan helpen, zoals je eer-
der in de derde kleuterklas hebt ervaren. Je speelt vooral alleen en hebt weinig contacten met
andere klasgenootjes.
8. Achmed Häsär
Jouw scores zijn nog tamelijk laag, toch is er al een duidelijke verbetering van je taal en daar-
door ook van je andere punten. Blijf zo doorgaan! In de klas ben je een voorbeeldige, hardwer-
kende leerling. Op de speelplaats ben je nog wat onzeker.
9. Jochem Janssen
Je zet je goed in voor je schoolwerk en ook je punten zijn goed. Op de speelplaats lijk je meestal
ongewild te verzeilen in conflicten. Ik twijfel er sterk aan of jij je wel goed voelt op school?
10. Lore Mommens
Blijf je hard inzetten voor je schoolwerk. Let vooral op bij rekenen! Soms heb je moeite om te
volgen, probeer daarom af en toe je tempo wat op te drijven... Je kunt het.
11. Cindy Nijs
Je punten gaan achteruit, vooral voor wiskunde. Herneem jezelf tijdig. Misschien wordt het al
beter als je wat meer probeert op te letten tijdens de les. Je lijkt soms verdwaald in gedachten,
ergens ver weg op een andere planeet.
12. Katrijn Peeters
Prachtig resultaat. Goede leerling.
13. Hans Rietens
Jouw punten zijn duidelijk aan het stijgen. Je hebt blijkbaar ‘je draai’ teruggevonden na een
moeilijkere periode. Ga zo door!
14. Vanessa Struyf
Je scoort behoorlijk. Een blijvende inzet is wel vereist. Je bent veeleer een ‘stille’ en ietswat
‘onzekere’ persoon.
15. Lara Verjans
Schitterende punten. Het gaat je duidelijk voor de wind. Je lijkt je echter vaak te vervelen. Dan begin
je met pennen te prutsen, te praten tegen jezelf, ... en dit werkt soms echt storend. In de klas heb je
opmerkelijk weinig vriend(inn)en. Je houdt je vaak afzijdig wanneer anderen samen spelen en
hangt alleen rond op de speelplaats. Je handschrift en knutselwerkjes kunnen verzorgder.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 178


SCHOOLKINDMODULE

Sociogram van jouw klas

Je vroeg je leerlingen telkens hun twee beste vriend(inn)en en hun twee minst goede vriend(inn)en
op te schrijven. Dit zijn de resultaten...

Naam Twee beste vriend(inn)en Twee minst goede vriend(inn)en


1. Kevin Adams Koen Jochem
Hans Lara
2. Bianca Beckers Hilde Jochem
Katrijn Roberto
3. Hilde Colpaert Bianca Lara
Katrijn Achmed
4. Tom Degermans Koen Jochem
Vanessa Lara
5. Koen Everaerts Tom Jochem
Kevin Roberto
6. Ellen Fayt Lore Lara
Vanessa Cindy
7. Roberto Gallo Koen Jochem
Tom Lara
8. Achmed Häsär Hans Lara
Kevin Cindy
9. Jochem Janssen Achmed Koen
Cindy Tom
10. Lore Mommens Ellen Lara
Vanessa Jochem
11. Cindy Nijs Bianca Achmed
Lore Lara
12. Katrijn Peeters Bianca Lara
Hilde Jochem
13. Hans Rietens Koen Jochem
Tom Roberto
14. Vanessa Struyf Ellen Lara
Tom Hilde
15. Lara Verjans Bianca Cindy
Achmed Koen

GROOT WORDEN – WERKBOEK 179


SCHOOLKINDMODULE

Brief van de moeder van Cindy

Brief van de moeder van Hilde

Brief van de ouders van Ellen

GROOT WORDEN – WERKBOEK 180


SCHOOLKINDMODULE

Medische toelichting

Patiënt: Huisarts:
Roberto Gallo Dokter J. Smets
Rozenbottellaan 24
4863 Hullebeek
Medische toelichting voor derden:
Roberto heeft door een hersenbeschadiging die werd opgelopen tijdens de prenatale fase, een licht
mentale achterstand. Zijn mentale leeftijd is 1 à 2 jaar verschillend van zijn biologische leeftijd. Dit
wil zeggen dat er ook schoolse achterstand en mogelijk leerproblemen zullen ontstaan. Roberto
kan m.i. in het gewoon onderwijs les volgen, mits er professionele begeleiding aanwezig is.

(Onderschepte) liefdesbrief

Het volgende tekstje lees je op een briefje dat tijdens de les werd doorgegeven, en dat je hebt onder-
schept...

Uitnodiging voor verjaardagsfeestje van Lore

GROOT WORDEN – WERKBOEK 181


SCHOOLKINDMODULE

Gesprek met de moeder van Hans

Vanmorgen raakte je bij toeval aan de praat met de moeder van Hans. Het gesprek ging al snel over
‘wat mag, wat mag niet en hoe hierop reageren?’. De moeder van Hans vertelde dat het intussen in
het gezin al meerdere malen is voorgekomen dat Hans op een opmerking, gebod of verbod rea-
geerde met het antwoord: ‘Maar van onze leerkracht mogen we dat wel!’.
Bijvoorbeeld:
– Hans houdt ervan om te verven met zijn vingers, handen en soms zelfs voeten in plaats van te
verven met een ‘doodgewoon penseel’. In de klas wordt regelmatig aan vingerverven gedaan, en
werden er ook al ‘voetafdrukken’ gemaakt, dus ‘van mijn juf mag dat wel’.
– Op school kan tijdens de ‘warme maaltijd’ gekozen worden om frisdrank te drinken, terwijl er bij
Hans thuis voor gekozen wordt om bij de maaltijd ‘water’ te drinken. ‘Van de juffen en de mees-
ters op mijn school mag ik wel frisdrank drinken bij het eten’...
– Aan tafel wordt er nooit met beide ellebogen op de tafel gezeten, terwijl dit in de klas geen pro-
bleem lijkt. ‘Van mijn juf mag dat wel ... mag ik het dan ook van jou?’
Waarop jij je plots ook een aantal voorbeelden voor de geest kon halen waarbij een soortgelijk, maar
tegengesteld argument werd gebruikt door de kinderen.
– Je stelde aan de leerlingen voor om na school naar de supermarkt te gaan om de prijs na te kijken
van een pak melk, nodig voor het oplossen van een opdracht bij rekenen. Waarop je het antwoord
kreeg: ‘Maar juf, wij mogen van mama en papa niet alleen naar de supermarkt gaan’.
– Hetzelfde gebeurde toen je hen had wijsgemaakt dat ze de hele dag taaloefeningen gingen
maken, terwijl er een leuk uitstapje naar het bos op het programma stond. Lara reageerde toen
met: ‘Juf, je mag niet liegen zegt mijn papa’.
Het werd een grappig gesprek, maar toch ook een babbel om een keer over na te denken...

Een menstekening van Hilde

GROOT WORDEN – WERKBOEK 182


Een weekplanning van jou

THEMA: Heksen, tovenaars en trollen


Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag
8.30 – 10.10u Ontvangst + Ontvangst + Ontvangst + Ontvangst + Ontvangst +
SCHOOLKINDMODULE

Kringgesprek: Overhoring ‘Heksen in de Vertrek naar zwembad Taal: Zinsontleding + Rekenen: Cijferen, de
Vertellen over weekend Middeleeuwen’ Grammatica staartdeling
+ Introductie Thema Godsdienst: over bijgeloof

GROOT WORDEN – WERKBOEK


10.25 – 12.00u Rekenen: (realistische) Taal: begrijpend lezen, Zwemmen (Lichamelijke Rekenen: (realistische) Wereldoriëntatie: ‘De he-
vraagstukken over voor fragment uit ‘De Opvoeding) + terugrit vraagstukken over reke- lende kracht van Moeder
‘schatten’ in het tove- heksen’ van Roald Dahl + nen met decimale cijfers Natuur (kruiden, plan-
naarslabo oefening begrijpend (bij de trollen) ten, ...)’
11.15u: Hoekenwerk luisteren 11.15u: Hoekenwerk 11.15u: Hoekenwerk
(Groepsopdrachten over 11.15u: Hoekenwerk
thema, én behorende tot
meerdere leergebieden)
13.30 – 15.00 Wereldoriëntatie: Muzische vorming: Voor- Wereldoriëntatie: ‘Leven Doe-middag (Muzische
‘Heksen in de dragen van in bosrijke omgevingen’ vorming): Koken met
Middeleeuwen’ ‘heksengedicht’+ Tover- heksen, uit het
spreuken leren schrijven ‘Griezelkookboek’
15.10 – 16.00 Taal: voorlezen uit Taal: voorlezen uit ‘Harry Taal: voorlezen uit Doe-middag (Muzische
‘Harry Potter en de Steen Potter en de Steen der ‘Harry Potter en de Steen vorming): Knutselen van
Der Wijzen’ Wijzen’ der Wijzen’ trollen
Lessen/Taken Les ‘Heksen in de Leesles: fragment uit ‘De Vraagstukjes afwerken! Volgende week donder-
(als huiswerk) Middeleeuwen’ heksen’ Keukenmesje, handdoek dag: toets over
! Zwemspullen meebren- en kommetje meebreng- ‘wereldoriëntatie’
gen en (p. 10-18)

183
SCHOOLKINDMODULE

Samenvatting boek ‘Harry Potter en de Steen Der Wijzen’

Harry Potter is een weeskind dat zijn eerste levensjaren doorbrengt bij zijn oom, tante en neefje, de
familie Duffeling. Harry’s kamer is de bezemkast onder de trap. Harry wordt erg slecht behandeld,
zijn oom en tante hebben een hekel aan hem. Dirk, de zoon van de familie Duffeling, is een dik ver-
wend jongetje en krijgt alles wat hij vraagt. Harry en Dirk hebben voortdurend ruzie. Dirk’s favo-
riete bezigheid is Harry pesten.
Op een morgen komt er een brief voor Harry. Oom Herman schrikt, pakt de brief, leest en ver-
brandt hem. De volgende dag komen er vier dezelfde brieven, die ook worden verbrand. De vol-
gende dag honderden! Oom Herman wordt er gek van en timmert alle gaten en kieren van het huis
dicht, zodat er geen brieven meer binnen kunnen komen. De dag daarna komen er duizenden brie-
ven door de schoorsteen! Oom Herman wordt er knettergek van en huurt een huisje op een eiland
ergens in de zee om de brieven te ontwijken. Harry begrijpt niet waarom oom Herman zo panieke-
rig over de brieven doet en waarom hij ze niet mag lezen. Maar in het verlaten huisje wordt Harry
toch gevonden, door de reus Hagrid. Hagrid vertelt Harry dat hij een tovenaar is en dat zijn ouders
– ook tovenaars – vermoord werden door Voldemort, een slechte tovenaar. Hij vertelt dat Harry
naar Zweinstein mag, de school voor Hekserij en Hocus-Pocus.
Na veel gedoe gaat Harry eindelijk weg bij de Duffelings. Hij gaat met Hagrid naar Londen om zijn
spullen voor Zweinstein te kopen. Eerst gaan ze geld ophalen bij Goudgrijp, de bank van de tove-
naars. Ze gaan via een ingewikkelde gangenstelsel naar de kluis van Harry. Hierin zit al het geld dat
de ouders van Harry hem hebben geschonken. Daarvan kopen ze schoolspullen voor Harry: een
gewaad, een toverstaf, een bezem, ketel en alles wat hij nog meer nodig heeft.
Harry krijgt van Hagrid een uil en een treinkaartje voor Zweinstein. Op 1 september vertrekt Harry
met de trein naar Zweinstein vanaf perron 9. Onderweg maakt Harry een vriend, Ron, en krijgt hij
ruzie met Malfidus en diens vrienden Korzel en Kwast. Ze worden naar het kasteel gebracht. Daar
wordt iedereen door de sorteerhoed ingedeeld. Er zijn vier afdelingen: Griffoendor, Ravenklauw,
Huffelpuf en Zwadderich. Harry komt bij Griffoendor, net als Ron en Hermelien. Ze krijgen te
horen dat ze niet op de derde verdieping mogen komen vanwege bepaalde omstandigheden. Dit
noemen ze de verboden afdeling.
Voor kerstmis krijgt Harry een onzichtbaarheidsmantel die van zijn vader is geweest. Hij maakt ‘s
nachts uitstapjes naar de verboden afdeling van Zweinstein. Op een nacht komt hij in een lokaal
waar een grote spiegel staat, de spiegel van Negereb. Hij kijkt in de spiegel en ziet zichzelf staan
met zijn familie! Harry ziet zijn vader en moeder en tantes naar hem zwaaien. Hij blijft er een hele
poos staan. De volgende nacht gaat hij weer. Harry neemt Ron mee om hem zijn familie te laten
zien. Maar Ron ziet de familie niet, hij ziet alleen zichzelf als hoofdmonitor. Ook ziet Ron zichzelf
met de afdelingsbeker staan. Als Harry voor de derde keer naar de spiegel gaat, zit daar Perkamen-
tus. Deze vertelt hem dat iedereen die in de spiegel van Negereb kijkt, zijn diepst brandende ver-
langen ziet.
Harry heeft vaak ruzie met Maldifus. De twee hebben op een nacht afgesproken om een tovenaars-
duel te doen, maar Maldifus komt niet opdagen! Hermelien, Ron en Harry worden betrapt door
Foppe de klopgeest. Ze vluchten en komen in een doodlopende gang. Ze openen met een tover-
spreuk van Hermelien een deur. Ze horen gegrom achter zich. Ze zien een heel grote hond met
drie koppen. Ze schrikken vreselijk. Ze zijn op de verboden afdeling. Snel rennen ze weg. Aan Hag-
rid vragen ze wat de driekoppige hond bewaakt. Hagrid wil er niets over zeggen, maar laat wel de
naam Nicolaas Flamel vallen.
Op een avond gaan ze alledrie weer naar de kamer waar de driekoppige hond zit. Ze hebben ontdekt
dat de hond de Steen Der Wijzen bewaakt. Via drie ingewikkelde opdrachten komt Harry alleen in
de laatste kamer. Daar staat ook de spiegel van Negereb. In de kamer is iemand die Harry wil
doden. En hoe het verder gaat, kunnen we hier echt niet vertellen, dat zou zonde zijn! Dat moet je
zelf lezen!

GROOT WORDEN – WERKBOEK 184


SCHOOLKINDMODULE

Enkele opmerkelijke observaties

– Op de speelplaats houden mijn meisjes zich vooral bezig met touwtjespringen of ‘elastieken’.
Jongens zijn bijna altijd aan het voetballen. Knikkeren wordt zowel door de jongens als meisjes
gedaan. Ook ‘politie en dieven’ is een spelletje dat ze graag samen spelen. Maar buiten het echt
actief spelen zie je vooral de meisjes vaak in kleine groepjes babbelen en gezellig samen bezig
zijn.

– Favoriete idolen zijn Christina Aguilera, Belle Perez, Marco Borsato, Britney Spears en Robby
Williams, terwijl als favoriete popgroepen Westlife, Blue, K3, Clouseau, M-kids en Atomic Kitten
vaak genoemd worden.

– Sprookjes als Roodkapje, De Drie Biggetjes, Het Lelijke Eendje, worden als ‘kinderachtig’ afge-
wimpeld. Terwijl stripverhalen als De Rode Ridder, Jommeke en Kiekeboe worden verslonden.

– Oorlog, geweld, criminaliteit, zijn ver-van-mijn-bed-thema’s voor mijn leerlingen. Het gebeurt in
andere landen, andere steden en andere buurten. Niet bij ons. Ze kunnen zich dan ook moeilijk
voorstellen wat het allemaal inhoudt. Toch zie je hen op de speelplaats regelmatig ruziemaken of
vechten. Er wordt geplaagd en soms ook gepest. Ook wanneer er gedaan wordt ‘alsof’, worden
slechte rollen steeds voorzien: ‘een boze baas’, ‘een gemene boef’ of zelfs ‘een moordenaar’.
Gelukkig worden daarnaast ook pop-idolen nagebootst en geplaybackt. Dan gaat het er heel wat
vreedzamer aan toe.

– Jongens houden ervan om kampen te bouwen. Ze zwoegen en denken diep na over hoe ze de taak
gaan aanpakken. Welke materialen hebben ze? Waar gaan ze het kamp opstellen? Hoe gaan ze de
materialen aan elkaar vastmaken? Schitterend als je ziet met wat voor enthousiasme ze aan het
werk gaan. Ook meisjes gaan bedachtzaam te werk: ze bedenken wat ze kunnen maken. Hoe
moet het er uitzien? Welke materialen hebben ze nodig? Op die manier maken ze prachtige
kunstwerkjes, parelhalssnoeren, plakboeken, ...

– Lore was dolblij toen ze haar zes uitnodigingen voor haar verjaardagsfeestje aan haar vriendin-
nen mocht uitdelen. Vooral Ellen en Vanessa zijn haar beste vriendinnetjes. Toen ze de envelop-
pen trots aan het uitdelen was, kreeg Cindy door dat ze misschien niet zou worden uitgenodigd
op het feestje. Voorzichtig vroeg ze: ‘Mag ik ook naar je feestje komen?’. Waarop Lore reageerde:
‘Nee, eigenlijk niet, gewoon omdat jij niet zo vaak met ons speelt’. ‘En Bianca mag wel...’. ‘Ja,
want zij is leuk en speelt met mij. En Ellen ook omdat ze zo’n leuk haar heeft en Vanessa is heel
lief. Eigenlijk mogen alleen mensen die zo tof en mooi zijn als ik en die ook kunnen inline ska-
ten, komen. Maar misschien mag jij volgend jaar wel komen, dan mag ik misschien meer vrien-
dinnen uitnodigen van mijn mama’.

– Hans voelt zich duidelijk weer goed in zijn vel. Bij hem thuis zijn er wat gezinsverschuivingen
geweest, maar Hans heeft zich stilaan aan de nieuwe situatie weten aan te passen. Hij herleeft
werkelijk. Op de speelplaats geniet hij ervan om mee te kunnen voetballen. Ook basketbal, tennis
en volleybal interesseren hem sterk. Hij houdt ervan om trucjes met de bal te doen (op één voet
houden, op één vinger laten draaien, een rollende bal plots doen stoppen, enz.) en elk nieuw
kunstje vormt een uitdaging voor hem. Andere vrienden doen graag met hem mee; ook zij slagen
erin om heel wat vaardigheden met zo’n bal te demonstreren.

– De meeste kinderen uit de klas zijn dol op zoekspelletjes zoals ‘zoek de zeven fouten’ tussen twee
vrijwel identieke foto’s, of woordzoekers waarbij ze woordjes tussen de letters moeten zoeken. Ze
kunnen hier uren mee bezig zijn.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 185


SCHOOLKINDMODULE

Vragen en opdrachten

Noteer op een apart blad de antwoorden op de volgende vragen en opdrachten.


1. Bij het schoolkind is er sprake van een ‘perfecte lichaamsbeheersing’ of ‘l’enfant parfait’.
a. Vind je in de casus concrete voorbeelden die deze ‘volmaaktheid’ aantonen?
b. Kun je een oefening in het casusmateriaal ontdekken waarbij een schoolkind deze volmaakt-
heid kan demonstreren? Leg uit.
2. In welk stadium van de tekenontwikkeling zit Hilde volgens jou?
a. Leg uit aan de hand van de kenmerken in haar tekening.
b. Kun je het ‘mannetje’ bij dit vrouwtje tekenen, rekening houdend met de kenmerken van de
tekenontwikkeling van het lagereschoolkind? Je bent dus ongeveer 10 jaar. Je mag hiervoor
echt proberen heel wat creativiteit aan de dag te leggen.
Opmerking: om de proef op de som te nemen, kun je jouw tekening vergelijken met die van de ande-
ren of met die van je leerlingen in de (stage)klas. Je kunt op basis van deze bevindingen je tekening
(verder) aanpassen.
3. Schoolkinderen zijn dol op spelletjes zoals ‘zoek de zeven fouten’ of woordzoekers. Waarom,
denk je?
4. Volgens Freud zitten de kinderen van jouw klas in de latentiefase. Kun je het hiermee eens
zijn? Waarom wel, waarom niet?
5. Verliefdheid kan ook op lagereschoolleeftijd intense gevoelens voortbrengen. Wat zijn kenmer-
ken van ‘verliefdheid’ op deze leeftijd? Vertrek vanuit de liefdesbrief die Tom aan Vanessa
schreef.
6. Cindy’s ouders zitten in een echtscheidingsprocedure, zo blijkt uit de brief van haar moeder.
a. Heeft deze gebeurtenis volgens jou een weerslag op haar schoolleven? Waaraan merk je dit?
Probeer concrete voorbeelden aan te geven.
b. Wat vertelt deze gebeurtenis jou over de ‘ontwikkelingsfactoren’ (zie handboek, p. 15-19), die
invloed hebben op de ontwikkeling van het kind?
c. Kun je als leerkracht op deze ‘gebeurtenissen’ inspelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe
zou je dit aanpakken?
7. Welke informatie geeft de casus jou over ‘vriendschap’ op lagereschoolleeftijd? Licht je ant-
woord toe aan de hand van de concrete voorbeelden die je vond.
8. Als er wordt gepest in je klas, hoe kun jij dan als leerkracht hierop inspelen om ‘pesten’ tegen te
gaan? Als er (nog) niet wordt gepest in je klas, wat kun je er dan als leerkracht aan doen om dit
in de toekomst te voorkomen? Geef voor beide situaties vijf concrete tips.
9. Sprookjes zijn nog erg in trek op lagereschoolleeftijd. Dit blijkt uit het enthousiasme waarmee
je leerlingen bijna dagelijks naar het verhaal van Harry Potter ziet luisteren.
a. Weet je waarom deze sprookjes zo in trek zijn?
b. Deze sprookjes zijn echter verschillend van de sprookjes die worden verteld op peuter- en
kleuterleeftijd. Kun je twee verschillen aangeven? Illustreer aan de hand van de informatie
die je in het casusmateriaal vindt.
10. Tijdens je observaties valt het je op dat de leerlingen bedachtzaam te werk gaan bij hun con-
structiespel. Ze zijn in staat tot ......................................................................................................
Jongere kinderen kunnen dit niet. Zij beschikken niet over voldoende cognitieve mogelijkhe-
den. Geef drie denkvaardigheden aan waarover de peuter en de kleuter niet beschikken die wel
aanwezig zijn bij het schoolkind. Illustreer telkens met een voorbeeldje.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 186


SCHOOLKINDMODULE

11. Binnen het weekoverzicht wordt regelmatig aandacht besteed aan (realistisch) rekenen en
lezen. In welke zin sluit het ‘realistisch rekenonderwijs’ aan bij de cognitieve ontwikkeling van
het schoolkind?
12. a. Kun je drie voorbeelden noemen waaruit blijkt dat de leerkracht werkt in ‘de zone van naaste
ontwikkeling’ (zie handboek, p. 24-26)? Leg telkens uit.
b. De zone van naaste ontwikkeling dwingt regelmatig tot differentiatie tussen de leerlingen.
Noem drie leerlingen voor wie deze differentiatie volgens jou ‘zeer wenselijk’ is. Leg uit
waarom en geef concrete tips om dit aan te pakken.
13. Wat vertelt de liefdesbrief van Tom jou over de taalontwikkeling van het schoolkind? Welk soort
fouten maakt Tom die nog typisch zijn voor zijn leeftijd?
14. Niet voor alle leerlingen verloopt de schoolse ontwikkeling even vlot.
a. Noem drie leerlingen die ‘leerproblemen’ ondervinden.
b. Wat zijn mogelijke oorzaken van deze ‘leerproblemen’? Noem er twee en leg bondig uit.
c. Is er een leerling in de klas die mogelijk een ‘leerstoornis’ heeft?
O Nee, – Waarom niet?
O Ja, – Wie?
– Welke leerstoornis?
– Wat doet je besluiten dat het niet alleen om een ‘leerprobleem’ gaat?
15. De ouders van Ellen maken zich zorgen. Wat zou je advies aan hen zijn? Hoe reageer jij op de
problemen die deze ouders melden? Wat kunnen zij thuis doen en wat ga jij in de klas doen om
tegemoet te komen aan de gemelde problemen?
16. Bestudeer het weekoverzicht in de casus.
a. Kun je voorspellen op welke momenten de betrokkenheid van de meeste leerlingen waar-
schijnlijk erg hoog zal zijn?
b. Wat is er zo aantrekkelijk aan deze activiteiten?
c. Geef drie momenten aan gedurende deze week die (relatief gezien) het meeste kans maken
op een tamelijk lage betrokkenheid.
d. Wat kan de leerkracht doen om bij de activiteiten waarvoor je een lagere betrokkenheid ver-
wacht, toch diepgaand leren op gang te brengen?
17. In de casus heb je een gesprek met de moeder van Hans over ‘wat mag, wat mag niet en hoe
hierop reageren?’
a. Wat vertelt dit gesprek jou over de morele ontwikkeling van het schoolkind?
b. Kun je deze gedragingen van het schoolkind in verband brengen met de Millgram-experi-
menten, waarin mensen (zelfs dodelijke) commando’s opvolgen van personen in ‘witte jas’?
(zie handboek, p. 210) Leg uit.
18. Constructiespel is een spelvorm die regelmatig voorkomt bij de lagereschoolleeftijd.
a. Geef enkele voorbeelden hiervan die je terugvindt in het casusmateriaal.
b. Welke andere soorten spel vind je terug in de casus? Geef telkens het voorbeeld uit de casus
aan en zoek er een tweede (nieuw) voorbeeld bij.
19. Schoolkinderen beschrijven zichzelf en de anderen om hen heen in functie van karaktertrek-
ken, uiterlijke kenmerken en vaardigheden. Vind je hiervan voorbeelden terug in het casusma-
teriaal? Noem er drie.
20. Leeftijdsgenootjes worden steeds belangrijker naarmate een kind ouder wordt.
a. Op welke manier dragen de contacten met hun leeftijdsgenootjes bij tot de persoonlijkheids-
ontwikkeling van schoolkinderen?
b. Welke invulling geven schoolkinderen aan het begrip ‘vriendschap’?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 187


SCHOOLKINDMODULE

Uitbreiding: Linken met de adolescentieperiode...

21. Vaak zijn de eerste lichamelijke tekenen van de puberteit al tijdens de lagereschoolleeftijd te
merken. Welke ‘tekenen’ kwam jij tegen binnen het casusmateriaal? Leg uit.
22. Jongens en meisjes reageren verschillend op de eerste lichamelijke tekenen van de volwassen-
heid, zeker bij vroegtijdig en bij laattijdig rijpen. Hoe verwacht je dat Hilde zal reageren?
23. In welke zin verschilt de verliefdheid van Tom en Vanessa met die van adolescenten, en in
welke zin zijn ze gelijk?
24. Oorlog, geweld, racisme, zijn thema’s die vaak moeilijk bespreekbaar zijn met jonge kinderen.
Zij beschikken nog niet over de nodige cognitieve vaardigheden om zich deze thema’s concreet
te kunnen voorstellen. Welke vaardigheden zijn dit? Leg ze bondig uit.
25. Tijdens de adolescentie zijn de processen van identificatie en experimenteren belangrijk voor de
persoonlijkheidsontwikkeling. Wat is hierbinnen de rol van modellen? Vind je hiervan reeds voor-
beelden binnen het casusmateriaal?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 188


SCHOOLKINDMODULE

HOEKENWERK
SCHOOLKIND

In de casus van deze module heb je basiskennis verworven in de ontwikkeling van


het schoolkind. Voor de ervaringenhoek moet je de observatieopdracht uit de
schoolkindmodule gemaakt hebben en bij je hebben.

In deze opdracht zul je je inzicht in de ontwikkeling van het schoolkind verbreden


en verdiepen.
Nevendoel: Je zult een voorbeeld krijgen van de werkvorm ‘hoekenwerk’, hier georga-
niseerd volgens het ‘doorschuif’-principe. Deze vorm van leren kan je ook inspireren
voor je latere lespraktijk.
Je gaat in een aantal hoeken werken. In elke hoek is er een ander soort ‘materiaal’
om mee te werken of een andere ‘activiteit’ om te doen. De hoeken zijn aangeduid
door middel van een pictogram. De docent/lector neemt met jullie door welke
hoeken er allemaal zijn en wat er concreet in de verschillende hoeken te doen is.
Jullie zullen in groepen (van ongeveer 6 studenten) werken, en zullen volgens een
doorschuifsysteem elke hoek bezoeken. Elke groep zal elke hoek één keer bezoe-
ken. Je blijft in ‘jouw hoek’ (en begint eventueel aan de uitbreidingsopdracht) tot
het teken wordt gegeven dat het tijd is om door te schuiven.
Zorg dat je rustig werkt, zodat de andere hoeken geen hinder ondervinden!
Als je hulp nodig hebt, hang je het ‘Help!-blad’ op een zichtbare plaats op en pro-
beer je eventueel (bv. aan een andere deelopdracht/uitbreidingsopdracht) verder
te werken. Je docent/lector zal zo snel mogelijk hulp komen bieden.
Het hoekenwerk wordt afgesloten met een evaluatiekring, waarin de opgedane
ervaringen worden besproken.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 189


SCHOOLKINDMODULE

Hoekenwerk

– De doehoek

– De zoekhoek

– De leeshoek

– De ervaringenhoek

– De vragenhoek

– De praathoek

– De uitbreidingshoek

– De hulphoek

– De speelhoek

GROOT WORDEN – WERKBOEK 190


SCHOOLKINDMODULE

SYNTHESESPEL
ALLE WOORDJES IN ELKAAR GEPAST...

Je hebt nu de module over de ontwikkeling van het schoolkind afgerond, en bij


voorkeur heb je ook nog eens het bijhorende hoofdstuk in het handboek doorge-
nomen.

Je zult in dit synthesespel de opgedane kennis, inzichten en vaardigheden uit de


afgelopen module herhalen, inoefenen en toepassen.
Nevendoel: Het educatief gebruik van spelvormen wordt geïllustreerd.

Deze opdracht kan in tweetallen worden gemaakt. We gaan een kruiswoordraad-


sel oplossen waarvan de inhoud draait rond de kenmerken van het schoolkind. Per
horizontale lijn vind je een omschrijving van één eigenschap die hoort bij de ont-
wikkelingsfase van het schoolkind.
Als je alle horizontale lijnen in het kruiswoordraadsel hebt ingevuld, verschijnt er
verticaal een antwoord op de vraag ‘Ra ra wie ben ik?’.
Vervolledig daarna het invulverhaal ‘Dit ben ik!’ door bij elke schoolkind-eigen-
schap uit het kruiswoordraadsel een herinnering uit je eigen kindertijd op te halen
die hiermee te maken heeft. Vertel jullie schoolkindverhaal aan elkaar.
Tot slot mogen jullie zelf (indien er voldoende tijd is) een klein (kruiswoord)raad-
seltje maken bij het ontwikkelingsgebied van de schoolse ontwikkeling.

1
Opgaven

1. Tussen 5 en 12 jaar steekt een nieuw gevoel de kop op dat een onderdeel is van de seksuele ont-
wikkeling van het schoolkind: ... . Dit kan bij kinderen heftige gevoelens teweegbrengen die
duidelijk anders aanvoelen dan vriendschap, maar die daarom nog niets te maken hebben met
het lichamelijke. Tegen het eind van de lagereschoolleeftijd neemt de belangstelling voor vol-
wassen seksualiteit stilaan toe, hoewel kinderen van deze leeftijd anderzijds ook opvallend
preuts kunnen zijn met betrekking tot seksualiteit.
2. De hierboven beschreven gevoelens trekken de juistheid van de theorie van Freud voor het
schoolkind in twijfel. Volgens Freud en zijn aanhangers zouden jongens en meisjes in deze
periode immers weinig interesse hebben voor elkaar. Freud noemt deze periode de ... fase van
de seksuele ontwikkeling. In deze fase zouden seksuele fantasieën en gevoelens verdrongen
worden, zodat het kind zijn aandacht volledig kan richten op alles wat ‘leerbaar en sociaal
nuttig’ is.
3. Op 6-jarige leeftijd treedt de ‘eerste ...’ op. Als gevolg van het sneller groeien van de ledematen
in verhouding tot het hoofd en door een vervanging van het ‘babyvet’ door spierweefsel, ver-
dwijnen de ronde mollige lichaamsvormen die zo typisch waren voor het kleine kind.

1 Sommige passages zijn overgenomen uit het handboek. Bronvermelding gebeurt in het handboek.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 191


SCHOOLKINDMODULE

Aan het eind van de lagereschoolperiode treedt de ‘tweede ...’ op, die een versnelling van de
lichaamsgroei inhoudt en ook veranderingen teweegbrengt in de lichaamsproporties.
4. De lichaamsbeheersing, zoals buigen, gymnastische oefeningen doen en allerlei soorten van
sportieve activiteiten, ontwikkelen zich in deze periode. Ook de oog-/handcoördinatie, nodig
voor mikken, slaan, schoppen, gooien en vangen, neemt toe. Met 6 jaar kan het kind zijn
lichaam goed in evenwicht houden. Het balanceren op muurtjes, hekjes en dergelijke wordt
dan ook een geliefde bezigheid.
Rond de leeftijd van 10 jaar ontwikkelt het kind een perfecte beheersing van het eigen lichaam.
Men spreekt dan van het ‘... ...’ of ‘l’enfant parfait’. Het getuigt dan niet alleen fysiek van een
heel harmonische lichaamsbouw, het is ook uitermate beweeglijk en alert in zijn gedrag en
ervaart zijn lichaam als een probleemloos en soepel instrument in zijn actieve gerichtheid op
de buitenwereld.
5. Vanuit de dynamiek van de motorische ontwikkeling ontstaat een sterke bewegingsdrang, die
ook zijn invloed heeft op het soort spelletjes waar kinderen op deze leeftijd van houden. Bij het
schoolkind komen, net als bij jongere kinderen, heel wat bewegingsspelen voor (bv. touwtje-
springen, bomen klimmen, hinkstapsprong-spelletjes). Meer dan op de kleuterleeftijd, spelen
schoolkinderen veel samen en voelen ze zich sterk aangetrokken tot allerlei club- en groepsactivitei-
ten (bv. sportactiviteiten, kampen bouwen). Deze spelvormen waarin samengespeeld wordt, al dan
niet met dezelfde gemeenschappelijke doelen voor ogen, noemen we ... en ... spel. In deze periode
speelt het groepsspel zelfs een grotere rol dan het individuele spel, hoewel elk kind een behoefte
houdt om af en toe alleen te spelen. Dan kan het zich richten op experimenteer- en constructiespelen
(bv. pareltjes rijgen, stempelen of vliegers maken).
6. Ook op lagereschoolleeftijd zien we nog de gevolgen van de kwaliteit van de hechtingsrelatie in
de babytijd. ... gehechte kinderen willen graag op schoot zitten of knuffelen, maar ze kunnen
het er geen minuut volhouden. Ze verlangen naar een ideale geborgenheid, maar hun interne
werkmodel zegt hen dat ze dat nooit zullen vinden. Deze kinderen hebben het ook veel moeilij-
ker om goede vriendschapsrelaties op te bouwen met leeftijdsgenootjes.
7. Typerend voor schoolkinderen is dat meisjes met meisjes vriendengroepjes vormen en jongens
met jongens. Jongensgroepjes zijn over het algemeen groter dan groepjes vriendinnen. Deze
‘...-...-groepjes’ vormen een belangrijke ervaringswereld om het gedrag te oefenen dat past bij de
eigen sekse.
8. Goede relaties met leeftijdsgenoten zijn heel belangrijk voor het schoolkind. Ze beïnvloeden
het zelfvertrouwen en het zelfbeeld op een positieve manier. Bovendien leren kinderen daar-
door diverse vaardigheden, zoals het controleren van agressie en het omgaan met groepsnor-
men. Leeftijdsgenoten bieden elkaar dan ook een ware ‘... ...’. Ze leren met andere woorden van
elkaar hoe ze zich sociaal moeten gedragen, wat er van hen verwacht wordt en wat kan en niet
kan.
9. Het lagereschoolkind kan meevoelen en meeleven met anderen. Het ontwikkelt met andere
woorden ... of inlevingsvermogen. Het kan zich verplaatsen in een ander en beseffen wat hij of
zij weet, denkt en voelt. Dit is een belangrijke stap in de morele ontwikkeling van het kind, want
pas dan wordt het voor een kind mogelijk om in te schatten wat het eigen gedrag voor de ander
kan betekenen.
10. Ondanks dit vermogen gebeurt het toch al te vaak dat kinderen door anderen actief buiten de
groep worden geplaatst. Wanneer dit systematisch gebeurt en er sprake is van een ongelijke
machtsverdeling, dan heeft dit vaak desastreuze gevolgen voor het slachtoffer; het slachtoffer
wordt niet toegestaan voor zichzelf op te komen. In dat geval spreken we niet meer van plagen,
maar van ... . In een dergelijke situatie zijn er telkens drie partijen: de dader, het slachtoffer of
de zondebok, maar ook een middengroep. De groepsnorm beïnvloedt de houding die deze mid-
dengroep zal aannemen in de situatie.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 192


SCHOOLKINDMODULE

11. De aard van vriendschapsrelaties verandert gedurende de schoolleeftijd. De jongere kinderen


(tot 8 à 9 jaar) beschouwen een ander kind als vriend als hij/zij dezelfde dingen leuk vindt en
als je met hem/haar veel samen doet en deelt, zoals na schooltijd samen spelen, bij elkaar sla-
pen, van elkaar lenen. De oudere kinderen (vanaf een jaar of 10) zeggen dat vrienden elkaar
nodig hebben, om raad te geven, te troosten, geheimen te delen. Hierbij is wederzijds vertrou-
wen en ‘iets voor elkaar over hebben’ van belang. Voor jongere kinderen is je vriend iemand die
je bewondert, voor oudere kinderen is een vriend iemand die je ... zoals je bent.
12. Het lagere schoolkind is in staat om onderscheid te maken tussen wat ‘echt’ is en wat fantasie
is. Kinderen krijgen dan ook een voorkeur voor dingen die ‘echt’ zijn of ‘echt kunnen zijn’ (zie
ook opgave 13). Toch blijven er op deze leeftijd ook nog sporen merkbaar van het ... denken, dat
ook typisch is voor de kleuterleeftijd. Hierdoor is een schoolkind er soms nog steeds van over-
tuigd dat het door een bepaalde (veelal futiele) handeling uit te voeren of door aan iets te den-
ken, een gebeurtenis kan beïnvloeden waar het normaal gezien geen vat op heeft.
13. Ondanks deze restanten uit het ‘kleuterlijk denken’ bereikt het schoolkind toch het volgende
stadium van de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget. Het denken van het kind wordt meer
en meer gekoppeld aan realistische, concreet voorstelbare situaties en de ‘denkfouten’ uit het
vorige stadium verdwijnen. Het kind is nu in staat handelingen in gedachten te maken, reversi-
bel te denken, meerdere aspecten van een probleem in ogenschouw te nemen, aandacht te heb-
ben voor zowel toestand als proces (hantering van het identiteitsprincipe), de positie van een
ander in te nemen, te seriëren, transitief te denken, en een onderscheid te maken tussen klas-
sen en deelklassen. Het lagereschoolkind zit qua denkontwikkeling in het ... ... stadium. Tegen
het eind van de lagereschoolleeftijd neemt de abstractiegraad van het denken toe en heeft het
kind minder behoefte aan concreet voorstelbare situaties om zijn denken te ondersteunen. Op
dat moment bereikt het kind het formeel-operationele stadium.
14. In deze levensfase gaat het kind stilaan de ‘...taal’ beheersen. Hoewel er nog heel wat aandacht
moet gaan naar de verzorging en de verfijning van het taalgebruik, bereikt de mondelinge taal-
ontwikkeling geleidelijk haar eindniveau. De meeste aandacht gaat nu (terecht of onterecht?)
uit naar het schriftelijke taalgebruik. Het kind ontdekt de wondere wereld van de letters.
15. Een andere opmerkelijke ontwikkeling op het vlak van taal, is het ontstaan van een ... bewust-
zijn vanaf 5-jarige leeftijd. Dit houdt in dat het kind steeds meer inzicht krijgt in de taal zelf. Zo
beseft het dat taal is opgebouwd uit een willekeurig stelsel van regels en afspraken waarmee je
kunt experimenteren. Taalspelletjes zijn dan ook bij veel schoolkinderen geliefd.
16. Typerend voor het schoolkind zijn de psychologische zelfbeschrijvingen die verwijzen naar het
eigen karakter. Ze beschrijven zichzelf als ‘leuk’ of ‘aardig’, zonder veel relativering. Tijdens
deze fase gaan kinderen ook steeds langer en intensiever met leeftijdsgenoten om. Een gevolg
daarvan is dat ze zichzelf steeds meer in ... met die anderen gaan zien. Om te omschrijven wie
ze zelf zijn, kijken ze naar wat anderen kunnen, hebben en doen. Deze kinderen benadrukken
hun vaardigheden in ... met die van anderen (‘ik kan het beste rolschaatsen van de klas’) en ze
noemen categorieën waartoe ze behoren (‘ik zit op de turnclub’).
17. Gezaghebbende autoriteiten worden heel belangrijk in de morele ontwikkeling van het school-
kind. Het kind zit volgens Kohlberg in de ... fase van de ontwikkeling, waarin wetten, afspraken
en regels bepalen wat het kind ‘moreel goed’ vindt. Het kind heeft vooral oog voor de algemene
gedragscodes die blijken te bestaan en waaraan de mensen zich bij voorkeur dienen te houden.
‘Wie dit doet, gedraagt zich moreel goed’, zo luidt het. Hoewel het hoogste morele stadium op
deze leeftijd nog niet bereikt is, lijkt het dat sommige (of misschien wel heel wat?) volwassenen
niet verder komen dan dit stadium.
18. In de tekenontwikkeling zet de schematische fase uit de kleuterfase zich in eerste instantie voort.
Toch worden door het jonge schoolkind al pogingen ondernomen om de mens in profielvorm te
tekenen. Rond de leeftijd van 9 jaar (tot 12 jaar) ontwikkelt zich het ... stadium. Er is sprake van een

GROOT WORDEN – WERKBOEK 193


SCHOOLKINDMODULE

geleidelijke toename aan realistische details, proporties en vormen. Het schoolkind beschikt met
andere woorden over meer realiteitszin.
19. De toenemende mogelijkheid om meer realistische tekeningen te maken, gaat gepaard met de
ontwikkeling die dit kind doormaakt op perceptueel gebied: de globale waarneming maakt
plaats voor een meer ... waarneming.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 194


1 V
SCHOOLKINDMODULE

2 F A S E
3 K

GROOT WORDEN – WERKBOEK


(
4 M D
5 F & F
6 G E H E C H T E
7 - - G R O E P J E S
8 S L
9 H
)
10
11 T
12 D E N K E N
13 T T
14 S L
15 M H
16 V G
17 V N
18 R H
19 G L

195
SCHOOLKINDMODULE

‘Vertel je eigen verhaal’


Hoi, ik ben ... en ik wil je graag wat vertellen uit mijn schoolkindperiode.
1. Toen ik op de lagere school/basisschool zat, en ongeveer ... jaar was, maakte ik kennis met een
heel nieuw gevoel. Mijn buikje ging kriebelen als ik bij ... in de buurt was. Ik kende hem/haar
van ... Ik vond het fijn om samen met hem of haar ... Ik herinner me dat we ... .
2. Maar soms kon dat hele jongens/meisjes-gedoe me ook niets schelen. Ik was veel meer
geïnteresseerd in ... .
3. Als ik mijn lengte vergeleek met mijn klasgenootjes, was ik ... Mijn ‘groeischeuten’ kreeg ik
met ... jaar. Ik groeide zo snel uit mijn kleren dat ... .
4. Qua lichaamsbeheersing was ik ... Ik hield ervan om ... .
5. Ik weet nog goed wat we allemaal op de speelplaats speelden tijdens de pauzes: we ..., ..., ..., en
... En als ik thuis kwam van school, en mijn huiswerk was klaar, dan .... of ... Ik speelde graag sa-
men met ... En als ik dan toch eens alleen speelde, dan speelde ik ... .
6. Ik voelde me ... bij mijn ouders, leerkrachten en leeftijdsgenootjes. Ik herinner me dat ... .
7. Op een bepaald moment – ik was toen ... jaar oud schat ik – hoorde ik bij een ‘vriendengroepje’.
De andere leden van dat groepje waren ... In dat groepje deden we echte meisjesdingen/jon-
gensdingen, zoals ... .
8. Als ik mijn omgang met leeftijdsgenootjes in deze periode in drie woorden moet omschrijven,
dan zijn deze woorden ..., ... en ... Wat ik hieruit leerde, is dat ... .
9. Met vallen en opstaan leerde ik me in te leven in de gedachten en gevoelens van anderen. Soms
kon ik nog heel hard zijn voor iemand, zonder te beseffen wat dit voor hem/haar betekende. Zo
deed/zei ik ooit ... Op andere momenten voelde ik echt mee met anderen, zoals die keer ... .
10. Ik herinner me nog een keer dat er bij ons op school/in de klas gepest werd. Ik was toen ...
(slachtoffer/dader/middengroep). De pester pestte door ... Het slachtoffer reageerde door ... En
de middengroep deed ... Het slachtoffer werd gepest omdat ... De reactie van de leerkrachten
en/of ouders was ... .
11. Ik kende verschillende soorten vriendschappen in de loop van mijn schoolkindperiode. Mijn
vriendschap met ... was ... Ik was toen ongeveer ... jaar schat ik. We konden uren samen ... Mijn
vriendschap met ... daarentegen was ... Toen was ik ongeveer ... jaar. We hielden ervan om sa-
men ... .
12. De verhalen, films, of tv-series die ik voor geen geld wilde missen in die tijd, waren ... Dit zijn
fantasieverhalen/’bijna echte’ avonturenverhalen. Toch herinner ik me ook nog een voor-
beeldje van een ‘bijgelovige’ gewoonte van mij: ... .
13. Gezien de evolutie in mijn denkontwikkeling gingen de juffen en meesters in hun lessen
steeds meer gebruik maken van realistische, concreet voorstelbare situaties om iets uit te leg-
gen. Eén voorbeeld hiervan dat ik me nog levendig herinner, is dat ... Naarmate ik ouder werd,
werden de concrete situaties die in de les gebruikt werden, steeds abstracter. Zo herinner ik me
bijvoorbeeld dat ... .
14. Op taalvlak was ik ... Ik vond lezen ..., schrijven ... en spreekbeurten vond ik ... .
15. De taal als taal en als onderwerp van taalspelletjes boeide mij mateloos/soms/amper. Zo weet
ik nog dat ik ... .

GROOT WORDEN – WERKBOEK 196


SCHOOLKINDMODULE

16. Ik zag mezelf op die leeftijd als ... Ik was er trots op dat ik ..., ik schaamde me dat ik ... .
17. Ik was een ‘braaf/stout’ schoolkind. Zo herinner ik me nog dat ik ... Als ... iets tegen mij zei, dan
luisterde ik meteen, maar ... .
18. Tekenen was voor mij een ... bezigheid. De volgende tekening zie ik nog steeds voor me: ik
tekende ..., en dat zag er ongeveer als volgt uit ... Over het volgende onderwerp maakte ik erg
veel tekeningen: ... Ik was zelf ... tevreden over mijn tekenkunsten.
19. Ze zeggen dat oudere schoolkinderen steeds meer oog krijgen voor details, en dat je dit op aller-
lei vlakken kunt zien. Bij mezelf herken ik dat in ... .

GROOT WORDEN – WERKBOEK 197


SCHOOLKINDMODULE

Een afsluitertje

a. In het kruiswoordraadsel is één ontwikkelingsgebied nog niet aan bod geko-


men: de schoolse ontwikkeling.
Maak per tweetal een klein kruiswoordraadsel (of een andere vorm van raadsel-
tje) rond de kernbegrippen uit de schoolse ontwikkeling van de 6- tot 12-jarige.
Als het klaar is, wisselen jullie je raadseltje uit met een ander groepje.
b. Kunnen jullie bij al deze begrippen ook een herinnering uit jullie eigen school-
kindtijd plaatsen?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 198


ADOLESCENTIEMODULE

DE ONTWIKKELING VAN DE ADOLESCENT


ONDER DE LOEP

GROOT WORDEN – WERKBOEK 199


ADOLESCENTIEMODULE

OBSERVATIEOPDRACHT
HET PERSOONLIJK PROFIEL

Voor deze opdracht is inzicht nodig in de indeling van de levensloop in ontwikke-


lingsfasen.

In deze opdracht zul je de leefwereld van adolescenten verkennen. Het gaat erom
vertrouwd te raken met hoe adolescenten denken, waarover ze denken, wat hen
interesseert, wat ze graag doen...
Nevendoel: Door alle observatieopdrachten te bundelen in een ‘klassikale observatie-
map’, wordt er een verzameling casusmateriaal aangelegd die als informatie- of illu-
stratiebron kan worden gebruikt bij andere opdrachten.
Dit is een (individuele) observatieopdracht die je moet uitvoeren bij een (normaal
ontwikkelende) adolescent.
Voer deze opdracht als voorbereiding uit bij het begin van de adolescentiemodule
(of ervoor). Breng de ingevulde/uitgeprinte observatieformulieren zo snel moge-
lijk mee naar de klas om er een klassikale observatiemap mee te maken die door
iedereen kan worden ingekeken.

Laat een 12-18-jarige zijn persoonlijk messenger- of chatprofiel voor je opstellen.


Je kunt zo’n profiel gratis aanmaken op heel wat internetsites. Wij zochten voor je
uit hoe het moet via MSN, maar als je wil, kun je ook een geschikt profiel bij een
andere provider laten invullen. Zoek wel een profiel met – voor jou – interessante
categorieën, zodat de doelstellingen van deze opdracht niet verloren gaan!
Hieronder vind je de instructies voor de adolescent om een MSN-profiel aan te maken.
Het profiel van ‘jouw’ adolescent zal echt online komen, en kan op die manier ook door jou bekeken
worden. Hoe?
Via http://members.msn.com/kun je ‘geavanceerd zoeken’ in de profielen die in de Ledenlijst zijn
opgeslagen. Als je weet onder welke ‘nickname’ of welke voor- en achternaam jouw adolescent zich
heeft geregistreerd, kun je zijn profiel terugvinden aan de hand van deze namen.
Print vervolgens het profiel uit en neem het mee naar school.
Als je geen adolescent vindt die toegang heeft tot het internet, kun je deze opdracht ook schriftelijk
laten uitvoeren. Je adolescent kan dan zijn of haar profiel opmaken via het invulblad dat je verderop
aantreft. Deze noodoplossing maakt het wel minder echt voor je adolescent!

GROOT WORDEN – WERKBOEK 201


ADOLESCENTIEMODULE

Stel jezelf voor in je persoonlijk profiel!

Instructies voor een internetprofiel

Vooraf: Als je al een hotmail-adres en passwoord hebt, kun je direct met stap 2 beginnen.

Stap 1: Surf naar: http://www.passport.net


Klik op ‘Registreer je vandaag nog voor je gratis .NET passport!’. Geef een (eventueel fictief) e-
mailadres in (bv. snoep@test.com), kies zelf een password, typ de registratiecontrole in en klik
op ‘ik ga akkoord’. Klik tenslotte op ‘doorgaan’ en sluit het venster.
Stap 2: Surf naar: http://members.msn.com/
Linksonder of rechtsboven zoek je naar ‘Mijn profiel’. Klik hierop. Vervolgens meld je je aan met
het e-mailadres en bijhorende password dat je zojuist gekozen hebt (of met je bestaande hotmail-
adres en password) (soms gebeurt dit al automatisch). Geef je geboortedatum (juist) en land/regio
(eventueel fictief) in.
– Kies een ‘bijnaam’ (een ‘nickname’).
– Vervolgens vul je je persoonlijk profiel in. Enkele opmerkingen:
– Echte voornaam/achternaam: aan jou de keuze of je je echte naam gebruikt, maar laat als-
jeblieft wel weten onder welke naam je je profiel hebt opgemaakt!
– Land/regio: als je niet wil dat deze gegevens vrijgegeven worden, mag je ‘zeg ik liever niet’
aanduiden.
– Vink aan ‘leeftijd weergeven’ en vul je geboortedatum in.
– Huwelijkse staat (relatie of niet, op zoek of niet): het zou fijn zijn als je dit ook waarheids-
getrouw invult.
– Beroep: BELANGRIJK: vul in plaats van je beroep hier je studierichting in.
– Onder de rubriek ‘Communicatie’ hoef je niets in te vullen als je dat niet wil!
– Bij ‘gedragscode’ moet je ten slotte ‘akkoord’ aanvinken (als je akkoord gaat).
Dan nog alles ‘Opslaan’ en dan zie je je eigen profiel!
– Nu blijft er nog één ding over: aangeven in welke onderwerpen je geïnteresseerd bent. Klik
hiervoor op ‘Toevoegen’ bij ‘Mijn interesses voor MSN Ledenlijst-categorieën’. Je krijgt nu
een lijst van categorieën waaruit je kunt kiezen. Als je op een categorie klikt, zie je in het vak
ernaast nog meer specifieke onderwerpen (subcategorieën). Kies uit dit lijstje welke onder-
werpen jou interesseren, en voeg die toe aan ‘je interesses’.
Als je klaar bent, klik je op ‘Opslaan’. Dan kom je terug bij je profiel uit.

Je persoonlijk profiel is nu helemaal klaar! Als je wil, kun je nog een digitale foto toevoegen aan
je profiel. En je kunt via “Bewerken” ook nog aanpassingen maken in de ingevulde gegevens.
Bedankt voor je tijd en moeite!

GROOT WORDEN – WERKBOEK 202


ADOLESCENTIEMODULE

Stel jezelf voor in je persoonlijk profiel!

Instructies voor een schriftelijk profiel

Stel je voor dat je via het internet of via een andere weg op zoek bent naar leuke of interessante
mensen om eens mee te praten, samen dingen te doen, informatie en ervaringen uit te wisse-
len, of wat dan ook...
Vaak moet je je daarvoor inschrijven in een soort ‘Ledenlijst’, en word je gevraagd jezelf kort
voor te stellen. Wij hebben hieronder een aantal vragen opgesteld die deel kunnen uitmaken
van zo’n ‘persoonlijk profiel’. We zijn benieuwd welk profiel jou het beste past!!!

Mijn naam is:

Als ik voor mezelf een bijnaam (‘nickname’) zou mogen kiezen, zou dat .............................
zijn.

Mijn leeftijd is:

Mijn huidige situatie op het vlak van relaties is (kies):


Prille relatie / Vaste relatie / Net uit elkaar / Alleenstaand, niet op zoek / Alleen-
staand en op zoek

Mijn studierichting en studiejaar is:

Na mijn studies wil ik:

Wat ik graag wil vertellen over mezelf, is:

Mijn lievelingsdingen (zoals favoriete boeken, artiesten, steden, enz.) zijn:

Mijn hobby’s en interesses zijn:

GROOT WORDEN – WERKBOEK 203


ADOLESCENTIEMODULE

Mijn lievelingscitaat is:

Wat ik haat, is:

‘Trends’ waar ik niet aan mee wil doen, zijn:

Je persoonlijk profiel is nu (bijna) klaar!


Als je wil, kun je hieronder nog een leuke foto van jezelf toevoegen aan je profiel.

Bedankt voor je tijd en moeite!

GROOT WORDEN – WERKBOEK 204


ADOLESCENTIEMODULE

CASUS
1
MAAK KENNIS MET JOERI

Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelingsfasen en ontwik-


kelingsgebieden.

In deze opdracht zul je inzicht verwerven in de ontwikkeling van de adolescent.


Nevendoel: Je zult ook kennismaken met een aantal schoolse middelen in het opvol-
gen en begeleiden van de ontwikkeling van adolescenten (bv. keuzedossier, dossier
schoolarts, klassenraden en rapporten), hoewel het geenszins de bedoeling is om
hierin volledig te zijn. Ook zul je (opnieuw) een voorbeeld krijgen van ‘casusge-
baseerd leren’, dat als vorm van leren inspirerend kan zijn voor je latere lespraktijk.

Je zult in een groepje van 3 à 4 studenten de casusmaterialen doornemen en


bespreken, en er vervolgens een aantal vragen en opdrachten over oplossen. Om
de vragen en opdrachten te kunnen oplossen, zul je heel wat informatie over de
adolescent moeten opzoeken.

2
Casusmaterialen

1. Een fragment uit het dossier van de schoolarts


2. Begeleidende klassenraad van 15 februari
3. Een verslag van een gesprek met zijn ouders op 6 maart
4. Delibererende klassenraad van 13 april
5. Het rapport van de paasexamens
6. Een uittreksel uit het ‘Keuzedossier’ (einde 2de jaar) van Joeri
7. Persoonlijke materialen: een afdruk van de binnenkant van zijn ‘meeneemmap’
8. Persoonlijke materialen: Joeri’s homepage

1 Vl + N
2 Voor een gelijkaardig, typisch Nederlandse casus: zie: http://www.lannoocampus.com/default.asp?90-209-5350-8

GROOT WORDEN – WERKBOEK 205


ADOLESCENTIEMODULE

Fragment uit het dossier van de schoolarts

Centrum voor LeerlingenBegeleiding (CLB)


Preventieve Gezondheidszorg
Schoolarts: dr. Schellekens

Leerling: Joeri Dekelver


Leeftijd: 13
Geslacht: M

e
Onderzoek begin 1 graad secundair onderwijs (eerste jaar)
Lengte: 1.53 m
Gewicht: 54 kg
Lichaamsbouw: beginnende, secundaire geslachtskenmerken,
stem niet gedaald,
nog geen spermarche
Zicht: normaal
Gehoor: normaal
Urinemonster: normaal
Andere: maakt zich zorgen om zijn jeugdpuistjes, hoewel deze niet zo ernstig zijn
dat een behandeling noodzakelijk is. Joeri is bezorgd dat iedereen hem
lelijk gaat vinden.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 206


ADOLESCENTIEMODULE

Klassenraad 2 Mod.Wet.

Leerkrachten 2MW:

Naam: Vak: Naam: Vak:


Klassenleraar: R. Haex Technologische Opv. E. Oost Aardrijkskunde
G. Boffin Soc. Econ. Initiatie R. Palmers Nederlands
H. Corvelyn Wetensch. Werk R. van Dinther Engels
J. Delbroucke Geschiedenis A.-M. Van Genuchel Biologie
F. Dexters Plastische Opvoeding E. Van Meensel Godsdienst
M. Jammers Informatica G. Verbrugge Frans
J. Nahou Lichamelijke Opv. K. Visscher Wiskunde

Leerlingen 2 MW:
Naam M/V Leeftijd Verjaar- Adres Woonplaats Tel.
op 1/9 dag
Adriaenssen Evy V 12 05/09 Schoenstraat 52 4506 Eisden 088/55.36.2
Bayram Gamze V 12 16/11 Laarslaan 2 4506 Mechelen 088/55.58.9
Bomans Kevin M 13 17/03 Muiltjesdreef 8/9 4506 Eisden 0460/55412
Dekelver Joeri M 13 03/01 Weg naar Slof 29 4506 Vucht 088/55.82.3
Habbat Mehmet M 13 02/10 Botweg 7 4510 Dilsen 088/56.15.9
Hermans Ines V 12 25/11 Slipperheuvel 42 4506 Grimbie 088/55.28.7
Houdmeyers Jef M 13 09/04 Mocassinweg 6/5 4506 Mechelen 088/55.28.3
Mat Cidem V 13 25/06 Pantoffellaan 67 4503 Lanaken 088/51.85.9
Minten Jelke V 12 25/12 Bottinnelaan 41 4525 Zutendaal 088/58.64.3
Peeters Dennis M 14 26/05 Naaldhakstraat 9 4510 Dilsen 0451/56143
Rouabhi Junior M 13 07/08 Blootsvoets 36 4506 Vucht 088/55.34.2
Stemans Django M 13 15/02 Pantystraat 7 4507 Rekem 088/51.32.5
Swerts Daisy V 13 30/04 Sokkendreef 4 4506 Mechelen 088/55.62.3
Tasgin Büsra V 12 08/11 Kniekousstraat 3 4506 Eisden 089/55.26.5
Toetnel Philippe M 13 02/01 Kousweg 1 4506 Mechelen 089/55.94.3
Vandepere Silke V 13 24/06 Veterweg 3 4506 Eisden -
Van Gerven An V 13 06/12 Ritsstraat 75 4506 Leut 089/55.67.8
Vilters Kevin M 13 13/03 Velcrolaan 6/1 4506 Boorsem 089/55.82.9
Wassen Dirk M 13 29/02 Elastiekstraat 15 4506 Grimbie 089/55.16.3
Wouters Caro V 13 21/08 Rue de Nistel 1 4506 Eisden -

GROOT WORDEN – WERKBOEK 207


Klassenraad

Leerlingenfiche: Achtergrond en Schoolloopbaan

Naam: Joeri Dekelver Klas: 2 MW Telefoon: 088/55.82.3


Adres: Weg naar Slof 29 Gsm: 0426/52.67.9
ADOLESCENTIEMODULE

4506 Vucht
Vader: Michel Dekelver Beroep vader: Bankbediende

GROOT WORDEN – WERKBOEK


Moeder: Katrien Warson Beroep moeder: Politieagente
Gezinssituatie: Gehuwd, enig kind
Curriculum: School Klas Attest Opmerking
e
Basisschool De Perenboom 6 leerjaar Getuigschrift Basisonderwijs Advies: ASO Moderne Wetenschap-
pen
Remy-instituut 1 KT B-attest Klassieke Talen (Hij mag Richting te zwaar (Latijn: 47%).
door met uitsluiting van Latijn of Ouders dringen aan om niet ‘af te
Grieks) zakken’ naar Moderne Wetenschap-
pen, maar gaan uiteindelijk toch ak-
koord met advies van klassenraad
Huidig schooljaar Remy-instituut 2 MW

208
ADOLESCENTIEMODULE

Begeleidende klassenraad 2 Mod. Wet.

Datum: 15 februari
Begeleidende klassenraad
Bespreking per leerling
Klassenleraar: Mevr. Haex Naam leerling: Joeri Dekelver

Op te volgen opmerkingen uit de delibererende klassenraad van 20/12


Joeri heeft een behoorlijk rapport, maar de punten voor Engels, Wetenschappelijk Werk en Gods-
dienst zijn op het randje.
Dhr. van Dinther (Engels) merkt op dat Joeri wel degelijk beter kan voor zijn vak. Als er in de les
rond een songtekst of film gewerkt wordt, blijkt Joeri met grote belangstelling woorden op te zoe-
ken in het woordenboek, interpretaties te geven en creatief aan de slag te gaan op basis van deze tek-
sten. Wanneer hem echter gevraagd wordt een soortgelijke opdracht uit te voeren met een tekst uit
het handboek, is zijn inzet veel lager.

Bespreking leer- en leefhouding afgelopen periode


Joeri’s leerhouding
Dhr. Dexters (Plastische Opvoeding) is vol lof over Joeri. In tegenstelling tot de meeste van zijn
klasgenootjes demonstreert Joeri heel wat tekentalent in zijn werkjes. Hij heeft oog voor detail en
gaat nauwkeurig, met een gevoel voor precisie, te werk bij het tekenen van portretten, liefst die van
zijn grote idolen. Andere leerlingen lijken snel op te geven of overdrijven in het tekenen van
bepaalde kenmerken.
Ook bij Mevr. Nahou (Lichamelijke Opvoeding) doet Joeri het bijzonder goed. Vooral de balsporten:
voetbal, basket, volley, enzovoort, spreken hem erg aan. Hij is werkelijk een teamspeler, die alleen
fair play tolereert. Vermoedelijk een gevolg van het volleyen in clubverband in zijn vrije tijd. Omdat
Joeri uit zichzelf al zo goed is in volleybal, heeft Mevr. Nahou besloten om met Joeri verder te gaan
dan de basisoefeningen die ze gepland had. Ze heeft gemerkt dat hij het nog erg moeilijk vindt om
zijn opslag tactisch te richten. Daarom oefent ze met Joeri speciaal op de verfijning van zijn opslag-
techniek en het vergroten van zijn tactisch spelinzicht. Ze heeft hem ook aangeboden om tijdens de
middag mee te komen trainen voor de interscholencompetitie volleybal. Met de tactische sugges-
ties van Mevr. Nahou lukt het tijdens de trainingen tegenwoordig al heel wat beter om zijn opslag
goed te richten! Dat is al een stap in de goede richting. Hopelijk kan hij het binnenkort ook alleen.
Dhr. van Dinther (Engels) stelt nog niet veel verbetering vast in Joeri’s leerhouding met betrekking
tot zijn vak. Hij gaat hem er eens over aanspreken.
Mevr. Corvelyn (Wetenschappelijk Werk) ergert zich aan het feit dat Joeri ‘veel te speels’ is tijdens
haar lessen. Niet dat hij niet geïnteresseerd is, maar in plaats van gewoon te doen wat hij moet
doen, zit hij altijd tientallen andere oplossingen te bedenken om de opgelegde chemische reactie te
bewerkstelligen. Of hij zit bijvoorbeeld uit te vissen wat er zou kunnen gebeuren wanneer je nog
een derde stof aan een bepaald mengsel zou toevoegen, of het geheel zou verhitten of afkoelen bij-
voorbeeld. Desondanks lijkt hij het wel beter te doen op zijn toetsen dit trimester.
Mevr. Van Meensel (Godsdienst) stelt vast dat Joeri tegenwoordig actief meedenkt tijdens lessen
over thema’s die met waarden en zingeving te maken hebben, of tijdens discussies waar ze een
eigen standpunt moeten innemen. Zo heeft Joeri haar verbaasd met zijn pleidooi om in bepaalde
gevallen toe te staan dat meisjes een hoofddoek dragen op school, hoewel hij zelf zijn Eminem-pet
moet afzetten tijdens de les. Hij vindt dat het recht op culturele eigenheid en godsdienstvrijheid
belangrijker is dan de regel uit het schoolreglement die hoofddeksels verbiedt. Hij neemt tegen-

GROOT WORDEN – WERKBOEK 209


ADOLESCENTIEMODULE

woordig actief deel aan discussies tijdens de lessen godsdienst en geniet ervan om tegenargumen-
ten te zoeken voor bepaalde stellingen en dogma’s. Dit in tegenstelling tot vorig trimester, toen het
Oude Testament vergeleken werd met het Nieuwe Testament. Dat kon hem blijkbaar niet boeien.
Vandaar vermoedelijk ook zijn lage inzet toen.

Joeri’s leefhouding
Joeri heeft goede contacten met zijn medeleerlingen en lijkt een hechte vriendschap te hebben
opgebouwd met Junior Rouabhi. Hij en Junior trekken veel samen op, zowel binnen als buiten de
school. Wel moet in de gaten gehouden worden dat sommige klasgenoten (met name Mehmet en
Dennis) niet de spot gaan drijven met het enigszins ‘jonge’ uiterlijk van Joeri. Joeri lijkt tot nog toe
wel van zich af te bijten bij zulke opmerkingen (en krijgt daarbij steun van Junior), maar het kan
hem toch ooit teveel worden.
De meeste leerkrachten hebben niets aan te merken op Joeri’s leefhouding op school. Hij gedraagt
zich zoals het hoort. Toch heeft hij wel een wat betweterig karakter, merkt Dhr. Delbroucke
(Geschiedenis) op. Hij gaat vaak in discussie over regels en afspraken. En wanneer je dan als leer-
kracht niet toegeeft, verwijt hij je achteraf dat je hem totaal niet begrijpt, en dat je het toch nooit zult
kunnen begrijpen, omdat hij de enige is die zich zo voelt ... en meer van dat soort uitspraken.
Meestal eindigt zo’n discussie dan ook in ‘och laat maar, je hoeft je niet te bemoeien met hoe ik me
voel, je snapt het toch niet!’
Mevr. Van Meensel (Godsdienst) wil echter melding maken van een serieus incident tijdens één
van haar lessen. Enkele weken geleden wilde ze Joeri terechtwijzen voor zijn storend gedrag tijdens
een les. Joeri was aan het praten met zijn buur. Het gebabbel stoorde haar les. Ze had al geprobeerd
er een opmerking over te maken, maar het gesprek met de buur was duidelijk interessanter. Ze had
het gevoel dat ze lucht was. Haar woorden hadden geen vat op Joeri, die gewoon deed of hij de
opmerkingen niet hoorde en geboeid verder praatte. Toen verloor ze haar geduld en ‘schoot ze uit
haar slof’. Dit gedrag zou ze niet dulden. Ze eiste een verontschuldiging onmiddellijk na de les, of
Joeri zou strafstudie krijgen. Joeri probeerde er nog onderuit te komen, maar Mevr. Van Meensel
was kordaat. Ze wilde geen uitvluchten horen, alleen een verontschuldiging was hier op zijn plaats.
‘Ik laat niet met me sollen,’ voegde ze eraan toe. Toen plots de bel ging, keek Joeri haar koel aan,
draaide zich om en liep het klaslokaal uit ... met een strafstudie tot gevolg! De week erna kwam hij
echter niet opdagen op de strafstudie. Hij krijgt volgende week een laatste kans. Als hij dan zijn –
immiddels verdubbelde – strafstudie niet ‘uitzit’, volgt een schorsing.

Besluit (remediëring/afspraken)
Wat leerhouding betreft, is er geen speciale aandacht nodig. Dhr. van Dinther (Engels) zal Joeri zelf
proberen te motiveren met betrekking tot zijn vak.
Wat leefhouding betreft, wordt aan alle leerkrachten gevraagd om gedurende de komende twee
weken een observatieschema in te vullen met betrekking tot eventueel storend of ongewenst gedrag
van Joeri. Daarna zal het team opnieuw even om de tafel gaan zitten om deze observaties te evalue-
ren. Tegen die tijd zal ook duidelijk zijn of Joeri bij zijn strafstudie is komen opdagen. Mevr. Haex
(Technologische Opvoeding – klassenleraar) merkt op dat er in de observaties wel onderscheid
gemaakt moet worden tussen typische adolescentie-trekjes, die niet kwaadaardig zijn, en tekenen
van probleemgedrag, die wel actie van het lerarenteam vergen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 210


ADOLESCENTIEMODULE

Verslag van gesprek met ouders

Datum: 6 maart Leerling: Joeri Dekelver


Klassenleraar: Mevr. Haex Klas: 2 MW
Aanleiding: Schorsing Aanwezig: Vader/Moeder

Omschrijving van het probleem


Joeri is voor de tweede maal niet komen opdagen op zijn strafstudie. Dit heeft het – voor hem
bekende – gevolg van een schorsing voor één dag.
De strafstudie werd hem opgelegd na een incident tijdens de les Godsdienst (zie verslag van de klas-
senraad van 15/02). Omdat hij op zijn eerste strafstudie niet kwam opdagen, kreeg hij nog een
tweede kans om zijn (verdubbelde) strafstudie uit te zitten twee weken later. Ook daar was hij
onwettig afwezig.

Aanleiding van het gesprek met de ouders


Joeri zal op vrijdag 10 maart niet deel mogen nemen aan de lessen, maar moet wel op school aanwe-
zig zijn. Hij wordt om 8.30 uur stipt in de bibliotheek verwacht, waar hij door de bibliothecaris
taken opgelegd zal krijgen. Verder heeft de klassenraad beslist enkele begeleidende maatregelen
uit te proberen, in de hoop ongewenst gedrag bij Joeri in de toekomst te vermijden (zie verslag van
de klassenraad van 15/02).

Reactie van de ouders


Joeri’s ouders reageren verontwaardigd: Joeri had hen hier niets over verteld! Nochtans hebben ze
hem altijd geleerd om openlijk over alles te praten. En als kind kwam hij ook spontaan al zijn verha-
len vertellen. Ook nu nog vragen ze hem elke avond hoe het geweest is op school. Sommige avon-
den vertelt hij dan wel eens over de grappen die ze met een stagiair of medeleerling hebben uitge-
haald, of over een les die hem heeft aangesproken. Andere avonden krijgen zijn ouders hooguit
‘goed’, ‘gewoon’ of ‘niks speciaals’ als antwoord. Daarna gaat hij meestal naar zijn kamer, zet hij
zijn ‘muziek’ – zeg maar lawaai – op (de buren hebben er vaak ook ‘plezier’ van), gooit hij zichzelf
op het bed of gaat hij nog wat game-en of aan zijn website werken, voor het avondeten. Ook daarna
is zijn kamer zijn bekende terrein. Huiswerk, taken en toetsen worden gemaakt met muziek door
de boxen, en vaak zelfs terwijl er tussendoor online met vrienden wordt gegamet. Hoe spelen ze het
toch klaar? Kun je echt leren op die manier? Het lukt Joeri blijkbaar toch. Hoe dan ook, dat Joeri zo
in zijn eigen wereldje leeft, waar hij zijn ouders liefst buiten houdt, dat baart hen toch zorgen. En al
die tijd die hij aan zijn website besteedt! Daar heeft hij wel tijd voor, maar als zijn ouders met hem
willen praten, moet hij altijd dringend weg... Hij kan uren bezig zijn met het perfectioneren van die
site, net of zijn hele imago staat of valt met hoe cool zijn website is. Hij heeft het gevoel dat de ogen
van de rest van de wereld constant op hem en zijn site gericht zijn, en dat hij zich dus niet kan ver-
oorloven een paar dagen niet aan die site te werken!
Dat Joeri zijn lerares Godsdienst zo ver heeft gedreven dat ze hem een strafstudie heeft gegeven,
dat kunnen ze zich best voorstellen. Ze ervaren zelf tegenwoordig ook hoe moeilijk het is om Joeri
terecht te wijzen. Je mag Joeri niets zeggen over zijn resultaten, zijn muziek, zijn vrienden, de
invulling van zijn vrije tijd, zijn sporten, het meegaan op familiebezoekjes, ... Hij ziet het telkens
als een persoonlijke aanval op zichzelf en zijn vrijheid. Telkens worden we ouderwetse dictators
genoemd en willen we niet dat hij zich ‘als volwassene, zelfstandig en verantwoordelijk’ kan gedra-
gen. ‘Jullie behandelen mij als een klein kind. Doe dit, doe dat, laat dat, nee niet op die manier... Jul-
lie begrijpen mij gewoon niet. Ik heb behoefte aan vrijheid’. Maar telkens wanneer we hem een
hand willen geven, neemt hij de hele arm. Bijvoorbeeld: Joeri zou graag eens met zijn vrienden van

GROOT WORDEN – WERKBOEK 211


ADOLESCENTIEMODULE

‘de googy gamers’ naar een game-beurs gaan. ‘Oké, geen probleem voor ons’, maar dan brengen we
hem en gaan we hem halen. Maar dat is niet genoeg voor Joeri. Hij wil het hele weekend gaan, en
dan daar bij een (voor ons onbekende) vriend blijven slapen. Hetzelfde met uitgaan: hij is nog maar
14, dus een fuif van de volleybal, of iets op school, dat kan voor ons. Maar we vinden hem nog te jong
om op café te hangen. Maar ook hiermee is meneer niet tevreden natuurlijk! En zo verbieden wij
hem ook om rond te rijden op zijn broers scooter. Hij heeft Kurt (17) veel geholpen bij het uitbou-
wen (’tunen’) van zijn scooter, maar we vinden het onverantwoord dat Joeri ermee zou rondrijden.
Stel dat hij een ongeluk krijgt, hij is niet eens verzekerd! Joeri vindt het stom, hij zal nooit of te nim-
mer een ongeluk krijgen, beweert hij! Gevolg: regelmatig zijn er discussies, met geschreeuw en ver-
wijten. Opnieuw zijn zijn ouders de ouderwetse zeuren, die hun zoon zijn plezier en vrijheid niet gun-
nen. En altijd het argument: de anderen van mijn klas of van ‘de googy gamers’ mogen dat ook van hun
ouders, waarom zou hij dan niet mogen? Maar is het eigenlijk wel waar dat alle andere kinderen zoveel
op stap mogen? Hebben we ongelijk om Joeri nog niet alleen naar zo’n beurs te laten gaan en daar te
blijven slapen?

Begeleiding van Joeri


Joeri’s ouders moeten toegeven dat ze eigenlijk niet veel vat hebben op zijn schoolleven. Vroeger
waren ze heel streng, en werd er geen tegenspraak geduld. Ze waren van mening dat ouders alle
belangrijke beslissingen moeten nemen voor hun kinderen, omdat kinderen te onervaren zijn om
zelf te weten wat goed voor hen is. Maar nu vinden ze dat Joeri zelf zijn verantwoordelijkheid moet
leren opnemen. Het gaat tenslotte om zijn toekomst. De moeder merkt ook op dat het toch geen zin
heeft om tegen Joeri te zeggen dat hij wat beter zijn best moet doen, want dan krijgt ze meteen een
antwoord in de trant van ‘Ik red mezelf wel, bemoei je er niet mee. Ik bemoei mij toch ook niet met
jouw werk, zoals de was of het strijken’ of ‘Ik ben geen klein kind meer, ik beslis zelf wel wat nodig
is!’ of ‘Ik zal wel zorgen dat ik goed door ben op het eind van het jaar, maak je maar geen zorgen om
mij. Ik weet wel wat ik moet’. Joeri’s ouders hopen dat de school toch nog wat meer vat op hem
heeft, en dat ze hem daar weer op het rechte pad kunnen krijgen. Nochtans is het geen slechte jon-
gen, voegen ze eraan toe. Kijk maar naar zijn bezorgdheid om milieuproblematieken via zijn lid-
maatschap en inzet bij Greenpeace. Op dat vlak zouden zijn ouders het zelfs appreciëren als hij af
en toe wat gas terug zou nemen en eens wat afstand zou nemen van actievoeren en betogen.
Als klastitularis heb ik de beslissing van de klassenraad toegelicht, en zijn ouders gaan akkoord met
de geplande leerlingenbegeleiding. Zij zullen zelf ook zoveel mogelijk deze aanpak proberen te
ondersteunen van thuis uit.

Varia
Aan het eind van het gesprek snijden de ouders van Joeri nog een ander onderwerp aan. Joeri’s
ouders maken zich zorgen over zijn ‘relatie met de meisjes’. Zijn vrije tijd brengt Joeri hoofdzake-
lijk door achter zijn pc, dan wel op de volleyclub (een jongensploeg) en met ‘de googy gamers’ – ook
een groepje van jongens die gezamenlijk optrekken en hun gezamenlijke passie voor ‘het game-en
delen’. Daardoor komt Joeri heel weinig met meisjes in contact. Hij is ook nog nooit met een lief
thuisgekomen. Als op familiefeestjes gevraagd wordt of hij al een lief heeft, reageert hij meestal
geprikkeld.
Op dit vlak hebben we echter nieuws voor Joeri’s ouders. Door wat ik zie op school, vermoed ik dat
Joeri verliefd is op een meisje waarmee hij samen in het leerlingenparlement zit. Het is me al vaker
opgevallen dat hij zijn best doet om op te vallen wanneer zij in zijn buurt is. Maar de contacten zijn
nog onschuldig, lijkt het me. Hoewel? Er werd al een liefdesbriefje onderschept... Toen ik dat ver-
telde, ging er ook een belletje rinkelen bij zijn ouders: Joeri telefoneert sinds een week of drie ‘s
avonds beduidend vaker dan enkele weken geleden, en ja hoor, laatst had vader een meisje aan de
lijn voor hem. Misschien dan toch een lief?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 212


ADOLESCENTIEMODULE

Delibererende klassenraad – 2 Mod. Wet.


Datum: 13 april
Delibererende klassenraad
Bespreking per leerling
Klassenleraar: Mevr. Haex Naam leerling: Joeri Dekelver

Bespreking van de resultaten per vak (rapport in bijlage)

Vakleerkracht Vak Bespreking


Mevr. Oost Aardrijkskunde Dit resultaat stemt niet overeen met het dagelijks werk.
Joeri scoort onvoldoende voor kennis, inzicht en kaart-
lezen. Voorstel: Remediëring d.m.v. extra taken.
Mevr. Van Genuchel Biologie In orde.
Dhr. van Dinther Engels Net onvoldoende. Voor alle vakonderdelen die hij kon
inoefenen, behaalt hij een onvoldoende. Heeft hij dit
examen wel grondig voorbereid?
Mevr. Verbrugge Frans Behoorlijk examen. De vervoegingen blijven toch een
probleem voor Joeri: die zou hij moeten herhalen, her-
halen en nog eens herhalen!
Dhr. Delbroucke Geschiedenis In orde.
Mevr. Van Meensel Godsdienst Hij heeft mij verrast, in positieve zin!
Dhr. Jammers Informatica Prima resultaat. In die jongen, daar zit wat in!
Mevr. Nahou Lichamelijke Beste klasresultaat.
Opvoeding
Dhr. Dexters Plastische Hij beschikt over heel wat tekentalent.
Opvoeding
Mevr. Palmers Nederlands Heel zwak. Onvoldoende inzet. Het dictee was onder-
maats.
Mevr. Haex Technologische Prima! Inspanning wordt beloond!
Opvoeding
Dhr. Boffin Sociaal Econo- Hij heeft duidelijk inzicht in de economische begrip-
mische Initiatie pen.
Mevr. Corvelyn Wetenschappe- Hij heeft zich goed herpakt. Geen problemen.
lijk Werk
Dhr. Visscher Wiskunde Goed gedaan, maar hij zou toch de formules wat beter
moeten leren de volgende keer.

Conclusie en advies van de klassenraad


Resultaten: Opletten voor de taalvakken. Hier is meer inzet nodig! De overige vakken zijn in orde,
behalve Aardrijkskunde. Wat is er gebeurd? Mevr. Oost stelt voor enkele remediëringstaken te
maken.
Leefhouding: Goed hernomen, werkt goed mee, je eerlijkheid en engagement voor de klas wordt
ook door je medeleerlingen geapprecieerd!

GROOT WORDEN – WERKBOEK 213


ADOLESCENTIEMODULE

Rapport Pasen

REMY-INSTITUUT JOERI DEKELVER


Klas: 2 Moderne Wetenschappen
Klastitularis: Mevr. Haex Periode: EXAMEN PASEN
DW1 DW2 Examen Klasgem. DW3 DW4 Examen Klasgem.
Kerst Max Pasen Max
Max 10 Max 10 Max 100 100 Max 10 Max 10 Max 100 100
Aardrijkskunde 6 7 60 88 7 6 49 80
Biologie 5 6 70 80 7 4 71 70
Wetens. Werk 6 3 58 79 6 8 77 76
Techn. Opv. 6 4 69 67 7 8 81 66
Soc. Econ. Init. 6 7 67 68 6 8 74 69
Engels 4 5 50 53 5 6 44 55
Frans 6 8 72 66 6 5 65 68
Fysica 4 6 60 50 7 7 57 54
Geschiedenis 6 6 75 73 7 8 70 72
Godsdienst 6 5 55 63 8 8 69 73
Informatica 8 9 90 65 9 9 87 65
Lichamelijke 8 9 78 65 10 8 80 60
Opvoeding
Plastische 9 8 81 74 7,5 9 79 71
Opvoeding
Nederlands 5 6 64 64 7 5 45 65
Wiskunde 5 8 70 67 6 7 60 60
Advies van de klassenraad:

Handtekening ouders: Handtekening leerling: Handtekening klastitularis:

DW = Dagelijks werk
Klasgem. = Gemiddelde score van de klas

GROOT WORDEN – WERKBOEK 214


ADOLESCENTIEMODULE

1 e
Uittreksel uit het ‘keuzedossier’ (einde 2 jaar) van Joeri

Naam: Joeri Dekelver


Klas: 2MW
School: Remy-instituut

Ken jezelf
Je studieloopbaan:
– Eerste jaar: ....Klassieke Talen (Latijn) ......................................................................................
Als je opnieuw aan het eerste jaar zou beginnen, zou je dan weer dezelfde keuze maken?
Ja – Nee Waarom? Latijn was tegenvaller. Saai. Niks mee aan te vangen.
– Tweede jaar: ...Moderne Wetenschappen....................................................................................
Als je opnieuw aan het tweede jaar zou beginnen, zou je dan weer dezelfde keuze maken?
Ja – Nee Waarom? Fijne richting, fijne klas, ik ben blij dat ik van Latijn af ben en
in het vak Wetenschappelijk Werk doen we wel interessante proefjes.
Ook Sociaal Economische Initiatie (S.E.I.) doe ik graag.
Je belangstelling:
Vakken die ik leuk vind: Vakken die ‘oké’ zijn: Vakken die ik haat:
Wetenschappelijk Werk Geschiedenis Wiskunde
Lichamelijke Opvoeding Biologie Nederlands
Engels Sociaal Economische Initiatie Frans
Technologische Opvoeding Aardrijkskunde
Je leerprestraties:
Vakken waarvoor ik goede punten behaal, zijn volgens mij de volgende én dit zijn de redenen voor
mijn sterke resultaten (zet kruisjes!).
Vakken Wet. Werk S.E.I. T.O.
Redenen
Dit vak interesseert me... X X X X
Ik studeer dit vak graag... X X
Ik begrijp de uitleg goed...
Ik ben rustig bij het toetsen... X X
Ik werk hard voor dit vak... X X
Ik vind de inhoud makkelijk... X X
Er is een goede werksfeer in de klas tijdens dit vak... X
Andere redenen: Toffe leerkracht X

GROOT WORDEN – WERKBOEK 215


ADOLESCENTIEMODULE

Vakken waarvoor ik zwakke resultaten behaal, zijn de volgende én volgens mij om volgende redenen
(zet kruisjes!).
Vakken Wiskunde Nederl. Godsdienst ...
Redenen
Dit vak interesseert me niet... X X X
Ik vind dit vak moeilijk om te studeren... X
Ik begrijp de uitleg vaak niet... X
Ik heb angst bij het toetsen voor dit vak... X
Ik doe nauwelijks iets voor dit vak... X X
Ik vind de inhoud moeilijk... X
Er is geen goede werksfeer in de klas tijdens dit
vak...
Andere redenen: Saaie leerstof en leraar X

Je studie-aanpak:
Nauwkeurigheid
a. Ik kan heel nauwkeurig en precies werken.
b. Ik werk soms onnauwkeurig en wat slordig.
c. Het lukt mij niet om nauwkeurig en net te werken.
Doorzettingsvermogen
a. Ik ben een echte doorzetter.
b. Mijn doorzettingsvermogen is voldoende.
c. Als het moeilijk wordt, geef ik het graag snel op.
Volgens een plan werken
a. Ik deel mijn werk altijd goed in en werk volgens plan.
b. Ik probeer volgens plan te werken, maar dat lukt niet altijd.
c. Volgens plan werken is niks voor mij.
IJver
a. Ik zet me altijd zo goed mogelijk in.
b. Mijn inzet is volgens mij voldoende.
c. Mijn inzet is vaak onvoldoende.
Concentratie
a. Ik kan goed en langdurig opletten.
b. Ik kan tamelijk lang mijn aandacht erbij houden.
c. Ik ben snel afgeleid.
Tempo
a. Mijn werktempo is goed.
b. Mijn werktempo is redelijk.
c. Mijn werktempo is tamelijk laag.
Zelfkennis
a. Ik weet goed van mezelf wat ik kan en wat ik niet kan.
b. Soms overschat of onderschat ik mezelf.
c. Ik denk te snel dat ik iets wel/niet zal kunnen.
Faalangst
a. Ik heb zelden angst voor examens of toetsen.
b. Af en toe heb ik last van teveel zenuwen voor examens of toetsen.
c. Ik heb heel vaak angst voor slechte resultaten tijdens een examen of een toets.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 216


ADOLESCENTIEMODULE

Mijn waarden:
Welke vijf waarden vind je belangrijk? Geef ze aan met een kruisje.
De beste Sympathie van Vrij zijn Veel vrienden ........................
zijn... anderen krijgen hebben ..........................
™ ™ ™ ⊗ ™
Veel geld hebben Risico’s nemen Genieten van het Waardering van Geloven of je
™ ⊗ leven anderen krijgen leven diepere zin
⊗ voor wat je doet geven
™ ™
Mensen helpen, je Veel weten Goed zijn in iets Zekerheid heb- Een goede
inzetten voor ben in het leven conditie hebben,
anderen gezond zijn
™ ™ ™ ™ ⊗
Je zin kunnen Investeren Invloed hebben Creatief kunnen ............................
doen in een gezin op anderen zijn, mijn eigen- ............................
heid in dingen
⊗ ™ ™ kunnen leggen ™ ™

Naar een beslissing


Mijn proefkeuze:
In het derde jaar van mijn opleiding zou ik graag de volgende richting willen studeren:
..............Wetenschappen......................................................................................................................
Omdat: ......Techniek en wetenschappen interesseren me enorm, maar ze zeggen dat de wiskunde te
zwaar gaat zijn.... Zou het ook niet gaan als ik heel hard mijn best doe? Ik denk eraan om later ingenieur
te worden, en ook Informatica lijkt me wel interessant. Maar langs de andere kant vind ik economie en
politiek ook wel interessant, dus ik twijfel nog wat ik later wil gaan doen. ................................................................
..................................................................................................................................................................................................................

Reacties op mijn proefkeuze


Reactie ouders
Wij steunen onze zoon Joeri in zijn beslissing. Het is een goede zaak dat hij zijn doelen zo hoog mogelijk
richt, zodanig dat hij later nog alles kan studeren wat hij maar wil. Als Joeri zich inzet voor deze oplei-
ding, moet hij er zeker komen. Hij moet vooral doen wat hij ‘zelf’ wil doen, dan komt hij er wel.
Reactie klassenraad
Wetenschappen blijft een zware wiskundige richting, met evenveel uren wiskunde als de wiskundige
richtingen in de tweede graad. Ook in je wetenschapsvakken zul je regelmatig wiskunde moeten toepas-
sen. Aangezien Wiskunde een zware dobber is voor Joeri, willen we hem toch aanraden om in plaats van
de studierichting Wetenschappen voor de studierichting Economie-Moderne Talen te kiezen. Voor So-
ciaal Economische Initiatie behaalt hij immers redelijke resultaten , de talen vragen echter wel wat
extra inzet.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 217


ADOLESCENTIEMODULE

GROOT WORDEN – WERKBOEK 218


ADOLESCENTIEMODULE

GROOT WORDEN – WERKBOEK 219


ADOLESCENTIEMODULE

Vragen en opdrachten bij de casus rond Joeri

Juist / ? / Fout-vragen
Als de stelling volgens jou fout is, verbeter deze dan, zodat ze wel juist is. Als de stelling volgens jou
juist is, verantwoord dan waarom je dit denkt.
Omcirkel het vraagteken als je het echt niet weet.
1. Joeri zit in de latentiefase van de seksuele ontwikkeling.
J/?/F
2. Joeri’s ‘boezemvriendschap’ met Junior is typisch voor jongens van zijn leeftijd.
J/?/F
3. Het strafstudie-incident is een voorbeeld van een intrapsychisch conflict.
J/?/F
4. Het feit dat Joeri zich wat betreft zijn kleding sterk afstemt op zijn vriendengroep (bv. zijn Emi-
nem-pet, omdat al zijn vrienden ook kleding van Eminem dragen), is een teken van een laag
zelfwaardegevoel.
J/?/F
5. Joeri blijkt in staat te zijn morele afwegingen te maken die passen binnen het postconventio-
nele stadium van de morele ontwikkeling.
J/?/F
6. Het taalgebruik van Joeri op zijn homepage en meeneemmap is een bewijs van een gebrekkige
taalontwikkeling in zijn moedertaal.
J/?/F

Open vragen
Noteer op een apart blad de antwoorden.
7. Joeri’s vader vraagt zich af waar Joeri toch die geestdrift vandaan haalt in zijn milieustandpun-
ten. Waarom moest Joeri zo nodig mee gaan betogen met Greenpeace? Kun jij Joeri’s vader hel-
pen zijn zoon te begrijpen?
8. a) De leraar Engels zit met de handen in het haar over wat hij moet doen om Joeri’s inzet voor
zijn vak te verhogen. Hij kan Joeri toch niet altijd zijn zin geven? En blijkbaar zet hij zich ook
bij Godsdienst alleen maar in bij bepaalde thema’s. Kun jij Joeri’s gedrag in de lessen Engels
en Godsdienst verklaren? Heb jij enkele tips voor beide leerkrachten om Joeri’s betrokken-
heid in hun lessen te verhogen?
b) En wat gaat er in Joeri om wanneer hij ‘zit te spelen’ in de lessen Wetenschappelijk Werk?
Het vak boeit hem blijkbaar, waarom zit hij dan toch zo te prullen tijdens de proefjes?
c) Een van Joeri’s leerkrachten doet heel expliciet pogingen om te werken binnen Joeri’s zone
van naaste ontwikkeling. Zoek uit wie, en leg uit waarom.
9. ‘Met de lichamelijke aantrekkelijkheid staat of valt het hele zelfbeeld van de adolescent’. Vind je
in het casusmateriaal informatie die deze stelling bevestigt en/of weerlegt? Welke lichamelijke
kenmerken kunnen bij Joeri een rol spelen en hoe kunnen ze zijn zelfbeeld beïnvloeden?
10. Waaruit kun je afleiden dat Joeri volop bezig is met zijn identiteitsvinding en identiteitsont-
plooiing? Geef voorbeelden van de processen ‘identificatie’ en ‘experimenteren’ bij Joeri. In
welke identiteitsstatus zou jij Joeri plaatsen, en vind je hier concrete aanwijzingen voor?
11. Joeri’s ouders maken zich zorgen over de relatie met hun zoon. Enerzijds vinden ze het niet
prettig dat er tegenwoordig zo vaak ruzies in huis zijn. Kunnen die ruzies niet vermeden wor-
den? Anderzijds merken ze dat Joeri hen ‘s avonds steeds minder vertelt over wat er die dag op

GROOT WORDEN – WERKBOEK 220


ADOLESCENTIEMODULE

school gebeurd is. Is dat normaal? Ze groeien toch niet uit elkaar? Hoe kun je deze evoluties
verklaren en wat zijn hier positieve/negatieve gevolgen van?
12. Joeri scoort enorm goed op de vakken Plastische Opvoeding en Lichamelijke Opvoeding. Hij
tekent ook graag en veel. En ook sporten (volleybal) is een hobby van hem! Zijn dit typische
adolescentenhobby’s, of verschilt hij hierin van zijn leeftijdsgenoten? Hoe kun je verklaren dat
adolescenten zich over het algemeen meer of minder met tekenen of sport bezighouden?
13. Joeri heeft er blijkbaar geen problemen mee om meerdere activiteiten tegelijkertijd te doen (bv.
muziek luisteren, chatten, gamen, taken maken, leren). Over welke verworven capaciteiten
beschikt Joeri nu die hij bijvoorbeeld 6 jaar geleden nog niet had?
14. Joeri’s ouders maken zich zorgen om zijn relatie met meisjes. Hebben ze reden om zich zorgen
te maken volgens jou? Doorloopt Joeri de normale stappen?
15. Het conflict met de leerkracht Godsdienst loopt werkelijk uit de hand. Schorsing om wat
‘gepraat’ tijdens de les. Wat is hier foutgelopen? Hoe had dit conflict volgens jou opgelost moe-
ten worden? Wat leer je hieruit voor jezelf over straffen en belonen? Kan je aan de lerares Gods-
dienst een vijftal aandachtspunten geven waar ze in het vervolg beter op moet letten?
16. In het Keuzedossier van Joeri lees je zijn studiekeuzeproces aan het eind van het tweede jaar.
Wat is volgens jou cruciaal als leerkracht om aan een goede leerlingenbegeleiding en (meer spe-
cifiek) schoolloopbaanbegeleiding te doen?
17. De opvoedingsstijl van de ouders heeft invloed op de ontwikkeling van een kind. Wat kun je
hierover zeggen als het om de ouders van Joeri gaat? Welke opvoedingsstijl gebruiken zijn
ouders volgens jou? Wat zijn hier mogelijke (positieve en negatieve) effecten van op Joeri’s ont-
wikkeling? Vind je aanwijzingen in het casusmateriaal?
18. Leeftijdsgenoten hebben een belangrijke rol in het leven van iedere adolescent. Wie zijn deze
leeftijdsgenoten bij Joeri? Maken hij en zijn vrienden deel uit van de ‘jeugdcultuur’? Behoort
Joeri ook tot (een) subcultu(u)r(en), en zo ja, probeer deze dan te beschrijven. En wat is het ver-
band tussen deze vriendengroepen en Joeri’s persoonlijkheidsontwikkeling?
19. Kun je aanwijzingen vinden bij Joeri die het ‘egocentrisme’ demonstreren dat de persoonlijk-
heid van de adolescent kenmerkt? Vind je voorbeelden van het ‘imaginair publiek’ of van de
‘persoonlijke fabel’, en zo nee, kun je dan een voorbeeld op maat van Joeri verzinnen dat deze
begrippen demonstreert?
20. Hoe schat je Joeri’s welbevinden op school in? Zie je tekenen van een hoog welbevinden? Zie je
risicofactoren die zijn welbevinden kunnen verlagen? En hoe zit het met Joeri’s welbevinden
thuis denk je? Welke factoren kunnen zijn welbevinden in de thuissituatie beïnvloeden?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 221


ADOLESCENTIEMODULE

ADO-CONTRACT

Alvorens deze opdracht te starten is het belangrijk dat je de basiskennis rond de


adolescent reeds hebt verworven (via de casus rond Joeri).

De opdrachten zijn erop gericht de kennis die je vanuit de casus reeds verwierf, uit
te diepen en uit te breiden.
Nevendoel: Je zult ook kennismaken met de werkvorm ‘contractwerk’ (voor- en nade-
len), zodat je later zelf in staat zult zijn deze als leerkracht te hanteren.

We gebruiken het contractwerk als werkvorm voor deze opdrachten.


Je docent/lector zal klassikaal alle opdrachten kort doornemen en aangeven welke
taken ‘magjes’ en ‘moetjes’ zijn. Daarna is het aan jou!
Je bent zelf verantwoordelijk voor het ‘uitvoeren’ van je contract. De opdrachten
binnen het ado-contract kunnen zowel individueel als in groep worden uitge-
voerd. De ‘moet’-opdrachten ‘moeten’ binnen de aangegeven tijd (dit zal je lector
aangeven) worden afgerond. Tussen de ‘mag’-opdrachten ‘mag’ je kiezen welke je
al dan niet maakt, naargelang je eigen interesse en/of de tijd die je nog ‘overhebt’
om aan je contract te werken. Je bepaalt zelf de volgorde waarin je de opdrachten
aanpakt.
De informatie om de opdrachten correct op te lossen, vind je in het handboek.
Maak er dan ook gretig gebruik van.
Als je iets niet helemaal begrijpt, vraag dan uitleg aan een medestudent en probeer
er samen uit te komen. Als dat nog niet helpt, vraag het dan even aan je docent/lec-
tor, die zich aan de hulptafel bevindt. Voor de opdrachten waar een sleuteltje bij
staat, kan je aan de hulptafel een correctiesleutel lenen waarmee je je opdracht zelf
kunt verbeteren.
Bij de zelfevaluatie omcirkel je het meest passende gezichtje voor jou. Doe dit per
groep van gezichtjes en dus per evaluatiecriterium (zie het contract).
Opmerking: We werken hier met een contract met tempo-differentiatie (via moet- en
mag-opdrachten) en differentiatie naar interesse. In de lespraktijk kun je het contract
eventueel uitbreiden met individuele oefeningen, specifiek voor een bepaalde leerling
of groepje van leerlingen. Op die manier bereik je een ‘brede zorg’ voor IEDERE (indi-
viduele) leerling.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 223


ADOLESCENTIEMODULE

Contractbrief

Plichten Rechten
– Je moet de ‘moet’-opdrachten voltooien. – Je krijgt voldoende tijd tijdens de les om
– Maak gebruik van de informatie in je aan je contract te werken.
handboek! – Je docent/lector geeft feedback op je
– Werk rustig, de klas is geen speelplaats. werk binnen een redelijke (korte) tijd.
– Je hebt ...... tijd om de afgewerkte taken – Je mag samenwerken, maar houd het
in te leveren. rustig.

Opdrachten Zelfevaluatie
Magje
of
Moetje
?

1. Jongeren in de krant

2. De slechtst denkbare manier om...

3. Met jouw vak op stap

4. Hoe een les verknoeien?

5. Spek voor de ‘puber’-bek

6. Leerkracht = leerlingenbegeleider

Zelfevaluatie: Kies per opdracht het best passende gezichtje. De gezichtjes betekenen:

Ik vond de opdracht: makkelijk! ging wel moeilijk!

Ik vond de opdracht: boeiend/waardevol gewoontjes saai/nutteloos


Hulp nodig? De correctiesleutel nodig? Je docent/lector zit aan de hulptafel, de correctiesleutels kun
je daar ook ‘lenen’.

Handtekening student Handtekening docent/lector

GROOT WORDEN – WERKBOEK 224


ADOLESCENTIEMODULE

Jongeren in de krant
1
Hieronder lees je 25 krantenkoppen die rechtstreeks uit de actualiteit komen en te maken hebben
met jongeren. Lees ze alle heel aandachtig en beoordeel voor elke krantenkop bij welk(e) thema(s) deze
het best aansluit(en). Je vindt de thema’s in de tabel op de volgende pagina.
Opgelet: Heel vaak zijn meerdere thema’s van toepassing bij één krantenkop. Probeer steeds alle
verbanden te vinden.

1. Meer fuifzalen voor jeugd


2. Jeugd komt te gemakkelijk aan drank
3. Adolescenten wensen meer mobiliteit
4. Discotheek ‘helpt jeugd ontwikkelen’
5. Slankheidsideaal leidt tot meer eetstoornissen
6. Jongeren willen wel stoppen met roken en drugs,
niet met alcohol
7. Amerikaanse ado’s verzamelen afbeeldingen van
Osama bin Laden
8. Kwart van jongeren overwoog afgelopen jaar
zelfmoord
9. Waarom jongeren graag buiten clubverband
sporten
10. Evenement ‘Kickx’ stuurde al honderden jongeren
de hoogte in
11. Jongeren klagen over gezeur ouders en leerkrachten
12. Lancering van nieuw gamma schoonheidsproducten voor jongeren
13. Gebruik cannabis en XTC stijgt bij jongeren
14. Provincie leert jongeren met bromfiets rijden
15. Bijna helft van homojongeren wordt gediscrimineerd
16. Jongeren op vredeskuur tijdens bezinningstweedaagse
17. Politie organiseert sportdagen om jeugd van de straat te halen
18. Kwart van 15-jarige meisjes heeft gewichtsprobleem
19. Zelfmoord driemaal hoger bij adoptiekinderen
20. Film- en tv-sterren beïnvloeden rookgedrag jongeren
21. Tatoeages en piercings blijven niet langer buiten de schoolmuren
22. Maatschappij belangrijkste oorzaak van depressie jongeren
23. Ouders vinden adolescentieperiode ‘moeilijkst’
24. Jongeren discussiëren op het internet over politiek
25. Een derde van de holebi’s durft zich niet ‘out’-en

Je vindt hier een tabel met vier kolommen.


– In de eerste kolom vul(de) je de nummer(s) van de krantenkop(pen) in die corresponderen met
het thema dat in de tweede kolom vermeld staat.
– In de derde kolom moet je aangeven binnen welk(e) ontwikkelingsgebied(en) dit thema past.
– In de vierde en laatste kolom, en misschien ook de moeilijkste om in te vullen, moet je het belang
van dit thema voor de ontwikkeling van de adolescent tot jonge volwassene aangeven (Zoek op in
je handboek! Elk thema is daar terug te vinden).

1 Inspiratiebron: De Standaard en haar archieven op www.standaard.be

GROOT WORDEN – WERKBOEK 225


ADOLESCENTIEMODULE

Kranten- Thema Ontwikkelings- Belang voor


koppen gebied ontwikkeling

1. Aantrekkelijkheid

2. Eenzaamheid

3. Ouders en conflict

4. Studie en Beroep

5. Relaties en
Seksualiteit

6. Alcohol, roken en
drugs

7. Leeftijdsgenoten

8. Filosoferen

9. Idolen

10. Uitgaan, kicks en


‘living on the edge’

11. Vrijheid en
autonomie

12. Hobby’s en vrije tijd

13. Vriendschap

14. Experimenteren

15. Depressie en
zelfmoord

GROOT WORDEN – WERKBOEK 226


ADOLESCENTIEMODULE

De slechtst denkbare manier om...

Dit is een ludieke oefening. Je krijgt de opdracht om de


slechtst denkbare manier te geven waarop je een bepaalde
boodschap of gebeurtenis kunt meedelen als adolescent. Pro-
beer je zoveel mogelijk in te leven in de rol van een jonge ado-
lescent bij het bedenken van oplossingen. Laat je fantasie
maar eens de vrije loop. Deze opdracht kun je alleen of met
meerderen aanpakken.
Bedenk de slechtste manier om...
– je moeder mee te delen dat je je eerste maandstonden/zaad-
lozing hebt gehad.
– je ouders duidelijk te maken dat je vrijdag naar een techno-
party wil (terwijl zij jou eigenlijk nog te jong vinden daar-
voor)
– je lief te overtuigen met je naar bed te gaan
– je leerkracht te zeggen dat je eigenlijk niet voorbereid bent
op de toets
– je oma te vertellen dat je aan je zesde lief begonnen bent
– je vrienden mee te delen dat je van je ouders NIET met hen
mee naar het pretpark mag
– je ouders je slechte rapport te laten zien
– je leerkracht uit te leggen waarom je weer te laat op school
bent toegekomen
– je ouders te overtuigen van het levensnoodzakelijke belang van een bromfiets op je zestiende ver-
jaardag
– dronken thuis te komen
– te verklaren wat die ‘joint’ in je nachtkastje op je kamer deed
– je moeder om de anticonceptiepil te vragen
– je ouders te zeggen dat je wil stoppen met school
– je ouders het huis uit te krijgen wanneer je vrienden een avondje langskomen
– je vrienden te vertellen dat je eigenlijk nog geen lief hebt gehad
– uit te leggen waarom je de vorige les gespijbeld hebt
– je vriend(in)’s gsm te mogen lenen, want jouw belkaart is leeg
– je moeder te overtuigen je derde paar schoenen van dit seizoen te betalen
– je vader over te halen om je meer zakgeld te betalen
– je vrienden te vertellen dat je eigenlijk homo- of bi-seksueel geaard bent
– je ‘move’ te maken naar een jongen/meisje dat je aardig lijkt
– je boete van de politie mee te delen aan je ouders
– een studiekeuze te maken
– te proberen aan een vakantiebaantje te komen
– je ouders duidelijk te maken dat je dringend een nieuwe computer nodig hebt
– uit te leggen wat jij als 14-jarige deed in een café tijdens de schooluren, nadat er een politierazzia
was gehouden.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 227


ADOLESCENTIEMODULE

Met jouw vak op stap

In je beroep als leerkracht zal regelmatig van je verwacht worden dat je studie-uitstappen begeleidt
en organiseert. In deze opdracht willen we je hier alvast een voorproefje van geven. Natuurlijk doen
we dat, zoals dat hoort bij deze cursus, vanuit de ontwikkeling van de adolescent.

1. Maak een opsomming van vijf mogelijke (soorten van) studie-uitstapjes van één dag die je met je
leerlingen kunt maken binnen JOUW vakgebied (= kies één vak indien je opleiding op verschei-
dene vakken gericht is). Beschrijf deze studie-uitstappen kort.

2. Benoem vervolgens bij elke studie-uitstap de ontwikkelingsgebieden die daarin aan bod komen.

3. Welk ontwikkelingsgebied overweegt? Welke ontwikkelingsgebieden komen niet/nauwelijks


aan bod?

4. Kies vervolgens één studie-uitstap uit waarvan je denkt dat die het meest gaat ‘aanslaan’ bij jouw
leerlingen. Welke studie-uitstap gaat hen het meest aanspreken/interesseren/enthousiasme-
ren? Leg kort uit waarom!

5. a. Werk nu een volledig dagprogramma uit voor deze studie-uitstap (met eventueel bijkomende
activiteiten) en zorg ervoor dat je studiedag niet alleen de adolescent heel erg aanspreekt, maar
dat ook zes ontwikkelingsgebieden expliciet aan bod komen.
b. Noem de zes ontwikkelingsgebieden op,
c. leg per ontwikkelingsgebied uit hoe je dit in het dagprogramma aan de orde zult stellen (via
welke aanpak/activiteit?), en
d. ‘last, but not least’, geef het belang aan van deze aanpak/activiteiten voor de ontwikkeling van
jouw leerlingen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 228


ADOLESCENTIEMODULE

Hoe een les verknoeien?


1
In het ‘Klasse voor leerkrachten’-tijdschrift vonden we het volgende lijstje terug met elf ‘manieren
om een les te verknoeien’, die we wat ‘aandikten’. Probeer de tips om te vormen tot adviezen waardoor
je les juist beter wordt. Leg ook uit ‘waarom’ je les beter gaat worden. Doe dit zoveel mogelijk vanuit de
informatie in je handboek over de ontwikkeling van de adolescent.
1. Geef les over dingen die de leerlingen al weten of over de onderwerpen die jou vooral interesse-
ren. Hoe verder je onderwerpen van ‘het bed van je studenten’ staan des te beter. Het is goed dat
ze beseffen dat de wereld niet alleen om hen draait.
2. Vertel leerlingen dingen die ze makkelijk zelf kunnen achterhalen als ze zich er in tweetallen of
in groep over buigen. Geef hen de pap in de mond. Hoe minder ze zelf moeten nadenken, des te
beter, want denken doen ze toch niet graag.
3. Voor taalleerkrachten: geef les over dingen die leerlingen zelfs in hun eigen taal niet bruikbaar
zouden vinden. Een tekst over de economische staat van San Marino, een toneelstuk over ‘het
zijn van de zijnden’, een krantenartikel over de huidige staat van de Britse bejaardentehuizen,
of de muziektekst van ‘Die Zauberflöte’ zullen je leerlingen zeker weten te bekoren.
4. Als je creatieve, dynamische leerlingen in je klas hebt, laat ze dan veel lezen en schrijven. Het
overnemen van je bordschema’s zal hen blijvend weten te boeien. Aandachtig luisteren is hun
lievelingsbezigheid. Ze geloven bovendien steevast in de inhouden die je hen overbrengt. De
leerkracht heeft immers toch de waarheid in pacht?!
5. Laat leerlingen niet teveel zeggen in de klas, er wordt toch niet naar geluisterd. Er is niets zo ver-
velend als pubers in de klas die niet eens naar elkaar kunnen luisteren. Je kunt hen het best niet
teveel aan het woord laten, want voor je het weet zit je met een bende lawaaimakende adolescen-
ten in je klas en een verontruste directeur voor je klasdeur.
6. Geef leerlingen ellenlange en gedetailleerde instructies. Je instructies moeten minstens even
lang duren als de tijd dat de leerlingen aan hun opdracht moeten werken. Je kunt niets aan het
toeval overlaten. Leerlingen moeten tot in het kleinste detail weten wat er van hen verwacht
wordt. Anders zit je tijdens het werken aan de opdracht alles twintig keer opnieuw uit te leggen.
7. Geef te snel les. Of te traag. Of té moeilijk. Of te makkelijk. Je kunt het toch nooit voor iedereen
goed doen. Als de helft van mijn leerlingen vlot meekunnen, weet ik dat ik als leerkracht goed
bezig ben.
8. Geef nooit feedback. Daar hechten adolescenten toch geen waarde aan. Punten zijn belangrijk,
die bepalen of je slaagt of niet. Uitgebreide feedback op hun toetsen of bij taken lezen ze toch
niet, alleen het punt wat erop staat interesseert hen echt.
9. Houd de les ten allen tijde onder strikte controle. Laat geen enkele zijstap toe, want voor je het
weet is het chaos en heb je je klas totaal niet meer in de hand. Jij bent de leerkracht, jij kent de
leerstof en jij geeft die door aan je leerlingen, die enkel aandacht moeten schenken en rustig
moeten luisteren.
10. Geef altijd op dezelfde manier les, varieer niet in je werkvormen. Via gedo-
ceerde lessen leren je leerlingen het best en het meest diepgaand, want
dingen die je ‘gehoord’ hebt, onthoud je het best.
11. Hanteer een vijandige, sarcastische toon of zeur uitvoerig over het minste
dat u niet bevalt. Word echt kwaad, want alleen dan begrijpen je leerlingen
‘dat je het meent’ en riskeer je niet dat ze ‘met je voeten blijven rammelen’.

1 Vlaamse Ministerie voor Onderwijs (2001). Klasmanagement. 99 tips voor beginnende leraars. Klasse voor Leerkrachten, 117, 44-45.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 229


ADOLESCENTIEMODULE

Spek voor de ‘puber’-bek

Als je de observatieopdracht over de adolescent niet gemaakt hebt, sla dan de eerste deelopdracht
over.
Deze taak confronteert je met een hele reeks van activiteiten of gebeurtenissen uit een adolescen-
tenleventje.
– Als je de observatie-opdracht over de adolescent gemaakt hebt, neem er dan een vijftal adolescen-
tenprofielen uit de observatiemap bij. Lees de antwoorden in de rubrieken ‘mijn lievelings-
dingen’, ‘mijn hobby’s en interesses’ en (voor de schriftelijke profielen) ‘wat ik haat’ en ‘trends
waar ik niet aan mee wil doen’. Geef met een ‘+’ aan welke activiteiten of gebeurtenissen uit
onderstaand rijtje in de profielen worden vernoemd als ‘lievelingsding/hobby/interesse’, en met
een ‘-’ die dingen die als negatieve punten worden genoemd. Schrijf er tussen haakjes ook de
leeftijden bij. Zijn er nog populaire hobby’s die we vergeten zijn? Voeg ze onderaan het rijtje toe.
– Vervolgens aan jou de opdracht om – voor de overblijvende activiteiten of gebeurtenissen – te
beoordelen of dit al dan niet een geliefde activiteit is voor (de meeste) jonge mensen. Duid de
geliefde activiteiten aan met een ‘+’, de niet-geliefde met een ‘-’.
– Leg in de laatste kolom uit waarom de activiteit of gebeurtenis volgens jou (on)aantrekkelijk is
voor (de meeste) adolescenten.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 230


ADOLESCENTIEMODULE

Activiteiten + of - ? Waarom?
Roken
Bromfiets rijden
Familiebezoek
Pretpark
Spijbelen
Ruzie met ouders
Winkeldiefstal
Imiteren van idolen
Shoppen
Kamp
Dronken zijn
Spieken
Film
Drugs gebruiken
Tongzoen
Studeren
Fuif
Lief versieren
Café
Museum
Sporten met vrienden
Rebelleren
Eerste keer seks
Boek lezen
Kerstmarkt
Vakantiewerk
Eerste menstruatie
Kermis
Eerste zaadlozing
Jeugdbeweging

GROOT WORDEN – WERKBOEK 231


ADOLESCENTIEMODULE

Leerkracht = leerlingenbegeleider

1. Maak een lijstje van tien problemen bij een adolescent waarmee je geconfronteerd kunt worden
als leerkracht in het secundair/voortgezet onderwijs, en waarvoor ‘leerlingenbegeleiding’ nodig
is.

2. a. Welke problemen ga je als leerkracht zelf aanpakken, en hoe ga je ze aanpakken?


b. Voor welke problemen heb je hulp van derden nodig, en wie ga je daarvoor aanstellen, en
waarom?

3. Is het werken aan ‘welbevinden’ en ‘betrokkenheid’ een goede manier


om aan leerlingenbegeleiding te doen? Waarom (niet)?

4. Hieronder geven we een aantal uitspraken van adolescenten in het


secundair/voortgezet onderwijs. Geef bij elke situatie aan of hier behoefte bestaat aan leerling-
enbegeleiding voor deze student (ü) of niet (û). Geef in de derde kolom aan of JIJ als leerkracht
hier de voornaamste rol speelt (ü) of niet (û).

Uitspraak van adolescent Begeleiding? JIJ = begeleider?


Ik voel me niet goed in deze klas.
Ik kan niet meer mee tijdens de (alle) lessen.
Ik wil Menswetenschappen gaan studeren.
Mijn ouders gaan scheiden.
Ik verveel me hier op school.
Ik ben schoolmoe, denk ik.
Mijn lief heeft het uitgemaakt.
Ik kan niet kiezen.
Mijn punten zijn echt slecht.
Ik voel me ongelukkig.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 232


ADOLESCENTIEMODULE

SYNTHESESPEL
ALLE STAPJES OP EEN LIJN GEPLAATST...

Je hebt nu de module over de ontwikkeling van de adolescent afgerond, en bij


voorkeur heb je ook nog eens het bijhorende hoofdstuk in het handboek doorge-
nomen.

Je zult in dit synthesespel de opgedane kennis, inzichten en vaardigheden uit de


afgelopen module herhalen, inoefenen en toepassen.
Nevendoel: Het educatief gebruik van spelvormen wordt geïllustreerd.

Tijd voor een gezelschapsspel! We toveren het alom bekende ganzenbord om tot
de levensweg van een adolescent.

Benodigdheden
– 1 (Uitvergroot) spelbord (www.lannoo.com/downloads/)
– 1 Pion voor iedere speler of duo van spelers (een dopje, gum of propje)
– 1 Dobbelsteen
– 4 Lijsten met vragen
Ideaal: 4-6 spelers (het kan echter ook met meer)
Spelregels
• Beginnen
Iedere speler gooit één keer met de dobbelsteen. Diegene met het hoogste aantal
ogen mag beginnen. Daarna wordt in de richting van de klok verder gespeeld.
• Vooruitgaan
Iedere speler wacht zijn beurt af en gooit vervolgens de dobbelsteen één keer. Het
aantal geworpen ogen komt overeen met het aantal stapjes dat de speler vooruit
mag gaan op het spelbord.
• Vier soorten vragen
Elk vakje op het spelbord komt overeen met één soort vragen. Alle vragen handelen
over inhouden in het handboek. Daar vind je dan ook de juiste antwoorden. Je
MAG dan ook je handboek gebruiken om het spel tot een goed eind te kunnen
brengen (niet alle vragen zijn even makkelijk of worden verondersteld parate ken-
nis of ‘van buiten geleerd’ te zijn). Er zijn vier soorten vragen. We sommen ze hier
even op:

GROOT WORDEN – WERKBOEK 233


ADOLESCENTIEMODULE

Open vragen: Je krijgt een vraag zonder keuzeantwoorden. Meestal worden er


concrete voorbeelden gevraagd. De antwoorden zijn terug te vinden in of af te
leiden uit het handboek.
Meerkeuzevragen: Hier worden bij elke vraag vier keuzeantwoorden gegeven,
waaronder uiteraard het juiste antwoord (er is er slechts één juist! Zie oplossin-
gen!).

Doe-vragen: Deze vragen vergen een verplaatsing op het spelbord of ‘uitbeel-


ding’ bij een thematiek of een ‘praktische uitwerking’ bij het handboek.

Stellingen: Deze vragen vereisen van jou dat je een bepaalde positie inneemt.
De sterkte van je argumenten speelt hierin een doorslaggevende rol.
• Tijd om te antwoorden
Bij elke vraag heb je één beurt de tijd om een juist antwoord te geven!!! Slaag je er
niet in om het juiste antwoord te vinden tegen de tijd dat je opnieuw aan de beurt
bent, dan moet je een beurt overslaan en mag je verder zoeken.
• Foutief antwoord
Een foutief antwoord wordt eveneens bestraft met één beurt overslaan. Na een
tweede foutief antwoord (bij de tweede beurt) mag opnieuw verder worden ge-
speeld.
• Correct antwoord
Voor de meerkeuzevragen en voor de stellingen vind je de juiste antwoorden
onderaan de lijst met vragen bij ‘oplossingen’ (niet stiekem van tevoren kijken!).
• ‘Groep als jury’
Bij de doe-vragen treedt de groep op als ‘jury’. Wees niet te streng (jij moet mis-
schien ook nog beoordeeld worden) of te mild voor elkaar (het is de bedoeling dat je
ook iets leert uit dit spel!), en probeer steeds eerlijk te spelen.
• Met zijn tweeën op hetzelfde vakje?
Met twee personen tegelijkertijd op één vakje is geen probleem. Je mag dan samen
naar een juiste oplossing bij de vraag zoeken. Bij een correct antwoord mogen jullie
beiden doorspelen, bij een foutief antwoord moet er door beiden gewacht worden.
• Antwoord reeds gegeven?
Het kan zijn dat je op een vakje komt waarvan de vraag reeds correct beantwoord
werd door een medespeler. In dit geval wordt op dezelfde lijst de eerste vraag vóór
het eigenlijke vakje gekozen die nog niet beantwoord werd (of het eerstvolgende
vakje) in diezelfde categorie van vragen. Je speelt verder vanaf het vakje waar je pion
staat.
• Uitputting van vragen binnen categorie of totale uitputting?
Zijn de vragen uitgeput, dan mag je eerst in andere categorieën een onbeant-
woorde of ongebruikte opdracht nemen. Is echt elke vraag gebruikt, dan begin je
opnieuw bovenaan de lijst van de vraagcategorie waartoe je vakje behoort.
• Winnaar?
Diegene die als eerste de eindstreep haalt, is uiteraard de winnaar van dit spel. Zijn
of haar taak zit er echter nog niet op, want de winnaar(s) steken een helpend handje
toe bij de achtergebleven spelers, zodanig dat iedereen de eindstreep kan halen. Pas
dan is het spel VOLLEDIG afgelopen!
VEEL SPEELPLEZIER!!!

GROOT WORDEN – WERKBOEK 234


ADOLESCENTIEMODULE

Open vragen
Vakje 1
Noem drie onderwerpen waarover een adolescent ruzie maakt met zijn ouders.

Vakje 5
Hoe komt het dat het zelfmoordcijfer bij adolescenten in het algemeen, en bij homoseksuele jonge-
ren in het bijzonder, hoger is dan het gemiddelde zelfmoordcijfer in de bevolking?

Vakje 9
De meeste meisjes reageren ‘gemengd’ op hun eerste menstruatie (=menarche). Kun je dit toelich-
ten?

Vakje 13
Het zelfwaardegevoel en het zelfbeeld is belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van de adoles-
cent. Er is echter één bepalende factor waarmee het hele ‘zelfbeeld’ staat of valt. Wat is die factor en
waarom is die zo belangrijk?

Vakje 17
Noem vijf verschillende lichamelijke veranderingen bij adolescenten en zeg telkens of ze volgens
jou ‘makkelijk(er)’ of ‘moeilijk(er)’ te aanvaarden zijn.

Vakje 21
Noem twee films die momenteel (onlangs) in de bioscoop draai(d)en, die jongeren erg aanspreken,
en probeer te verklaren waarom ze zo ‘aantrekkelijk’ zijn voor hen.

Vakje 25
Noem vijf plaatsen buitenshuis waar adolescenten graag met hun leeftijdsgenoten vertoeven in
hun vrije tijd.

Vakje 29
Noem drie concrete voorbeelden waarin je aantoont dat je als leerkracht een belangrijke invloed uit-
oefent op de ontwikkeling van de adolescent.

Vakje 33
Noem vijf artiesten die zeker aansluiten bij de interesses van (de meeste) adolescenten van dit
moment.

Vakje 37
Beschrijf drie aandachtspunten waarmee je volgens jou rekening moet houden om bij adolescen-
ten op een ‘goede’ manier te straffen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 235


ADOLESCENTIEMODULE

Meerkeuzevragen
Vakje 2
In de volgende stellingen gaat het om resp. leren leren, leren kiezen en leren leven. Welke stelling is
foutief volgens jou?
a. Leren leren houdt in dat je leert betere schema’s te maken en/of goede notities te maken, zodat je
beter kunt scoren op toetsen en examens.
b. Leren kiezen is een levenslang proces dat liefst van jongs af aan wordt aangeleerd, zodat het oud
gedaan kan worden.
c. Leren leven gaat niet alleen om leerlingen die problemen ervaren en deze mee naar school bren-
gen, begeleiding is nodig voor álle leerlingen.
d. De drie bovenstaande stellingen zijn juist!

Vakje 6
‘Sabine (14 jaar) is erg geïnteresseerd in de Irak-kwestie (de internationale ophef rond de tweede
Golfoorlog). Vooral het protest van ‘dwerg’ België tegenover ‘reus’ Amerika intrigeerde haar. Ze
was ervan overtuigd dat wanneer het tot een oorlog zou komen tussen Amerika en Irak, dit ook
ernstige gevolgen kon hebben voor ons land. Concreet dacht ze dan aan bijvoorbeeld een mogelijke
bedreiging door zelfmoordcommando’s, toenemend racisme in ons land tegenover de Islam, stij-
gende olieprijzen, en een economische terugslag. Bovendien twijfelt ze aan de ‘zuivere’ motieven
van Amerika: draait het wel allemaal rond die massavernietigingswapens? Of willen ze gewoon van
Saddam af? Misschien willen ze ook wel de Moslimwereld aanpakken om wat er gebeurde met de
WTC-torens op 11 september 2001? Geldt in ons land niet: “Men is pas schuldig als iemands schuld
bewezen is?” En is Amerika hier al in geslaagd? Volgens Sabine niet. Ze liep dan ook trots mee in
elke protestactie tegen een oorlog in Irak’.
Deze redenering bevat heel wat cognitieve activiteit van Sabine. Welk(e) kenmerk(en) van de for-
meeloperationele fase herken je?
a. hypothetisch deductief denken én combinatorisch denken
b. abstract denken én combinatorisch denken
c. abstract denken én hypothetisch deductief denken
d. hypothetisch deductief denken, abstract denken én combinatorisch denken

Vakje 10
‘Joachim (15 jaar) is een vlotte kerel in de omgang. Hij studeert sociaal-technische wetenschappen
in het derde middelbaar. Hij is een ongelooflijke fan van de rockgroep “Nickelback”, en is net als de
frontman zijn haren aan het laten groeien. In zijn vrije tijd is Joachim actief in de scoutsbeweging
bij hem in het dorp. Sinds het begin van het schooljaar zet hij zijn eerste stappen in de “leiding”.
Hij drinkt regelmatig bier als hij op stap gaat, en “smoort” af en toe een jointje. Vandaag is hij een
maand samen met Tinneke. Nog twee weken, en dan heeft hij zijn persoonlijk record gebroken.
Tinneke vindt hij een leuke meid, maar ze is zeker niet “zijn ware liefde”. Daarvoor zeurt ze soms
teveel. Met zijn ouders heeft Joachim een vrij open relatie. Hij vertelt hen uiteraard niet alles, maar
als er problemen of vragen zijn, kan hij altijd bij hen terecht. Hij zal ook nooit het vertrouwen van
zijn ouders opzettelijk of ernstig schaden’.
Welk begrippenpaar onder a, b of c is niet van toepassing op dit voorbeeld?
a. moratoriumstatus en opvoedingsstijl
b. identificatie en experimenteren
c. individuatie en separatie
d. alle begrippenparen onder a, b of c zijn passend bij dit voorbeeld

GROOT WORDEN – WERKBOEK 236


ADOLESCENTIEMODULE

Vakje 14
Tijdens een lessituatie wordt de situatie door een paar leerlingen zo ver gebracht dat je besluit dat er
‘gestraft’ moet worden. Welk soort straf leg je op, en leg uit waarom.
a. activiteitsstraffen
b. fysieke straffen
c. psychologische straffen
d. geen straf, belonen is altijd de beste strategie

Vakje 18
De volgende situatie speelt zich af tussen Barbara en haar ouders:
‘Studeren werd door Barbara’s (16 jaar) ouders (beiden hoog opgeleide mensen) altijd al als zeer
belangrijk gezien. Ze probeerden dan ook hun kinderen op te voeden tot “goede studenten”. Zo
begon Barbara in haar eerste jaar van het secundair onderwijs met de Latijnse richting. Het gaat
Barbara in haar studies echter niet voor de wind. Ze moet zich hard inzetten om “redelijke” punten
te halen. Barbara begint te twijfelen aan haar studierichting, en zou graag overstappen naar de rich-
ting “Menswetenschappen”. Misschien wil ze later wel graag met mensen gaan werken, als psycho-
loog, verpleegkundige, arts, lerares, ... daar is ze nog niet helemaal uit. Barbara’s ouders verzetten
zich sterk tegen deze optie. Zij zijn van mening dat ze beter de Latijnse richting kan blijven volgen,
zodat alle opties op een later beroep (“wat ze toch nog niet zeker weet”) open worden gehouden.
“Haar punten zijn toch niet slecht. Ze kan het, dat bewijst ze, ze moet alleen even volhouden”. Bar-
bara is diep teleurgesteld. Ze gaat al weken tegen haar zin naar school. De gesprekken met haar
ouders zijn volledig stilgevallen.’
Welke elementen van de verhouding adolescent-gezin vind je in dit fragment NIET terug?
a. individuatieproces
b. ‘fair play’-conflicthantering
c. rolveranderingen ten aanzien van beroep en studie
d. intrapsychische conflicten

Vakje 22
Het volgende fragmentje lees je in het dagboek van Ellen:
‘Vandaag was een rotdag. Stomme lessen, ruzie met “die van geschiedenis”, een onvoldoende voor
wiskunde, en bovenop nog ruzie met die ouderwetse, begriploze ouders van mij om dé fuif van de
maand aanstaande zaterdag. Ik haat het. Waarom mag ik nu niet gaan? Te jong? Ik denk het niet.
Te dom vanwege die onvoldoende? Dat kan altijd en bij iedereen gebeuren. Onverantwoordelijk,
waar hebben ze het over? Zijn zij dan beter? Zij gingen toch ook uit? Of waren zij zo saai? Wat is nu
een fuif? Ik ben de goedheid zelf. Ik drink nauwelijks, doe geen rare dingen met onbekende jon-
gens en ik dans vooral heel graag. Waarom ga ik anders naar een fuif? Als iedereen zo was als ik,
zouden alle ouders een gat in de lucht springen... behalve die stomme oudjes van mij natuurlijk!
Verdomme toch.’
Welk fenomeen herken je in deze tekst?
a. de persoonlijke fabel
b. het imaginair publiek
c. identiteitsdiffusie
d. empathie of inlevingsvermogen

Vakje 26
Meisjes houden ervan om samen met vriendinnen in de winkelstraten rond te hangen. Winkeltjes
bezoeken, kleding passen, trendy spulletjes kopen. De meesten zijn er dol op. Welke verklaring
hoort NIET bij dit fenomeen?
a. Adolescenten vinden het belangrijk om met leeftijdsgenoten op te trekken.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 237


ADOLESCENTIEMODULE

b. Lichamelijke aantrekkelijkheid is bepalend voor hun zelfbeeld, zeker in de beginjaren.


c. Trendy spulletjes en de juiste kleding helpen de jongere zich te conformeren aan een subcul-
tuur.
d. Alle drie verklaringen zijn aanvaardbaar voor dit fenomeen.

Vakje 30
Welke van onderstaande situaties sluit niet aan bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de ado-
lescent?
a. ‘Hey Stef (=Stefanie), je hebt een “keigave” broek aan. Is die nieuw? Je ziet er echt goed uit!’
b. ‘Zeg Lien, heb jij zin om met mij de monitorencursus voor speelpleinen te volgen? Dat lijkt mij
wel leuk en je verdient daar ook centen mee’.
c. ‘Mijn vriend is de beste, omdat hij een coole brommer van 250cc heeft en bovendien een super-
goeie voetballer is’.
d. Alle situaties onder a, b, of c sluiten aan bij de sociaal emotionele-ontwikkeling van de adoles-
cent.

Vakje 34
Een jongere in de moratoriumstatus is het meest gediend met de volgende opvoedingsstijl van de
ouders:
a. de permissief-toegeeflijke opvoedingsstijl (=verwennen)
b. de permissief-onverschillige opvoedingsstijl (=verwaarlozen)
c. de autoritaire opvoedingsstijl (=strenge ouders)
d. de autoritatieve opvoedingsstijl (=onderhandelen)

Vakje 38
Welk soort beloningen geef je bij voorkeur in een onderwijssituatie (en ook daarbuiten)? Met
andere woorden, welke beloningen zijn de belangrijkste?
a. materiële beloningen
b. activiteitsbeloningen
c. sociale beloningen
d. ze zijn alle even belangrijk volgens mij

2.a., 6.d., 10.c., 14.a., 18.b., 22.a., 26.d., 30.c., 34.d., 38.c.
Oplossingen:

GROOT WORDEN – WERKBOEK 238


ADOLESCENTIEMODULE

Doe-vragen
Vakje 3
Maak een kort realistisch liefdesbriefje (max. 5 regels) zoals iemand van 15 jaar het zou schrijven.

Vakje 7
Verzin een ‘makkelijke vraag’ bij de informatie omtrent de adolescent. Indien meer dan de helft
van de spelers jouw vraag correct kan antwoorden, mag je verder spelen. Indien niet, dan was je
vraag te moeilijk en sla je een beurt over.

Vakje 11
Ga terug naar start.

Vakje 15
Beeld een danspasje uit van een hit die elke adolescent kent en enthousiast op fuiven en feestjes
meedanst.

Vakje 19
Jij helpt de speler die na jou komt met het oplossen van de vraag. Indien jullie een fout antwoord
geven, sla ook jij één beurt over. Indien jullie juist antwoorden, kunnen jullie beiden verder spelen.

Vakje 23
Beschrijf ‘Maarten’, een adolescent die in de ‘status van identiteitsdiffusie’ zit. Leeftijd, kenmer-
ken, wat doet hij (niet), interesses, enzovoort?

Vakje 27
Je mag twee stappen vooruit.

Vakje 31
Verzin een moeilijke vraag bij de informatie omtrent de adolescent. Indien minder dan de helft van
je medespelers de vraag correct beantwoordt, mag je verder spelen. Jij weet uiteraard wél het juiste
antwoord.

Vakje 35
Beeld verschillende sporten uit die door adolescenten beoefend worden en laat je medespelers
raden welke sport je uitbeeldt. Ze moeten er minstens vier raden.

Vakje 39
Zo dicht bij het eind van het spel is het tijd om drie stapjes terug te gaan.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 239


ADOLESCENTIEMODULE

Stellingen en dilemma’s
Vakje 4
‘De opvoedingsstijl die de ouders hanteren, heeft invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling
van de adolescent’.

Vakje 8
‘Jongeren in beroepsgerichte opleidingen (Vlaanderen: BSO, Nederland: VMBO) hebben hun eer-
ste seksuele betrekkingen op latere leeftijd dan adolescenten die van plan zijn verder te studeren
(Vlaanderen: ASO/TSO, Nederland: VWO/HAVO)’.

Vakje 12
‘Vooral vroegrijpen bij jongens en laatrijpen bij meisjes worden als minder aangenaam ervaren’.

Vakje 16
‘Studiekeuzebegeleiding is een thema dat vooral aan het eind van het secundair/voortgezet onder-
wijs bijzondere aandacht moet krijgen’.

Vakje 20
‘Adolescenten vinden zichzelf uniek en voelen zich onkwetsbaar. Dit zet hen soms aan tot roeke-
loos gedrag’.

Vakje 24
‘Een kind begint zich pas echt seksueel te ontwikkelen vanaf de puberteit’.

Vakje 28
‘Adolescenten zijn erg kwetsbaar voor eetstoornissen (bv. anorexia nervosa), depressies, enzovoort,
omdat ze nog op zoek zijn naar wie ze echt zijn’.

Vakje 32
‘De lichamelijke aantrekkelijkheid van de jonge adolescent bepaalt zeer sterk zijn/haar zelfbeeld,
meer dan bijvoorbeeld intellectuele kwaliteiten, sociale contacten, muzikale talenten en/of andere
vaardigheden’.

Vakje 36
‘Voorkomen is altijd beter dan genezen. Daarom kun je als leerkracht beter de voorkeur geven aan
belonen en niet aan straffen’.

Vakje 40
‘Conflicten zijn voor adolescenten niet alleen onvermijdelijk, ze zijn ook gewenst voor hun
ontwikkeling’.

4. Juist, 8. Fout, 12. Fout, 16. Fout, 20. Juist, 24. Fout, 28. Juist, 32. Juist, 36. Juist, 40. Juist.
Oplossingen:

GROOT WORDEN – WERKBOEK 240


ADOLESCENTIEMODULE

GROOT WORDEN – WERKBOEK 241


SLOTMODULE

OM DOOR DE BOMEN HET BOS WEER TE ZIEN ...


EEN SYNTHESESCHEMA

Je hebt nu verschillende modules afgerond over de ontwikkeling van het kind. Het
is niet nodig dat je ze allemaal behandeld hebt, en ze hoeven ook niet allemaal
even diepgaand behandeld te zijn. Je kunt deze opdracht ook stapsgewijs uitvoe-
ren, telkens als afsluiting van een module.

De opgedane kennis en inzichten uit de vorige modules wordt in deze oefening


gestructureerd. (Hopelijk) zul je door deze oefening (weer) een overzicht krijgen
van de kernpunten in de ontwikkeling van baby tot adolescent (of in elk geval van
die ontwikkelingsfasen die behandeld werden). De verticale en horizontale sa-
menhang tussen het geleerde wordt geëxpliciteerd.
Nevendoel: Het belang van synthesemomenten ervaren.
In deze opdracht vragen we dat je voor jezelf een korte samenvatting maakt van de
leerstof die je in de verschillende modules bent tegengekomen. Maak eventueel
voor jouw doelgroep (kleuter – schoolkind – adolescent) nog een verdere opsplit-
sing naar kleinere leeftijdscategorieën. Deze samenvatting wordt dan met kern-
woorden in het bijgevoegde syntheseschema (poster, aan het einde van je werk-
boek) genoteerd, zodat je aan het eind een soort kapstok krijgt waaraan je alle
verworven kennis, inzichten en vaardigheden uit deze cursus kunt ophangen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 245


SLOTMODULE

PROBLEEMTAAK
KLEUTERS/SCHOOLKINDEREN-IN-ONTWIKKELING
ALS UITGANGSPUNT

Je hebt voor deze opdracht een grondig inzicht nodig in het ontwikkelingsverloop
van jouw doelgroep, resp. de kleuter en/of het schoolkind. Daarnaast moet je
weten wat het betekent om te werken in de zone van naaste ontwikkeling.

In deze opdracht zul je de inzichten verwerken die je in de modules over de ont-


wikkeling van de kleuter/het schoolkind hebt opgedaan en zul je leren (een deel
van) een leeromgeving te ontwerpen die rekening houdt met en inspeelt op deze
ontwikkeling.
Nevendoelen: Je zult in deze opdracht je probleemoplossend vermogen ontwikkelen;
adequaat gebruik leren maken van bronnen; en jezelf oefenen in het produceren van
nieuwe ideeën, in het samenwerken, in sociale vaardigheden (luisteren en samenvat-
ten), in het klaarstaan voor collega’s, in het zelfstandig werken, en in het planmatig
werken.
Daarnaast zul je kennismaken met de ‘Negensprong’ als werkvorm voor probleemge-
stuurd leren.
Bovendien zul je de vaardigheden ‘kritisch evalueren’ en ‘constructief feedback
geven’ (doelstellingen in de lerarenopleiding) inoefenen door het samenwerkingspro-
ces te evalueren (proces-peer-assessment) en zul je aangezet worden tot reflectie op je
eigen gedrag en op het groepsgedrag.
Voor deze opdracht werken we rond een (fictieve, maar realistische) probleem-
taak, die het uitgangspunt zal vormen voor een diepgaande verwerking van de ont-
wikkelingsfase waarmee je later het meest geconfronteerd zult worden. We zullen
in groep werken (6 à 8 personen), omdat samen nadenken en samen dingen uit-
zoeken (=coöperatief leren) over het algemeen leidt tot dieper leren van elk groeps-
lid.
Het werken aan de probleemtaak zal gestuurd worden door de ‘Negensprong’-me-
thode (gebaseerd op de ‘Zevensprong’) en zal qua samenwerkingsvaardigheden
opgevolgd worden door een peer-assessment van het groepsproces. In deze peer-
assessment zul je individueel het gedrag van al je groepsleden evalueren aan de
hand van de ‘taak- en groepsgerichte samenwerkingsvaardigheden’.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 247


SLOTMODULE

Kwaliteitscriteria voor deze opdracht

Achteraan bij deze opdracht vind je de probleemtaak die afgestemd is op jouw doelgroep.
Zorg dat je probleemoplossing voldoet aan de volgende kwaliteitscriteria:
– De probleemoplossing past bij (is niet in conflict met) de ontwikkelingspsychologische kenmer-
ken van de doelgroep (voor alle ontwikkelingsgebieden).
– De probleemoplossing wordt verantwoord vanuit een correct inzicht in de ontwikkelingspsycho-
logische kenmerken van de doelgroep (voor alle ontwikkelingsgebieden).
– De probleemoplossing is origineel (geen kopie van het werkje van een andere taakgroep bijvoor-
beeld).
– De probleemoplossing is haalbaar in de praktijk.
– De eventuele schriftelijke neerslag of de presentatie van de probleemoplossing (+verantwoor-
ding) is verzorgd en begrijpbaar voor een onderwijspubliek.

Leerproces

De probleemtaak zal opgelost worden aan de hand van de ‘Negensprong’. Het is een soort stappen-
plan voor de aanpak van een probleemtaak in een taakgroep. Bij de Negensprong is de probleem-
taak die opgelost moet worden, echter slechts het middel om tot leren te komen. Het doel is het opbou-
wen van kennis van en inzicht in een bepaalde materie!
In grote lijnen zullen bij de aanpak van een probleemtaak drie fasen doorlopen worden:
– de voorbespreking in de taakgroep (FASE 1)
– de zelfstudie (FASE 2), en
– de nabespreking in de taakgroep (FASE 3).
Binnen deze drie fasen worden een aantal denk- en doestappen (‘sprongetjes’) onderscheiden. De
negen sprongen zijn: Begrippen verhelderen, Probleemstelling formuleren, Brainstorm, Brain-
storm samenvatten en structureren, Leerdoelen formuleren, Individueel opzoekwerk, Rapportage
en bespreking, Probleemoplossing, Controleren en reflecteren. Deze negen ‘stapstenen’ helpen je
om niet te verdrinken in de ‘probleemzee’.

1
Hoe werkt de Negensprong ?

Zelfstudie
Individueel
opzoekwerk
ng
preki
Leerdoelen
or bes
Vo formuleren Rapportage
P en bespreking
R
Brainstorm
samenvatten en O
structureren B Probleem-
L oplossing
E
Brainstorm
g
in

E
ek

Controleren
pr

M
es

en reflecteren
ab

Probleemstelling T
N

formuleren A
A
Begrippen K
verhelderen DE NEGENSPRONG

1 Naar Van Til, C. & Van der Heijden, F. (1998). Studievaardigheden PGO. Een overzicht. Universiteit Maastricht, Capaciteitsgroep Onderwijsontwikke-
ling en Onderwijsresearch.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 248


SLOTMODULE

Fase 1: voorbespreking
Tijdens het voorbespreken van de probleemtaak in de taakgroep worden de eerste vijf stappen van de
negensprong gezet. Het probleem wordt verhelderd (sprong 1), gedefinieerd (sprong 2) en geanalyseerd
(via een brainstorm) (sprong 3). Bij deze brainstorm probeer je oplossingen te bedenken voor het pro-
bleem op basis van kennis die al in de groep aanwezig is. Vervolgens leg je alle aangebrachte ideeën
naast elkaar (sprong 4) en ga je na welke kennis ontbreekt, welke vragen nog niet beantwoord zijn
(sprong 5).
Vergeet niet om eerst een gespreksleider, een samenvatter en een verslaggever aan te wijzen (zie verder
‘speciale taken’). Zorg dat je aan het eind van fase 1 afspraken vastlegt voor fase 2 en een verslagje maakt.

– Sprong 1: Begrippen verhelderen


Om spraakverwarring en misverstanden te voorkomen, worden moeilijke, onduidelijke of verwar-
rende begrippen die in de probleemtaak gebruikt worden, aan elkaar uitgelegd en eventueel opge-
zocht.

– Sprong 2: Probleemstelling formuleren


Waar gaat het over in de probleemtaak? Welk probleem zal opgelost moeten worden in sprong 8? Als
er meerdere problemen zijn, kun je dan een onderscheid maken tussen het hoofdprobleem en ver-
scheidene ‘nevenproblemen’ of ‘bijzaken’? Wat wordt er precies van de taakgroep verwacht (hoe
moet de oplossing opgebouwd zijn, wat zijn de kwaliteitscriteria voor de oplossing)?

– Sprong 3: Brainstorm
In deze sprong moet je je voorkennis bovenhalen! Je weet waarschijnlijk onbewust al heel veel, wat
gebruikt kan worden in het zoeken naar een oplossing voor het probleem. Wanneer je eerst opfrist
wat je al wel weet, wordt het daarna ook makkelijker om te bepalen wat je nog niet weet en dus nog
moet opzoeken. En vergeet niet dat dit een groepsopdracht is, dus alle individuele voorkennis moet
met de groep gedeeld worden, zodat het ‘gemeenschappelijke kennis’ wordt. Probeer dus in deze
sprong zoveel mogelijk antwoorden, oplossingen, alternatieven en/of hypothesen te verzamelen in je
groep, die een antwoord kunnen zijn op de vragen uit sprong 2. Sluit voorlopig nog geen enkel idee
op voorhand uit! In een brainstorm mag alles gezegd worden. Liever een minder relevante bijdrage,
of een bijdrage waarvan men niet honderd procent zeker is, dan helemaal geen bijdrage! Probeer met
steekwoorden alle ideeën bij te houden.

– Sprong 4: Brainstorm samenvatten en structureren


De ideeën uit de brainstormfase worden op een rijtje gezet: welke horen bij elkaar, welke lijken tegen-
gesteld aan elkaar, welke gaan over het hoofdprobleem en welke over bijzaken, enzovoort... Kun je op
basis van deze ideeën al een voorlopige oplossing bedenken?

– Sprong 5: Leerdoelen formuleren


Zijn er vragen waarop jullie nog geen antwoord weten? Zijn er in de brainstorm ideeën naar boven
gekomen die nog niet voor iedereen duidelijk zijn, of waarvan jullie nog niet zeker zijn of ze wel hele-
maal juist zijn? Welke informatie, welke kennis ontbreekt nog in de groep om een goede oplossing te
kunnen geven voor het probleem?
Op basis van jullie antwoord op voorgaande vragen kun je nu voor jezelf (als groep) ‘leerdoelen’ for-
muleren. Een leerdoel is een opdracht die je jezelf als groep geeft. Bijvoorbeeld: we moeten weten op
welke leeftijd een kind gemiddeld leert lopen, en hoe deze ontwikkeling (het leren lopen) verloopt.
Deze leerdoelen zullen in de volgende fase het vertrekpunt vormen voor doelgericht opzoekwerk.

– Afspraken maken
Als je weet wat je moet zoeken, denk dan na over waar je dat het best kunt gaan zoeken (=voorberei-

GROOT WORDEN – WERKBOEK 249


SLOTMODULE

ding van de zesde sprong). Spreek af wie welke informatiebronnen zal raadplegen in zijn zoektocht:
je kunt artikelen en boeken opzoeken in de (school)bibliotheek of mediatheek, je kunt speuren op het
internet, je kan de opvoedings-/onderwijspraktijk bestuderen en bijvoorbeeld een klas- of thuissitua-
tie observeren, of een gesprek voeren met een opvoeder, een leraar, een kind, enzovoort, en ten slotte
– last but not least – kun je natuurlijk ook heel wat relevante informatie vinden in je eigen handboek!
We raden zelfs aan dat alle groepsleden minimaal de bijbehorende delen van het handboek lezen, en
dat jullie van daaruit vertrekken om verder op zoek te gaan in andere informatiebronnen!
Maak ook afspraken over wanneer jullie wat zullen doen, en tegen welke tijd alles opgezocht moet
zijn!

– Verslag van de voorbespreking


De samenvatting van sprong 5 en van de afspraken wordt door de verslaggever op papier gezet in de
vorm van een verslagje. Hierin wordt minimaal vermeld (1) welke leerdoelen de taakgroep heeft voor-
opgesteld, en (2) welke afspraken er gemaakt zijn over de verdeling van de informatiebronnen (wie
doet wat en wanneer?). Dit verslagje wordt per e-mail of via kopieën zo snel mogelijk verspreid onder
alle groepsleden, en wordt ook aan de lector/docent bezorgd!

Fase 2: zelfstudie
In de periode tussen de voorbespreking en de nabespreking wordt in het handboek en in andere informatie-
bronnen gezocht naar achtergrondinformatie, oplossingen en antwoorden bij de leerdoelen die de
groep zichzelf heeft gesteld (sprong 6). Maak een verslagje over het resultaat van je opzoekwerk!

– Sprong 6: Individueel opzoekwerk


Vertrek vanuit de leerdoelen die in je taakgroep geformuleerd werden, en lees eerst de relevante delen
uit het handboek door. Raadpleeg vervolgens de aanvullende informatiebronnen, zoals in je groep
werd afgesproken. Vergelijk deze gevonden extra informatie met wat er in de brainstorm is verteld
over het onderwerp en met de informatie uit het handboek. Als je klaar bent, bekijk dan opnieuw de
leerdoelen. Heb je er een duidelijk antwoord op gevonden?

– Verslag van het opzoekwerk


Vat schematisch de antwoorden op de leerdoelen samen op papier en verwijs steeds naar de bron
waaruit je informatie komt (welk artikel of boek (auteur, titel, jaartal), welke site, welke contactper-
soon?)!

Fase 3: nabespreking
In de nabespreking bespreken jullie het resultaat van de zelfstudie (sprong 7). Van daaruit zoek je dan
naar een oplossing voor het probleem (sprong 8). Het eindpunt van de zevende sprong is een nieuw
geheel van kennis en inzichten, de achtste sprong is de toepassing van deze kennis en inzichten op het
probleem. Let wel, we herhalen nog eens: bij de Negensprong is de concrete probleemtaak die opgelost
moet worden veeleer het middel; het doel is het opbouwen van kennis en inzicht in een bepaalde mate-
rie! De nabespreking wordt afgerond met een controle (hebben we bereikt wat we moesten bereiken?)
en een reflectie (zijn we tevreden over wat we bereikt hebben?) (sprong 9).
Vergeet niet om een nieuwe gespreksleider, samenvatter en eventueel verslaggever aan te wijzen? Moeten
jullie een werkje maken of een presentatie geven over jullie oplossing?

– Sprong 7: Rapportage en bespreking


Iedereen heeft een samenvatting bij zich van de antwoorden op de leerdoelen die hij/zij in de zesde
sprong gevonden heeft. In deze fase wordt de gevonden informatie aan elkaar voorgelegd. Zorg dat

GROOT WORDEN – WERKBOEK 250


SLOTMODULE

iedereen alles begrijpt, stel anders voldoende vragen aan elkaar en bespreek onduidelijkheden! Ga op
het eind van deze sprong na of nu ook alle informatie gevonden is die nodig is om een antwoord te
geven op de leerdoelen en om een oplossing te vinden voor het probleem.

– Sprong 8: Probleemoplossing
Pas nadat alle nodige informatie is samengebracht, en nadat men zeker is dat iedereen alles begrijpt,
kunnen jullie beginnen aan het formuleren van een oplossing voor het probleem (zie sprong 2) uit de
probleemtaak. Deze achtste sprong wordt pas gezet nadat de vorige zeven sprongen doorlopen zijn!

– Sprong 9: Controleren en reflecteren


In de laatste sprong wordt gecontroleerd of de bereikte oplossing ook wel echt een oplossing is voor
het geformuleerde probleem in sprong 2, en wordt stilgestaan bij de kwaliteit van de oplossing: ‘Zijn
we zelf wel zeker van alles wat we beweren of wat we voorstellen?’ en ‘Voldoet onze oplossing (en de
verantwoording ervan) aan de vooropgestelde kwaliteitscriteria?’.

– Schriftelijke neerslag of presentatie van jullie oplossing


Spreek met je lector/docent af of, en op welke manier, er naar hem/haar (en eventueel naar de andere
taakgroepen) gerapporteerd moet worden.

Enkele speciale taken


Om het werken in groep te vergemakkelijken, is het nuttig om telkens een gespreksleider, een samen-
vatter en een verslaggever aan te duiden. Zorg voor een beurtsysteem, zodat iedereen eens een ‘speciale’
taak krijgt.
De gespreksleider (voorzitter) let op de toepassing van de negensprong, leidt de bespreking, rondt
bepaalde onderwerpen af en onderbreekt zo nodig groepsleden, zorgt dat iedereen ruimte krijgt en sti-
muleert iedereen om het woord te nemen.
De samenvatter zorgt voor een samenvatting van de besproken ideeën per sprong in de negensprong,
zodat iedereen de rode draad van de bespreking kan volgen. Idealiter wordt tijdens de bespreking een
schematische samenvatting op een bord gemaakt, of op een groot vel papier aan de muur of in het mid-
den van de tafel.
Bij de voorbespreking engageert één groepslid zich om als verslaggever zo snel mogelijk na de les aan
alle groepsleden en aan de lector/docent een kort verslagje te bezorgen waarin minimaal de leerdoelen
en de gemaakte afspraken (bv. taakverdeling) zijn opgenomen. Indien jullie ook in de nabespreking
wensen te werken met een verslaggever, kan dat. Afhankelijk van de afspraken met je lector/docent
moet er op het eind van de nabespreking al dan niet een kort verslag of een uitgebreid werkje ingediend
worden, danwel een presentatie gegeven worden.

Nog een extra aandachtspunt: samenwerken in taakgroep


Omdat er in groep wordt gewerkt, komen er nog een aantal heel belangrijke extra vaardigheden bij
kijken om deze opdracht tot een goed eind te brengen. Er zal immers samengewerkt moeten wor-
den. En op een goede manier samenwerken veronderstelt heel wat vaardigheden! In een taakgroep gaat
het om de taak en de groep!
Ten eerste moet je in je groep ervoor zorgen dat er ‘taakgericht’ gewerkt wordt: ernstig werken, niet
teveel bezig zijn met andere dingen, en zorgen dat je vooruitkomt en je doel bereikt.
Ten tweede moet er ook ‘groepsgericht’ gewerkt worden: iedereen moet zich geaccepteerd en gewaar-
deerd kunnen voelen en het werk moet eerlijk verdeeld worden.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 251


SLOTMODULE

Taak- en groepsgerichte samenwerkingsvaardigheden


– betrokkenheid (bij de zaak zijn, meedenken, de gedachtegang volgen)
– initiatief nemen (bereidheid tot het opnemen van taken, zelf handen uit de mouwen steken)
– goed voorbereid zijn (leerdoelen opzoeken en samenvatting voorbereiden, goede en bruikbare
informatie inbrengen)
– structuur aanbrengen in de eigen opgezochte informatie en deze beknopt en overzichtelijk mee-
delen aan de anderen
– inbrengen van vernieuwende ideeën in de discussie
– kritisch zijn
– constructief meebouwen aan probleemoplossing (bruikbare oplossingen voorstellen en bereid
zijn tot het zoeken naar compromissen)
– eigen mening durven zeggen (assertiviteit)
– luisteren naar de anderen en moeite doen om hen echt te begrijpen
– positieve bijdrage aan groepssfeer: iedereen betrekken, elkaar stimuleren en motiveren.
Bespreek deze vaardigheden aan het begin van het groepswerk, en breng eventueel wijzigingen aan
indien jullie dat nodig achten (in samenspraak met de docent/lector).

GROOT WORDEN – WERKBOEK 252


SLOTMODULE

Proces-peer-assessment

Omdat de taak- en groepsgerichte samenwerkingsvaardigheden belangrijke vaardigheden zijn, die


ook van belang zijn voor je toekomstige rol als leerkracht binnen een schoolteam, word je in deze
opdracht ook geëvalueerd op deze samenwerkingsvaardigheden. Je zult er van je medestudenten
feedback op krijgen, en misschien zal je docent/lector dit ook mee verrekenen in je eindevaluatie
(hierover zullen er afspraken gemaakt moeten worden).
Werkwijze:
Bij de aanvang van deze opdracht hebben jullie het lijstje van taak- en groepsgerichte samenwer-
kingsvaardigheden besproken.
Als je dat lijstje nu opnieuw bekijkt, vind je dan dat dit goede criteria zijn voor samenwerking? Zijn
ze allemaal relevant? Is het lijstje volledig?
Bespreek in jullie taakgroep of jullie vinden dat bepaalde criteria aangepast moeten worden en/of
jullie vinden dat er criteria moeten worden toegevoegd.
Nadat de groepen overlegd hebben, worden de meningen klassikaal besproken met de docent/lec-
tor, en eventueel wordt de criterialijst aangepast.
Indien de hele klas het eens is over de geldende criteria voor samenwerking, krijgen jullie elk een
proces-peer-assessment-formulier.
Op dit formulier moet je per criterium voor elk groepslid (ook voor jezelf) een score geven. Deze
score kan gaan van –1 tot 3, en de scores hebben de volgende betekenis:
3: beter dan de rest van de groep
2: gemiddelde van de groep
1: net niet het gemiddelde van de groep
0: geen hulp voor de groep
-1: hinder voor de groep
Dit formulier wordt individueel ingevuld, je medestudenten krijgen dit niet te zien. Het invullen
gebeurt niet anoniem omdat je docent moet weten welk formulier van wie komt, maar hij/zij behandelt
deze gegevens wel anoniem, ten aanzien van je medestudenten.
Het is belangrijk dat je elkaar naar eer en geweten beoordeelt op de criteria. Scores die uitschieten
(de hoogste en de laagste score), vallen automatisch af bij de berekening. Dit doen we om te corrige-
ren voor mogelijk oneerlijke scores van bijvoorbeeld je vriend(in) of van iemand met wie je ruzie
hebt.
De scores die jij geeft per student, worden door de docent samengeteld met de scores die de andere
groepsleden aan elke student geven per criterium (met correctie voor uitschieters). Deze gemiddel-
den per criterium worden de volgende les tijdens het feedbackmoment samen met de docent/lector
in de taakgroepen besproken, zodat je weet waar je tijdens groepsopdrachten op moet letten.
Als er een verrekening komt van deze proces-peer-assessment in je eindevaluatie voor deze
opdracht (af te spreken met je docent/lector!), zal het (groeps)punt dat aan het groepsproduct wordt
toegekend, omgerekend worden tot een individueel punt. Deze omrekening gebeurt op basis van
jouw algemene gemiddelde over alle samenwerkingscriteria heen. Je docent zal je uitleggen hoe dit
gebeurt.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 253


SLOTMODULE

Probleemtaak Kleuter
Een nieuw klasje!

Kleuterklas van
juf Jantina

Je ziet hier een plattegrond van de Vrije School van Ede en een (fictieve) klasindeling van een kleu-
terklas (4-jarigen).

1
Plattegrond van de basisschool

19 19
1 2 3
6
18
17 7
4 5
8
16
9

11 12 13 14
16 15
10

1. Je kunt deze plattegrond, met nog een heleboel leuke links en extra beschrijvingen, ook terugvinden op http://www.vrijeschoolede.nl/rond-
gang/plattegrond.html.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 255


SLOTMODULE

Legenda: 10. Documentatieruimte


1. Peuterklas (2-4 j) 11. Klas 3 & 4
2. Kleuterklas 12. Computerlokaal
3. Grote zaal 13. Klas 5 & 6
4. Klas 1 & 2 14. Lerarenkamer
5. – 15. Directie
6. Keuken 16. Toiletten
7. Wc-tjes 17. Bijgebouw: handvaardigheid en
8. Kleuterklas remedial teaching
9. Informatiepunt 18. Kippen- en konijnenhok
19. Zandbak

Opmerking: binnen deze school wordt de benaming peuters gebruikt voor kinderen die binnen
onze terminologie soms al kleuters zijn.

Het kleuterklasje van juf Jantina (de 4-jarigen) bevindt zich op de plattegrond op nummer 2.
Jantina is niet helemaal tevreden over de inrichting van haar klas (en haar school).
Ze is ervan overtuigd dat de inrichting van een klasje en een school doordacht moet gebeuren,
omdat ze van haar klas en school een zo rijk mogelijke leeromgeving wil maken voor haar leer-
lingen. Deze moet aangepast zijn aan de mogelijkheden en de behoeften van de kinderen en
moet een veelzijdige ontwikkeling van het kind stimuleren.
Ze wil zoveel mogelijk aandacht hebben voor alle ontwikkelingsgebieden (1). Bij de inrichting
wil ze rekening houden met het bereikte ontwikkelingsniveau in de kleuterfase (2), en wil ze
ook adequate stimulansen bieden voor de verdere ontwikkeling van de kleuter (3).
Ze vraagt zich af wat de sterke en de zwakke punten zijn van de huidige inrichting van haar klas
(en van de school). Ze vermoedt dat er nog wel het een en ander verbeterd kan worden. Daarom
heeft ze ook besloten om een aantal aanpassingen aan te brengen aan de inrichting van hun
klas en eventueel ook suggesties te doen aan de directeur om de schoolinrichting (onder meer
de speelplaats) aan te passen.
Ze gaat op zoek naar informatie, advies en ideeën, en komt daarvoor bij jullie terecht. Ze hoopt
dat jullie haar een aantal sterke en zwakke punten kunnen noemen, en ook kunnen aangeven
waarom deze punten al dan niet afgestemd zijn op de ontwikkeling van het kind.
Daarnaast hoopt ze dat jullie haar een ruwe schets kunnen bieden van punten waarmee ze reke-
ning moet houden bij de herinrichting: hoe en waarom? Ze verwacht echter niet dat jullie pasklare
oplossingen bieden en concrete materialen selecteren.
Ze hoopt dus dat jullie haar vertellen dat er bijvoorbeeld ‘een poppenhoek’ moet komen en hoe
die er in grote lijnen zou moeten uitzien (=beschrijvend voorstel/advies). En ze wil zeker ook weten
waarom die poppenhoek niet mag ontbreken in haar ontwikkelingsgerichte klasje (=verantwoor-
ding). Maar jullie hoeven nog niet in detail aan te geven hoeveel poppen er bijvoorbeeld moeten
komen, en welke veiligheidsvoorschriften er gelden voor die poppen, en of er bijvoorbeeld gordijn-
tjes aan de wieg moeten hangen of niet.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 256


SLOTMODULE

Probleemtaak Schoolkind
Plattelandsklassen!

Meester Kris wil met zijn zesde leerjaar/groep 8 bin-


nen enkele maanden gaan ‘plattelandsklassen’.
Hij heeft van een collega van een andere school heel
enthousiaste verhalen hierover gehoord. Die collega
is met haar klas een week naar een echte boerderij
getrokken, waar een gedeelte van de stallen omge-
bouwd was tot kamphuis. Haar leerlingen hebben er
kunnen kennismaken met het echte boerenleven in
de praktijk, hebben leren ponyrijden, en hebben heel
wat interessante uitstapjes gemaakt. Zo zijn ze een
biologische kippenhouderij en een bijenhal in de
buurt gaan bezoeken, en hebben ze een verrassende
natuurexploratietocht gemaakt door een natuurre-
servaat. Tijdens deze activiteiten deden de leerlingen
een schat aan informatie op, die dan later in het leslo-
kaaltje verder verwerkt werd. Op deze manier werden de schoolse inhouden concreet en tastbaar
gemaakt met doorleefde ervaringen. Ook de gezonde (en gezellige!) fiets- en wandeltochten door de
uitgestrekte bossen in de omgeving vielen in de smaak van zowel leerlingen als begeleidende leer-
krachten.
Kris heeft al wat informatie over plattelandsklassen bij elkaar gesprokkeld, en is in zijn zoektocht
op het internet (zoekterm: plattelandsklassen) ook uitgekomen bij de website van de vzw Platte-
landsklassen. Daar heeft hij een ‘pedagogische verantwoording’ van plattelandsklassen gevonden.
Hij is verwonderd over de veelzijdigheid van leerdoelen die met dergelijke activiteiten bereikt kun-
nen worden. Zo wordt er natuurlijk gewerkt aan de cognitieve ontwikkeling, met een heleboel
leerdoelen die te maken hebben met Wereldoriëntatie (natuur, technologie, mens, maatschappij,
tijd en ruimte), en ook ‘Leren leren’ kan aan bod komen. Maar daarnaast bieden plattelandsklassen
blijkbaar ook heel wat kansen tot sociaal-emotionele ontwikkeling (Sociale Vaardigheden en Muzi-
sche Vorming) en motorische ontwikkeling (Lichamelijke Opvoeding). En waarschijnlijk kunnen
ook de overige ontwikkelingsgebieden perfect geïntegreerd worden in dergelijke plattelandsklas-
sen, bedenkt Kris. Kris is er zeker van dat hij met een degelijke pedagogische verantwoording zijn
directie wel zal kunnen overtuigen van de zin van plattelandsklassen.
Hij is nu ook gerustgesteld dat er blijkbaar instanties en verenigingen zijn die leerkrachten helpen
bij het uitwerken van een concreet programma voor plattelandsklassen, zodat hij zich daar dus al
geen kopzorgen over hoeft te maken. Eén van de verenigingen die hij via het internet leerde ken-
nen, zorgt blijkbaar voor alle nodige praktische afspraken met het verblijfscentrum, de bezoekbe-
drijven, de gidsen, enzovoort. Deze vereniging biedt ook pakketten met informatie en documenta-
tie aan bij bedrijfsbezoeken, zorgt voor de nodige uitrusting voor veilig fietsverkeer, en voor
begeleiding bij allerlei activiteiten. Kris denkt erover om contact op te nemen met deze vereniging
zodra hij zelf een ruw concept heeft uitgedacht van wat hij van zijn plattelandsklassen wil maken.
Kris ziet het dus helemaal zitten! Hij wil een concept-weekprogramma in elkaar zetten, en hiermee
naar zijn directie stappen. In dit weekprogramma wil hij zoveel mogelijk ontwikkelingsgebieden
aan bod laten komen. Hij neemt zich voor om in grote lijnen uit te schrijven welke leerdoelen hij
binnen elk ontwikkelingsgebied kan nastreven (waar zijn leerlingen van 11-12 jaar mee bezig, welke
ontwikkelingen zijn aan de gang?). Bij elk van die leerdoelen wil hij ook nadenken over het soort
activiteiten dat in aanmerking komt om deze leerdoelen te bereiken.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 257


SLOTMODULE

Hij gaat op zoek naar advies en ideeën en komt daarvoor bij jullie terecht. Voor de praktische uit-
werking (zoals welke bedrijven bezoeken, welke wandelingen of fietstochten maken, en het vastleg-
gen van locatie en begeleiding) zal Kris contact opnemen met de vzw Plattelandsklassen. Daarover
hoeven jullie dus niet na te denken. Hij wil van jullie vooral advies krijgen over de grote lijnen van
het weekprogramma (soorten activiteiten) en over de verantwoording van de verschillende activitei-
ten (zijn ze aangepast aan de doelgroep en wat wil je ermee bereiken?). Je moet bijvoorbeeld wel
beslissen of je een geleide natuurwandeling gaat doen, wanneer die zal plaatsvinden (welke activi-
teiten gaan eraan vooraf en welke volgen erop, kies je voor een ochtend-, middag- of avondwande-
ling), en vooral waarom je deze wandeling gaat doen (wat wil je ermee bereiken bij je leerlingen).
Maar je zult niet vast hoeven te leggen in welk natuurgebied er gewandeld zal worden, welke route
je gaat volgen en welke gids je zult vragen.
Vooral de verantwoording zal belangrijk zijn (de waarom-vraag bij elke activiteit) om de directie van
Kris te kunnen overtuigen. Het voorstel zal ook haalbaar moeten zijn en er zullen voldoende con-
crete voorbeelden van activiteiten in moeten zitten, zodat de directie zich er iets bij kan voorstellen.
Als de directie het licht dan op groen zet, kan Kris daarna beginnen aan de praktische afspraken!

GROOT WORDEN – WERKBOEK 258


SLOTMODULE

SYNTHESESPELLETJES
ALLES BIJ ELKAAR GENOMEN...

‘Wie ben jij?’

Je hebt nu verschillende modules afgerond over de ontwikkeling van het kind. Het
is niet nodig dat je ze allemaal behandeld hebt, en ze hoeven ook niet allemaal
even diepgaand behandeld te zijn. Je moet voor dit spel wel nog eens alle geziene
stof (opnieuw) doorlezen, zodat je redelijk wat ‘parate kennis en inzichten’ hebt.
Als je in deze module ook het syntheseschema gemaakt hebt, kan dit schema tij-
dens het slotspel gebruikt worden als geheugensteuntje.

Je zult in dit synthesespel de opgedane inzichten over de ontwikkeling van het


kind (in verschillende ontwikkelingsfasen en diverse ontwikkelingsgebieden) her-
halen, inoefenen en toepassen.
Nevendoel: Het educatief gebruik van spelvormen wordt geïllustreerd.

We spelen een variant van het gezelschapsspel ‘Wie is het?’


Voorbereiding: Zet de tafels/banken in een kring of vierkant en schik de stoelen er zo
omheen dat er een binnenste en een buitenste cirkel van stoelen ontstaat, waarbij je
telkens met zijn tweeën (evt. drieën) tegenover elkaar zit.
Jullie krijgen elk een kaartje met een ontwikkelingsfase (laat dit niet aan je overbuur
zien!). De docent/lector schrijft een ontwikkelingsgebied op bord.
Spel: Probeer te raden welke ontwikkelingsfase op het kaartje van je overbuur staat,
door ja/nee-vragen te stellen over het ontwikkelingsgebied dat op bord staat (bv.
motorische ontwikkeling: kan een kind in jouw ontwikkelingsfase (gemiddeld geno-
men) al lopen?). Je mag om beurten een vraag stellen (zoals bij het gezelschapsspel
‘Wie is het?’). De vragen mogen enkel gaan over het aangegeven ontwikkelingsge-
bied! Het gaat erom als eerste de ontwikkelingsfase van de tegenspeler te raden, maar
wanneer één speler klaar is, gaat de ander verder met raden tot hij het ook weet.
Voortgang van het spel: Wanneer het merendeel van de ‘koppels’ klaar is, wordt er
gewisseld en gedraaid. Gewisseld wil zeggen dat de kaartjes binnen elk koppel gewis-
seld worden, zodat elke student de volgende keer waarschijnlijk vragen over een
andere ontwikkelingsfase moet beantwoorden. Gedraaid wil zeggen dat de koppeltjes
gemixt worden. Hiervoor schuift de buitenste cirkel 1 stoel naar rechts, en de binnen-
ste cirkel 1 stoel naar links. Binnen deze nieuwe koppeltjes wordt het spel opnieuw
gespeeld, maar met een ander ontwikkelingsgebied. De docent/lector schrijft dus een
nieuw ontwikkelingsgebied op bord.
Einde: De docent/lector geeft aan wanneer het spel afloopt. Het kan ook zijn dat
onderweg de spelregels een beetje worden aangepast.
Veel plezier!

GROOT WORDEN – WERKBOEK 259


SLOTMODULE

‘Wie ben ik?’

Je hebt tijdens het vorige spel de ontwikkeling van het kind door de verschillende
(behandelde) ontwikkelingsfasen herhaald.

Je zult in dit synthesespel de opgedane inzichten met betrekking tot de pedagogi-


sche kant van de ontwikkelingspsychologie herhalen, inoefenen en toepassen.
Nevendoel: Het educatief gebruik van spelvormen wordt geïllustreerd.

We spelen een variant van een bekend jeugdbewegingsspelletje.


Voorbereiding: Alle banken en stoelen worden aan de kant geschoven.
Iedereen krijgt op zijn rug een kaartje geplakt met een bepaalde leeftijd of ontwikke-
lingsfase (je mag zelf niet zien wat er op jouw kaartje staat!). Verspreid je in het lokaal.
De docent/lector schrijft een ontwikkelingsgebied op het bord.
Spel: Doe alsof je een leerkracht bent die over de speelplaats loopt. Op je weg kom je
kinderen van verschillende leeftijden tegen (=je medestudenten, met een bepaalde
leeftijd op hun rug). Probeer elk kind dat niets aan het doen is, aan te spreken, reke-
ning houdend met zijn of haar leeftijd (zie kaartje). Maak een opmerking, stel een
vraag of doe iets wat te maken heeft met het ontwikkelingsgebied dat op dat moment
op het bord staat. Daarna wandel je verder over de speelplaats, en spreek je weer een
ander kind aan. Op geregelde tijdstippen verandert de docent/lector het ontwikke-
lingsgebied op het bord.
Verloopt het spel te druk, dan worden een beperkt aantal leerkrachten aangewezen en
spelen de anderen ‘enkel’ de rol van kind. In dat geval wordt regelmatig van leerkrach-
ten gewisseld.
Voortgang van het spel: Als je denkt dat je weet hoe oud je bent, ga dan even naar de
docent/lector om te vragen of je vermoeden juist is. Als het juist is, krijg je een nieuw
kaartje op je rug en geef je het oude af. Als het fout is, moet je terug naar de speelplaats
om verder te spelen.
Einde: De docent/lector geeft aan wanneer het spel afloopt. Het kan ook zijn dat
onderweg de spelregels een beetje worden aangepast.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 260


CASUS

CASUS:
DE FAMILIE DE RYCKE-MEULEMANS STELT ZICH VOOR …

Beginsituatie: Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelings-fasen en ontwik-


kelingsgebieden.
Doelen: In deze opdracht zul je verder inzicht verwerven in de verschillende ontwikkelings-
fasen.
Nevendoel: Leren samenwerken met anderen en leren omgaan met zelfevaluatie aan de hand
van correctiesleutels.
Werkvorm: Je zult in een klein groepje van 4 à 6 studenten de casus bespreken en er een aantal
vragen over oplossen. Duid in je groepje een gespreksleider (die de bespreking leidt,
ervoor zorgt dat iedereen aan bod kan komen, anderen onderbreekt indien nodig, de
tijd bewaakt) en een verslagnemer (die de antwoorden noteert) aan. Om de vragen te
kunnen oplossen, zul je informatie in het handboek ‘Groot worden’ moeten opzoe-
ken. Zorg dat je tijdens groepswerk elkaar aanvult, elkaar verbetert, en vooral van
elkaar leert!
Casusmaterialen:
– Voorstelling van de gezinsleden anno september 2007
– Het geboortekaartje van Lars
– Terug in de tijd: De eerste levensmaanden van Lars
– Opvang bij oma en opa
– Terug in de tijd: Lars’ eerste verjaardag
– Terug in de tijd: Kleine Lars baant zich een weg
– Lars gaat voor het eerst naar school
– Enkele pagina’s uit het vriendenboek van Mara
– Pyjamafeestje bij Mara
– Enkele pagina’s uit het contractwerk van Mara
– Pagina van chirosite: Programma speelclub oktober 2007
– Een dag in de klas van Max: Het 3de leerjaar van basisschool De Vlindertuin
– Pagina uit de schoolagenda van Max
– Enkele observaties op de speelplaats van basisschool De Vlindertuin
– Binnenpost uit 2 STV
– Nota in de schoolagenda van Laura
– Reactie van Laura’s ouders op de nota in haar schoolagenda
– Fragmenten uit het dagboek van Laura

GROOT WORDEN – WERKBOEK 261


CASUS

VOORSTELLING VAN DE GEZINSLEDEN ANNO SEPTEMBER 2007

Naam: Kristien Meulemans


Geslacht:Vrouw
Leeftijd:37 jaar
Beroep: Kleuterleidster, in hart en nieren. Ik geef les in de 3de kleuterklas, en ja, dit is echt mijn
droomjob. Al op 5-jarige leeftijd wist ik wat ik later worden wou, juf! En ja, die voorspel-
ling is uitgekomen. Samen stoeien met de bengels, samen knutselen en liedjes zingen,
hen vertroetelen en allerlei dingen aanleren, ... dit is wat ik altijd al heb willen doen. Mijn
tweede ‘job’ is zorgen voor mijn kinderen en het huishouden. Sinds de geboorte van de
tweeling heb ik mijn voltijdse baan in het onderwijs ingeruild voor een deeltijdse func-
tie, omdat ik graag meer tijd met mijn gezin wou doorbrengen. Een tweeling opvoeden
vraagt toch wel extra inzet. Nu onze jongste, Lars, zijn eerste stappen in het schoolleven
zet, denk ik er aan om terug voltijds of 4/5de te gaan werken. Dus wie weet...
Hobby’s: Veel tijd voor hobby’s heb ik niet. Koken, de was, de strijk, ... het vraagt heel wat tijd. Ver-
der help ik, waar nodig, de kinderen bij hun huiswerk. De oudste, Laura, wil die hulp
niet meer. Vroeger kwam ze spontaan vragen om haar taken na te kijken of haar lessen
te ondervragen, maar sinds vorig schooljaar voelt ze zich groot genoeg om zelf de verant-
woordelijkheid te dragen voor haar studies. Ik krijg haar schoolagenda enkel nog te zien
als deze ondertekend moet worden. Mara hoef ik amper te begeleiden, zij is een pientere
meid. Ik kijk wel af en toe waar ze mee bezig is, zodat ik een idee krijg van de leerstof die
ze op school aangeboden krijgt. Voor Max daarentegen wordt de leerstof tijdens de les-
sen soms te snel behandeld. Als ik ’s avonds stukken met hem opnieuw doorneem,
wordt het veel duidelijker voor hem. En dat motiveert ook. Mocht ik geen verbetering
merken, dan zou ik die begeleiding ’s avonds niet volhouden. Max mag dan wel minder
begaafd zijn dan Mara, maar ik denk dat hij het later minstens even ver of zelfs verder zal
schoppen omdat hij een doorzetter is en zijn willetje echt kan doordrijven. Dat hij de
laatste kleuterklas moest overdoen, was geen verrassing. Als kleuterleidster merkte ook
ik dat Max op bepaalde ontwikkelingsdomeinen uitviel, terwijl hij op andere momenten
dan weer heel opmerkzaam was. Zo reden we eens met de auto op de brug boven de
autostrade. Max merkte toen op dat het niet alleen een autostrade was, maar ook een
camionstrade. Toen leek hij zoveel aandacht te hebben voor details, terwijl hij nu vaak
fouten schrijft en een echte sloddervos is.Op maandagavond heb ik wel tijd voor hobby’s.
Dan ga ik samen met Sonja en Lydie, twee studiegenootjes uit het middelbaar, naar de
turnles. Achteraf gaan we telkens gezellig iets drinken om bij te praten.

Naam: Johan De Rycke


Geslacht: Man
Leeftijd: 39 jaar
Beroep: Ik werk als boekhouder bij een middelgrote onderneming. Ik heb een voltijdse baan en
ben de voornaamste kostwinner in het gezin. Ik heb de opleiding boekhouden-fiscaliteit
gevolgd aan dezelfde hogeschool als Kristien. Het is ook daar dat we elkaar leerden ken-
nen, en dat onze romance begon. Achteraf bekeken ben ik heel blij dat ik de overstap
gemaakt heb van de universiteit naar de hogeschool. Op de hogeschool heb ik immers de
vrouw en de job van mijn leven gevonden. Die opleiding in de rechten was helemaal
niets voor mij, ik ben blij dat ik dit tijdig heb ingezien. Aangezien iedereen in mij een
groot advocaat zag, omdat ik goed kan discussiëren en argumenteren, en ikzelf niet zo
goed wist welke richting ik uitwilde, heb ik eerst voor rechten gekozen. Maar de wetsboe-
ken waren mij te saai en aan de examens heb ik zelfs niet meer deelgenomen. Geef mij
maar praktische taken als financiële verslaggevingen, jaarrekeningen, balansen en fac-
turen!

GROOT WORDEN – WERKBOEK 262


CASUS

Hobby’s: Mijn grootste passie is tennis. Tweemaal per week ga ik tennissen met vrienden. Dat is
echt pure ontspanning. Mijn dochters Laura en Mara tennissen ook, Laura zelfs in com-
petitieverband. Ik vergezel haar naar wedstrijden. We steken heel wat tijd en geld in haar
hobby. We stimuleren haar volop, zodat ze alle kansen krijgt om het te maken in de ten-
niswereld. Verder lees ik graag een boek en help ik in het huishouden. Af en toe trakte-
ren mijn vrouw en ik onszelf op een avondje uit: naar de film, eens lekker uit eten, naar
een toneelvoorstelling, ... het kan ons allemaal bekoren. Gelukkig kunnen we op die
momenten voor opvang rekenen op mijn schoonouders of op Lise, die sinds enkele
maanden onze vaste babysit is. Zij is 17 jaar en kan heel goed overweg met de kinderen.
Zelfs Laura, die aanvankelijk heftig protesteerde tegen een babysit, accepteert Lise. Nu
wil ze zelfs haar haren kleuren, net zoals Lise. Maar daar vinden wij haar nog te jong
voor. Nog geen 14 jaar en haar haren al laten kleuren... “Waar gaat het toch naartoe met
de jeugd van tegenwoordig”, zou de oma zeggen.

Naam: Laura De Rycke


Geslacht: Vrouw
Leeftijd: 13 jaar
Leerjaar: 2de jaar secundair onderwijs, optie sociale en technische vorming
Hobby’s: Mijn favo-hobby is CHIRO! In het 3de leerjaar ben ik gestart in de speelclub en sinds-
dien ben ik er ni meer weg te slaan. Momenteel zit ik bij de beestig-coole tippers. Op de
chiro amuseren we ons te pletter. Wat we zoal doen: er op uit trekken met de fiets om in 1
of andere stad een groot zoekspel te doen, er kei hard tegenaan gaan in een pleinspel,
gezellig samen in ons chirolokaal chillen, een nachtspel, een show in elkaar steken.
Onze leiding is echt graaf! Ik skip dan ook geen enkele chironamiddag. Verder doe ik al
van mijn 6 jaar aan tennis, ook in competitieverband. Ik heb al heel wat tenniswedstrij-
den gewonnen, mijn trainer zegt dat ik talent heb en het ver kan schoppen als ik zo blijf
verder trainen. Maar eigenlijk zou ik liever naar de hiphop gaan. Enkele meisjes uit mijn
klas doen dat. Om de twee weken hebben ze op vrijdag dansavond (waar by the way ook
heel wat jongens zijn!!) en dat lijkt me echt wel top. Alleen kan ik het niet combineren
met tennis, ik zal dus moeten kiezen. Momenteel hou ik me vaak bezig met het maken
van een verzamelmap over The Kooks. Ik ben een sú-per-fan en hou alles bij: artikels,
posters, foto’s! Dat zijn echt zo’n knappe gasten, en die hun muziek, ni te doen.

Naam: Max De Rycke


Geslacht:Man
Leeftijd:9 jaar
Leerjaar:Ik zit in het 3de leerjaar. Ik moest eigelijk in het 4de leerjaar zitten. Ik ben een jaartje lan-
ger in de kleuterschool geblijft. Ik miste mijn vriendjes die alemaal naar de groote school
mogten. Maar ik zat bij mama in de klas. Dat was ook leuk. En de andere kindjes in de
klas vonden mij toen stoer.
Hobby’s: Ik voetbal bij de premieniemen B. Ik ben kieper. Ik vind dat heel leuk. Ik wil later bij
Anderlecht spelen, en kij goed worden als Daniel Zitka. Zondag ga ik naar de chiro. Dat
vindt ik ook heel leuk. Dat is veeeel leuker dan naar school gaan. We hebben met de
chiro in het bos een groot kamp gemaakt. We spelen s’ avonds soms in het kamp. We
maken het grooter. We bedekken het met klijne taken en bladen.

Naam: Mara De Rycke


Geslacht: Vrouw
Leeftijd: 9 jaar
Leerjaar: 4de leerjaar

GROOT WORDEN – WERKBOEK 263


CASUS

Hobby’s: Ik speel tennis. Ik ga heel graag naar de tennisklub. Daar zie ik mijn vriendin Stien.
Stien zit niet bij mij op school, maar is mijn beste vriendin van de tennis. Soms blijft
mijn mama na de treining nog even babelen met de mama van Stien. Dan mogen wij
ondertussen iets lekkers kopen in de cafeetaria van de sporthal. Op woensdagnamiddag
ga ik naar de tekenschool. Tekenen, schilderen, knippen, plakken, ... daar hou ik van. Ik
ben ook een tijdje naar de chiro geweest. Laura en Max gaan naar de chiro en mama en
papa wouden heel graag dat ik ook ging. Maar ik vond dat niet zo leuk en ik wou liever
tekenen. Dat doe ik heel graag en de juf zegt dat ik het goed kan.

Naam: Lars De Rycke (Deze informatie werd ingevuld door mama Kristien.)
Geslacht: Man
Leeftijd: 2 jaar
Leerjaar: Onthaalklas
Hobby’s: Momenteel houdt Lars er erg van om met zijn loopfietsje de woonkamer te doorkruisen.
Hij kijkt ook graag tv, naar Hopla en de Teletubbies. Ik merk verder dat hij stilaan een
grote jongen aan het worden is. Zo begint hij steeds meer te vertellen, waaronder heel
wat grappige uitspraken, zoals toen hij zijn sokjes had uitgetrokken: “Kijk eens, ik heb
blote sokken.” Maar wat kan hij ondeugend zijn... Zo houdt hij er van om met de drijf-
kaarsen uit mijn glazen, met water gevulde, schaal te spelen. Hij kan het niet laten om
telkens weer met zijn handje naar de kaarsen in het water te grijpen. Ik zeg hem dan dat
hij enkel naar de kaarsjes mag kijken, maar als ik even later weer de woonkamer binnen-
kom, zit hij gegarandeerd weer met zijn handjes in het water te kliederen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 264


CASUS

HET GEBOORTEKAARTJE VAN LARS

9 maanden lang hoorde ik mama’s lach.


9 maanden lang hoorde ik papa’s stem.
Nu kan ik naar hen kijken.
Lijk ik op haar of hem?

Lars
2 februari 2005
3,150 kg – 49 cm
Zoontje van Johan & Kristien De Rycke-Meulemans
Broertje van Laura, Max & Mara

Meter: Carla Meulemans – Peter: Dieter Meynen

Te bewonderen: Veldweg 119 Cadeautip: 987-1524388-12


2112 Hooilaart

GROOT WORDEN – WERKBOEK 265


CASUS

TERUG IN DE TIJD: DE EERSTE LEVENSMAANDEN VAN LARS

Lars is de jongste telg van het geslacht De Rycke-Meulemans. Kristien en Johan wilden graag jonge
ouders zijn. Kristien bracht haar eerste kind ter wereld op 24-jarige leeftijd. Vier jaar later was het
de beurt aan de tweeling, die prematuur geboren werd. Na twee miskramen waren Kristien en
Johan dolgelukkig dat deze zwangerschap wel leidde tot de geboorte van een levend kind, het waren
er zelfs twee. De geboorte van een tweeling was geen verrassing. De moeder van Kristien is ook deel
van een tweeling, dus het krijgen van tweelingen zit in haar familie blijkbaar ‘in het bloed’. Max en
Mara zijn een twee-eiige tweeling en zijn chromosomaal dus niet identiek aan elkaar. Al van in het
begin gedroegen ze zich heel verschillend. Terwijl Max een erg actieve baby was, was Mara de rust
zelve. Toen Mara en Max in de laatste kleuterklas zaten, werd Kristien onverwacht opnieuw zwan-
ger. Maar deze baby was daarom niet minder gewenst. De zwangerschap verliep ook heel wat vlot-
ter dan die van Max en Mara. Toen kampte Kristien met hevige rugklachten. Het gewicht van de
twee baby’s die ze moest meedragen, was immers erg zwaar. Daarom bracht ze de laatste maanden
al liggend door. Dat was voor haar, als bezige bij die ze is, een marteling. Bij Lars genoot ze extra van
de zwangerschap. Ze hadden zich voorgenomen dat dit haar laatste zwangerschap zou zijn. En
Lars, die leek er ook van te genieten, want hij werd een weekje later dan uitgerekend geboren. Met
vier kinderen was hun gezin volmaakt, en zo wilden ze het graag houden.

Met de geboorte van Lars kwam het gezin De Rycke-Meulemans opnieuw in de luierperiode
terecht. Bovendien was Lars een echte jetlag-baby: overdag slapen en ’s nachts de andere gezinsle-
den wakker houden. Kristien leerde al snel het verschil tussen huilen omwille van honger en huilen
omwille van andere noden bijvoorbeeld koude en pijn, zodat ze op een gepaste manier op Lars’
gehuil kon reageren. De slapeloze nachten verhinderden echter niet dat Lars al snel de oogappel
van het gezin werd.

De oudere kinderen Laura, Max en Mara vertroetelden hem graag als baby. De eerste weken na zijn
geboorte had Laura zich zelfs ontpopt tot een echt moedertje. Ze hielp graag bij het verzorgen, zoals
Larsje helpen aankleden en hem de papfles geven. Ze ontdekte dat Lars echt dol was op melk. Als ze
de speen van de fles tegen zijn mondje duwde, dronk hij gretig. Maar ook als ze de fles omgekeerd
gaf, met de onderkant van de fles bij zijn mondje, en Lars de melk zag, begon hij belust aan de
onderkant van de fles te zuigen. Dit duurde echter nooit lang, want hij merkte dat hij zo geen melk
in zijn mondje kreeg. Hij kwam echter niet op het idee om de speen te zoeken en om de fles dus om
te draaien. Ook had Laura gemerkt dat Lars geluidjes maakte (“mm…mm…mm”) als ze met haar
vingertoppen licht cirkelende bewegingen over zijn hoofdje maakte en als ze hem streelde op zijn
blote rug en buik. Dit had hij kennelijk graag. Het verzorgen heeft Laura maar een twee- à drietal
maanden volgehouden, totdat het nieuwe er voor haar af was.

Max was superblij dat hij er een broertje had bijgekregen. Lars leek als twee druppels water op Max,
toen die pas geboren was. Lars had dezelfde neus en mond, en eveneens talrijke haartjes op zijn
hoofd. Nu was het nog af te wachten of hij even ondeugend zou zijn als Max. Max haalde vroeger
voortdurend kattekwaad uit: de krant scheuren, allerlei voorwerpen in de wasmachine stoppen, aan
de knopjes van de verwarming draaien, speelgoed van Mara verstoppen, de kasten uitladen. Geluk-
kig hebben Kristien en Johan dit toen goed aangepakt. Zo borgen ze onder andere de nieuwe kran-
ten steeds veilig weg en gaven ze Max oud papier dat hij naar hartelust kon scheuren, of mocht Max
in de hoek staan als hij opzettelijk speelgoed van zijn zus had verstopt.

Max verkondigde aan iedereen dat hij Lars zou leren voetballen. Hij was er van overtuigd dat Lars
het voetballen in zich had. Immers, toen Lars slechts drie weken oud was en mama hem rechthield
met zijn voetjes op de verzorgingstafel, begon Lars spontaan te lopen. Max ondernam al snel de eer-
ste stappen om Lars te leren voetballen. Zo rolde hij heel vaak een balletje naar Lars toe als Lars op

GROOT WORDEN – WERKBOEK 266


CASUS

de speelmat zat. Lars probeerde dan het balletje te pakken of weg te gooien. Lars gooide ook met
zijn duplo-blokken, maar ontdekte dat die niet verder rolden zoals het balletje. Max maakte ook
fietsbewegingen met Lars’ benen als die op de verzorgingstafel lag. Lars kirde dan van plezier. Maar
of dit nu echt bijdraagt aan een latere voetbalcarrière, blijft natuurlijk de vraag.

Mara was heel nieuwsgierig tijdens de zwangerschap. Ze stelde veel vragen: “Hoe is die baby daar
gekomen?”, “Waarom moet die baby er zóó lang inzitten?”, “Wanneer mag de baby er nu uit?”,
“Kan er in papa’s buik ook een baby groeien?”... Ze kwam vaak haar handje op mama’s buik leggen,
om de baby te aaien. Toen ze de baby voor het eerst voelde bewegen, was ze in de wolken. Mara had
graag een baby-zusje. Ze probeerde heel braaf te zijn, want dan zou mama volgens haar wel een
meisje kopen. Hoewel het uiteindelijk een jongen werd, was Mara heel fier op hem. Ze ging erg
voorzichtig met hem om. In tegenstelling tot Max, nam Mara Lars als baby liever niet op de schoot.
Ze was bang dat ze hem pijn zou doen. Ze hing wel vaak rond in de buurt van zijn wiegje, om naar
Lars te kijken, hem zachtjes te strelen en om hem zijn tut te geven als hij huilde. Ze vond het leuk
als hij met zijn handje haar vinger vastnam. Dan wist ze dat Lars haar graag zag.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 267


CASUS

OPVANG BIJ OMA EN OPA

Kristien werkt sinds de geboorte van Max en Mara deeltijds. Met de komst van Lars was het in het
huishouden heel wat drukker geworden, maar toch wilde Kristien na haar zwangerschapsrust deel-
tijds blijven werken. Gelukkig kon ze (en kan ze nog steeds) voor opvang rekenen op de hulp van
haar moeder die bij haar in de buurt woont. De dagen waarop Kristien werkte, ving haar moeder
Lars, samen met Jefke (Lars’ knuffelpanda) op, zoals ze ook bij de andere kinderen gedaan had.
Kristiens moeder is al enkele jaren werkloos en heeft bijgevolg tijd om de kinderen op te vangen. Na
schooltijd kunnen ook de andere kleinkinderen nog steeds bij oma terecht.

De kleinkinderen gaan graag naar oma en opa: na schooltijd, op bezoek of op logeerpartij. Er is daar
immers voor elk wat wils: een zandbak met schepjes en vormpjes in alle kleuren van de regenboog,
een glijbaan en een schommel, een grote wei waarop ze naar hartelust kunnen ravotten en waar opa
een zelfgemaakte goal heeft geplaatst. Er is zelfs een verharde weg in de tuin, die uitstekend
geschikt is voor go-cartraces en voor het demonstreren van kunstjes met de skeelers. Sinds kort
stribbelt Laura tegen als ze bij oma en opa op logement moet. Er is daar immers geen pc, en ze kan
er dus niet chatten met haar vriendinnen en vrienden of leuke You Tube-filmpjes bekijken.

Opa is een echte dierenvriend. Hij heeft enkele kippen, twee konijnen, een poes, drie geiten en een
papegaai. Wat vallen die dieren in de smaak bij de kleinkinderen. Laura, Max, Mara en Lars hebben
geen huisdieren, dus zij genieten erg van de aanwezigheid van de dieren bij oma en opa. Hun
neefje Gust en nichtje Lenne hebben een hond en een goudvis thuis, maar ook zij zijn een superfan
van opa’s dieren. Toen Mara haar eerste woordjes zei en leerde dat een poes “miauw” doet, zei ze
telkens “miauw” als ze een dier in de tuin van oma en opa zag lopen. Mara heeft als peuter wel een
periode gehad waarin ze huilde bij oma en opa, meer bepaald als ze moest gaan slapen. Ze
beweerde dan dat de planten in de kamer boos naar haar keken. Lars heeft tijdens zijn eerste levens-
jaar ook een periode gekend waarin hij in paniek geraakte bij het slapengaan, meer bepaald als het
licht werd uitgedaan en oma weg ging. Deze paniekreacties kwamen niet enkel voor als hij bleef
logeren bij oma, maar ook als hij thuis moest gaan slapen. Het hielp dan om de kamerdeur op een
kiertje te zetten en om als (groot)ouder even op de gang te blijven rommelen, zodat hij hen nog kon
horen. Of om nog even het muziekje van de babyfoon op te zetten. Verder verliep de opvang van
Lars bij oma en opa vlot. Soms was Lars even verdrietig als Kristien of Johan hem gedag zeiden,
maar als hij zag welk leuk speelgoed er te ontdekken viel, verdwenen zijn traantjes snel. Behalve die
keer toen de nieuwe poetsvrouw er was, toen leek het speelgoed hem niet te bekoren en bleef hij lie-
ver in de buurt van oma. Hij volgde haar toen al kruipend op de voet.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 268


CASUS

TERUG IN DE TIJD: LARS’ EERSTE VERJAARDAG

Op 2 februari 2006 was het zover. Lars vierde zijn eerste verjaardag. Het gezin had een groot ver-
jaardagsfeest georganiseerd: oma, opa, moeke, vake en tante Carla (de zus van Kristien) met haar
gezin waren van de partij. Tante Carla en nonkel Marc hebben een zoontje, Gust, en een dochtertje,
Lenne. De ontwikkeling van Lenne en Gust kent op alle ontwikkelingsgebieden een normaal ver-
loop. Verder hebben Lenne en Gust volgens Carla een typische broer-zusrelatie. Ze kunnen erg lief
zijn voor elkaar, bijvoorbeeld als ze samen doktertje spelen, maar op andere momenten vliegen ze
elkaar in de haren (duwen, schoppen, bijten). Als de familie op bezoek komt, is het in huize De
Rycke-Meulemans steeds een drukte van jewelste.

Die dag kwamen Lenne en Gust stralend de woonkamer binnen, met elk een pakje in hun handen
voor Lars. Gust riep luidkeels: “We vieren vandaag feest omdat we dan taart kunnen eten.” Want ja,
taart, dat was zijn lievelingsgerecht. Tante Carla had allerlei leuke speeltjes gekocht voor Lars: een
badeend (die ook piepte als je er op drukte), een prentenboekje met allerlei dieren in, een grote rode
trommel, een doos constructiemateriaal om autootjes te bouwen en een telefoon die muziek
maakte. Lenne had eigenlijk liever het poppenhuis gegeven dat zo mooi uitgestald stond in de
speelgoedwinkel. Het was een felroos huis met alles er op en er aan: tafeltjes, stoeltjes, wc-tje, was-
tafeltje, emmertje, kleine poppetjes. Of de verfdoos met grote penselen en platte kwasten en de kra-
lendoos, die zagen er ook heel leuk uit. Gust daarentegen was helemaal weg van de aanhangwagen
voor zijn tractor. Deze zou hij wel goed kunnen gebruiken om voorwerpen te vervoeren als hij met
zijn tractor rondracete in de tuin.

Mama Kristien had voor de verjaardag van Lars twee chocoladetaarten gekocht: een grote en een
kleine. De grootste taart had dezelfde diameter als de kleine taart, maar was dubbel zo hoog als de
kleine taart. In het midden van de grootste taart stond een kaarsje. Mara, die enorm van knutselen
hield, had met de hulp van Kristien een kroon voor Lars gemaakt. Om driehoekjes uit de kroon te
knippen, had ze van Kristien zelfs een nieuwe linkshandige kartelschaar gekregen. Mara was
enorm trots op de kroon. Het was zwoegen geweest om de kroon vol te tekenen met leuke figuur-
tjes, maar het resultaat mocht er zijn. De kroon stond Lars beeldig. Opa vond dat Lars dit ook zelf
moest zien en plaatste hem daarom voor de spiegel. Dat had hij beter niet gedaan, want toen Lars in
de spiegel keek, greep hij naar de kroon en trok hem van zijn hoofdje. De kroon scheurde, en Mara
was erg verdrietig. Ook Lenne had een ‘zelfgemaakte’ verrassing bij voor Lars: een slinger om de
woonkamer te versieren. Mama Carla had Lenne geleerd hoe ze een slinger moest maken en Lenne
was er vol goede moed aan begonnen. Ze was het echter gauw beu, waardoor mama het verder
moest afmaken. Lenne ging liever boetseren in plaats van aan de slinger te werken. Ze ging erg
geconcentreerd met de boetseerklei aan de slag. Ze stak zelfs haar tongetje uit tijdens het kneden,
zo aandachtig was ze.

Gelukkig maakte de chocoladetaart Mara’s stemming weer beter. Alvorens ze de aanval op de taart
inzetten, zong iedereen uit volle borst “Lang zal hij leven”. Lars mocht vervolgens het kaarsje uitbla-
zen. Dit lukte echter nog niet goed. Max snelde hem te hulp en blies de kaars uit. Iedereen klapte in
de handen. Ook Lars, op zijn beurt, klapte in zijn handjes, wat onthaald werd op luid gelach, waar-
door Lars verder bleef klappen en ook begon te lachen. Kristien sneed vervolgens de twee taarten in
stukken zodanig dat iedereen eenzelfde portie taart kreeg. Uit de grote taart konden bijgevolg meer
stukken taart gesneden worden dan uit de kleine taart. Lenne wilde liefst een stukje van de grootste
chocoladetaart. Zij at graag chocoladetaart - die volgens haar vanuit Spanje kwam waar Zwarte Piet
ze had klaargemaakt - en wilde daarom liever een groot stuk, zodat ze veel taart kon eten.

Lars mocht zelf ook van de taart proeven. Dat luste hij wel. Rond die tijd at hij wel meerdere dingen
graag. Hij stak vanalles in zijn mond, ook niet-eetbare dingen zoals blokjes, de afstandsbediening

GROOT WORDEN – WERKBOEK 269


CASUS

van de televisie en zijn knuffelbeer. Verder kon Lars op 1-jarige leeftijd al uit een beker drinken. Hij
had een groene beker. Uit die beker dronk hij altijd water. Op zijn verjaardag mocht hij iets lekker-
ders drinken uit zijn groene beker: appelsap! Dit viel duidelijk in de smaak. Ondertussen leerde
Lars dat groene bekers niet enkel water konden bevatten, maar ook appelsap.

Nadat de taart was opgepeuzeld, maakten Laura, Max, Mara, Lenne en Gust het huis onveilig. Ze
speelden verstoppertje. De kinderen beleefden duidelijk veel plezier aan het verstopspel. Ze slopen
achter sofa’s en kasten, alle hoeken in het huis deden dienst als verstopplaats. De ene was al behen-
diger in het verstoppen dan de andere. En oeps, toen was het zover… Gust gluurde of de zoeker er al
aankwam, maar plots kon hij zijn evenwicht niet meer houden en viel hij voorover tegen de grote,
met bloemetjesmotief beklede, vaas van tante Kristien. Deze brak in honderd stukjes en Gust
barstte in tranen uit. Lenne rende naar tante Kristien om dit te vertellen, maar ze geraakte maar niet
uit haar woorden. Met horten en stoten, halve zinnen, veel gestotter, kreeg ze pas na een hele tijd
haar verhaal verteld. Haar verhaal kwam er op neer dat Gust erg stout was geweest, omdat hij de
grote, mooie vaas van tante Kristien had stuk gemaakt, en dat hij daarom niet meer mocht meespe-
len van haar. Immers, mama en papa zeggen altijd dat je geen dingen van iemand anders kapot
mag doen.

Max besloot dan om samen met Gust batman te spelen in de tuin. Gust was de dief die de bank over-
viel en Max was batman. Hij bestreed het kwaad in de stad. Hij zette een zwarte muts op en met zijn
go-cart, die dienst deed als batmobiel, raasde hij door de tuin op zoek naar Gust. Wat hield Gust van
dit spelletje: hard lopen en proberen niet gepakt te worden. Lenne en Mara deden het rustiger aan
en speelden met de barbies in het barbiehuis. Lenne had thuis geen barbies, wel twee grotere pop-
pen, Anneke en Janneke, die haar kindjes waren. Ze gaf hen eten, ze kleedde hen aan of ze ging met
hen wandelen, want ze had zelfs een poppenwagen. Laura had het spelen met de andere kinderen
ondertussen voor bekeken gehouden. Zij ging liever wat tv kijken.

Het feest was geslaagd. De jarige maar ook de gasten hadden er van genoten. Zelfs in zijn bedje was
Gust nog druk aan het vertellen over het verjaardagsfeest. Wat hij allemaal vertelde, was echter niet
altijd goed verstaan- en begrijpbaar, maar het was best wel grappig om hem zo te horen vertellen te-
gen zichzelf.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 270


CASUS

TERUG IN DE TIJD: KLEINE LARS BAANT ZICH EEN WEG

Op 11 maanden begon Lars volop te kruipen, met als gevolg dat hij talrijke exploratietochten onder-
nam doorheen het huis: kruipen (soms razendsnel) onder stoelen en tafels, kasten opentrekken, de
knopjes van de afstandsbediening uittesten, ... Om Lars te beschermen op zijn exploratietochten,
nam papa Johan enkele maatregelen. Zo beveiligde hij de stopcontacten, plaatste hij bovenaan de
trap een hekje zodat Lars niet naar beneden zou vallen en haalde hij overhangende tafelkleden weg.
Hij zette de giftige kamerplanten buiten het bereik van Lars, althans dat dacht hij. Zo slaagde Lars
er een keertje in om een stoel die voor één van de planten stond weg te duwen zodat hij aan de blaad-
jes van de plant kon. Gelukkig was Laura er toen op tijd bij om Lars bij die giftige plant weg te halen.
Kort daarna werden alle giftige kamerplanten verwijderd uit het huis. Lars’ exploratietochten ein-
digden soms in een huilbui of een klaagzang. Zo merkte Kristien een keertje dat Lars zijn uiterste
best deed om het tijdschrift dat in het midden van de salontafel lag te nemen. Dit lukte hem niet en
er volgden traantjes.

Naast klagen en zeuren, kwam boos zijn in de volgende maanden wel vaker voor. Eten werd bijvoor-
beeld een hele strijd. Van de ene op de andere dag weigerde Lars nog melk te drinken. En hij begon
chocoladepudding en ijsjes te verkiezen boven patatjes en brood. Bovendien wist hij ook niet goed
wat hij nu precies wilde. Eerst was het soms “Ik wil choco!”, en als mama de boterham dan
gesmeerd had, luidde het “Confituur!” Ja, soms leek het alsof hij in de puberteit was terechtgeko-
men. Lars wou ook zelf met een lepel eten. Het luidde dan: “Ikke doe.” Bij maaltijden als patatjes
lukte dit vrij vlot, maar bij spaghetti was het heel wat anders, de spaghettislierten vlogen dan in het
rond. Ook het aankleden wou hij zelf doen, al ontaardde dit vaak in een gevecht met de mouwen van
zijn trui. En ja, dan had hij de hulp van mama of papa wel graag.

Als Lars het te bont maakte, werd hij even op de gang geplaatst. Kristien vond het lastig om Lars bij
een driftbui op de gang te zetten. Zo zette ze dan ook steevast een doos blokken op de gang, zodat
Lars zich toch kon bezighouden en zich niet te eenzaam zou voelen. Met de blokken maakte Lars
dan torens. Hij merkte al doende dat je de kleine blokken wel op de grotere kon stapelen, maar als je
omgekeerd te werk ging, dan viel de constructie om.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 271


CASUS

LARS GAAT VOOR HET EERST NAAR SCHOOL

Lars gaat nu drie weken naar school. Kristien en Johan waren vooraf erg benieuwd hoe Lars het op
school zou doen: samen met andere kindjes in een vreemd klasje bij een vreemde juf. Lars was het
immers niet gewoon om met leeftijdgenootjes te spelen. Thuis lopen er kinderen rond, maar echt
samen met hen een spelletje doen, dat zat er nog niet in. Kristien en Johan hebben Lars dan ook
goed voorbereid op het naar school gaan. Ze zijn tijdens de laatste week van de grote vakantie in het
klasje langsgeweest om kennis te maken met juf Jantina. Lars mocht een kijkje nemen in de klas en
in de speelzaal. In de klas kleurde hij een tekening van een vlinder met dikke stiften in en speelde
hij met de trein. Als Kristien vroeg of het leuk was, antwoordde Lars: “Ja, de tjjein is blij”. In de
speelzaal had Lars de glijbaan ontdekt. Hier wou hij dolgraag op, maar hij durfde dit nog niet
alleen. Met de hulp van papa Johan lukte het wel. Hij hield Lars’ arm stevig vast, terwijl Lars op de
ladder van de glijbaan klauterde. Het kriebelde in zijn buikje wanneer hij van de glijbaan schoof, en
hij riep “Nog!”.

Het afscheid nemen aan de schoolpoort ging de eerste dag vlot. Het was slechts na een drietal
dagen dat Lars ’s morgens een traantje wegpinkte bij aankomst op school. Gelukkig was er dan
Jefke, die de eerste dagen mee in Lars’ boekentas naar school mocht. Daarna mocht Jefke enkel nog
mee in de auto. In het begin stribbelde Lars wat tegen en wou hij Jefke nog meenemen in zijn boe-
kentas, maar nu mag Jefke zelfs al thuis blijven en hoeft hij niet meer mee in de auto.

Volgens juf Jantina doet Lars het goed op school. Hij is flink en doet mee met de activiteiten. Hij
speelt graag met de voertuigen, zoals de trein waar hij ook mee speelde tijdens zijn eerste kennis-
making met het klasje. Ook de zandbak spreekt hem erg aan: potjes vullen, potjes leeggieten,
gehaktballetjes maken, ... Wanneer hij speelt in de klas, praat hij soms tegen zichzelf. Juf Jantina
heeft opgemerkt dat Lars in de klas af en toe met de telefoon speelt. Hij belt dan naar zijn oma om te
vertellen wat hij in de klas aan het doen is. Steevast beëindigt hij zijn telefoongesprek door een
kusje te werpen naar oma. Laatst heeft juf Jantina nog erg om Lars gelachen. Hij wilde zich verstop-
pen en juf Jantina moest hem komen zoeken. Hij verwijderde zich enkele meters van haar, verborg
zijn hoofd achter zijn handjes en riep: “Juf, komen zoeken”, terwijl hij nog helemaal zichtbaar was
voor juf Jantina. Thuis hoort mama Kristien Lars soms praten over “Maajjten” en “Nejje” die bij
hem in de klas zitten. Hij lijkt zijn draai in de klas gevonden te hebben.

Lars kan nu het merendeel van de tijd droog blijven, slechts af en toe gebeurt er nog een ongelukje.
Het proces van droog worden was niet zo vlot verlopen. In het begin wou Lars enkel op het potje als
er een verhaaltje werd verteld wanneer hij op het potje zat, dan deed hij zijn behoeften. Maar als
mama of papa geen tijd hadden om een verhaaltje voor te lezen, deed hij zijn behoefte niet. Even
later, was dan alles in zijn pamper. Ook op de grote WC durfde hij lange tijd niet, zelfs niet als er
een kinderbril werd opgelegd. Hij was bang om in de WC te vallen en meegezogen te worden. Voor
de donder is hij nog steeds bang, hij vertelt dan dat de engeltjes in de hemel ruzie maken.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 272


CASUS

ENKELE PAGINA’S UIT HET VRIENDENBOEK VAN MARA

Dit vriendenboek is van: Mara De Rycke


Leeftijd: 9 jaar
Adres: Veldweg 119, 2112 Hooilaart, België, Europa, wereld
Kleur haar: licht bruin
Kleur ogen: blauw
Mijn favoriete hobby: tekenschool en tennis
Mijn grote idool: Hannah Montana
Mijn lievelingsboek: cheffie is de baas
Mijn lievelingskleur: rood
Mijn lievelingsgerecht: frietjes met mayonijs
Leukste vak op school: rekenen
Minst leuke vak op school: WO
Ik hou het meeste van: mijn mama en papa
Ik hou helemaal niet van: spruitjes
Wat ik later worden wil: kokkin
Mijn grootste wens is: op skivakantie gaan

GROOT WORDEN – WERKBOEK 273


CASUS

Naam: Laura De Rycke


Leeftijd: 13 jaar
Adres: Veldweg 119, 2112 Hooilaart
Kleur haar: bruin
Kleur ogen: bruin
Mijn favoriete hobby: Als je het mij vraagt, Chiro!
Mijn grote idool: The Kooks
Mijn lievelingsboek: Eén meisje, twee jongens
Mijn lievelingskleur: paars
Mijn lievelingsgerecht: pizza
Leukste vak op school: LO
Minst leuke vak op school: geschiedenis
Ik hou het meeste van: mij amuseren met vrienden
Ik hou helemaal niet van: mijn kamer opruimen
Wat ik later worden wil: verpleegster, juffrouw,
psycholoog, of misschien wel dierenarts, ’t lijkt
mij allemaal interessant
Mijn grootste wens is: The Kooks in het echt
ontmoeten

GROOT WORDEN – WERKBOEK 274


CASUS

Naam: Max De Rycke


Leeftijd: 9 jaar
Adres: Veldweg 119, 2112 Hooilaart
Kleur haar: licht bruin
Kleur ogen: blauw
Mijn favoriete hobby: voetbal
Mijn grote idool: Daniel Zitka
Mijn lievelingsboek: /
Mijn lievelingskleur: groen
Mijn lievelingsgerecht: spagetti
Leukste vak op school: zwemmen
Minst leuke vak op school: taal
Ik hou het meeste van: vakantie
Ik hou helemaal niet van: huiswerk
Wat ik later worden wil: brandweerman
Mijn grootste wens is: hoogste level halen op plays-
tationspelleke ‘Avatar: De legende van Aang’

GROOT WORDEN – WERKBOEK 275


CASUS

PYJAMAFEESTJE BIJ MARA

Als voorbereiding op het pyjamafeestje had Mara haar creatieve talenten aangewend om uitnodi-
gingen te maken. Ze mocht drie kindjes uit de klas uitnodigen. Het uitkiezen van deze kinderen
vond ze niet zo gemakkelijk. Gitte mocht al zeker komen, want Gitte was Mara’s beste vriendinne-
tje in de klas. Gitte was Mara’s vaste partner bij het turnen, de persoon naast wie ze steeds in de rij
liep als ze met de klas naar de bib gingen, en diegene met wie ze spreekbeurten maakte. Mara vond
Gitte heel lief. Soms had ze ruzie met Gitte, en dan was Sari haar beste vriendin. Daarom mocht
Sari ook komen. Mara vond Sari grappig, een echte gibbertrien. Tot slot nodigde ze Tinne uit.
Tinne woonde in dezelfde straat als Mara. Mama Kristien was een goede vriendin van Tinnes
mama en Mara ging vaak bij Tinne spelen. Ook met Evi en Nele speelde Mara soms op de speel-
plaats. Eens hadden ze een clubje opgericht met zijn zessen, en zelfs een geheimtaal ontworpen die
enkel zij verstonden. Evi en Nele waren echter niet bij de gelukkigen die naar het pyjamafeestje
mochten komen. Mara mocht immers maar drie kindjes uitnodigen van haar mama.

Vandaag, zaterdag, is Mara met haar mama naar de supermarkt geweest om lekkernijen te kopen
die ze ’s avonds op het feestje mogen oppeuzelen: chips, nootjes, snoep en zelfs maïs om popcorn te
maken. Mara heeft ook een nieuwe pyjama gekregen voor het feestje, ééntje met sterretjes op. Papa
Johan heeft in Mara’s slaapkamer haar matras op de grond gelegd, samen met een grote en een
kleine opblaasbare luchtmatras. Op die manier kunnen de meisjes straks dicht bij elkaar slapen.
Hij heeft de laptop op Mara’s kamer gezet, zodat de meisjes vanuit hun slaapzakken naar de film
‘Sjakie en de chocoladefabriek’ kunnen kijken.

De meisjes zijn in opperbeste stemming. Voor Gitte is het de eerste keer dat ze ergens gaat logeren
zonder haar mama en papa. Daarom heeft ze haar teddybeer meegebracht. Want ze is er van over-
tuigd dat ze, als ze met haar teddybeer slaapt, goed zal slapen. Na enkele bezorgde raadgevingen
van haar mama (o.a. “Als er iets is, bel je maar, hé Gitte.”, “Je washandje zit in het zijzakje van je
tas.”, “Braaf zijn en goed luisteren naar de mama van Mara.”), wordt er afscheid genomen en trek-
ken de meisjes al giechelend naar Mara’s kamer.

Mama Kristien geeft aan dat de kindertijd toch zo’n mooie, zorgeloze tijd is. Ze geeft aan de andere
mama’s de raad hier volop van te genieten nu het nog kan, want voor je het weet komen de apenja-
ren er aan en die zijn op zijn minst zorgeloos! Ze spreekt uit ervaring. Haar oudste, puberende,
dochter Laura is de laatste tijd erg prikkelbaar, ze vertoeft steeds vaker op haar kamertje dat overi-
gens een echt rommelhok aan het worden is, ze sluit zich ’s morgens wel een half uur op in de bad-
kamer, om dan nog te zwijgen over haar opstandige gedrag en de scherpe taal die ze thuis soms
gebruikt. “Ja, met haar doen we niet meer wat we willen”, gaf mama Kristien aan, “we krijgen vaak
tegenreacties gepresenteerd. Er zijn al discussies geweest over het uur van slapengaan (“Als ik om
half tien moet gaan slapen, dan mis ik de goede tv-programma’s, waardoor ik de volgende dag niet
kan meepraten met de anderen op school.”), over het laten kleuren van haar haren (“Jij kleurt je
haar toch ook mama!”), enzovoort. “

Op de weg naar Mara’s kamer lopen de meisjes voorbij de kamer van Laura. Op de deur hangt een
verkeersbord met daarop “Do not enter”. Gitte vraagt aan Mara wat dat wil zeggen: “Do not enter,
heeft dat iets te maken met de computer?”. Mara voelt zich in haar nopjes omdat zij het Engelse zin-
netje kan vertalen: “Dat wil zeggen dat je niet in haar kamer mag komen.” Eerder had ze immers
aan papa gevraagd wat die tekst op Laura’s deur betekende. Gitte vindt het raar dat er niemand in
Laura’s kamer mag binnenkomen. Bij haar thuis mag iedereen op haar kamer komen.

Nadat de meisjes de luchtmatrassen hebben uitgetest, trekken ze hun pyjama aan. Het is immers
een pyjamafeestje. Ze spreken af dat bij het omkleden telkens iemand de wacht moet houden aan

GROOT WORDEN – WERKBOEK 276


CASUS

de deur, om te voorkomen dat Max in de kamer zou gluren. Om de meisjes te plagen, was hij
immers al enkele keren op de deur komen kloppen.

De meisjes leven zich volop uit op de liedjes van de CD ‘Hitbox, Best of 2006’. Sari heeft deze CD
meegebracht, hij is van haar oudere zus. De meisjes springen en dansen in het rond. Ze kiezen het
liedje ‘Je t’adore’ van Kate Ryan uit om er een dansje op te bedenken. Ook al begrijpen ze noch
Frans noch Engels, toch slagen ze er in de liedjestekst na te zingen, waarbij de vreemde woorden
weliswaar af en toe foutief worden uitgesproken. De meisjes zijn zelfs zo enthousiast dat ze een
dansvoorstelling geven voor de hele familie van Mara. Zelfs Max mag komen kijken. Na deze voor-
stelling besluit mama Kristien dat het tijd is om naar de film te kijken. De zelfbereide popcorn en de
andere lekkernijen en zoetigheden worden naar Mara’s slaapkamer gebracht. De meisjes nestelen
zich knus in hun slaapzak en de film kan beginnen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 277


CASUS

ENKELE PAGINA’S UIT HET CONTRACTWERK VAN MARA

De meester van het 4de leerjaar maakt in zijn klas gebruik van contractwerk. Op dode momenten
kunnen de leerlingen zelfstandig, op hun eigen werktempo, aan hun contractje werken. De leerlin-
gen zijn ijverig en doen erg hun best. In de klas zijn er reacties te horen als: “Hoe ver ben jij al?”, “Ik
heb die opdracht helemaal juist, en jij?”.

Naam: Mara De Rycke

Moetje Magje Alleen Per Klaar? Correc- Presta-


twee tie tie
Opdracht 1: Wie zoekt die vindt! X X X X 4/4
Opdracht 2: Combineeroefening X X
Opdracht 3: Spreekwoorden en X X
zegswijzen
Opdracht 4: Cijferen X X X X 9/10
Opdracht 5: Kruiswoordraadsel X X
Opdracht 6: Verzamelingen X X
Opdracht 7: Los de problemen op. X X X X 4/5
Opdracht 8: Ontcijfer de geheime X X X X 5/5
boodschap.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 278


CASUS

Opdracht 2: Combineeroefening

Verbind de woorden uit de eerste kolom met de passende woorden uit de tweede kolom. Schrijf op
de stippellijnen wat deze woorden betekenen.

toren vast

prop duur

vuur vol

peper hard

bikkel hoog

torenhoog = zo hoog als een toren……………………….....................…...........…


propvol = alles zit volgepropd…………………………..........................................
vuurvast =………………………………………………...................................................
peperduur = heel duur ……………………………………........................................
bikkelhard = ………………………………………………………...................................

Opdracht 4: Cijferen

Schrijf de sommen onder elkaar op een kladblaadje (D H T E). Vul de uitkomst in.

1490 + 2525 = 4015 625 – 565 = 60


1683 + 708 = 2391 565 – 278 = 278 287 want 287 + 278 = 565
1040 + 985 = 2025 5328 – 3980 = 1348
3863 + 3795 = 7658 1875 – 1685 = 190
1685 + 1875 = 3560 3863 – 1795 = 2068

Opdracht 6: Verzamelingen

1. Teken de verzameling A met daarin de namen van 10 kinderen uit onze klas.
Teken in de verzameling A de verzameling B met daarin de meisjes.
Teken in de verzameling A de verzameling C met daarin de jongens.

...

4. Jan ... is ouder dan ...

Volg het voorschrift en teken de pijl tussen


Jan en Hilde? Welk koppel kan je vormen?

Bea Hilde

GROOT WORDEN – WERKBOEK 279


CASUS

PAGINA VAN CHIROSITE: PROGRAMMA SPEELCLUB OKTOBER 2007

Hallowww Senne, Wout, Max, Thomas, Jef, Jelle, Maarten, Tim, Bart, Jules, Louis, Koen en Jolan!

Hiero het programmo van de maando oktobero. Het programmo van novembero komto latero!

7 oktober

Vandaag trekken we het bos in. Haal je slechte kleren maar uit de kast, want we zullen heus niet op
het wandelpaadje blijven lopen. We bouwen verder aan ons kamp en spelen een super-de-lux bos-
spel. Lopen, rennen, springen, vliegen, vallen, opstaan, en weer doorgaan!

14 oktober

De leiding daagt jullie uit! Kunnen jullie het Speelclub-mysterie oplossen? Daarvoor zullen jullie
enkele moeilijke/zware/uitputtende/… opdrachten moeten volbrengen. Durven jullie deze uitda-
ging aan te gaan? Indien het jullie lukt, staat jullie eeuwige roem te wachten. Zoniet, dan mogen
jullie ons lekker verwennen.

21 oktober

Weg van de Chiro: We maken de schaatsbaan onveilig met onze supersnelle schaatspassen, onze
oorverdovende Chirokreet, en ons overweldigende zangtalent. We zoeken nog enkele lieve mama’s
en papa’s die ons naar de schaatsbaan willen voeren.

28 oktober

Woehahahaaaaaa …, griezels, geesten, spoken en pompoenen … Vandaag vieren we Halloween! Zet


je masker op en trek je griezelkostuum aan, we verwachten je in ons duister speelclublokaal. Lukt
het jullie om in de duisternis geheime goederen te verhandelen?

Tot ‘7 oktober-om-2-uur-er-al-volop-naar-uitkijkend’ ziens!

De leiding

GROOT WORDEN – WERKBOEK 280


CASUS

EEN DAG IN DE KLAS VAN MAX: HET 3DE LEERJAAR VAN BASISSCHOOL DE
VLINDERTUIN

Zoals elke maandag start juf Nele de les met een klasgesprek in de kring, achteraan in de klas. De
leerlingen mogen naar hartelust vertellen over de activiteiten die ze gedaan hebben tijdens het voor-
bije weekend. De klassiekers komen elke week terug: naar de jeugdbeweging, gaan logeren bij
papa, op bezoek bij oma en opa, het beoefenen van de hobby, ... Toch hecht juf Nele veel belang aan
dit onthaalmoment. Op deze manier toont ze haar betrokkenheid naar de kinderen toe en zorgt ze
voor een positieve, gemoedelijke start van de week.

Gezellig dicht bij elkaar in de kring, vertelt juf Nele de parabel over de vader en zijn twee zonen:

Kort samengevat: Een vader had twee zonen. De jongste zoon vroeg aan zijn vader zijn deel van de erfe-
nis en hij ging weg naar een ver land, waar hij al zijn centen uitgaf. Toen al zijn centen op waren, ging
hij terug naar zijn vader. Op het ogenblik dat hij zijn vader zag, liep hij snel naar hem toe, viel hem om
de hals en kuste hem. De vader zei tegen zijn knechten dat ze de mooiste kleren moesten halen voor zijn
jongste zoon, dat ze een kalf moesten slachten en een feest organiseren, want zijn zoon was teruggeko-
men. Toen de oudste zoon thuis kwam, hoorde hij muziek. Hij vroeg aan één van de knechten wat er
aan de hand was. Die antwoordde dat de jongste zoon was thuisgekomen en dat zijn vader een kalf had
geslacht omdat zijn zoon gezond en wel terug was gekomen. De oudste zoon werd kwaad en wilde niet
binnenkomen. Hij zei tegen zijn vader: “Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u
overtreden, maar mij heeft u nog nooit een kalf gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu
die andere zoon is thuisgekomen, die al uw geld heeft opgedaan, heeft u voor hem een kalf geslacht.”
Daarop zei de vader: “Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat ik heb is van jou. We moeten feestvieren
en blij zijn, want die broer van je was verloren en is teruggevonden.”

De leerlingen zijn aangegrepen door het verhaal. Al snel volgen enkele reacties. Zo roept Senne:
“Juf, da’s toch niet eerlijk. Die jongen is stout geweest want hij had al zijn geld opgedaan en toch
krijgt hij een feest als hij terugkomt.” Waarop Marie zegt: “Ja, als ik stout ben, dan krijg ik straf.”
“Ja, en die andere zoon die braaf is, krijgt geen feest”, zegt Leentje verontwaardigd, “dat is toch erg
voor hem.” Juf Nele vraagt of de kinderen van mening zijn dat de vader boos moet blijven op zijn
jongste zoon en hem niet meer mag binnenlaten. Daarop zegt Maarten dat mama’s en papa’s niet
te lang boos mogen zijn op hun kinderen, omdat je elkaar graag moet zien. Max sluit daarbij aan:
“Ja, je moet lief zijn voor elkaar, ook al heb je iets fout gedaan.” “Je moet elkaar kunnen vergeven”,
voegt Romi er aan toe. Vervolgens schrijft juf Nele op twee gekleurde fiches ‘lief zijn voor elkaar’ en
‘vergeven’. Deze fiches worden opgehangen op het prikbord, naast de andere waarden ‘eerlijk zijn’,
‘elkaar helpen’ en ‘iedereen is gelijk’ die in de vorige godsdienstlessen aan bod gekomen zijn.

In de rekenles wordt er vandaag gestart met het thema ‘inhouden, maten en gewichten’. Juf Nele
heeft allerlei materiaal meegebracht naar de les, waaronder een maatbeker, een keukenweegschaal,
een ei, twaalf dezelfde zoutvaatjes uit de taverne van haar ouders en een pak zout. Senne roept:
“Gaan we koken?” Jammer genoeg moet juf Nele hem teleurstellen.
Terwijl juf Nele de materialen klaarzet op de tafel, vraagt ze aan Marie, die aan de andere kant van
de tafel zit, om een handje toe te steken: “Marie, wil je die spullen wat naar links verplaatsen?”
Daarop vraagt Marie: “Welke links: links voor u juf, of links voor mij?” Wanneer al het materiaal
klaar staat, kan de rekenles beginnen.

Juf Nele neemt het pak zout en zet het op de weegschaal, die geeft ongeveer 1000 gram aan. Jules
merkt op dat op de verpakking van het zout niet 1000 gram vermeld staat, maar wel 1 kilogram. Dit
is een pientere opmerking, juf Nele bevestigt dat 1 kilogram gelijk is aan 1000 gram. Ze vraagt ver-

http://nl.wikipedia.org/wiki/De_verloren_zoon_(Bijbel)

GROOT WORDEN – WERKBOEK 281


CASUS

volgens aan de leerlingen hoeveel zoutvaatjes ze zal kunnen vullen met dat ene pak zout. Max
vraagt enthousiast: “Mag ik dat eens proberen?” Hij gaat vooraan in de klas staan en vult de zout-
vaatjes één voor één met het zout uit het grote pak. “Juhuff, je kan tien zoutvaatjes vullen met dat
pak zout”, roept Max. “Ja, en we hebben zojuist op de weegschaal gezien dat in dat pak zout 1000
gram zout zit, hoeveel gram zout kan er dan in één zoutvaatje?”, vraagt juf Nele. Marie roept luid-
keels: “100 gram!” Ter controle mag ze elk zoutvaatje op de weegschaal zetten. Maar, de zoutvaatjes
wegen heel wat meer dan 100 gram. Dit begrijpt Marie niet. Jules ziet het probleem echter wel: “Je
weegt nu niet alleen het zout, maar ook het glazen zoutvaatje, daarom weegt dat samen meer dan
100 gram.”

De toon voor de les over ‘inhouden, maten en gewichten’ is gezet. Via allerlei leuke doe-opdrachtjes
(zit er in vijf gevulde zoutvaatjes evenveel zout als in een half pak zout?, hoeveel zoutvaatjes moeten
we vullen opdat er nog 400 gram zout in het pak zout zou overblijven?; weegt een ei meer dan een
halve kilo zout?, ...) maken de leerlingen verder kennis met het thema. Na de speeltijd vat juf Nele
de leerstof kort samen en mogen de leerlingen individueel de oefenblaadjes over deze leerstof
oplossen. Opmerkelijk is dat enkele kinderen een flesje water op de bank hebben staan. Het school-
reglement verbiedt echter om te eten en te drinken tijdens de les. Bij juf Nele in de klas mogen de
kinderen daarentegen wel water drinken. Juf Nele is van plan om dit aan te kaarten op de volgende
personeelsvergadering: Het drinken van water wordt volop gepromoot op school, waarom zouden
de leerlingen dan ook niet tijdens de les water mogen drinken? De lucht in de klas is al zo droog. Op
het einde van de rekenles deelt juf Nele de toets uit die de leerlingen vorige week gemaakt hebben.
En wat zijn de leerlingen benieuwd naar hun eigen punten, maar ook naar die van de anderen. Er
wordt naar elkaars testen gekeken en gevraagd: “Hoeveel heb jij?”

De taalles staat in het teken van enkele en dubbele medeklinkers. Juf Nele heeft een heuse spelling-
quiz georganiseerd. De kinderen mogen per drie gaan zitten en een naam bedenken voor hun
ploegje. De ploegnamen variëren van ‘De stoere binken’, over ‘Mega Mindy’, tot ‘De puppies’. Juf
Nele heeft voor de quiz zelfs een powerpointpresentatie gemaakt. Die wordt geprojecteerd op het
witte projectiescherm dat voor de gelegenheid in de klas is gezet. De quizvragen worden één voor
één getoond, en de leerlingen moeten het juiste antwoord op een blaadje schrijven.

Een greep uit het aanbod van quizvragen:


– Elke week gaan wij zwe en. (m/mm)
– Mama drinkt heel veel ko ie. (f/ff)
– In de tu el rijden veel auto’s. (n/nn)
– In de we eld is er veel oorlog. (r/rr)
– Heb jij het nu er van Pieter? (m/mm)

Na de quiz worden de goede antwoorden overlopen en de quizploegjes moeten elkaars antwoorden


corrigeren. Het is een nek-aan-nek-race tussen ‘Mega Mindy’ en ‘Wij zijn de max’, maar uiteinde-
lijk sleept ‘Mega Mindy’ de meeste punten in de wacht. Als beloning krijgt elk groepslid van ‘Mega
Mindy’ een postkaart. Hier zijn ze heel blij mee. Normaal krijgen ze pas een postkaart als ze vijf
stickertjes verzameld hebben. Een stickertje krijgen ze als ze een 10 op 10 halen op een toets, of als
ze alles netjes in hun schoolagenda hebben genoteerd, of...

Na de middagpauze volgt er een les wereldoriëntatie. Voor deze les hebben de leerlingen thuis een
opdracht moeten maken. Ze moesten op zoek gaan naar prentjes over de vier seizoenen: lente,
zomer, herfst en winter. In de les krijgen de leerlingen eerst even de tijd om in groepjes van twee
hun prentjes te ordenen per seizoen. Ondertussen tekent juf Nele op het bord vier grote vlakken.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 282


CASUS

Elk vlak is voor één seizoen bestemd. De leerlingen mogen nu elk hun eigen prentjes in de pas-
sende vlakken hangen op het bord. Ze moeten vervolgens aan de ganse klas uitleggen waarom een
bepaald prentje bij een bepaald seizoen hoort. Op deze manier leren de leerlingen de typische ken-
merken van de verschillende seizoenen kennen.

Naar het einde van de les toe, wordt het wat rumoeriger in de klas. Na de les WO staat immers
zwemmen op het programma, wat de meeste kinderen heel erg leuk vinden. Heel wat kinderen uit
de klas kunnen al aardig zwemmen. In het zwembad zie je kinderen zowel schoolslag als crawl
oefenen, en niet alleen op hun buik maar sommigen ook op hun rug. Er wordt ook geëxperimen-
teerd met watertrappelen en met het duiken naar voorwerpen. Slechts enkele leerlingen durven
nog niet zelfstandig in het diep te zwemmen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 283


PAGINA UIT DE SCHOOLAGENDA VAN MAX
CASUS

Maandag 17 september Donderdag 20 september


…WO….. .......... - prentjes zoeken over de seizoenen …........ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................

GROOT WORDEN – WERKBOEK


…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
Dinsdag 18 september Vrijdag 21 september
..Taal… .......... - nieuwe woordenschat leren : p. 15........... …………... ........….Schoolreis naar Technopolis.........................
…………... .......... - toets rekenen verbeteren………..………............. …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
Woensdag 19 september Opmerkingen
… Rek… ..............- tafels van 5 en 10 herhalen....................... …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
J
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................
…………... ……………………………………………………........................................ …………... ……………………………………………………........................................

284
CASUS

ENKELE OBSERVATIES OP DE SPEELPLAATS VAN BASISSCHOOL DE VLINDERTUIN

– “3......2......1............START!” Enkele ‘groten’ – dit zijn kinderen uit het 4de, 5de en 6de leerjaar –
lopen weg van de startplaats om de ‘kleinen’ te tikken - dit zijn kinderen uit het 1ste, 2de en 3de
leerjaar. Vooraleer ze een richting uitlopen, turen de ‘groten’ over de hele speelplaats op zoek
naar de ‘kleinen’. Als ze eenmaal iemand opgemerkt hebben, lopen ze naar dat kind toe en trach-
ten het te vangen. Eens gevangen, moet je naar de ‘gevangenis’. Daar zorgen twee bewakers
ervoor dat de andere kinderen je niet bevrijden. Een ‘gevangene’ kan immers bevrijd worden, als
hij wordt aangetikt door iemand anders van zijn ploeg. Als alle ‘kleinen’ gevangen zijn, worden
de rollen omgedraaid. Nu lopen de ‘groten’ weg, en moeten de ‘kleinen’ de ‘groten’ proberen te
vangen. Tikkertje ‘groot en klein’ is een erg geliefd spel in De Vlindertuin.

– Onder de luifel zijn enkele kinderen druk in de weer met hun stickerverzameling. Gitte heeft van
haar mama nieuwe stickervellen gekregen, waaronder enkele dubbelen zitten. Die wil ze op
school ruilen tegen andere stickers. Evi toont trots enkele stickers die ze zelf gemaakt heeft met
haar ‘stickerstudio’. Als de anderen een keertje bij haar komen spelen, dan mogen ze ook zo’n
sticker maken met haar stickerstudio. Gitte is helemaal onder de indruk. Misschien moet ze ook
maar eens een stickerstudio vragen voor haar goed rapport of aan Sinterklaas.

– Jonas (10 jaar) zit, zoals gewoonlijk, in stilte een boek te lezen op een bank. Hij is een echte boe-
kenwurm. Momenteel leest hij ‘Harry Potter en de vuurbeker’. Af en toe kijkt hij rond naar de
andere kinderen uit zijn klas, naar de dingen die zij doen. Een aantal onder hen speelt voetbal, en-
kele anderen trefbal. Deze activiteiten lijken Jonas niet te interesseren. Hij gaat niet meespelen,
want hij is niet zo sportief aangelegd. De andere kinderen uit zijn klas komen Jonas ook nooit vra-
gen of hij met hen wil mee spelen.

– Enkele meisjes uit 3B springen met het grote springtouw: “In..spring..Marie..spring..in, uit..
spruit..Marie..spring..uit.” Opeens ontstaat er ruzie. Leentje blijft tijdens haar beurt met haar
voet hangen achter het springtouw, waardoor het springtouw valt en zij er aan is. Zij steekt de
schuld echter op Lotte, die volgens haar niet goed kan draaien met het touw. Leentje is boos en wil
een nieuwe kans. Britt, die het meestal voor het zeggen heeft bij de meisjes uit 3B, zegt daarop:
“Leentje, als je niet tegen je verlies kan, moet je maar ergens anders gaan spelen.” Daarop gaat
Leentje boos weg, Jana, haar vriendinnetje, volgt haar.

– De kinderen van 5A spelen trefbal. Er worden twee ploegen gevormd. Elke ploeg heeft een kapi-
tein die beslist wie in zijn ploeg komt. Er wordt heftig gediscussieerd over wie bij wie in de ploeg
mag: wie is er snel?, wie kan er goed raak gooien?, wie is er doorgaans als eerste aan?, ... Zoals
meestal, worden Lore en Stefanie pas als laatste gekozen. Bij de scholencross waren ze ook al laat-
ste en voorlaatste. Ze staan er beteuterd bij.

– Max en zijn vrienden zijn verzot op knikkeren. Met de kleine knikkers proberen ze beurtelings de
grote knikker te raken. De beste van de dag wordt de knikkerkampioen. Vandaag lijkt Laurens de
gelukkige te zijn. Hij heeft tot nu toe al de meeste spelletjes gewonnen. Tot Max opmerkt dat Lau-
rens vals speelt. Hij blijft niet achter de startlijn staan. Hij zet zijn voet altijd een halve meter
vooruit, waardoor hij dichter bij de grote knikker staat en dus beter kan richten. Max vindt dit
allesbehalve eerlijk en er ontstaat ruzie. Door de ruzie merken de knikkerliefhebbers niet dat er
een wind is opgekomen die de knikkers over de hele speelplaats heeft verspreid. Nu moeten ze de
knikkers overal gaan zoeken.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 285


CASUS

– Enkele meisjes, waaronder Mara, tekenen met stoepkrijt figuren op de speelplaats. In de rekenles
hebben ze geleerd over de vlakke figuren. De meester heeft toen een schilderij getoond uit de
kubistische periode van Picasso. Dat schilderij bestond uit allerlei vlakke figuren. De meisjes wil-
len nu zelf ook zulke kubistische schilderijen maken met gekleurd krijt op de speelplaats. Mara
tekent een konijn, bestaande uit allerlei vlakke figuren: drie- en vierhoeken, cirkels, rechtkhoe-
ken, een ruit, ...

Kubistische tekening van Mara: ‘Het konijn’

– Op de speelplaats werden enkele figuren getekend met witte verf: een hinkelpark, een fietspar-
cours, een trefbal- en een basketbalveld. In het hinkelpark spelen vooral meisjes. Ze springen dan
op één been van het ene naar het andere vlak, de cijfers volgend. Soms lopen de kinderen ook
gewoon om ter langst op de witte lijnen van het fietsparcours, het trefbal- of basketbalveld, om te
kijken wie het best zijn/haar evenwicht kan bewaren en het verst kan geraken.

– Wat verderop zitten enkele jongens en meisjes samen in een kring. Ze spelen doen, durven of
waarheid. Bij durven kunnen ze kiezen uit drie opdrachten waarvan ze één opdracht moeten
doen, bijvoorbeeld ‘verstop de boekentas van een klasgenoot’, ‘loop over de speelplaats en roep:
“Ik ben zoo machoo”’, of ‘ga de juf een gelukkige verjaardag wensen, terwijl die helemaal niet
jarig is’. Bij doen krijgen ze één opdracht die ze moeten uitvoeren, bijvoorbeeld ‘ga vijf jongens
en vijf meisjes uit de andere klas elk drie kussen geven’. Bij waarheid moeten ze een vraag eerlijk
beantwoorden, bijvoorbeeld “Wie vind jij het mooiste meisje van de klas?”

– Helena zit in het 5de leerjaar. Tijdens de speeltijd vertoeft ze meestal in het bijzijn van de juf die
bewaking houdt op de speelplaats. Ze praat met de juf over haar mama en papa, over haar stief-
papa en halfzusje, over de nieuwe vriendin van haar papa. Regelmatig speelt ze ook met de kind-
jes uit het eerste leerjaar, maar met haar eigen klasgenoten trekt ze minder vaak op.

– Bij Jasmine (7 jaar) wordt het afval thuis niet zo strikt gesorteerd. Het gebeurt wel vaker dat er een
brikje of een bananenschil bij het restafval belandt. Op school wordt er wel gesorteerd, maar ook
hier gooit Jasmine haar bananenschil bij het restafval. Hierop reageert Sandrine (7 jaar) fel: “Jas-
mine, wat doe jij nu? Bananenschil moet in de groene container, zegt de directeur.”

– ‘RRRRRRRRRRiiiiiiiiiiiinnnnnngggggggggg...’ De bel gaat. De kinderen lopen naar hun klasrij.


Daar nemen ze plaats van klein naar groot, zoals in de turnrij.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 286


CASUS

BINNENPOST UIT 2 STV

In de klas van Laura is de klasverantwoordelijke, Marije, op het idee gekomen om in de klas een
brievenbus te plaatsen voor binnenpost, zodat de klasgenoten elkaar briefjes kunnen sturen. Dit
idee wordt positief onthaald in de klas en er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de binnenpost.
Hieronder vind je enkele briefjes die de voorbije weken via de binnenpost verstuurd werden.

Heey Marije, ga je strx na school mee op de markt een ijsje eten? Ik zeg thuis wel dat ik
mijn bus gemist heb J. Ik vraag aan Rob en Lander of zij ook zin hebben om mee te
gaan. Doeii, Zita.
Hoi Steffie, ik mag niet mee naar het optreden van The Kooks en mama
heeft niet eens een deftige reden gegeven. Maar ik ga toch gaan, wat
denkt die wel. Ik ga al wekenlang wandelen met de hond van de buren
om dat ticket te kunnen betalen. Voor die ene keer dat Luke en co naar
België komen. Ik zeg thuis wel dat ik bij jou op bezoek ga die avond.Ik kijk
er zo erg naar uit.Laura xx

Dag Laura, kom je zaterdagnamiddag naar het skatepark? We gaan onze nieuwe
skatekunsten tonen. Hopelijk tot dan, x-je Toon.

Stijn, heb je dat ook gehoord? De Boesmans was vergeten dat hij vandaag
een toets ging doen, maar Stefan moest hem er zo nodig aan herinneren,
de strever. Ik bakte er niks van, omdat ik gisteren geen tijd heb gehad om
mijn les te leren. ’t Was extra voetbaltraining, omdat we zondag een
belangrijke match spelen. Waarom moest die sullige Stefan nu zo stom
zijn om er iets van te zeggen? Dat is er over. Zouden we hem niet eens een
lesje leren? Je-weet-wel-wie.

Hoi Kaat. Olala, heb je Tina’s nieuwe look vandaag al opgemerkt? Ze


is precies in een pot roze verf gevallen. Sinds wanneer is roze in?
Man, dat die zo over straat durft te lopen. Zo ga ik nooit het huis uit,
ik zou me doodschamen.

Hey Sofie, mijn zoektocht naar mijn echte ouders heeft tot nu toe niet veel opgele-
verd. Ik weet eigenlijk niet waar ik moet beginnen. Met mams en paps, allé je weet
wel, Ivo en Griet, kan ik er niet over spreken. Ze willen er niet van horen. Ik heb
de voorbije dagen al gesurfd op het internet, maar hoe moet het nu verder. Ik wil
mijn echte mama en papa leren kennen.
Help mij, Tabitha

GROOT WORDEN – WERKBOEK 287


CASUS

Lieve Stijn, ik zou het fijn vinden als je op vrijdag naar de dansavond
zou komen. Liefs, Kaat.

Dag Zita, pff…altijd dat leren en studeren. Thuis zagen ze dat ik beter
mijn best moet doen voor school. Ik doe genoeg mijn best, maar de lessen
interesseren me niet. Ik zou veel liever iets met mijn handen doen. Als ik
dat thuis zeg, dan lachen ze daar mee.Wat moet ik nu doen? Rob.

Yo Toon. Aan welke skatemove wagen we ons zaterdag? Mij lijkt da


wel zalig om zo eens op of over ne autoband te jumpen. Ik ga eens kij-
ken of we thuis zo’n band hebben liggen. Skatefreak Lander.

Hey Toon, ik moet van’t weekend weer naar onze pa. Ik wil echt nie gaan, want die
nieuwe vriendin is een bitch. Ik moet van haar constant karweitjes opknappen: de
auto kuisen, het gras maaien, de afwas doen, ... En als ik dan eens de muziek wil
opzetten, is het boel. Want oh ja, daar krijgt zij hoofdpijn van. Geen smaak dat die
heeft. En het toppunt: haar dochter heeft mijn kamer ingepalmd met haar poppen,
haar teddyberen, … . De reactie van onze pa z’n vriendin was: dat felgekleurd speel-
goed steekt toch schoon af tegen die donkere spullen van jou. En ja, onze pa, die zegt
daar natuurlijk nix van. Pff, heujh heujh, weekend … Ik zal er dus waarschijn-
lijk niet bijzijn op het skatepark zaterdag, want voor skaten vindt ze mij dan weer
veel te jong, dat is oh zo gevaarlijk. Maar wacht maar, volgende zaterdag sta ik er
weer met een nieuwe skate-stunt. Ge zult versteld staan. DeJasper

Aan Lisa, help, ik heb een puist. Ga je straks mee naar de winkel zo van die
bruine creme kopen om er op te smeren. Iedereen zit maar naar die puist
te staren, dus ik wil hem zo gauw mogelijk verbergen. En net nu Stijn vrij-
dag misschien naar de dansavond komt. Snif snif, Kaat.

Hoihoi Steffie, welke muziek vind jij de max? Ik ben van plan om een
nieuwe CD te kopen, maar ik weet nog niet precies welke. Ge hebt van-
daag een megacoole broek aan seg. Waar heb je die gehaald? Trou-
wens, binnenkort kom ik ook naar de hiphop, want dat lijkt me echt
wel tof, en dan zie ik jullie ook in het weekend. Groetjes, Tina.

Hey Laura, straks hebben we LO. Lisa en ik willen dat missen en naar het
jeugdhuis gaan. Ga je mee? Gewoon ff daar wat rondhangen, iets
drinken, wat babbelen ... Greetz, ‘stoute’ Steffie.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 288


CASUS

Hela Steffie, weet jij al wat je zaterdag zal aantrekken voor de verjaar-
dagsfuif van Marije? Ik heb nog geen idee. Ik vind niets geschikts in mijn
kast. En ik wil zeker niet uit de toon vallen, want de halve klas zal er zijn.
… Ook Toon . Zou hij mij leuk vinden? Groetjes, Laura

P.S.:Oh ja, ik ga straks tijdens LO mee naar het jeugdhuis.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 289


CASUS

NOTA IN DE SCHOOLAGENDA VAN LAURA

Beste ouders,

Wij verwachten Laura aanstaande woensdag 26/09 in de strafstudie (13.00u.-14.40u.) wegens haar onge-
wettigde afwezigheid tijdens de les LO op donderdag 20/09.

Met vriendelijke groeten, de klasleerkracht Marleen Monsieurs.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 290


CASUS

REACTIE VAN LAURA’S OUDERS OP DE NOTA IN HAAR SCHOOLAGENDA

Voor mama Kristien is de nota in Laura’s schoolagenda een donderslag bij heldere hemel. Op
Laura’s gedrag heeft ze vroeger nooit iets aan te merken gehad. Dat is heel wat anders dan bij de
tweeling die zich echt kunnen gedragen als kat en hond. En nu dit ... spijbelen!?! Dat vindt ze hele-
maal niets voor Laura. Kristien houdt haar hart vast voor wat zal volgen: roken, drinken, drugs, ...?
En waarom heeft Laura haar niets verteld over dat spijbelen? Vroeger konden ze zo goed met elkaar
opschieten, toen vertelde Laura haar werkelijk alles. En nu moet Kristien zulk nieuws via de school-
agenda vernemen. Wat is dat toch met haar dochter? Kristien is echt bezorgd.

Er volgt een hele scène tussen moeder en dochter. Kristien haalt aan dat Laura zich moet houden
aan de regels, dat spijbelen niet kan. Daarop reageert Laura dat haar mama zich niet moet moeien
met haar leven, dat ze zelf beslist wat ze doet. Het geruzie escaleert, en Laura trekt met slaande deu-
ren naar haar kamer.

Papa Johan tilt minder zwaar aan Laura’s spijbelgedrag. Hij keurt dit zeker en vast niet goed, maar
hij erkent ook dat Laura nog jong en onbezonnen is. Hijzelf was ook geen modelleerling geweest op
school. Hij had best wat kattekwaad uitgespookt. Zo had hij eens het brandalarm laten afgaan, wat
hem meer dan één strafstudie had gekost. Ach ja, ze hadden het toen toch maar voor elkaar gekre-
gen dat de hele school dankzij hen een uurtje minder les had.

Kristien is blij dat Laura op schools vlak verder geen problemen heeft. Laura is een gemiddeld pres-
terende leerlinge, en ze doet over de ganse lijn goed haar best. Kristien hoopt dat dat zo zal blijven,
want de laatste tijd staat Laura’s computer constant aan als ze studeert, wat haar erg kan afleiden.
Kristien vindt echter niet dat ze het gebruik van de computer op Laura’s kamer kan verbieden,
omdat jongeren van vandaag voor hun schoolwerk sterk afhankelijk zijn van een computer. Maar
daarnaast zit Laura ook vaak muziek te beluisteren op haar computer terwijl ze studeert. Dat baart
Kristien meer zorgen: “Met die muziek aan kan Laura zich toch onmogelijk concentreren op haar
studiewerk.”

Kristien vraagt zich verder af of er naast dat spijbelen nog zaken zijn die Laura voor haar verborgen
houdt. Zo was er vorige zaterdag een optreden van Laura’s favoriete popgroep in de stad. Kristien
en Laura hadden hier talrijke discussies over gehad. Laura wilde erg graag gaan en haalde steeds
nieuwe argumenten aan om haar mama te overtuigen, maar Kristien had het been stijf gehouden.
Laura mocht niet gaan. Achteraf vroeg Laura of ze als alternatief die avond bij Steffie film mocht
gaan kijken. Daar had Kristien geen probleem mee. Laura was die avond echter veel later thuis dan
verwacht, en haar kleren verspreidden een geur van sigaretten. Toen Kristien Laura om uitleg
vroeg, zei die dat de vader van Steffie rookte. Achteraf polste Kristien bij Mara. Mara wist dat Laura
toch naar het optreden was geweest en dus gelogen had tegen haar mama, maar ze had Laura
beloofd om niets te zeggen. Kristien eiste echter dat Mara eerlijk zou zijn. Indien niet, dan zou
Mara het nieuwe knutselsetje dat Kristien haar beloofd had, niet krijgen.

Kristien begint ook te twijfelen of het aannemen van Lise wel zo’n goed idee is geweest. Lise is een
lief kind, dat is het probleem niet. Ze kan supergoed overweg met Lars, ze is een speelkameraadje
voor Mara en Max, en een goede vriendin voor Laura. Maar hoe ze er soms bij loopt: gekleed in
zwarte jurkjes of spannende jeansbroeken, haar ogen zwart geschminkt, met donkerroodgeverfde
haren, een hele reeks kettingen rond haar hals en talrijke bandjes rond haar arm. En Laura? Die
kijkt enorm naar Lise op. Eens had Laura Lises mascara mogen uittesten. Kristien vond dat Laura er
toen bij liep als een vampier. Wat reageerde Laura heftig op die uitspraak van haar mama… Op
Laura’s uiterlijk mag Kristien blijkbaar niet al te veel commentaar leveren. Ach, Kristien hoopt
maar dat er binnenkort geen tweede Lise in huis zal rondlopen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 291


CASUS

FRAGMENTEN UIT HET DAGBOEK VAN LAURA

Liefste dagboek,

Groot nieuws: Ik heb mama en papa overtuigd om Plan-ouder te worden. Super! Door die mensen ginder
elke maand wat geld te geven, kunnen zij een beter leven leiden. Met onze klas hebben we ook zo’n Plan-
kindje, een jongen van 11 jaar uit Cambodja. Ik heb me kandidaat gesteld om hem af en toe een briefje te
schrijven, zodat hij ons leert kennen en wij hem.

De leerkracht godsdienst zoekt nog enkele jongeren die mensen in de winkelstraten willen informeren over
Plan België. Dat lijkt me wel wat. Ik heb al heel wat gelezen over de problematiek in die ontwikkelingslan-
den. Wij gaan die problemen ginder nooit helemaal kunnen oplossen, want er zijn zoveel oorzaken ... uit-
buiting, werkloosheid, oneerlijke handel ... maar dit is een begin. Later zou ik ook graag eens ter plaatse
gaan kijken naar de projecten van plan België en mijn steentje bijdragen. Ik vind het fantastisch hoe ook
bekende mensen zich inzetten voor goede doelen zoals Angelina Jolie bijvoorbeeld.

Ik ga nog wat studeren. Morgen een belangrijke toets voor Frans. Ben al zenuwachtig, want die van Frans
dit jaar stelt megahoge eisen. Maar ik ga er echt hard voor werken. Ik wil laten zien dat ik het kan. Ik wil
goed mijn best doen voor school, zodat ik later een toffe job heb. Wat precies, dat weet ik nog niet. In ieder
geval niet dat honden uitlaten, dat was goed voor even, maar zeker niet voor altijd.

Daarna nog even de Fancy lezen. Ik heb hem uitgeleend van Lise, tof eh! Vooral het Vrijen & Jij-dossier en
het fashion-gedeelte zijn zalig om te lezen. Wat zien die modellen er allemaal knap uit, zag ik er ook maar
zo uit.

Liefs, Laura

Liefste dagboek,

Net met ons mama naar de winkel geweest ... een nieuwe fles deodorant gekocht en mijn eerste BH! Mama
was zo fier op mij. Ze schreeuwde doorheen heel de winkel: “Lauraatje, hier is het rek met de kleinste
maten”, en ondertussen maar zwaaien met die BH’s. Oh, wat schaamde ik mij. Ik kon wel door de grond
zakken.

Mijn eerste BH heb ik al, nu nog mijn maandstonden en ik ben een echte vrouw. Ons mama denkt dat het
niet lang meer zal duren. Jammer, want dat lijkt mij toch maar lastig zo ongesteld zijn. Ons mama zegt
altijd dat ze dan buikpijn heeft en je moet dan met zo’n banden in je onderbroek rondlopen. Ach ja, het
hoort er bij zeker. Ik wacht er ook een beetje op, want Steffie en Lisa hebben ze al. Dus eigenlijk mag het bij
mij toch ook wel komen. Dan ben ik zeker dat ik normaal ben.

Steffie en ik hebben afgesproken om op haar verjaardag onze haren te kleuren met een kleurenshampoo. Ik
heb er lang over nagedacht. Van mama en papa mag het niet, maar ik wil het zelf heel graag. Daarom heb
ik beslist om het toch te doen. Ben benieuwd naar hun reacties. Nog twee weekjes wachten...

Grtz, Laura.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 292


CASUS

Liefste dagboek,

Net terug van de orthodont ... de volgende maanden, misschien zelfs langer dan een jaar zei de orthodont
(oh help!), zitten er zo van die vieze grijze blokjes op mijn tanden. ’t Is niet om aan te zien. Ik durf echt niet
meer buiten te komen. Hopelijk lachen ze mij niet uit! En wat zal Toon hier van zeggen? Mama vindt het
niet nodig dat ik me zorgen maak over mijn blokjes, zij begrijpt mij niet.

Eigenlijk loopt alles mis. Ik heb strafstudie aan mijn been en mama is echt razend. Ik begrijp wel dat ik
mijn ouders heb teleurgesteld door te gaan spijbelen (maar dat zeg ik hen niet hoor). Ik wilde zelf ook niet
per sé de les LO missen. Maar ik wou niet onderdoen voor Steffie en Lisa. Ze zouden nog denken dat ik niet
durf spijbelen. En ja, voor die ene keer zou dat toch geen kwaad kunnen dacht ik. Fout gedacht dus! Maar
eigenlijk was het best wel spannend zo uit de school sluipen en iets doen wat niet mocht. Als ik dit zou vertel-
len aan ons mama en papa, ze zouden dat niet begrijpen. De sfeer is thuis dus allesbehalve optimaal. Ik
vrees dat ik best nog even kan wachten om hen te vragen of ik een tweede gaatje in mijn oor mag.

Maar ik heb ook goed nieuws. Toon heeft gevraagd of ik zaterdag naar het skatepark kom, yippie! Ik ben
helemaal in de wolken. Echt ne knappe gast. Hij ziet er altijd zo goed uit in zijn skatebroek en skatetrui.
Soms schiet zijn stem door. Zijn vrienden lachen daar mee, maar ik vind dat schattig. Ik hoop maar dat hij
niet terugkrabbelt als hij mij morgen op school ziet verschijnen met die grijze massa in mijn mond. Hoe zal
hij mij nu ooit willen kussen?

Ik ga Steffie en Lisa ook meevragen zaterdag, want alleen durf ik niet naar het skatepark te gaan. Steffie
heeft al eens een vriendje gehad, ik ga haar eens vragen hoe dat bij haar gegaan is. In de lagere school heb ik
een keertje een vriendje gehad, maar dat was toen heel anders: wat samen spelen, elkaar briefjes schrijven.

En ’s avonds is het verjaardagsfuif van Marije. Zou ik Toon op het feestje durven vertellen dat ik een oogje
op hem heb? En wat zal ik die avond aantrekken? Ik wil me echt mooi maken, want de halve klas zal er
zijn. Mama heeft vorige week nog een t-shirtje gekocht voor die fuif. Ze vond dat het me beeldig stond. Ja
help: het was een mega-kinderachtig t-shirt. Zo verschijn ik niet op die fuif hoor. Ze zouden nogal lachen.
Nee hoor, ik wil een topje aandoen. Ik kan het onder dat t-shirt dragen en zodra ik hier de deur uit ga, trek
ik dat t-shirt uit. Voor de fuif hebben we nog bij Lisa afgesproken, om ons mooi te maken met make up en
glitters.

Ik heb nog steeds niets beslist over de tennis: doorgaan, of ophouden en gaan dansen? Thuis vinden ze dat
ik volop voor tennis moet gaan, omdat ik het nu al zo ver gebracht heb en echt talent heb. Ik vind tennis ook
nog steeds leuk, maar ik voel dat ik zo veel mis door niet naar de hiphop te gaan. Op school hebben ze het
vaak over die fameuse dansavonden. En ze vragen of ik ook kom. Ik weet dus echt niet wat ik moet doen. Ik
kan precies bij niemand terecht: de ene zegt dit, de andere dat, maar niemand lijkt mij echt te begrijpen. En
zelf weet ik niet wat het best bij mij past. Stoppen met de tekenschool was op het einde van de lagere school
niet zo’n probleem, die keuze was snel gemaakt, maar deze keer is de keuze heel wat moeilijker. Help.

Ik hou je op de hoogte.

Liefs,

Laura

GROOT WORDEN – WERKBOEK 293


CASUS

VRAGEN BIJ DE CASUS: DE FAMILIE DE RYCKE-


MEULEMANS STELT ZICH VOOR...

1. A. Welke ontwikkelingsfactor beïnvloedt de ontwikkeling het sterkst in onderstaand citaat? Leg


uit.
“Max en Mara zijn een twee-eiige tweeling en zijn chromosomaal dus niet identiek aan
elkaar. Al van in het begin gedroegen ze zich heel verschillend. Terwijl Max een erg actieve
baby was, was Mara de rust zelve.”
B. In de examencasus vind je eveneens voorbeelden terug van de twee andere ontwikkelings-
factoren. Benoem deze factoren en illustreer telkens met een ander voorbeeld uit de casus
‘De familie De Rycke-Meulemans stelt zich voor...’.

2. Het zelfbewustzijn bij Lars manifesteert zich niet alleen op vlak van de persoonlijkheidsontwik-
keling, maar ook op andere ontwikkelingsgebieden. Toon dit aan voor drie verschillende ontwik-
kelingsgebieden met voorbeelden uit de casus.

3. Op het geboortekaartje wordt vermeld: “9 maanden lang hoorde ik mama’s lach. 9 maanden
lang hoorde ik papa’s stem.” Klopt dit? Kan een ongeboren baby de stem van zijn ouders horen?
Leg uit.

4. Beoordeel volgende stellingen: Is de stelling juist of fout? Verantwoord.

A. Laura houdt er van om de kleine Lars te strelen op zijn rugje en buikje. Dit draagt bij aan de
seksuele ontwikkeling van Lars.
Juist / fout
Leg uit:

B. Wat Max zegt en doet in de rekenles toont aan dat hij de conservatienotie beheerst.
Juist / fout
Leg uit:

C. Het feit dat Lars zich bedenkt en liever confituur heeft dan choco, is een voorbeeld van de
orale fase waarbij kinderen erg gevoelig zijn voor wat ze in hun mondje nemen.
Juist / fout
Leg uit:

D. De houding van juf Nele ten aanzien van het drinken van water tijdens de les bevindt zich in
het conventioneel stadium van de morele ontwikkeling.
Juist / fout
Leg uit:

E. Lars ontdekte dat duplo-blokken niet kunnen rollen zoals een balletje. Dit is een voorbeeld
van assimilatie.
Juist / fout
Leg uit:

5. Hieronder vind je enkele fragmenten uit de casus. Geef bij elk fragment aan over welk fenomeen
uit de ontwikkelingspsychologie het gaat. Bij het laatste fragment moet je echter twee fenome-
nen benoemen: één op vlak van de spelontwikkeling en één op vlak van de cognitieve ontwikke-
ling.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 295


CASUS

A. “Ze hielp graag bij het verzorgen, zoals Larsje helpen aankleden en hem de papfles geven.
Ze ontdekte dat Lars echt dol was op melk. Als ze de speen van de fles tegen zijn mondje
duwde, dronk hij gretig. Maar ook als ze de fles omgekeerd gaf, met de onderkant van de fles
bij zijn mondje, en Lars de melk zag, begon hij belust aan de onderkant van de fles te zuigen.
Dit duurde echter nooit lang, want hij merkte dat hij zo geen melk in zijn mondje kreeg. Hij
kwam echter niet op het idee om de speen te zoeken en om de fles dus om te draaien.”

B. “Mara had graag een baby-zusje. Ze probeerde heel braaf te zijn, want dan zou mama vol-
gens haar wel een meisje kopen.”

C. “Nu wil ze zelfs haar haren kleuren, net zoals Lise.”

D. “Juf Jantina heeft opgemerkt dat Lars in de klas ook graag met de telefoon speelt. Hij belt
dan naar zijn oma om te vertellen wat hij in de klas aan het doen is. Steevast beëindigt hij
zijn telefoongesprek door een kusje te werpen naar oma.”

E. “Max verkondigde aan iedereen dat hij Lars zou leren voetballen. Hij was er van overtuigd
dat Lars het voetballen in zich had. Immers, toen Lars slechts drie weken oud was en mama
hem rechthield met zijn voetjes op de verzorgingstafel, begon Lars spontaan te lopen.”

F. “Max besloot dan om samen met Gust batman te spelen in de tuin. Gust was de dief die de
bank overviel en Max was batman. Hij bestrijdde het kwaad in de stad. Hij zette een zwarte
muts op en met zijn go-cart, die dienst deed als batmobiel, raasde hij door de tuin op zoek
naar Gust.”
→ Spelontwikkeling:
→ Cognitieve ontwikkeling:

6. Tijdens het feest voor Lars’ eerste verjaardag komen zijn nichtje Lenne en zijn neefje Gust op
bezoek. In welke ontwikkelingsfase bevindt Lenne zich op dat moment? Leg uit door te verwij-
zen naar vier verschillende ontwikkelingsgebieden.

7. Hieronder vind je twee fragmenten uit de casus. Verklaar deze fragmenten vanuit de opgegeven
ontwikkelingsgebieden.

A. “(...) om dan nog te zwijgen over haar opstandige gedrag en de scherpe taal die ze thuis soms
gebruikt. “Ja, met haar doen we niet meer wat we willen”, gaf mama Kristien aan, “we krij-
gen vaak tegenreacties gepresenteerd. Er zijn al discussies geweest over het uur van slapeng-
aan (“Als ik om half tien moet gaan slapen, dan mis ik de goede tv-programma’s, waardoor
ik de volgende dag niet kan meepraten met de anderen op school.”), over het laten kleuren
van haar haren (“Jij kleurt je haar toch ook mama!”), enzovoort.””
– Cognitieve ontwikkeling
– Sociaal-emotionele ontwikkeling

B. “Hoihoi Steffie, welke muziek vind jij de max? Ik ben van plan om een nieuwe CD te kopen,
maar ik weet nog niet precies welke. Ge hebt vandaag een megacoole broek aan seg. Waar
heb je die gehaald? Trouwens, binnenkort kom ik ook naar de hiphop, want dat lijkt me echt
wel tof, en dan zie ik jullie ook in het weekend. Groetjes, Tina.”
– Persoonlijkheidsontwikkeling
– Sociaal-emotionele ontwikkeling

GROOT WORDEN – WERKBOEK 296


CASUS

C. “Hij stak vanalles in zijn mond, ook niet-eetbare dingen zoals blokjes, de afstandsbediening
van de televisie en zijn knuffelbeer.”
– Cognitieve ontwikkeling
– Seksuele ontwikkeling

8. In het fragment van het pyjamafeestje bij Mara vind je enkele typische kenmerken van lagere-
schoolkinderen terug. Zoek voor elk van onderstaande ontwikkelingsgebieden één voorbeeld in
dit fragment en geef telkens aan over welk kenmerk of fenomeen uit de ontwikkelingspsycholo-
gie het gaat.
– Spelontwikkeling
– Cognitieve ontwikkeling
– Taalontwikkeling
– Sociaal-emotionele ontwikkeling

9. In de fragmenten uit het dagboek van Laura vind je enkele typische kenmerken van adolescenten
terug. Zoek voor elk van onderstaande ontwikkelingsgebieden één voorbeeld in dit fragment en
geef telkens aan over welk kenmerk of fenomeen uit de ontwikkelingspsychologie het gaat.
– Persoonlijkheidsontwikkeling
– Seksuele ontwikkeling
– Cognitieve ontwikkeling

10. Stelling: Bij jongeren zoals Laura die zich in de moratoriumstatus bevinden, verloopt de persoonlijk-
heidsontwikkeling op een ontwikkelingspsychologisch gezonde manier.
Is deze stelling waar of niet waar? Leg uit. Bespreek hierbij de onderlijnde termen uit de stel-
ling: Laura (illustreer haar identiteitsstatus met twee voorbeelden), moratoriumstatus en ont-
wikkelingspsychologisch gezond.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 297


CASUS

CORRECTIESLEUTEL BIJ CASUS: DE FAMILIE DE RYCKE-


MEULEMANS STELT ZICH VOOR …

1. A. Aanleg: Aanleg verwijst naar datgene waarmee het kind geboren wordt, naar de erfelijke
eigenschappen die het kind reeds bij de geboorte heeft meegekregen, zoals bv. tempera-
ment.
B. Milieu: Meerdere mogelijkheden: bv. Kristien die bijles geeft aan Max en daardoor verbete-
ring merkt bij hem; ouders van Mara steken heel wat tijd en geld in Mara’s hobby, tennis;
Johan die maatregelen neemt zodat Lars veilig kan exploreren.
Zelfbepaling: Meerdere mogelijkheden: bv. Laura die talent heeft om te tennissen. Ze wordt
ook thuis en door haar trainer gestimuleerd. Maar nu denkt ze er aan om te stoppen met ten-
nis om voor hiphop te kiezen; uitingen van de koppigheidsfase zoals weigeren melk te
drinken; Mara die liever naar tekenschool gaat dan naar Chiro.

2. Mogelijke antwoorden, 3 is voldoende:


– Taalontwikkeling: “Ikke doe.”
– Motorische ontwikkeling: Zelf eten, zelf aankleden.
– Seksuele ontwikkeling: Zelf beslissen of hij zijn behoeften doet op het potje.
– Sociaal-emotionele ontwikkeling: Weigeren melk te drinken, andere voorbeelden van koppig-
heid.

3. De ongeboren baby kan de stemmen van zijn ouders niet gedurende de volledige 9 maanden
horen. Dit is pas mogelijk vanaf 26 à 28 weken. Voor die periode is er nog geen psychisch leven
bij de ongeboren baby. Vanaf 26 à 28 weken werken de zintuigen van de foetus zoals die van een
voldragen kind en kan hij horen.

4. A. Juist: De seksuele ontwikkeling verwijst naar het verkennen van het lichaam en de daarbij
horende gevoelens. Het heeft te maken met aanraken en aangeraakt worden. Lichamelijk
contact zoals babymassage (bv. Laura die Lars op zijn rug streelt) draagt bij tot de seksuele
ontwikkeling.
B. Juist: Max vult de zoutvaatjes met het zout uit het pak. Hij geeft aan dat er 10 zoutvaatjes
gevuld kunnen worden met het zout uit het grote pak. Hij ziet dus in dat de hoeveelheid zout
niet verandert (er gaat niets weg/er komt niets bij) als hij het zout in andere vormen (= de
zoutvaatjes) giet.
C. Fout: Dit is een uiting van de koppigheidsfase/peuterpuberteit/nee-periode. Er is een con-
flict tussen enerzijds de soms wat overtrokken drang naar zelfstandigheid van de peuter en
anderzijds de blijvende hunker om de liefde van de volwassene zeker niet kwijt te raken. Het
gevolg is dat het kind vaak niet goed weet wat het wil en dat het zijn verwarring vooral uit
door een ‘niet-willen’ van – het ‘nee’ zeggen tegen – hetgeen de volwassene hem voorzegt.
D. Fout: Juf Nele handelt volgens de postconventionele fase. Ze houdt zich niet aan de afspraak
uit het schoolreglement, maar maakt een afweging in functie van een specifieke situatie.
E. Fout: Het blokje rolt niet zoals een balletje. Lars moet zijn denken (d.i. zijn schema over het
blokje) dus aanpassen aan de realiteit. Dit is een voorbeeld van accommodatie. Bij assimila-
tie daarentegen wordt het denken ingepast in de realiteit. Indien het blokje ook rolde zoals
een balletje, dan zou er sprake zijn van assimilatie.

5. A. Gebrek aan objectpermanentie OF zuigreflex


B. Magisch denken
C. Identificatie OF conformisme
D. Egocentrische perspectiefname OF uitgestelde imitatie

GROOT WORDEN – WERKBOEK 298


CASUS

E. Primair lopen
F. Spelontwikkeling: Doen alsof-spel OF coöperatief spel
Cognitieve ontwikkeling: Symbolisch denken

6. Lenne is een kleuter.


– Cognitieve ontwikkeling: Centratie op de hoogte van de taart OF kleuterverwarring: chocola-
detaart wordt door zwarte piet gemaakt (=onlogisch verband)
– Persoonlijkheidsontwikkeling: Taakbereidheid is nog niet aanwezig, start wel een taak
(maken van een slinger), maar werkt ze niet af.
– Morele ontwikkeling: Enkel kijken naar de gevolgen, niet de intentie (vaas is stuk, maar dit
gebeurde per ongeluk) OF mag niet van mama en papa (spiegelgeweten).
– Spelontwikkeling: Doen alsof-spel (moedertje met haar poppen)
OF regelspel
– Taalontwikkeling: Aarzelend spreken (als ze wil vertellen dat Gust de vaas heeft stuk gemaakt.

7. A. Cognitieve ontwikkeling: Laura beschikt over de vaardigheid om abstract te denken (denken


over mogelijkheden, over wat zou kunnen zijn, alternatieven), waardoor ze kritisch staat ten
opzichte van regels die ze vroeger klakkeloos accepteerde/autoritetisfiguren.
Sociaal-emotionele ontwikkeling: Dit voorbeeld geeft uiting aan het feit dat Laura voor de
opdracht staat om los te komen van haar ouders (separatie).
B. Persoonlijkheidsontwikkeling: Conformisme. Dit conformisme heeft hier betrekking op de
smaak op het gebied van kleding en muziek.
Sociaal-emotionele ontwikkeling: Belang van leeftijdgenoten: ze trekken graag op met leef-
tijdgenoten, ook buiten de schooluren/in het weekend.
C. Cognitieve ontwikkeling: Via de mond (zuigen op voorwerpen) leert de baby de wereld ken-
nen (= sensori-motorisch stadium).
Seksuele ontwikkeling: Orale fase: Baby haalt genot uit het zuigen omwille van het zuigen
zelf (bv. zuigen op voorwerpen).

8. Spelontwikkeling:
– Voorbeeld: danspasjes bedenken op liedje
– Kenmerk: bewegingsspel
OF
– Voorbeelden: uitnodigingen maken
– Kenmerk: constructiespel
OF
– Voorbeeld: meisjes richten samen een clubje op/maken samen dansje
– Kenmerk: groepsspel

Cognitieve ontwikkeling:
– Voorbeeld: Gitte is er van overtuigd dat ze, als ze met haar teddybeer slaapt, goed zal slapen.
– o Kenmerk: magisch denken
– o Voorbeeld: liedjes goed kunnen meezingen
– o Kenmerk: associatief geheugen

Taalontwikkeling:
– Voorbeeld: geheimtaal
– Kenmerk: metalinguïstisch bewustzijn
OF
– Voorbeeld: Gitte vraagt wat “Do not enter” betekent. Eerder had Mara dit ook al aan haar papa
gevraagd.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 299


SLOTMODULE

– Kenmerk: Interesse voor vreemde talen


Sociaal-emotionele ontwikkeling:
– Voorbeeld: Mara nodigt enkel meisjes uit/noemt enkel meisjes op.
– Kenmerk: één-sekse-groepjes

9. Persoonlijkheidsontwikkeling: Moeder begrijpt haar (volgens Laura) niet OF ik kan precies bij
niemand terecht = persoonlijke fabel; Blokjes, durft daarom niet meer buiten te komen, bang dat
ze haar zullen uitlachen = imaginair publiek
Seksuele ontwikkeling: Lezen van Vrijen en jij-dossier/ verliefd/ denkt eraan Toon te kussen =
genitale fase
Cognitieve ontwikkeling: Begaan met Plan België en de problemen van de mensen in Derde
Wereld, denkt na over de oorzaken = abstract denken

10. – Waar
Laura bevindt zich in de moratoriumstatus, want ze heeft nog geen definitieve keuzes gemaakt met
betrekking tot de verschillende identiteitsgebieden, maar ze exploreert volop.
Illustratie over Laura:
Interesses: tennis, maar nu misschien hip hop proberen
Relaties: verliefd (ze vraagt zich af of ze dit zou vertellen aan Toon), in de lagere school had ze ook al
vriendje maar ze zegt dat dat toen anders was
Opleidingen/beroep: ze denkt nog aan verschillende mogelijkheden (verpleegster, juffrouw,
psycholoog, dierenarts), maar wat precies dat weet ze niet
Experimenteren met rollen: baantje als hondenuitlaatster, zich inzetten voor plan België
Uiterlijk: haren verven/tweede gaatje/mascara
De moratoriumstatus is voor jongeren zoals Laura een gezonde status. Jongeren zijn op zoek naar
een eigen identiteit en exploreren van verschillende waarden/interessen/perspectieven/… helpt
hen in die zoektocht naar een eigen identiteit.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 300


CASUS

CASUS: MAAK KENNIS MET LISELOT EN HAAR


OMGEVING

Beginsituatie: Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelings-fasen en ontwik-


kelingsgebieden.
Doelen: In deze opdracht zul je verder inzicht verwerven in de verschillende ontwikkelings-
fasen.
Nevendoel: Leren samenwerken met anderen en leren omgaan met zelfevaluatie aan de hand
van correctiesleutels.
Werkvorm: Je zult in een klein groepje van 4 à 6 studenten de casus bespreken en er een aantal
vragen over oplossen. Duid in je groepje een gespreksleider (die de bespreking leidt,
ervoor zorgt dat iedereen aan bod kan komen, anderen onderbreekt indien nodig, de
tijd bewaakt) en een verslagnemer (die de antwoorden noteert) aan. Om de vragen te
kunnen oplossen, zul je informatie in het handboek ‘Groot worden’ moeten opzoe-
ken. Zorg dat je tijdens groepswerk elkaar aanvult, elkaar verbetert, en vooral van
elkaar leert!
Casusmaterialen:
– This is me!!
– Mijn gezinnetje anno maart 2009
– Welkom kleine Liselot
– Naar minicrèche ‘Bezige Bijtjes’
– Enkele opvangkindjes uit minicrèche ‘Bezige Bijtjes’
– Bij de 2,5- en 3-jarigen van juf Kim
– Enkele klasobservaties bij juf Kim tijdens weekthema “Zaaien en plant
– Bij de 5- en 6-jarigen van juf Veerle
– Dagpatroon in de klas van juf Veerle
– Enkele observaties in de klas van juf Veerle
– Enkele uitspraken van de kleuters van juf Veerle
– Weekprogramma boerderijklassen
– Enkele wist-je-datjes op boerderijklassen
– De ervaringen van juf Carina tijdens de boerderijklassen
– Enkele observaties in de lagere school
– Fragment uit het vriendjesboek van Liselot
– Suzie vertelt over haar dochter Liselot
– Enkele berichtjes op facebook
– Krantenkoppen
– Website JOEPIE, rubriek dialoog
– Dagboekfragment
– Babysitten bij Antoon

GROOT WORDEN – WERKBOEK 301


CASUS

THIS IS ME!!

Hoi,
Ik ben Liselot, Lotje voor de vrienden. Ik ben 14 en vandaag 2 weken samen met Jef. Ik heb al een
tijdje een oogje op hem, en sinds twee weken is het aan. Hij is zoooo cute! Ik woon in Rumst, samen
met mijn ouders, mijn broer, mijn zus en onze hond, en ga naar school in Mechelen. Ik zit in het
3de jaar secundair en volg economie. Ik rij elke dag met de fiets naar school, samen met Hanna,
mijn buurmeisje en beste vriendin. We zitten in dezelfde klas. We hebben dit jaar echt een super-
leuke klas. Een heel nieuwe groep. Na het 2de jaar moesten we kiezen in welke richting we verder
wilden, wat voor mij een moeilijke keuze was. Aangezien ik meer wilde leren over hoe je een winkel
of bedrijf draaiende houdt zonder failliet te gaan, leek economie mij een geschikte optie. Ik weet
nog niet of ik later verder wil in deze richting, maar op dit moment lijkt het mij interessant. Ik vind
het vooral belangrijk dat ik nu dingen kan doen die ik leuk vind. Bovendien krijg ik in economie een
heel algemene voorbereiding waarmee ik later nog alle kanten uit kan. Mams en paps hadden liever
dat ik Latijn bleef volgen, maar daar had ik mijn buik van vol. Elke dag woordjes vanbuiten leren ...
Neen, Latijn was mij niet op het lijf geschreven. Hopelijk ligt economie mij meer.
In mijn vrije tijd zing ik in een koor. Het is helemaal geen ouderwets kerkkoor dat saaie liedjes
brengt. Wij zijn een jonge, leuke bende en brengen hippe muziek. Soms bedenken we ook danspas-
jes bij de liedjes. We zijn een echte vriendengroep geworden. Na de repetities blijven we meestal
nog wat napraten of trekken we de stad in. Ik moet dan om 24u. thuis zijn. Dat einduur moet ik
dringend eens bespreken met mams en paps. Naar mijn mening kan het niet dat een 14-jarige, die
zo goed als volwassen is, om 24u. thuis hoort te zijn op vrijdagavond. Een uurtje later moet toch
kunnen. Hanna heeft haar ouders kunnen overtuigen om haar einduur te verlaten, dan moet mij
dat toch ook lukken. Echt naar fuiven gaan mag ik niet, daarvoor moet ik wachten tot ik 16 ben. Ver-
der ga ik in mijn vrije tijd regelmatig babysitten bij Antoon, het zoontje van de buren. Wat een gui-
tig kereltje. Ik ben echt verzot op hem. En het extra zakgeld dat ik daarmee verdien is natuurlijk
mooi meegenomen. Daarmee koop ik iets extra voor mezelf, zoals het tijdschrift JOEPIE, leuke
accessoires of kledij die ik van mams niet krijg.
In de zomervakantie ga ik steevast op kamp met de mutualiteit. Deze zomer ga ik samen met
Hanna en enkele andere klasgenoten naar Zuid-Frankrijk op Beach & Surf-vakantie. Wat kijk ik
hier naar uit! Sporten, zonnen, nieuwe mensen leren kennen, ... goh, ik kan niet wachten tot het zo
ver is.
Op de volgende bladzijden kunnen jullie meer lezen over mij en wat zich rondom mij afspeelt en
heeft afgespeeld. Veel leesplezier!!
Lotje xxx, 21 maart 2009

GROOT WORDEN – WERKBOEK 302


CASUS

MIJN GEZINNETJE ANNO MAART 2009

Naam: Suzie Geertjans


Geslacht: Vrouw
Leeftijd: 45 jaar
Relatiestatus: Getrouwd
Beroep: Mams is van opleiding vroedvrouw. Deze functie heeft ze bijna 10 jaar uitgeoefend,
totdat ik, Liselot, in hun leven kwam. Op dat moment verkoos ze een job waarbij ze
geen nachtwerk moest verrichten. Ze werkt nu bij Kind en Gezin, waar ze kersverse
ouders thuis bezoekt. Zij kunnen bij haar terecht met vragen over de voeding, verzor-
ging, gezondheid en ontwikkeling van hun baby. Haar job lijkt me echt leuk, zo in
contact komen met baby’s en kersverse ouders begeleiden.
Hobby: Mams heeft één passie: gelaatsverzorging. Ze heeft al verscheidene cursussen
gevolgd en hoopt ooit als zelfstandige schoonheidsspecialiste aan de slag te gaan. Als
tiener wilde ze schoonheidsspecialiste worden, maar mijn oma en opa zagen dat niet
zitten. Zij vonden het belangrijker dat mams een studie koos waarbij je zeker was
van werkgelegenheid, zoals vroedkunde. Ook al houdt mams van haar huidige job,
toch denk ik dat ze liever schoonheidsspecialiste was geweest, bijvoorbeeld als je ziet
hoe zij opgaat in deze hobby. En haar andere hobby, dat is het moederschap (zegt
mams altijd). Met drie kinderen in huis heeft ze haar handen vol. Ze kookt elke dag
voor ons, zodat we voldoende vitaminen in ons lichaam krijgen. Frietjes, kroketjes,
en andere minder gezonde lekkernijen eten we slechts af en toe. Gelukkig zijn er fri-
turen, kebabzaken, en McDonald’s in overvloed, waar ik met mijn vrienden soms ga
eten.

Naam: Paul Peeters


Geslacht: Man
Leeftijd: 44 jaar
Relatiestatus: Getrouwd
Beroep: Paps werkt bij een groot bedrijf waar hij verantwoordelijk is voor de IT-dienst. Hij
heeft een heel drukke job en moet vaak overwerken. Zijn afwezigheid tijdens de
week maakt hij goed door in het weekend af en toe iets leuks te doen met ons, zoals
een keertje naar de film of gaan fietsen. Tegenwoordig ga ik niet zo vaak meer mee
met hen, omdat ik liever andere dingen doe in het weekend. En stel je voor dat ik
mijn klasgenoten tegen het lijf zou lopen in de bioscoop, ik mag er niet aan denken,
hoe belachelijk zou dat zijn ... samen met paps naar de film.
Hobby: Eigenlijk is paps een workaholic. Hij werkt heel veel en heeft niet echt een hobby die
hij wekelijks beoefent. Wel leest hij in zijn vrije tijd vaak de krant. Hij moedigt San-
der en mij aan om dat ook te doen, want daar steek je veel van op volgens hem. Tot nu
toe volg ik zijn raad amper op, ik lees liever de JOEPIE. Het leventje van en de roddels
over popsterren interesseren mij veel meer.
Schoolwerk draagt paps hoog in het vaandel. Hij vindt het belangrijk dat we ons goed
inzetten voor school. In de lagere school overhoorde hij vaak mijn lessen, maar nu in
het secundair onderwijs vind ik mezelf oud en wijs genoeg om zelfstandig in te staan
voor mijn studies en zelf mijn verantwoordelijkheid te nemen. Sander geniet er echt
van als papa hem overhoort. Hij is dan ook superslim en weet papa steeds weer te ver-
bazen met zijn kennis. Ik ben benieuwd of Elise ook zo intelligent is als Sander.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 303


CASUS

Naam: Sander
Geslacht: Jongen
Leeftijd: 10 jaar
Relatiestatus: Ik denk dat Sander verliefd is. Er is een meisje in zijn klas, Mien, waar hij vaak gaat
spelen. Ze is ook al bij ons thuis komen spelen, en toen speelde hij een liedje voor
haar op zijn drumstel. Vorige week vroeg Sander me of ik mijn oude stickerverzame-
ling nog nodig had. Met stickers verzamelen houd ik me al een tijdje niet meer bezig.
Sander heeft mijn stickerverzameling nu aan Mien gegeven.
Leerjaar: Sander zit in het 5de leerjaar. Hij had eigenlijk een jaartje lager moeten zitten. Hij
heeft het 4de leerjaar overgeslagen, en hij is er best trots op dat hij nu al Frans mag
leren in tegenstelling tot zijn leeftijdsgenootjes. Het was geen verrassing dat Sander
een jaartje mocht overslaan. Eerder al werd dit aangeraden door het CLB, maar toen
hebben mijn ouders de school en het CLB niet gevolgd. Zij hadden liever dat hij met
de grote stroom zou meegaan, omdat dit volgens hen de minste problemen zou ople-
veren op lange termijn. Maar in het 3de leerjaar verveelde Sander zich steeds vaker in
de klas, waardoor hij storend gedrag begon te vertonen. De leerstof daagde hem
onvoldoende uit, en dit wreekte zich ook in zijn gedrag thuis: niet willen luisteren
naar mams en paps, ruzie maken om kleinigheden, soms zelfs huilbuien. Mams en
paps zagen zich genoodzaakt om het advies van de school en het CLB op te volgen, en
vandaar zit Sander nu in het 5de leerjaar. Deze beslissing heeft hem goed gedaan.
Hij gaat weer met plezier naar school, behaalt goede punten en zijn gedrag thuis is
veel aangenamer. Toch blijft er enige bezorgdheid bij mams: “Wat als de andere kin-
deren uit zijn klas in de puberteit komen?” Sander is immers één jaar jonger dan zijn
klasgenootjes, en mams vraagt zich af of het contrast tussen de mentaliteit van die
puberende jongeren en die van Sander niet te groot zal worden.
Hobby: Sander is drummer. Hij volgt muziekonderwijs en is een beloftevolle drummer in
wording. Mams en paps moedigden Sanders keuze voor muziekonderwijs erg aan.
Wanneer hij een jaar later een instrument moest kiezen en zijn keuze op drum viel,
waren ze echter heel wat minder opgetogen. Ze zijn naar trompet- (paps speelde
vroeger zelf trompet) en andere instrumentinitiaties geweest, maar niets kon Sander
boeien, hij wou absoluut drum spelen. En nu blijkt hij echt talent te hebben, dus
gelukkig heeft hij zijn keuze voor drum doorgedreven. Sander heeft ook enige tijd
hockey gespeeld, maar dat lag hem niet. Mams en paps vinden sporten heel belang-
rijk (“Een gezonde geest in een gezond lichaam”, aldus mams) en stimuleren ons om
te sporten, maar blijkbaar is Sander geen uitblinker op dat vlak. Bijgevolg moest hij
meestal op de bank zitten van de trainer, waardoor zijn motivatie om hockey te spe-
len sterk daalde en de andere ploegleden om hem lachten. Sander hield het hockey
voor bekeken. Laat Sander zich maar uitleven op de drums!

Naam: Elise
Geslacht: Meisje
Leeftijd: 4 jaar
Relatiestatus: Elise is een papa’s kindje. Zij gaat later met hem trouwen, zegt ze. Als ik haar er op
wijs dat paps al getrouwd is met mams, zegt ze doodleuk dat mams dan maar een
andere papa voor zichzelf moet zoeken.
Leerjaar: 2de kleuterklas. Sinds ze naar school gaat is mijn kleine zusje echt groot geworden.
Ze kan nu al een aantal dingen zelfstandig, zoals haar jasje aantrekken, haar boter-
ham smeren, haar speelgoed opruimen. Voor dat laatste is natuurlijk wel wat aan-
moediging nodig van mams of paps. Elise gaat graag naar school en komt altijd ent-
housiast naar huis, met zeer veel verhalen. Ze wil dan alles tegelijk vertellen (over de
juf, de kindjes in haar klas, de klasactiviteiten, …) en het is soms moeilijk om haar

GROOT WORDEN – WERKBOEK 304


CASUS

verhaallijnen te volgen. Wat ze vooral leuk vindt op school, is de juf (ze kijkt erg op
naar de juf) en spelen. En wat houdt ze van verkleedpartijtjes: het liefst verkleedt ze
zich in een prinses. Laatst was ze zelfs in mijn make-up tasje op zoek gegaan naar
rode lippenstift. En als ik mijn nieuwe schoenen (met hakken!!) kwijt ben, is de kans
groot dat Elise ze aanheeft en erin rondwandelt.

Naam: Woeffie
Geslacht: Man
Leeftijd: 5 jaar
Relatiestatus: Happy single
Beroep: Nachtwacht. Deze trouwe viervoeter is de ster in ons gezin. Sander, paps en ik heb-
ben er lang voor moeten ijveren, maar uiteindelijk heeft mams een hond in ons ge-
zin toegelaten.
Hobby: Woeffie houdt van lange avondwandelingen en uitstapjes naar het bos en naar de
kust. Hij kan ook genieten van een partijtje voetbal met Sander. Knabbelen op een
bot staat eveneens op zijn voorkeurlijstje.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 305


CASUS

WELKOM KLEINE LISELOT

Geboortegegevens
Dag: 15 september 1994 (3 weken vroeger dan gepland)
Tijdstip: 08.15u.
Lengte: 51 cm
Gewicht: 3,54 kg
Met grote voetjes net als papa. Haar gezichtje lijkt sprekend op dat van mama.

Het zalige leventje van een pasgeborene


Liselot, nu zes weken oud, ontwaakt langzaam. Ze knippert even met haar ogen en kijkt voor zich
uit naar het maantje dat boven haar wiegje hangt. Even later begint ze te wenen. Gelukkig is mama
Suzie in de buurt om haar te troosten. Ze neemt Liselot in haar armen. Met zachte stem zegt ze:
“Dag kleine meid, heb jij lekker geslapen? Waarover heb je gedroomd?” en ze wrijft met haar vinger
over Liselots gezicht. Liselot houdt op met wenen en maakt een zacht, soezend geluid. “Jij hebt hon-
ger, hé Liselot?”, zegt Suzie. Ze brengt het hoofd van Liselot bij haar borst. Wanneer haar tepel de
wang van Liselot aanraakt, draait Liselot haar hoofdje en zet ze gulzig haar mondje rond de tepel.
“Drink maar, kleine meid”, fluistert ze. Liselot kijkt haar mama met grote ogen aan terwijl ze drinkt
met regelmatige tussenpozen. Als Liselots buikje gevuld is met warme moedermelk, houdt Suzie
Liselot rechtop zodat ze een boertje kan laten. Suzie drukt Liselot dicht tegen zich aan en wiegt haar
zachtjes. Wanneer Suzie Liselots handpalm aanraakt, omklemt Liselot Suzies vinger met haar
handje.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 306


CASUS

NAAR MINICRECHE ‘BEZIGE BIJTJES’

Na haar moederschapsrust gaat Suzie opnieuw uit werken. Ook voor Liselot houdt dit een
grote verandering in. Zij mag nu naar minicrèche ‘Bezige Bijtjes’. Het eerste afscheid valt
Suzie zwaar. Na de voorbije drie maanden waarin ze Liselot volop heeft kunnen vertroetelen,
moet ze dit kleine wezentje toevertrouwen aan de kinderverzorgsters Monique en Ann van de
minicrèche. En net nu Liselot het gezicht van Suzie begint te herkennen.

In minicrèche ‘Bezige Bijtjes’ willen Tante Monique en Tante Ann (ze worden “tante” genoemd
door de ouders en de kinderen uit de crèche) een omgeving creëren waarin elk opvangkindje zich
thuis voelt. Ze streven naar optimale ontwikkelingskansen voor elk kind. Daartoe bieden ze in een
kleurrijke en veilige omgeving activiteiten en prikkels aan die de ontwikkeling van de kinderen op
verscheidene domeinen stimuleren, zodat de baby zich kan ontwikkelen tot een zelfredzame peu-
ter die rijp is voor de kleuterschool.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 307


CASUS

ENKELE OPVANGKINDJES UIT MINICRECHE ‘BEZIGE BIJTJES’

Liselot
Met haar 3 maanden is Liselot de jongste baby in de minicrèche. Ze is de foetushouding, waarbij ze
haar armpjes en beentjes optrok tegen haar lichaam en haar handjes als vuistjes samenkneep, ont-
groeid. Ze kan nu haar armpjes en beentjes strekken en haar handjes opendoen. Haar hoofdje
rechtop houden in één lijn met haar lichaam lukt eveneens.

In haar relax slaat ze de gebeurtenissen rondom zich gade, zij het vooral de voorwerpen en perso-
nen in haar onmiddellijke omgeving. Ze kan doelgericht rondkijken en houdt ervan om voorwer-
pen zoals stoffen blokken of rammelaars die anderen haar geven van naderbij te bestuderen, zowel
met haar ogen en haar handen als met haar mond. Wat houdt ze ervan om op voorwerpen te sabbe-
len. Ook haar eigen vingertjes en teentjes vindt ze superlekker. Een tut daarentegen kan haar niet
bekoren. Liselot is erg gefascineerd door gezichten en stemmen, en ook handen en vingers zijn
leuk speelgoed voor Liselot. Ze brengt haar tijd graag door op de speelmat die bekleed is met felle
kleuren. Boven de speelmat hangt een mobieltje. Ze probeert met haar handen tegen het mobieltje
te slaan of er naar te grijpen, zodat dit beweegt. Ze heeft immers ontdekt dat ze die roze dingen
(‘haar handen’) die af en toe haar gezichtsveld doorkruisen zelf kan bewegen. Vooral haar linker-
handje gebruikt ze veel. Tante Monique vraagt zich af of Liselot linkshandig is. Als Tante Monique
of Tante Ann haar op haar buikje leggen op de felgekleurde speelmat, slaagt Liselot er in haar
hoofdje op te tillen en op haar ellebogen te steunen.

Liselot laat duidelijk merken wanneer ze iets leuk vindt, bijvoorbeeld door te blijven kijken, te grij-
pen of door te ‘praten’. Harde geluiden kunnen Liselot erg van streek brengen, waardoor ze begint
te huilen. Een troostend gebaar van de verzorgster (bijvoorbeeld haar vastnemen, haar zachtjes wie-
gen of met een vinger over haar gezichtje wrijven) brengt Liselot op die momenten tot rust. Ook van
andere contacten met de verzorgsters geniet ze, bijvoorbeeld wanneer Tante Monique de beentjes
van Liselot op en neer beweegt, of wanneer Tante Ann ‘neuzen neuzen’ speelt met Liselot.

Maarten
Maarten is 9 maanden oud en begint stilaan te praten. Alhoewel praten, de meeste woordjes die hij
produceert zijn onverstaanbaar. Hij onderneemt ook pogingen tot kruipen: hij steunt op zijn arm-
pjes, duwt zijn poepje in de lucht, en weg is hij, net een zeehondje. Bewegingen, licht en geluid
trekken zijn aandacht. Alles wat beweegt, volgt hij met zijn ogen en probeert hij vast te nemen. En
wat kan hij er van genieten om te rammelen met potjes gevuld met graantjes of rijstkorrels. Hij pro-
beert om ook met een bal en een auto te rammelen. Hij leert dat deze jammer genoeg niet zulke
leuke geluiden maken. Hij houdt er ook van om lawaai te maken door speelgoed tegen elkaar te
slaan. Als hij muziek hoort, schatert hij en maakt hij bewegingen met zijn armpjes.

Maarten kan ondertussen al zelf eten als hij in zijn eetstoel zit. Hij heeft reeds twee tandjes. Als je
hem een stukje brood geeft, eet hij dit zelfstandig op. Tenzij het brood op de grond valt, dan gaat hij
hier niet naar op zoek. Hij vergeet dan als het ware dat hij brood aan het eten is. Drinken uit een
beker lukt nog niet, maar hier wordt op geoefend.

Sinds vorige week huilt hij in zijn bedje bij het slapengaan. Het meest effectief is om hem dan in
zijn bedje te troosten en hem er niet uit te nemen. Door zacht te praten en geleidelijk aan de kamer
te verlaten, krijg je hem rustig. Maarten weet dan dat Tante Monique of Tante Ann er zijn, ook al
ziet hij hen niet meer. Zo leert hij dat zij er voor hem zijn. Ook de mama van Maarten heeft haar
bezorgdheid hieromtrent geuit bij Tante Monique en Tante Ann. Als ze thuis de woonkamer uit-

GROOT WORDEN – WERKBOEK 308


CASUS

loopt, begint Maarten een beetje te piepen en als het voor hem te lang duurt vooraleer hij mama
terugziet, begint hij te huilen.

Hannes
Hannes is een erg nieuwsgierig kereltje. De wereld wordt groter en aantrekkelijker voor Hannes en
hij kan zich al goed voortbewegen (al kruipend en ook stappend) om op verkenning te gaan. In de
minicrèche kan hij dit op een veilige manier. Gevaarlijke en giftige voorwerpen, zoals scherpe hoe-
ken, planten, kaarsen zijn daar immers niet terug te vinden. Op zijn ontdekkingstochten heeft hij
ook interesse in kleine dingen, zoals insecten en kruimels. Toch heeft hij evenzeer aandacht voor
voorwerpen die hij al goed kent, bijvoorbeeld zijn babydoekje. Dit is een zacht sponsen doekje dat
hij al van bij zijn geboorte heeft en waarmee hij steeds gaat slapen. Hij houdt het doekje dan in zijn
handje, of nestelt zijn hoofdje ertegen. Ook als hij overdag verdrietig is, is dit doekje samen met zijn
tut, het beste medicijn.
Hannes begint steeds meer met speelgoed te spelen. Hij is gefascineerd door ballen. Laatst had
Tante Ann hem een nieuwe bal in zijn handjes gestopt. Het was een bal met een belletje in. Hannes
gooide met de bal en wat was hij verrast ... de bal maakte lawaai. Hij lachte toen hij het belletje
hoorde. Wat vond hij dat leuk. Hij kroop naar het balletje toe en gooide opnieuw. Maar oh, de bal
rolde achter de speelgoedbox door onder de verzorgingstafel en ... weg was het. Hannes kroop naar
de speelgoedbox, maar hij zag de bal niet meer. Hij zocht dan ander speelgoed uit: een autootje. Hij
wist dat dit diende om te rijden en deed het meteen voor. Verder houdt Hannes zich graag bezig
met stapelen, voorwerpen ergens in stoppen en er weer uit halen. De sorteerbox waarbij hij ver-
schillende voorwerpen (vierkanten, driehoeken, cirkels, ...) moet inpassen in de juiste opening
vindt hij erg leuk.

Hannes kan zeer goed duidelijk maken wanneer hij iets wil. Door te wijzen en te kijken in combina-
tie met het gebruik van klanken heeft hij een uitgebreide gebarentaal ontwikkeld waarmee hij ver-
rassend veel gedaan kan krijgen. Als hij met zijn vinger naar de koekenkast wijst en ‘koek’ zegt,
weet mama dat hij een koek wil. Hij zegt ook al woordjes zoals ‘mama’, ‘papa’, ‘baby’, of ‘kettie’
(=spaghetti), … Zijn mama oefent Hannes’ taalontwikkeling. Ze vraagt dan aan Hannes om voor-
werpen aan te wijzen, bijvoorbeeld “Waar is de appel?”. Hannes gaat ook steeds meer meehelpen
bij het aankleden. Hij doet bijvoorbeeld zijn armen omhoog als er een truitje aankomt. En wat vindt
hij het leuk als papa hem hoog in de lucht gooit; hij lacht en krijst dan. Zijn buikje kriebelt op die
momenten, want papa is zo groot en de grond waar hij normaal op loopt is zo ver weg.

Lorie
Lorie loopt sinds één maand. Wat hebben haar ouders zich hier zorgen over gemaakt. Het kruipen
en stappen verliep heel moeizaam. Ook nu staat Lorie nog niet stabiel rechtop en zet ze haar voetjes
ver uit elkaar bij het stappen. Wanneer ze op het grasperk naast de minicrèche loopt, belandt ze
meer dan eens met haar poep in het gras. Dit lijkt haar echter niet te deren en meestal staat ze in
een mum van tijd weer rechtop. Toch overwegen haar ouders kinesitherapie om haar motorische
ontwikkeling te stimuleren.

Wat haar taal betreft, verloopt alles vlot. Lorie kan al heel wat zinnetjes produceren. Zelfs liedjes
zingen lukt aardig: “’Za wee beetjes bjjood smejjen...” of “Ozij ozij ozij, poppestoet kom hie voo-
bij...” Tante Monique en Tante Ann zijn verbaasd dat Lorie al zoveel zinnetjes kan onthouden. Als
Tante Monique applaudisseert na zulk zangoptreden, lacht Lorie fier en klapt ze zelf ook in haar
handjes. Toch is Lorie soms nog wat verlegen. Als een persoon met wie ze minder vertrouwd is con-
tact zoekt (bijvoorbeeld aanstalten maakt om haar op te pakken), houdt ze haar handjes voor haar
ogen of draait ze haar hoofdje weg.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 309


CASUS

Lories favoriete activiteiten in de minicrèche zijn het bladeren in boekjes (als je samen met haar een
boekje leest, slaagt ze er in de prentjes te benoemen), het maken van blokkentorens (waarbij ze
zorgvuldig de blokken op elkaar plaatst en deze dan met veel gegier weer omgooit), rondstappen
terwijl ze de speelgoedkrokodil op wieltjes achter zich aan sleept en gooien met de ballen in het bal-
lenbad. Ze kan zich heel goed alleen bezig houden. Verder is Lorie een flinke eter: aardappelen,
vlees, pudding, het kan haar allemaal bekoren, zolang ze zich zelf mag voeden. Wil Tante Monique
of Tante Ann haar te eten geven, dan houdt ze haar lippen strak op elkaar, draait ze haar hoofdje
weg en roept ze: “Niet”. Lorie grapt soms tijdens het eten. Zo nam ze laatst een stukje bloemkool
vast en likte hieraan: “Net een ijssshe”, glimlachte ze.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 310


CASUS

BIJ DE 2,5- EN 3-JARIGEN VAN JUF KIM

Na de paasvakantie trekt Liselot voor het eerst naar school. Suzie heeft Liselot voorbereid op het
naar school gaan: ze vertelde in positieve zin over de school, ze las meermaals het boek ‘Lassa gaat
naar school’ voor en ze waren samen een schooltasje van Nijntje gaan kopen. Suzie is benieuwd
hoe Liselot het op school zal doen. Thuis heeft Liselot immers wat problemen met luisteren. Zo
mag ze bijvoorbeeld niet aan de televisie komen. Zolang Suzie of Paul in de buurt zijn, lukt dit en
komt Liselot (meestal) niet aan de televisie. Wanneer Suzie en Paul echter niet in de woonkamer
aanwezig zijn, komt Liselot wel aan de televisie. Dit vindt Suzie toch wel ondeugend van Liselot.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 311


CASUS

ENKELE KLASOBSERVATIES BIJ JUF KIM TIJDENS WEEKTHEMA “ZAAIEN EN PLANTEN”

Deze week staat in het teken van “Zaaien en planten”. Tijdens de onthaalmomenten in de kring
maken de kleuters dagelijks kennis met een ander aspect van het thema “Zaaien en planten”. Juf
Kim heeft een hele reeks tuinmaterialen meegebracht naar de klas: een kruiwagen, hark,
schepje, ..., weliswaar allen in miniversie voor de kleuters. Aan de hand van een verhaaltje en een
spelletje leren de kleuters deze voorwerpen kennen. De kleuters mogen ze ook zelf uitproberen in
de grote zandbak op de speelplaats. Verder laat juf Kim de kleuters voelen aan zaad en ruiken aan
potgrond. Als hoogtepunt van de week mogen de kleuters tuinkers zaaien. Ook Jules, de klaspop,
heeft deze week interesse voor zaadjes en planten. Juf Kim vertelt het verhaaltje over Jules in de
lente, waarbij Jules geniet in de tuin. Hij kijkt naar de lucht, de wolken, hij ruikt aan de bloemen en
luistert naar de vogels. Maar plots valt er een druppel op zijn been, het is een vogelstrontje.

Na de klassikale kringmomenten gaan de kleuters aan de slag in de verschillende hoeken. Ze moe-


ten dagelijks een bezoek brengen aan de begeleidingshoek van juf Kim. Verder zijn de kleuters vrij
om te kiezen in welke hoek ze spelen of werken. Er zullen dus kleuters zijn die met veel werkjes
thuiskomen of net niet. Toch probeert juf Kim om alle kleuters te stimuleren om af en toe een knut-
selwerkje te maken. De klemtoon ligt daarbij niet op het resultaat, maar wel op het plezier dat de
kleuters beleven. Ze vindt het niet belangrijk dat de kleuters prachtwerken mee naar huis nemen,
maar wel dat het een werkje is waar ze zelf aan gewerkt hebben en plezier aan beleefd hebben.

Hierna vind je enkele observaties van Liselot en haar klasgenootjes terwijl ze aan het werk zijn in de
verschillende hoeken.

Begeleidingshoek
In de begeleidingshoek biedt juf Kim activiteiten aan waarbij de kleuters haar hulp krijgen, zoals
het zaaien van tuinkers of het aanleren van een nieuwe techniek (onder andere scheuren of kleven).
Vandaag zit Juf Kim met enkele kleuters rond de tafel. Ze leert hen lijmen op een groot blad waarop
een gieter staat afgebeeld. De snippers of repen gekleurd papier worden nadien op het grote blad
gekleefd. Lijmen op snippers en op repen zelf leren de kinderen pas in de tweede kleuterklas.
Simon geniet zichtbaar van deze klus. Met volle aandacht kijkt hij naar zijn blad en beweegt de lijm-
stift over het blad. Lore kleeft drie snippers op de gieter en zegt tegen juf Kim: “Kijk, de gieter is
blij.”

Poppenhoek
Joke speelt met de klaspop Jules. Ze verzorgt hem, net zoals haar mama doet bij haar kleine broer-
tje. Ze kleedt hem aan, geeft hem melk met de papfles en legt hem in zijn bedje. Dit weekend mag
Jules bij haar komen logeren en mag ze hem thuis verzorgen. Wat kijkt ze hier naar uit.
In de poppenhoek staat een koffer met verkleedkledij. Dylan trekt een mantel over zich heen en zet
een hoed op. Hij roept: “Ik ben Piet Piraat.” Steven heeft de voeldoos uit het rek genomen. In plaats
van eerst te voelen en te raden wat er in de doos zit, haalt hij dadelijk alle voorwerpen uit de doos en
steekt ze er weer in.

Bouwhoek
In de bouwhoek vind je vooral jongens terug. Tom bouwt een hoge toren met de grote Duplo-blok-
ken. Hij staat op zijn tenen om de toren nog hoger te maken. Daardoor raakt hij uit evenwicht en
zowel de toren als Tom zelf valt omver. Dan maar opnieuw proberen. Jelle maakt een brug met de
blokken, zoals hij zijn oudere broer thuis vaak ziet doen. Hij bouwt twee torens en legt er dan een
lange staaf op, zodat er een brug te voorschijn komt.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 312


CASUS

Autohoek
Ronald is druk in de weer met de autootjes. Opeens loopt hij naar juf Kim. Hij moet plassen. Geluk-
kig zijn de kleine kindertoiletten naast het klaslokaal van juf Kim. Juf Kim maakt de knoop van
Ronalds broek los, zodat die alleen naar het toilet kan. Ronald voelt al goed wanneer hij naar het
kindertoilet of op het potje moet. Plassen op het kindertoilet of potje is geen probleem, maar kaka
wil hij enkel in zijn pamper doen, want dat vindt hij vies. Als hij kaka ziet of ruikt, zegt hij steevast:
“Kaka is vies.”

Bewegingshoek
In de bewegingshoek kunnen de jongste kleuters van juf Kim zich naar hartenlust uitleven op de
loopfietsjes, de step, de glijbaan, de tractor en kunnen ze rondwandelen met het trek- en duwspeel-
goed. Sanne is verzot op de glijbaan. Ze kan al heel goed op de trap klimmen en vervolgens van de
glijbaan glijden. Vandaag wil ze iets nieuws proberen. Ze klautert langs de glijbaan naar boven, in
plaats van langs de trap. Als ze halfweg is, komt juf Kim bij haar en zegt haar dat ze dit niet meer
mag doen; ze moet langs de trap omhoog klimmen. Daarop gaat Sanne opnieuw langs de trap
omhoog om daarna via de glijbaan naar beneden te glijden. Ondertussen heeft juf Kim weer plaats-
genomen in de begeleidingshoek, waar ze enkele kleuters helpt bij het kleven. Sanne probeert nu
opnieuw om via de glijbaan omhoog te klimmen.
Leandro loopt door de klas en sleept een trekspeelgoedje achter zich aan (een telefoon op wielen,
met een lang touw eraan vastgemaakt zodat Leandro de telefoon achter zich aan kan trekken). Hij
kijkt achterom om de telefoon gade te slaan, maar oeps ... doordat hij zijn hoofd omdraait, heeft hij
de openstaande kastdeur niet gezien en loopt hij er met zijn hoofdje tegen. Huilend loopt hij naar
juf Kim en schreeuwt verdrietig: “Stoute kast”.

Knutsel- en puzzelhoek
Juf Kim heeft enkele blanco tekeningen over het thema “Zaaien en planten” in de knutsel- en puz-
zelhoek gelegd die de kleuters kunnen inkleuren: een tuinman, een vogelverschrikker, een moes-
tuin, ... Hier wordt gretig gebruik van gemaakt. Enkele kleuters zijn druk in de weer met de boet-
seerklei. Jarne haalt een bol boetseerklei uit de pot en duwt deze plat tot een pannenkoek. Hij
schrikt. De boetseerklei is nu veel minder geworden: eerst was er een grote bol en nu is er enkel nog
een platte pannenkoek. Hij neemt een nieuwe bol boetseerklei uit de pot en duwt deze opnieuw plat
tot een pannenkoek. Jarne ontdekt dat er nu weer minder klei is. Anneke houdt zich ook bezig met
de boetseerklei. Zij maakt een konijn. Geconcentreerd vormt ze de klei om tot een konijn. Vrolijk
roept ze juf Kim erbij, die een kijkje moet nemen naar het konijn. Juf Kim herkent geen konijn in
de boetseerklei, maar toch prijst ze Anneke om haar werkje. Jochen en Sandra maken elk een inleg-
puzzel.

Schilderhoek
Mieke is verzot op schilderen. Wat houdt ze er van om met de dikke kwasten op het papier te kliede-
ren. Ze kan figuurtjes schilderen, zoals een bolletje of een streep. In de schilderhoek kunnen de
kinderen gebruik maken van vier kleuren: rood, geel, groen en blauw. Voor Mieke maakt het echter
niet zo veel uit met welke kleuren ze schildert, zolang ze maar kan schilderen. Jammer genoeg is de
schilderhoek niet steeds open. Als juf Kim het te druk heeft, wordt de schilderhoek gesloten.

Zandbak
Liselot is in de zandbak druk in de weer met het vullen en weer leeggieten van bloempotjes. Als ze
veel bloempotjes boven elkaar leeg giet, groeit er volgens haar een berg in de zandbak. Met veel ple-
zier maakt ze de berg erna weer stuk. Ze besluit om nu het zand over te gieten van de ene bloempot

GROOT WORDEN – WERKBOEK 313


CASUS

naar de andere. Daartoe vult ze een lage, brede bloempot met zand en giet dit over in de hoge,
smalle bloempot.
Yannick speelt ook in de zandbak, hij maakt taartjes. Hij maakt kleine hoopjes zand die hij naast
elkaar op de rand van de zandbank legt. Dit zijn de taartjes. Tijdens het bereiden van de taartjes kijkt
hij af en toe nieuwsgierig op naar wat Liselot aan het doen is. Dit lijkt hem wel leuk. Hij houdt het
taartjes maken voor bekeken en gaat zelf ook met de bloempotten aan de slag. En maar vullen en
leeggieten...

Voor de (middag)pauzes en voor het afsluitende kringmoment ’s avonds zingt juf Kim samen met
de kinderen het opruimlied. De kleuters slagen er goed in om op te ruimen. Ze weten dat ze niet
alleen op de tafels, maar ook onder de tafels moeten kijken, want ook daar kan materiaal liggen.
Ook onder de zandbak en onder de kasten wordt gezocht naar verloren voorwerpen.

Als de kleuters na schooltijd huiswaarts keren of naar de opvang trekken, zijn ze erg moe. Een hele
of halve dag in de klas is erg vermoeiend voor hen, want er komen op school zo veel nieuwe indruk-
ken op hen af.

Als Suzie Liselot komt ophalen, wil Liselot nog een keertje op de glijbaan. Eén keer mag ze van
Suzie. Echter, het blijft niet bij die ene keer. Liselot wil nog een keertje. Dit mag niet van Suzie,
want ze moet naar huis om eten klaar te maken. Daarop begint Liselot te schreeuwen en te stamp-
voeten dat ze niet naar huis wil en niet wil eten. Suzie pakt Liselot op en vertelt haar dat ze naar huis
gaan, want het kan elk moment beginnen te regenen, waarop Liselot vraagt of de engeltjes dan pipi
doen.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 314


CASUS

BIJ DE 5- EN 6-JARIGEN VAN JUF VEERLE

In de derde kleuterklas zit Liselot in de klas bij Juf Veerle. Juf Veerle hecht veel belang aan differen-
tiatie in haar klas. Daarom werkt ze met een contractwerk op kleuterniveau. Elke week kiezen haar
kleuters twee taken uit een verzameling van taken. Juf Veerle legt ook zelf één verplichte taak op
aan elke kleuter. Deze taak is afgestemd op de specifieke noden en behoeften van die kleuter. Deze
drie taken moeten de kleuters in de loop van de week maken. Verder biedt juf Veerle dagelijks één
activiteit aan die alle kleuters doorheen de dag moeten maken onder haar toezicht, bijvoorbeeld een
oefening op de schrijfmotoriek of een oefening op de begrippen ‘minder dan – evenveel – meer
dan’. Naast het contractwerk en deze verplichte activiteit, mogen de kleuters zelf kiezen wat ze doen
in de klas tijdens ‘vrij spel’-activiteiten.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 315


CASUS

DAGPATROON IN DE KLAS VAN JUF VEERLE

08.50u. – 09.20u.: Onthaalmoment in de kring


09.20u. – 09.50u.: ‘Vrij spel’-activiteiten en aanbod van juf Veerle
09.50u. – 10.00u.: Opruimen
10.00u. – 10.30u.: Tussendoortje in de refter
10.30u. – 10.45u.: Speeltijd
10.45u. – 11.45u.: ‘Vrij spel’-activiteiten en aanbod van juf Veerle
11.45u. – 12.00u.: Opruimen en klaarmaken voor middagpauze
13.15u. – 13.45u.: Klassikaal kringmoment
13.45u. – 14.30u.: ‘Vrij spel’-activiteiten en aanbod van juf Veerle
14.30u. – 14.45u.: Speeltijd
14.45u. – 15.15u.: ‘Vrij spel’-activiteiten en aanbod van juf Veerle
15.15u. – 15.30u.: Opruimen en klaarmaken om naar huis te gaan

GROOT WORDEN – WERKBOEK 316


CASUS

ENKELE OBSERVATIES IN DE KLAS VAN JUF VEERLE

– Liselot kleeft propjes papier op een blad. Ze doet dit met veel aandacht: ze scheurt stukjes papier,
rolt ze op tot kleine propjes en doet er zorgvuldig net voldoende lijm op. Als juf Veerle het signaal
geeft om op te ruimen, blijft Liselot aandachtig verder werken.

– Max zit op een rustig plekje in de klas en legt een treinspoor aan. Met zijn vinger schuift hij over
de mat om aan te geven hoe het treinspoor moet lopen. Hij zoekt zorgvuldig enkele onderdelen
van het spoor uit. Hij legt ze naast elkaar om te kijken welk onderdeel het grootst is.

– Ken gaat puzzelen. Hij heeft de puzzelstukjes verspreid op de tafel gelegd. Hij kijkt naar de puz-
zelstukken, maar komt niet tot puzzelen. Zijn blik dwaalt af naar het rek met de spelletjes. Hij
ruimt de puzzel op en neemt een spelletje uit het rek.

– Jan speelt samen met Dirk met het speelgoedkasteel. Ze spelen erg intens. Jan vertelt aan Dirk
over een tekening die hij maakte van een kasteel en over wat op die tekening stond afgebeeld. Hij
speelt verder en gaat helemaal op in het verhaal over ridders dat hij er bij vertelt.

– Lana neemt deel aan de aanbodactiviteit van de juf. Ze vult het werkblad in. Een andere kleuter
schuift met zijn blad over de tafel. Dit stoort haar en ze roept dat hij er mee moet ophouden. Wan-
neer er een andere kleuter voorbij loopt, roept ze: “Hé, waar gaat die naar toe?”

– Josse maakt een tekening met dunne stiften. Hij gaat Sinterklaas tekenen. Hij tekent het hoofd,
de mijter en de baard. Dan stopt hij zijn tekenactiviteit en kijkt rond in de klas. Hij loopt naar de
bouwhoek en gaat meespelen met de andere kinderen. Hij lacht, dit lijkt hij veel leuker te vinden.
De tekening van Sinterklaas laat hij onafgewerkt achter.

– Zeno en Mira spelen moedertje en vadertje. Zorgvuldig kiezen ze verkleedkledij uit. Mira kiest
voor de schort en Zeno voor de zwarte vest. Zeno gaat uit werken en Mira maakt het eten klaar. Ze
leeft zich helemaal in: roeren in de potten en pannen. Als Zeno thuiskomt, eten ze samen.
Daarna doet Mira de vaat en Zeno leest de krant.

– Jasper timmert onder begeleiding van een timmerman die vandaag in de klas aanwezig is. Hij
slaat een spijker in een boomstam. Er valt een stukje schors af. Hij roept een andere kleuter erbij
om dit te tonen. Hij voelt aan het stukje schors en probeert het terug in de boomstam te passen.
Hij merkt dat dit niet lukt en gaat opnieuw ‘hameren’ zoals hij zelf zegt.

– Laurens kleurt een prent in. Hij lijkt niet na te denken over de kleuren die hij gebruikt. Hij neemt
willekeurig kleuren die niet stroken met hoe het er in werkelijkheid uitziet. Hij kleurt niet binnen
de lijntjes en kleurt de tekening niet volledig in.

– Joppe heeft van juf Veerle de taak gekregen om het zand dat naast de zandbak ligt weg te vegen.
Hij neemt deze taak ernstig en werkt erg nauwgezet. Als juf Veerle zegt dat het goed is, wil hij
nog verder werken. Het moet helemaal net zijn. Als hij klaar is loopt hij met een lachend gezicht
naar de juf en zegt: “Ik heb alles opgebezemd.”

GROOT WORDEN – WERKBOEK 317


CASUS

ENKELE UITSPRAKEN VAN DE KLEUTERS VAN JUF VEERLE

– Josse: “Mijn papa ebt ook nie veel haar meer.”

– Dirk en Laurens spelen met de auto’s: Dirk speelt het liefst met de grote vrachtwagens, Laurens
heeft de kleine personenwagens genomen. Ze hebben beiden hun auto’s op een rij op de mat
gezet. Juf Veerle vraagt: “Hebben jullie evenveel auto’s?”. Dirk roept: “Ik heb het meest! Mijn rij
is veel langer dan die van Laurens”. Laurens is het daar niet mee eens: “Ik heb toch meer auto’s”,
zegt hij.

– Juf Veerle vraagt wie haar wil helpen om de schildertafel klaar te zetten. Enthousiast steekt Esther
haar handje in de lucht: “Ik ik ik.” Esther helpt juf Veerle bij het klaarzetten van de schildertafel.
Esther mag enkele potjes met water vullen. Geconcentreerd, met haar tongetje uit haar mond,
loopt ze met de bekers water naar de schildertafel. Wanneer ze de bekers water op tafel zet, duwt
ze per ongeluk de beker met rode verf om, waardoor de hele schildertafel onder de rode verf zit.
Liselot heeft dit zien gebeuren, ze loopt naar juf Veerle en zegt: “Juf, Esther is heel stout
geweest.”

– Juf Veerle is de vorige dag naar de kapper geweest en heeft haar haren laten kleuren. Anke kruipt
op de schoot bij juf Veerle en zegt: “Juf, je hebt je haren laten schilderen.”

– Tijdens de voorstellingsronde aan het begin van het schooljaar:


Max: “Ik ben Max. Ik heb een nieuwe boeketas gekoopt. Ik heb een broertje. Die heeft geen boeke-
tas gekrijgt.”
Liselot: “Ik noem Liselot. Ik ben een meisje. Ik heb een lange staart. Ik heb een Mega Mindy pop.”

– In de kring herhaalt juf Veerle met de kinderen het ontstaan van de vlinder. Eerst is er een eitje,
daaruit komt een rups, die gaat heel veel eten en wat gebeurt er dan? Liselot: “Dan krijgt hij buik-
pijn!”

– Juf Veerle eet een plakje cake dat ze net van een jarige heeft gekregen. Kobe ziet dat en zegt: “Die
heb ik ook ge-eet!” Juf Veerle verbetert: “Gegeten bedoel je...” Waarop hij antwoordt: “Ja, ge-
eten.”

– Juf Veerle is jarig en heeft lekkernijen meegebracht voor haar kleuters: wafels en fruitsap!! Op
haar bureau staat een grote kan met fruitsap. Deze is bijna leeg (nog een viertal centimeter). Mira
bekijkt rustig de drukte rond de tafel. Juf Veerle neemt de kan en giet het fruitsap in een smal
glas. Mira kijkt plots heel verbaasd. Ze slikt, zet een stapje naar de tafel, bekijkt het volle glas,
bekijkt juf Veerle, ... Ze schuift nog wat dichter naar juf Veerle toe en zegt tenslotte onzeker:
“Maarre, da dat kan niet? Meer fruitsap … het is meer geworden! Nu is er meer fruitsap in het glas
dan in de kan.”

– Elke woensdag komt de leesfee in de klas een verhaal vertellen. Trees is een grote fan van de lees-
fee en zegt aan juf Veerle: “Ze kan heel goed vertellen omdat het een fee is.”

– De bel gaat. De kleuters trekken hun jas aan en gaan naar huis. Lana, de tweelingszus van Mira,
wil haar jas niet aandoen. Daarop zegt Mira: “Je moet je jas aandoen. Anders wordt mama boos.”

– Jonas heeft 1 broer Maxime en 1 zus Joke. Juf Veerle vraagt aan Jonas hoeveel broers en zussen hij
heeft, waarop Jonas antwoordt: “1 broer en 1 zus.” Vervolgens vraagt Juf Veerle: “Hoeveel broers
en zussen heeft Maxime?” Daarop reageert Jonas: “1 zus.”

GROOT WORDEN – WERKBOEK 318


CASUS

WEEKPROGRAMMA BOERDERIJKLASSEN

De kinderen van het 2de leerjaar gaan jaarlijks op boerderijklassen. Zo gaat ook Liselot samen met
haar klasgenootjes gedurende drie dagen op verkenning op de boerderij.

Dag 1 Dag 2 Dag 3


Aankomst Ontbijt (08.30u.) Ontbijt (08.30u.)
Installeren in kamers Bezoek melkveebedrijf Opruimen van de kamers
Afspraken + kennismaking Boerderijquiz Brood bakken
met boer en boerin Dieren voederen
Rondleiding (bij de dieren)
Middageten (12.30u.) Middageten (12.30u.) Middageten (12.30u.)
Werken in moestuin + confi- Pottenbakken Huifkartocht + bezoek aan de
tuur maken Vogelverschrikker maken ijsboer
Afscheid

Vieruurtje Vieruurtje
Ponyrijden + dierenverzorging Dierenverzorging
Vrij spel op het erf + hooizol-
der
Avondeten (17.30u.) Avondeten (17.30u.)
Postenspel: De kippenrace Fuif
Gezellig samenzijn

Extra informatie bij activiteiten:

Werken in moestuin + confituur maken


Eerst krijgen de kinderen een uitgebreide rondleiding in de moestuin. Hierbij worden de zintuigen
aangesproken (bijvoorbeeld ruiken aan kruiden, proeven van groenten, kijken naar en voelen aan
vruchten en blaadjes). Daarna gaan ze zelf aan de slag: oogsten van groenten, fruit en kruiden en
onkruid wieden. Vervolgens maken de kinderen confituur met de fruitoogst van de dag. Vooral het
onkruid wieden is momenteel hoognodig. De voorbije weken werd de boerderij enkel bezocht door
kleuters. De kleuters hadden bij het wieden in plaats van onkruid heel wat kruiden en groenten
gewied en een groot deel van het onkruid was blijven staan. In de toekomst zal boer Teun het onk-
ruid wieden daarom voorbehouden voor groepen uit de lagere school.

Dierenverzorging
De kinderen helpen mee bij de verzorging van de dieren. Dit houdt in: het uitmesten van stallen en
dierenhokken, het borstelen van de pony’s, meerijden met de tractor, gaan wandelen met de waak-
hond, … Terwijl ze meewerken op het erf, leren de kinderen omgaan met de dieren, leren ze de
functies van de verschillende boerderijdieren kennen en leren ze welke producten de dieren leve-
ren en wat er van gemaakt wordt. Tijdens deze activiteiten steken de kinderen veel meer op dan
wanneer ze de leerstof in de klas tijdens een les wereldoriëntatie krijgen uitgelegd door de leer-
kracht.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 319


CASUS

Postenspel: De kippenrace
De kinderen worden ingedeeld in twee ploegen die elk een eigen schuilplaats zoeken. Iedere ploeg
moet proberen om zo veel mogelijk kippen te verzamelen. Daarvoor dient elk kind eerst naar de
boer te lopen, waar ze een namaakei krijgen. Vervolgens moeten ze met dat ei naar Moeder Kloek
lopen (dit is de juf die verkleed is als een kip). Bij Moeder Kloek kunnen ze het namaakei omruilen
tegen een kip (dit is een kaartje met een afbeelding van een kip op). Deze kip moeten de kinderen
naar hun schuilplaats brengen. Nadat ze een kip naar hun schuilplaats hebben gebracht, kunnen ze
het hele parcours opnieuw afleggen: eerst naar de boer waar ze een namaakei krijgen, dan naar
Moeder Kloek waar ze het ei omruilen tegen een kip, en vervolgens met deze kip naar hun schuil-
plaats. Er is echter één hindernis: op het parcours lopen twee vossen (= kinderen) rond. Als ze aang-
etikt worden door een vos, moeten ze het voorwerp dat ze op dat moment in hun handen hebben
(het ei of de kip) afgeven. De ploeg die bij het stopsein de meeste kippen verzameld heeft, is de win-
naar.

Bezoek melkveebedrijf
In het melkveebedrijf leren de kinderen waar onze drinkmelk vandaan komt en hoe die verwerkt
wordt. De kinderen mogen ook zelf een koe melken.

Boerderijquiz
In deze quiz krijgen de kinderen vraagstukken die allen verband houden met de boerderij. Ze
bevatten allerlei realistische rekenoefeningen, bijvoorbeeld “Jan plukt 9 appels. Piet plukt 6 appels
meer dan Jan. Hoeveel appels hebben ze samen?”, “Op de boerderij leven 55 dieren. Er zijn 13 man-
netjesdieren. Hoeveel vrouwtjesdieren zijn er?” Om de rekenoefeningen op te lossen mogen de
kinderen gebruik maken van alle materialen en levende wezens op de boerderij.

Vogelverschrikker maken
Op het erf van boer Teun staat één vogelverschrikker. Dit is niet voldoende en de kinderen krijgen
de taak om zelf een vogelverschrikker te maken. Ze bekijken eerst de vogelverschrikker van de boer
en de onderdelen waaruit die bestaat (pompoen = hoofd, knopen = ogen, emmer = hoofddeksel,
bezems = armen, …). Alvorens op zoek te gaan naar materialen om een vogelverschrikker te maken,
denken de kinderen na welke materialen ze nodig hebben.

Brood bakken
Tijdens deze activiteit leren de kinderen hoe brood gemaakt wordt: welke producten zijn daarvoor
nodig en waar komen die producten vandaan. Alle producten worden getoond aan de kinderen en
vervolgens ontpoppen de kinderen zich tot echte bakkers en bereiden ze zelf hun eigen brood in
een vorm naar keuze.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 320


CASUS

ENKELE WIST-JE-DATJES OP BOERDERIJKLASSEN

Wist je dat …
– het voor heel wat kinderen uit onze klas de eerste keer is dat ze op kamp gaan?
– Liselot een knuffelkoe heeft die Bella heet?
– Liselot elke nacht met Bella slaapt, ook hier op de boerderij?
– onze tweedeklassers het verschil kennen tussen een melkkoe en een vleeskoe en weten dat zowel
de melkkoe als de vleeskoe tot de familie van de koeien behoren?
– er 30 koeien, 6 kippen, 4 kuikens, 4 pony’s, 4 poezen, 3 konijnen, 2 honden, 1 varken en 1 ezel op
de boerderij van boer Teun wonen?
– onze tweedeklassers weten dat er meer dieren dan koeien op de boerderij zijn?
– zelfgemaakt brood veel beter smaakt dan brood uit de winkel?
– Hanna haar mama de eerste dag een beetje miste maar nu op dag 3 niet meer naar huis wil?
– Josse en Tom zelf een kippenlied hebben gemaakt?
– Josse dit kippenlied elke avond bij het kippenhok zingt, in de overtuiging dat de kippen hierdoor
de volgende dag meer eieren zullen leggen?
– kippen eerst schattige kuikens zijn vooraleer ze kip worden?
– de hele klas heeft genoten van de boerderijklassen?

GROOT WORDEN – WERKBOEK 321


CASUS

DE ERVARINGEN VAN JUF CARINA TIJDENS DE BOERDERIJKLASSEN

Op boerderijklassen gaan met de bengels van het 2de leerjaar vind ik elk jaar weer een hele erva-
ring. Tijdens deze drie dagen leer ik de kinderen op een heel andere manier kennen. De band tus-
sen mij en de kinderen wordt tijdens deze driedaagse sterker, want ik ben er de hele dag voor hen:
bij het ontwaken, de maaltijden, het slapengaan. Ik voel me dan als een vervangmoeder voor hen.

De activiteiten vallen ieder jaar weer in de smaak bij de kinderen. Zelfs het onkruid wieden. Dit is
een hele karwei, want het onkruid staat erg verspreid tussen de planten en groenten. De kinderen
slagen er goed in om het onkruid van de planten en groenten te onderscheiden. Ze wieden niet lu-
kraak, maar werken systematisch, zodat er geen onkruid meer blijft staan. Ook de boerderijquiz is
erg geliefd. De kinderen lijken de realistische rekenvraagstukken nu veel leuker te vinden dan wan-
neer we rekenvraagstukken in de les behandelen. Ik merk dat ze nu ook beter scoren.

Het postenspel, nieuw sinds dit jaar, blijkt een succes. De kinderen leven zich helemaal in de kip-
penrace in. Voor het spel start, denken ze diep na waar ze hun schuilplaats best maken: Waar kun-
nen ze zich goed verstoppen? Hoe moet de schuilplaats er uit zien? Hebben ze extra materialen no-
dig?, … Ze zien in dat ze hun schuilplaats best niet te ver verwijderen van de plaats waar boer Teun
en Moeder Kloek zich bevinden, zodat ze niet ver moeten lopen. Eens het spel gestart is, wordt er
druk heen en weer gelopen op het erf.

Ook dit jaar worden er weer heel wat verschillen duidelijk tussen de regels en afspraken thuis en de
regels en afspraken die ik samen met de boer en boerin heb opgesteld. Zo maakte Tom zich de eer-
ste dag druk omdat hij zijn pantoffels moest aantrekken alvorens de leefruimte binnen te gaan. Hij
reageerde als volgt: “Van mama en papa mag ik wel op mijn schoenen rondlopen in de huiskamer.”
Of het feit dat de leerlingen ’s morgens iets moesten eten. Esther zat de eerste ochtend aan de ont-
bijttafel te huilen. Ze wilde niets eten. Thuis moest ze van haar mama en papa immers ook niet ont-
bijten als ze niet wou.

Verder zijn de kinderen nog jong maar zorgen ze al goed voor elkaar. De eerste avond had Hanna
een beetje heimwee en Liselot heeft haar toen getroost. Ze vertelde dat zij haar mama ook miste,
maar toch blij was dat ze op de boerderij kon zijn. Er ontstaan ook stilaan echte vriendengroepjes.
Zo zijn er bijvoorbeeld de jongens die graag voetballen, de jongens die liever knikkeren, de meisjes
die samen touwtjespringen, de meisjes die op school graag met de oudere leerlingen spelen. Johan
speelt het liefst alleen. Zo is hij tijdens pauzes vaak terug te vinden bij de basketbalring waar hij zijn
werptechnieken verbetert. Ook wanneer anderen hem vragen om mee te spelen met hen, blijft hij
liever in de buurt van de basketbalring.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 322


CASUS

ENKELE OBSERVATIES IN DE LAGERE SCHOOL

– Liselot, Hanna, Lana en Mira (3de leerjaar) zitten in een kringetje op de speelplaats. Ze hebben
hun stickerverzameling van de Smurfen meegebracht. Ze ruilen de stickers die ze dubbel heb-
ben.

– Sara, Klaartje en Marie uit het 4de leerjaar zingen uit volle borst:
“Jongens zijn slap, ze vallen van de trap
Meisjes zijn sterk, ze klimmen op de kerk.”

– Enkele jongens uit hun klas reageren hierop:


“Meisjes zijn slap, ze vallen van de trap
Jongens zijn sterk, ze klimmen op de kerk.”

– Florian (8 jaar) is uitgegleden in een plas. Zijn broek is nat, en zijn zitvlak doet pijn. Hij barst in
tranen uit. Enkele klasgenootjes van Florian lachen om dit incident. Florians’ oudere broer
Jochem (11 jaar) heeft alles zien gebeuren en komt aangelopen. Hij zegt tegen de kinderen dat ze
niet mogen lachen met Florian want vallen doet pijn. Bovendien zegt hij dat zij het zelf ook niet
leuk zouden vinden als er met hen gelachen wordt.

– Nathan is een gehoorzame, beleefde en stille jongen van 7 jaar. Hij is ver vooruit op zijn leeftijd-
genoten. Hij is nooit humeurig en gedraagt zich altijd voorbeeldig. Op school doet hij wat van
hem verwacht wordt, maar hij zal nooit zelf het initiatief nemen voor een oefening of een spel.
Het lijkt alsof hij een volwassen identiteit heeft aangenomen en gedreven wordt door de wens
zoveel mogelijk te behagen. Hij is niet erg populair in de klas en wordt door zijn klasgenootjes
beschouwd als het lievelingetje. Op de speelplaats probeert hij aansluiting te vinden bij de andere
groepjes (wat niet goed lukt) of loopt hij alleen rond.

– Op vrijdagnamiddag weerklinkt de muziek van de Kids Top 20 door de geluidsinstallatie op de


speelplaats. Enkele meisjes uit het 5de leerjaar voeren een show op. De voorbije week hebben ze
een dansje ingestudeerd op het liedje “Shut up” van de Black Eyed Peas, en nu tonen ze het aan al
wie het zien wil. Twee jongens uit het 2de leerjaar wachten vol ongeduld tot de jumpmuziek
begint, want dan kunnen ze volop jumpen.

– Met rode blozende wangen stapt Sterre, onlangs 11 jaar geworden, verlegen naar het toilet van de
juffrouwen. De meisjes uit de hogere leerjaren die ongesteld zijn, mogen op die momenten
immers gebruik maken van het damestoilet van de juffrouwen. Sterre kijkt goed rond alvorens ze
het toilet binnengaat. Ze hoopt dat niemand haar heeft gezien. Verder beginnen haar borsten
zich te ontwikkelen. Van haar mama moet ze daarom een bh dragen. Qua mentaliteit is Sterre
nog heel speels en helemaal niet toe aan jongens.

– Op de speelplaats is er met witte lijnen een voetbal-, basketbal-, trefbalveld en hinkelperk gete-
kend. Enkele jongens uit het 4de en 5de leerjaar spelen voetbal op het voetbalveld. De ploegen
worden op volgende wijze ingedeeld: Jonas (leider van ploeg A) en Bert (leider van ploeg B) kie-
zen beurtelings iemand die bij hen in de ploeg mag. Zoals altijd wordt Dirk als eerste gekozen,
want hij kan supergoed voetballen. Kobe daarentegen wordt meestal als laatste gekozen. Hij is
mollig en kan niet snel lopen, maar hij wil wel graag meespelen met de anderen. Als blijkt dat hij
in ploeg A zit, slagen de andere kinderen uit ploeg A een zucht: “Toch niet Kobe, die dikke.” Kobe
staat er beteuterd bij. In het eerste leerjaar en in de kleuterschool was hij ook al mollig, maar toen
maakten de anderen hier geen opmerking over, terwijl hij het nu hard te verduren krijgt.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 323


CASUS

– Enkele meisjes uit het 1ste leerjaar zitten in een kring. Ze spelen “zakdoek leggen”. Er is echter
niemand die een propere zakdoek bij zich heeft. Daarom heeft Nienke voorgesteld om haar vestje
als zakdoek te gebruiken. Het liedje gaat nu: “Vestje leggen niemand zeggen ik heb de hele ...”

– Elke klas gaat maandelijks naar de bibliotheek. In het 4de leerjaar zijn volgende boeken erg
geliefd: “Eindcijfer 7”, “Ramkraak” en “Ik durf alles!” Nijntje, De zeven geitjes en Klein duimpje
hebben hun populariteit verloren.

– Ben (5de leerjaar) heeft samen met enkele klasgenootjes een geheim clubje opgericht. In de strui-
ken achter het grasveld hebben ze hun schuilplaats, waar niemand wordt toegelaten. Voor ze aan
het kamp begonnen te bouwen, hebben ze nagedacht hoe ze dit het best konden aanpakken
(welke takken ze waar zouden plaatsen, waar de ingang was, ...). Met takken hebben ze de ingang
afgesloten. Om toegelaten te worden tot het kamp moet je het geheime wachtwoord kennen.

– Lana en Anke doen aan Rope Skipping. Ze brengen hun springtouw vaak mee naar school om te
oefenen. Het gewone touwtjespringen beheersen ze reeds goed. Op de Rope Skipping leren ze nu
allerlei acrobatenkunsten die ze kunnen uitvoeren terwijl ze springen met het springtouw.

– Daan (4de leerjaar) heeft wafels meegebracht die hij samen met zijn mama heeft gebakken. Hij
heeft ook een wafel bij voor Sylvie, een meisje uit zijn klas. Hij vindt haar het liefste meisje van de
ganse wereld. Hij vindt haar blonde haren heel mooi. Sinds gisteren is het met haar aan. Samen
wandelen ze over de speelplaats. Daan vertelt hoe hij samen met zijn mama de wafels heeft
gemaakt: eerst boter laten smelten, dan gesmolten boter mengen met bloem, eigeel en melk, dan
de eiwitten opkloppen en er suiker aan toevoegen, dan alles mengen en bakken maar.

– Hannelore (2de leerjaar) staat te huilen op de speelplaats. Haar twee vriendinnetjes staan bij haar
en proberen haar te troosten. Ze roepen de juf erbij: “Juf, Senne pest Hannelore, hij zegt dat haar
papa’s vuile janetten zijn, en nu is Hannelore heel verdrietig.” Waarop de juf reageert: “Heeft
Senne zulke lelijke dingen gezegd? Dat mag hij niet doen, hé.” Eén van beide vriendinnetjes
loopt daarop naar Senne en zegt dat hij zulke dingen niet mag zeggen van de juf.

– Mieke (4de leerjaar) heeft voor haar verjaardag een kralenstudio gekregen, waarmee ze een hele-
boel papieren kralen heeft gemaakt. Deze kralen heeft ze vandaag meegebracht voor haar vrien-
dinnen en samen maken ze hiermee juwelen. De meisjes werken geconcentreerd: ze leggen de
kralen van dezelfde kleur samen en vervolgens kiezen ze de kleuren uit die zij willen gebruiken.
De meeste meisjes rijgen de kralen aan het touw volgens een vast patroon, bijvoorbeeld groen-
rood-groen-rood-... of rood-geel-oranje-rood-geel-oranje-...

– Janne (3de leerjaar) staat alleen op de speelplaats. Ze heeft al meermaals geprobeerd aansluiting
te zoeken bij enkele vriendengroepjes, maar dit is haar niet gelukt. De anderen zeggen dat ze
stinkt en daarom niet mag meespelen. Ook in de klas wil niemand naast haar zitten. Janne vindt
het niet meer leuk om naar school te komen. Elke morgen staat ze op met buikpijn en het is elke
dag weer een strijd om haar naar school te krijgen.

– Tuur en Jasper (5de leerjaar) zijn gefascineerd door dinosaurussen. Ze hebben hier heel wat in-
formatie over opgezocht en goochelen met allerlei moeilijke termen zoals Brontosaurus, Diplo-
docus, Triceratops, Iguanodon, Velociraptor, ... Ze willen een film maken over het leven van de
dinosaurussen. Vandaag hebben ze enkele speelgoeddinosaurussen uit hun verzameling meege-
bracht en oefenen ze bepaalde fragmenten uit hun toekomstige film.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 324


CASUS

FRAGMENT UIT HET VRIENDJESBOEK VAN LISELOT

Naam: Hanna
Bijnaam: ?
Leeftijd: 10 jaar
Woonplaats: Rozenstraat 2, 2840 Rumst, Antwerpen,
België, Europa, Wereld
Sterrenbeeld: tweeling
Kleur ogen: bruin
Kleur haar: bruin
Broers: 1, Stijn
Zussen: /
Wat ik wel elke dag eten wil: friet
Wat ik leuk vind aan jou: grappig,
altijd goed gezint, liegt niet
Hoe ik je ken: leukste buurmeisje
Wat ik graag doe: koor, knutselen
Fan van: F.C. de kampioenen
Lievelingsfilm: Matilda
Lievelingsmuziek: Milk Inc.
Favo sport: jazdans
Idool: Natalia
Mijn dapperste daad: op kamp gaan met de scouts
Wat ik nooit meer wil meemaken: vratten laten wegdoen
Wat ik later worden wil: dansjuf
Mijn vurigste wens: heel oud worden
Mijn lievelingsdier: poes
Dit wil ik je nog graag toefluisteren: je bent mijn beste vriendin

GROOT WORDEN – WERKBOEK 325


CASUS

SUZIE VERTELT OVER HAAR DOCHTER LISELOT

In januari is er oudercontact op school, waarbij de klasleerkracht de resultaten van de jongeren met


hun ouders bespreekt. In het eerste trimester behaalde Liselot matige resultaten in het 3de jaar Eco-
nomie. In vergelijking met vorig schooljaar zijn haar resultaten erg gedaald. De klasleerkracht
heeft het gevoel dat Liselot onderpresteert en beter zou kunnen presteren mocht ze zich meer inzet-
ten voor haar schoolwerk. Ook Suzie heeft opgemerkt dat Liselot de laatste tijd met andere dingen
in haar hoofd zit. Ze brengt weliswaar veel tijd door in haar kamer, maar of Liselot daar daadwerke-
lijk studeert, betwijfelt Suzie sterk. Er weerklinkt vaak luide muziek uit haar kamer en haar pc staat
permanent aan.

Volgens Suzie is Liselot de voorbije maanden erg veranderd en daar heeft Suzie het moeilijk mee.
De voorbije jaren hadden ze een goede moeder-dochter relatie opgebouwd. Suzie had het gevoel dat
ze Liselot door en door kende. Ze gingen samen winkelen, samen gezellig op daguitstap en kozen
elkaars kledij. Nu gaat Liselot het liefst met vriendinnen shoppen. De kleren die ze dan koopt, ver-
schillen erg van de kleren die ze vroeger samen met haar mama kocht. En samen op daguitstap, dat
zit er niet meer in. Vroeger vroeg Liselot vaak aan Suzie om samen iets leuks te doen. Als Suzie nu
aan Liselot vraagt om samen op stap te gaan, dan weigert Liselot en maakt ze andere plannen met
vrienden.

Verder kan Liselot geen spiegel voorbij wandelen zonder zichzelf grondig te bestuderen in die spie-
gel. Ze verbergt haar mooie gezicht achter een laag make-up. Vroeger mocht ze van Suzie af en toe
experimenteren met make-up, maar dan enkel thuis en in het weekend en daar hield Liselot zich
aan. Nu draagt ze ook make-up om naar school te gaan: zwarte mascara, oogschaduw en fond de
teint. Niet alleen haar ogen kleurt ze zwart, ook in haar kledingkast is heel veel zwart aanwezig. Ze
lijkt net een kopie van één of andere popster. Dit staat in contrast met de kleurrijke kledij die ze
vroeger verkoos en waarmee ze net een clown leek. Nu lijkt ze een nieuwe mode te volgen, de
zwarte mode. Als Suzie hierover een opmerking maakt, bijvoorbeeld dat ze zwart beter combineert
met een kleurrijk kledingstuk, wordt Liselot kwaad en zegt ze dat ze zelf beslist welke kledij ze
draagt. Suzie vraagt zich af of het misschien door haar vrienden komt dat Liselot zich nu anders
kleedt en zich schminkt. Haar vrienden lijken die zwarte mode eveneens te volgen.

Liselots gedrag schommelt sterk. Op het ene moment is ze erg aardig en heeft ze goede manieren,
terwijl ze zich op andere momenten arrogant gedraagt en die goede manieren compleet verdwenen
zijn. Ook haar taalgebruik varieert. Nu eens uiterst beschaafd praten, dan weer vreselijk dialect.
Thuis is ze erg passief: ze hangt voor de tv, zit op haar kamer, hangt aan de telefoon, … maar voor
opruimen past ze en onder huiselijke karweitjes probeert ze onderuit te komen. In het koor is ze
echter erg actief en neemt ze extra taken op, zoals de organisatie van de spaghettidag ten voordele
van het koor. Als ik of mijn man een opmerking maken over haar wisselende gedrag, dan reageert
Liselot fel. Ze zegt dat we haar niet begrijpen en ons niet moeten mengen in haar leven. Er zijn ook
discussies wat betreft het weggaan op vrijdagavond na de koorrepetitie. Liselot moet dan om 24 uur
thuis zijn. Telkens weer haalt Liselot aan dat 24 uur veel te vroeg is om naar huis te gaan.

Tijdens het oudercontact haalt de klasleerkracht aan dat Liselot zich erg weerspannig opstelde toen
de drankautomaat uit de school werd verwijderd. Zij en enkele medeleerlingen protesteerden
hevig. Suzie herkent dit. Ook thuis heeft Liselot zich druk gemaakt over het voorval met de drank-
automaat. Haar man Paul en zijzelf begrepen niet waarom Liselot er zo’n heisa rond maakte. Paul
verwees hierbij naar zijn werk. Moesten hij of zijn collega’s zich druk maken over een drankauto-
maat die werd weggehaald of een andere kleinigheid, dan zou er dagelijks protest zijn. Liselot
begreep de reactie van Paul niet en riep: “Och, jullie durven niets.”

GROOT WORDEN – WERKBOEK 326


CASUS

ENKELE BERICHTJES OP FACEBOOK

Hanna Notelaers: Hoi hoi, mag je van je mama en papa naar


(10 maart 2009 om 18.32u.) Werchter? Ik wel J, dus doe je best om hen te overtuigen!! Kus,
Hanna.

Liselot Peeters is dolgelukkig met Jef


(8 maart 2009 om 14.25u.)

Toke Noels: Heey Lotje,


(5 maart 2009 om 18.54u.) Gaan we morgen na school een broodje eten op de markt? Ik vraag
aan Jef en Lander of zij ook zin hebben om mee te gaan. Doeii,
Toke.

Hanna Notelaers: Lotje, je mag komen logeren, yoehoe!! Kijk er al


(24 februari 2009 om 19.43u.) naar uit. Kus, Hanna

Liselot Peeters is feeling down down down … vraag me niet waarom!


(20 februari 2009 om 17.15u.)

Jef Deleu: OPROEP: Zaterdagavond treden The Icons op in


(18 februari 2009 om 15.15u.) het jeugdhuis. Be there or be … een watje. Jef

Liselot Peeters gaat handtekeningen verzamelen TEGEN KINDERARBEID


(14 februari 2009 om 10.59u.)

Deborah Soens: Helaba Lottemie, mercikes voor je berichtje.


(13 februari 2009 om 21.22u.) Jammer genoeg heeft mijn zoektocht naar mijn echte ouders tot
nu toe niet veel opgeleverd. Ik weet eigenlijk niet waar ik moet
beginnen. Met mama en papa kan ik er niet over spreken. Ze wil-
len er niet van horen. Ik heb de voorbije dagen al gesurft op het
internet, maar hoe moet het nu verder. Ik wil mijn biologische
ouders leren kennen en mijn mama en papa niet kwetsen.
Deborah XX

Niels Jaspaert: Hey schatje, ik mis je. Ik kijk al heel erg uit naar
(13 februari 2009 om 20.04u.) morgen: naar de film! Dikke kus, Niels.

Liselot Peeters – Ni te missen: Zondag spaghettidag jeugdkoor ‘Zing ze vrij’


(10 februari 2009 om 20.15u.)

Sonja De Backer: Haai Lotje,


(6 februari 2009 om 18.24u.) Ik kan niet naar de spaghettidag van het koor komen. Ik moet mee
op familiefeest, hip hoi L. Ik bereid me al voor op de opmerkingen:
“Ooh, wat ben jij groot geworden.”,“Hoe gaat het op school?”
Enfin, ik kan er ni onder uit.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 327


CASUS

KRANTENKOPPEN

Paul, de vader van Liselot, leest in zijn vrije tijd vaak de krant. Daarin leest hij heel wat informatie
over het reilen en zeilen van de jeugd. Hieronder vind je enkele krantenkoppen.

“Kwart van jongeren overwoog afgelopen jaar zelfmoord”


“Evenement ‘Kickx’ stuurde al honderden jongeren de hoogte in”
“Lancering van nieuw gamma schoonheidsproducten voor jongeren”
“Dronken tieners gaan joyriden met gestolen wagen”
“Gebruik cannabis en XTC stijgt bij jongeren”
“Film- en tv-sterren beïnvloeden rookgedrag jongeren”
“Tatoeages en piercings blijven niet langer buiten de schoolmuren”
“Ouders vinden adolescentieperiode het ‘moeilijkst’”
“Jongeren discussiëren op het internet over politiek”

GROOT WORDEN – WERKBOEK 328


CASUS

WEBSITE JOEPIE, RUBRIEK DIALOOG

Liselot leest het jongerentijdschrift JOEPIE. Regelmatig neemt ze een kijkje op de website van
JOEPIE waar ze in de rubriek dialoog volgende getuigenissen leest.

Hoi Joepie, ik ben een meisje van 15 en zit in dezelfde klas als mijn zus van 16 omdat zij dit jaar
moet overdoen. In het begin van het schooljaar begreep ik nog dat ze altijd bij mij kwam staan,
maar nu zou ze toch al andere vrienden moeten hebben? Ik haat het dat ze tijdens elke pauze bij mij
en mijn vriendinnen komt staan. Ook koopt ze altijd dezelfde spullen als ik. Ik heb haar al eens
gezegd dat ik dit niet fijn vind, maar toen lachte ze me eerst in mijn gezicht uit voor ze me begon uit
te schelden. Hebben jullie misschien tips voor mij? Want ik ben het gedrag van mijn zus echt beu.
B.

Hey Joepie, ik ben een meisje van 14 en heb nog nooit een lief gehad. Er is een jongen waar ik wel
wat voor voel. Om eerlijk te zijn: ik ben smoor op hem! Hij weet dat, want hij heeft aan een vriendin
gevraagd hoe ik over hem denk. Zij heeft eerlijk gezegd dat ik hem wel zie zitten. Maar ik weet niet
of hij mij leuk genoeg vindt om zijn lief te zijn. En ik durf het niet te vragen, want als hij ‘nee’ zegt
weet ik het zeker. Nu kan ik nog dromen. Maar ik zou ook graag meer doen dan dromen van hem.
Mijn vriendinnen zeggen dat ik op hem af moet stappen, maar dat durf ik niet. Daar ben ik te verle-
gen voor. Bangerdje

GROOT WORDEN – WERKBOEK 329


CASUS

DAGBOEKFRAGMENT

Liefste dagboek,

Vandaag ben ik gaan winkelen met Hanna, Marie en Toke. ’s Avonds hebben we fotoshoot gehouden met
onze nieuwe kleren. Het was reuzefijn. We probeerden erg verleidelijk naar de camera te kijken. Hanna
was hier kei goed in, ik zal nog wat moeten oefenen vrees ik. En de littekens van mijn acne op mijn voor-
hoofd storen me echt. Stomme puisten!! Wanneer ik op straat loop of met anderen praat, heb ik het gevoel
dat ze constant naar mijn littekens staren. Die dikke laag bruine crème lijkt precies niet te helpen. Oh, wat
schaam ik mij voor die littekens.

Wat een onvriendelijke buschauffeur hebben we vandaag ontmoet. We vroegen of we tussen twee bushaltes
in konden afstappen, anders moesten we wel 2 km te voet gaan. Die buschauffeur weigerde dat, hij zei dat
hij enkel mocht stoppen aan bushaltes. We hebben hem nog proberen te overhalen: “Maar meneer, anders
moeten we 2 km stappen?”, “Er zijn toch niet veel auto’s op de baan, dus je kunt gemakkelijk stoppen.”,
“Het kan elk moment beginnen regenen.” Onze argumenten hielpen echter niet en meneer zette ons af aan
de bushalte zoals zijn werkgever van hem verwachtte. We hebben hem een vieze blik geschonken.

Binnen enkele maanden is het Rock Werchter. Ik wil zooo graag gaan, maar mams en paps zeggen dat ik
pas vanaf 16 jaar naar festivals mag. Hopelijk zien ze één dagje Werchter door de vingers. Hanna mag
immers wel gaan.

Ik weet niet meer wat ik met Niels moet aanvangen. Ik denk dat ik het ga uitmaken. Hij is een lieve jongen,
maar ik ben hem een beetje beu. Hij zaagt te veel. Jef is veel toffer en erg cool. Zelfs een beetje macho. Hij
toont graag hoeveel spieren hij heeft.

Marie is nu officieel emo. Ik vraag mij af of ik ook emo ben of moet worden. Ik draag wel zwarte kleren, en
luister af en toe naar die muziek, maar eigenlijk vind ik die muziek niet zo geweldig. Ik luister veel liever
naar popmuziek.

’t Is weer zover: de rode vlag hangt uit. Ik heb echt veel last van mijn maandstonden. Volgens Toke betert
dat zodra je de pil neemt. Ik heb het er al met mams over gehad, maar zij vindt mij nog veel te jong voor de
pil. Spijtig, want je krijgt daar ook dikkere borsten van volgens Toke. Toke heeft dit weekend voor het eerst
gesekst. Ik zou dat totaal niet durven met Niels. Ik vraag me af of ik abnormaal ben. Maar aan wie kan ik
dat vragen? Niemand zal mij begrijpen …

Dit weekend is het kermis. Qua attracties valt daar niet zo veel te beleven. Meestal zitten we met z’n allen
op het pleintje naast de botsauto’s. We eten dan frietjes of smoutebollen, babbelen wat en kijken naar de
jongens die stoer doen in de botsauto’s. Vorige zomer heb ik daar mijn eerste sigaret gerookt, en tevens mijn
laatste. Dat is niets voor mij, dan drink ik liever Redbull of Bacardi.

Dikke kus,
Lotje

GROOT WORDEN – WERKBOEK 330


CASUS

BABYSITTEN BIJ ANTOON

18 februari 2009. Vandaag ga ik babysitten bij Antoon. Zijn ouders willen er graag even tussen uit. Met
zo’n kleine wildebras in huis hebben ze af en toe nood aan tijd voor hun tweetjes, en dan spring ik graag
bij. Wanneer ik aankom, zit Antoon televisie te kijken. De avonturen van Bumba en Bumbalu weten
hem steeds te boeien. Laatst nog kwam Antoon even aan de telefoon toen ik met zijn mama belde. Hij
riep toen: “Bumba tv. Kijk maar.” Hij dacht dat ik door de telefoon ook naar Bumba kon kijken. Ook nu
kijkt hij erg geconcentreerd naar televisie. Hij heeft zelfs niet door dat ik gearriveerd ben.

Ik stel voor om te tekenen. Antoon vindt dit een goed idee. Hij neemt een stift en gaat aan de slag,
maar al gauw houdt hij het tekenen voor bekeken. Hij zegt dat zijn tekening klaar is. Op zijn teke-
ning staan enkele cirkels en lijnen. Als ik hem vraag of de tekening voor mij is, knikt hij instem-
mend. Die tekening voeg ik zeker toe aan mijn prikbord.

Als verrassing heb ik vandaag de blokkentrommel van Elise meegebracht. Hij is in de wolken en neemt
alle blokken uit de doos. In de doos zitten blokken van diverse groottes en diverse figuren: grote en
kleine blokken, kubussen en balken, in alle kleuren van de regenboog. De blokken liggen over de hele
woonkamer verspreid. Luidkeels roept hij: ‘Blokke van A’toon … blokke van A’toon’. Antoon maakt ver-
volgens een toren. En wat vindt hij het leuk om die toren daarna weer omver te gooien. Wanneer
Antoon het spelen met de blokken beu is, bedenk ik een opruimspel zodat Antoon leert op te ruimen. Ik
vraag hem om de blokjes te zoeken en in de trommel te gooien. Gooien op zich lukt wel, maar de blok-
ken belanden niet in de trommel. Antoon kan nog niet zo goed richten.

Even later wil Antoon de zandbak in. Hij maakt pannenkoeken voor mij en gaat hierbij zorgvuldig
te werk: hij doet zand in een emmer en roert er met een schepje in. Blijkbaar heeft hij goed opgelet
wanneer zijn mama pannenkoeken maakt. Als de ‘pannenkoeken’ klaar zijn, proeft hij ervan en
zegt: “Mmm”. Ook ik moet proeven. Ik doe alsof ze erg lekker zijn. Antoon gaat zo op in zijn kook-
kunsten dat hij er slechts net op tijd aan denkt om te gaan plassen. Heb ik even geluk, want een
natte broek en een natte zandbank zijn niet zo fijn om op te kuisen. Wanneer ik hem wil helpen om
zijn broekje af te doen, roept hij: “Alleen.” Hij wil het zelf doen: “Ik kan da.” Na een hevig gevecht
met zijn broek, laat hij mijn hulp toch toe.

Ik stel voor om verstoppertje te spelen. Als kind vond ik dit spel immers geweldig. Ik verstop mij en
Antoon moet mij komen zoeken. Hij vindt mij echter niet. Wanneer ik weer te voorschijn kom, zie
ik hem met een autootje spelen. Ik vraag me af of ik mij te moeilijk verstopt heb. Nu mag Antoon
zich verstoppen en kom ik hem zoeken. Hij verwijdert zich enkele meters van mij, verbergt zijn
hoofdje achter zijn handjes en roept: “Kome zoeke”, terwijl hij in feite nog helemaal zichtbaar is
voor mij. Misschien heb ik hem de regels van het spel niet goed uitgelegd. De volgende keer beter …
Aangezien zijn mama en papa pas laat op de avond zullen thuiskomen, moet ik Antoon zijn flesje
groeimelk geven voor het slapengaan. Gezellig nestel ik me samen met Antoon en een prentenboek
in de sofa voor het ‘pap’-moment. Ik mag Antoon niet helpen om zijn flesje vast te houden. Hij
roept “zelf doen”. Hij houdt zijn papflesje zelf vast en drinkt het volledig leeg.

Het is bedtijd. Ik zet Antoon op de verzorgingstafel en help hem bij het uitkleden. Als ik hem vraag
of hij een jongen of een meisje is, antwoordt hij “een jongen”. Ik vraag hem vervolgens waarom en
hij antwoordt omdat hij een trui draagt en een broek. Ik doe hem een pamper en zijn pyjama aan,
hij is klaar om naar dromenland te gaan.

Als hij in zijn bedje ligt, geef ik hem een dikke nachtzoen en wens hem welterusten. Door de baby-
foon hoor ik Antoon praten over pannenkoeken voor Bumba en nog wat andere dingen, die ik niet
kan verstaan. Enkele minuten later is het stil.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 331


CASUS

VRAGEN BIJ DE CASUS: ‘MAAK KENNIS MET LISELOT EN


HAAR OMGEVING’

1. Liselot zit in het 3de jaar economie. Moeder Suzie maakt zich zorgen over het gedrag van Liselot.
Ze vermeldt onder andere volgende ‘zorgpunten’:
1. Verandering van de moeder-dochter relatie
2. Zwarte make-up en kledingstijl
3. Felle reacties en discussies
Maakt moeder Suzie zich terecht zorgen over het gedrag van Liselot, met andere woorden is elk
zorgpunt dat moeder Suzie aanhaalt abnormaal voor Liselots leeftijd? Leg uit met behulp van
begrippen uit de ontwikkelingspsychologie. Geef bij elk zorgpunt andere argumenten.
1. Verandering van de moeder-dochter relatie
2. Zwarte make-up en kledingstijl
3. Felle reacties en discussies

2. Geef bij elk fragment uit de casus aan over welk begrip/kenmerk uit de ontwikkelingspsycholo-
gie het gaat.

A. “Ze kan heel goed vertellen omdat het een fee is.”

B. “Wanneer ik op straat loop of met anderen praat, heb ik het gevoel dat ze constant naar mijn
littekens staren. Die dikke laag bruine crème lijkt precies niet te helpen. Oh, wat schaam ik
mij voor die littekens.”

C. “Wanneer Suzie Liselots handpalm aanraakt, omklemt Liselot Suzies vinger met haar
handje.”

D. “(…), bijvoorbeeld zijn babydoekje. Dit is een zacht sponsen doekje dat hij al van bij zijn
geboorte heeft en waarmee hij steeds gaat slapen. Hij houdt het doekje dan in zijn handje, of
nestelt zijn hoofdje ertegen. Ook als hij overdag verdrietig is, is dit doekje samen met zijn
tut, het beste medicijn.”

E. “(Wist je dat) Josse dit kippenlied elke avond bij het kippenhok zingt, in de overtuiging dat
de kippen hierdoor de volgende dag meer eieren zullen leggen?”

3. Liselot gaat regelmatig babysitten bij Antoon. In de casus vind je informatie over Antoon.

A. Bespreek de ontwikkeling van Antoon op vijf verschillende ontwikkelingsgebieden. Noteer


bij elk ontwikkelingsgebied een ander kenmerk dat de ontwikkeling van Antoon typeert.

B. In welke ontwikkelingsfase bevindt Antoon zich?

4. Beoordeel volgende stellingen: Is de stelling juist of fout? Leg uit.

A. Het zien overgieten van het fruitsap helpt Mira om haar denkfout te begrijpen.
Juist / fout
Leg uit:

GROOT WORDEN – WERKBOEK 333


CASUS

B. Het feit dat tieners zich bedrinken en vervolgens een auto stelen om te gaan joyriden kan je
verklaren vanuit hun egocentrisch denken.
Juist / fout
Leg uit:

C. De huilbuien van Maarten zijn een teken dat hij onveilig gehecht is.
Juist / fout
Leg uit:

D. Liselot is opzettelijk stout. Zo komt ze aan de televisie, ook al weet ze dat dit niet mag.
Juist / fout
Leg uit:

5. In de casus staat informatie over Sander, de broer van Liselot. Leg aan de hand van de informatie
over Sander uit dat er drie factoren zijn die bepalen hoe de ontwikkeling van een kind verloopt.
Zoek voor elke factor één voorbeeld in het fragment over Sander.

6. In het fragment ‘Enkele observaties in de lagere school’ vind je enkele ontwikkelingskenmerken


terug die typerend zijn voor kinderen in de lagere school. Zoek voor elk van onderstaande ont-
wikkelingsgebieden één voorbeeld in dit fragment en geef telkens aan over welk kenmerk uit de
ontwikkelingspsychologie het gaat.
– Seksuele ontwikkeling
– Sociaal-emotionele ontwikkeling
– Cognitieve ontwikkeling
– Morele ontwikkeling

7) Verklaar de casusfragmenten vanuit de opgegeven ontwikkelingsgebieden.

A. “Wat houdt ze ervan om op voorwerpen te sabbelen. Ook haar eigen vingertjes en teentjes
vindt ze superlekker.”
– Seksuele ontwikkeling
– Cognitieve ontwikkeling

B. “Ik vraag me af of ik abnormaal ben. Maar aan wie kan ik dat vragen? Niemand zal mij
begrijpen …”
– Cognitieve ontwikkeling
– Persoonlijkheidsontwikkeling

C. “Josse maakt een tekening met dunne stiften. Hij gaat Sinterklaas tekenen. Hij tekent het
hoofd, de mijter en de baard. Dan stopt hij zijn tekenactiviteit en kijkt rond in de klas. Hij
loopt naar de bouwhoek en gaat meespelen met de andere kinderen. Hij lacht, dit lijkt hij
veel leuker te vinden. De tekening van Sinterklaas laat hij onafgewerkt achter.”
– Motorische ontwikkeling
– Persoonlijkheidsontwikkeling

D. “De kinderen slagen er goed in om het onkruid van de planten en groenten te onderschei-
den. Ze wieden niet lukraak, maar werken systematisch, zodat er geen onkruid meer blijft
staan. Ook de boerderijquiz is erg geliefd. De kinderen lijken de realistische rekenvraagstuk-
ken nu veel leuker te vinden dan wanneer we rekenvraagstukken in de les behandelen. Ik
merk dat ze nu ook beter scoren.”
– Cognitieve ontwikkeling
– Perceptuele ontwikkeling

GROOT WORDEN – WERKBOEK 334


CASUS

8. Duid het juiste antwoordalternatief aan door het passende bolletje in te kleuren.

A. Welke denkfout maakt Dirk in onderstaand fragment?


“Dirk en Laurens spelen met de auto’s: Dirk speelt het liefst met de grote vrachtwagens, Lau-
rens heeft de kleine personenwagens genomen. Ze hebben beiden hun auto’s op een rij op
de mat gezet. Juf Veerle vraagt: “Hebben jullie evenveel auto’s?”. Dirk roept: “Ik heb het
meest! Mijn rij is veel langer dan die van Laurens.” Laurens is het daar niet mee eens: “Ik
heb toch meer auto’s”, zegt hij.”
– Egocentrisch denken
– Fenomenalistisch causaliteitsdenken
– Niet-reversibel denken
– Centratie

B. “En wat kan hij er van genieten om te rammelen met potjes gevuld met graantjes of rijstkor-
rels. Hij probeert om ook met een bal en een auto te rammelen. Hij leert dat deze jammer
genoeg niet zulke leuke geluiden maken.”
Dit is een voorbeeld van …
– Conformisme
– Assimilatie
– Anticipatie
– Accommodatie

C. Welk van onderstaande kenmerken is NIET van toepassing op Lorie?


– Symbolisch denken
– Bewegingsspel
– Aarzelend spreken
– Koppigheidsfase

GROOT WORDEN – WERKBOEK 335


CASUS

CORRECTIESLEUTEL BIJ DE CASUS: MAAK KENNIS MET


LISELOT EN HAAR OMGEVING

1. 1. Verandering van de moeder-dochter relatie


Normaal: Liselot is een adolescent en staat voor de opdracht om los te komen van haar
ouders (= separatie), om uit te groeien tot een autonome persoonlijkheid die haar eigen
plaats in de volwassenenwereld gevonden heeft (= individuatie). Door haar toenemende zelf-
standigheid gaat ze een andere positie innemen ten opzichte van haar ouders, waardoor de
moeder-dochter relatie kan veranderen.
2. Zwarte make-up en kledingstijl
Normaal: Liselot staat voor de opdracht om uit te zoeken wie zij is en wie zij wil worden
(=identiteitsvinding/-ontplooiing). Deze zelfontdekking gebeurt van buiten naar binnen.
Eerst wordt het uiterlijk onder handen genomen, zoals het geval is bij Liselot (make-up, kle-
ding) (identificatie).
3. Felle reacties en discussies
Normaal: Liselot bevindt zich in het formeel operationeel stadium van de denkontwikkeling.
Haar denkproces wordt gekenmerkt door abstract denken. Haar vermogen om abstract te
redeneren leidt ertoe dat zij haar ouders en autoriteitsfiguren op school veel kritischer tege-
moet treedt, bijvoorbeeld protest op weghalen automaat en uitspraak “Och, Jullie durven
niets”. Regels en verklaringen worden nu in vraag gesteld, bijvoorbeeld uur waarop ze moet
thuis zijn.

2. A. verbanden op onlogische gronden


B. imaginair publiek OF belang van lichamelijke aantrekkelijkheid voor zelfbeeld
C. grijpreflex
D. transitioneel object
E. magisch denken

3. A. Bijvoorbeeld:
1. Tekenontwikkeling:
a. Beheerst krabbelen: cirkels en lijnen
2. Cognitieve ontwikkeling:
a. Symbolisch denken: zand = pannenkoek OF
b. Egocentrische perspectiefname: hij waant zich verstopt als hij zijn gezicht verbergt
achter zijn handen, hij ziet Liselot niet dus hij veronderstelt dat Liselot hem ook niet
ziet
3. Motorische ontwikkeling:
a. Zindelijk: hij denkt er net op tijd aan om te plassen, maar ’s nachts draagt hij nog een
pamper OF
b. Zelfstandigheid: Zelf flesje willen vasthouden
4. Sociaal-emotionele ontwikkeling:
a. Autonomie/zelfstandigheid/koppigheidsfase: “Alleen.” of “Zelf doen.”
5. Persoonlijkheidsontwikkeling:
a. Autonomie/zelfstandigheid/koppigheidsfase: “Alleen.” of “Zelf doen.” OF
b. Begin van ontwikkeling van genderidentiteit: Antoon zegt dat hij een jongen is en ver-
wijst hierbij naar uiterlijke kenmerken (trui, broek)
6. Seksuele ontwikkeling:
a. Begin van ontwikkeling van genderidentiteit: Antoon zegt dat hij een jongen is en ver-
wijst hierbij naar uiterlijke kenmerken (trui, broek)
7. Taalontwikkeling:

GROOT WORDEN – WERKBOEK 336


CASUS

a. Betekenisvol taalgebruik: “Blokke van A’toon” OF “Kome zoeke” OF


b. Bedmonoloog: praat over pannenkoeken voor Bumba en andere dingen die moeilijk
verstaanbaar zijn OF
c. Gebruik persoonlijke voornaamwoorden: “Ik (kan da).”
8. Spelontwikkeling:
a. Constructiespel: Maakt een toren met blokken OF
b. Niet in staat tot regelspel: kan niet mee verstoppertje spelen, regelspel komt tijdens
kleuterfase tot ontwikkeling OF
c. ‘Doen alsof’-spel: Pannenkoeken maken
B. Peuterfase

4. A. Fout: Mira denkt statisch: ze let op de toestand voor (in de kan) en na het overgieten (in het
glas) en niet op het proces (transformatie) dat tot die toestand leidt, ook al toon je haar het
proces. Ze begrijpt niet dat het fruitsap op zichzelf bestaat (identiteitsargument), onafhan-
kelijk van de kan of het glas waarin het zich bevindt.
B. Juist: Het egocentrisme komt tot uiting via de persoonlijke fabel. De persoonlijke fabel
houdt in dat ‘de adolescent uniek is’, zowel met unieke gevoelens als met unieke gedachten.
Dit gevoel uniek te zijn, kan ook het gevoel ‘onsterfelijk’ te zijn met zich meebrengen, wat
kan leiden tot gevaarlijk en roekeloos gedrag, zoals zich bedrinken, een auto stelen en joyri-
den.
C. Fout: De huilbuien zijn geen aanwijzing dat hij onveilig gehecht is. Zijn huilbuien zijn een
indicatie van scheidingsangst (nl. huilen als hij van de opvoeders gescheiden wordt: bij het
slapengaan of als moeder zich in een andere kamer bevindt). Maarten is 9 maanden oud en
op deze leeftijd wordt scheiding van de gehechtheidsfiguur (ouder/opvoeder) betekenisvol
voor het kind.
D. Fout: Liselot is op dat moment een peuter. Een verbod is op die leeftijd gebonden aan de per-
soon die het verbod uitspreekt. Een morele regel is gebonden aan de aanwezigheid van de
opvoedende figuur. Zodra mama of papa de kamer verlaat, verdwijnt ook het verbod.

5. Factor 1: Aanleg: Aanleg verwijst naar de eigenschappen die je bij je geboorte hebt meegekregen:
huidskleur, verstandelijke aanleg, temperament, bepaalde talenten.
Voorbeeld:
– Sander heeft talent voor drummen. OF
– Sander is geen uitblinker op sportvlak.
Factor 2: Milieu: Met milieu wordt je omgeving bedoeld die invloed uitoefent op je ontwikkeling:
je cultuur, je gezin, je vrienden, je leerkrachten.
Voorbeeld:
– Mams en paps moedigden Sanders keuze voor muziekonderwijs erg aan. Ze gingen naar
trompet- en andere instrumentinitiaties. OF
– Mams en paps stimuleren hun kinderen om te sporten. OF
– Trainer zet Sander op de bank, waardoor Sanders motivatie voor hockey daalde. OF
– Al dan niet opvolgen van advies CLB door ouders heeft consequenties voor het gedrag van San-
der (ruzie/huilbuien).
Factor 3: Zelfbepaling: De mens kan ook zelf omstandigheden scheppen. Hij kan zelf kiezen en
hij kan verwerpen: hij kan “ja” zeggen en hij kan besluiten tot “nee”. Hij kiest zelf doelen in zijn
leven, hij bepaalt zelf wat voor hem het leven zinvol maakt.
Voorbeeld:
– Sander wou absoluut drum spelen. Hij heeft zijn keuze voor drum doorgedreven. OF
– Sander nam de beslissing om te stoppen met hockey.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 337


CASUS

6. Seksuele ontwikkeling
a. Voorbeeld: “Juf, Senne pest Hannelore, hij zegt dat haar papa’s vuile janetten zijn, en nu is
Hannelore heel verdrietig.”
b. Kenmerk: Heteroseksualiteit = norm
OF
a. Voorbeeld: “Hij heeft ook een wafel bij voor Sylvie, een meisje uit zijn klas. Hij vindt haar
het liefste meisje van de ganse wereld. Hij vindt haar blonde haren heel mooi. Sinds gisteren
is het met haar aan. Samen wandelen ze over de speelplaats.”
b. Kenmerk: Verliefdheid
Sociaal-emotionele ontwikkeling
a. Voorbeeld: Meisjes spelen met meisjes, jongens met jongens. Hiervan zijn talrijke voorbeel-
den in het fragment ‘Enkele observaties in de lagere school’
b. Kenmerk: één-sekse-groepjes
Cognitieve ontwikkeling
a. Voorbeeld: “Elke klas gaat maandelijks naar de bibliotheek. In het 4de leerjaar zijn volgende
boeken erg geliefd: “Eindcijfer 7”, “Ramkraak” en “Ik durf alles!” Nijntje, De zeven geitjes en
Klein duimpje hebben hun populariteit verloren.”
b. Kenmerk: Het lagereschoolkind is in staat om een onderscheid te maken tussen wat ‘echt’ is
en wat fantasie is. Kinderen krijgen een voorkeur voor dingen die ‘echt’ zijn of ‘echt kunnen
zijn’. De pure fantasie heeft afgedaan.
OF
a. Voorbeeld: “Voor ze aan het kamp begonnen te bouwen, hebben ze nagedacht hoe ze dit het
best konden aanpakken (welke takken ze waar zouden plaatsen, waar de ingang was, …).”
b. Kenmerk: gedachtehandelingen
OF
a. Voorbeeld: “Daan vertelt hoe hij samen met zijn mama de wafels heeft gemaakt: eerst boter
laten smelten, dan gesmolten boter mengen met bloem, eigeel en melk, dan de eiwitten
opkloppen en er suiker aan toevoegen, dan alles mengen en bakken maar.”
b. Kenmerk: reversibel denken
OF
a. Voorbeeld: “De meisjes werken geconcentreerd: ze leggen de kralen van dezelfde kleur sa-
men en vervolgens kiezen ze de kleuren uit die zij willen gebruiken. De meeste meisjes rij-
gen de kralen aan het touw volgens een vast patroon, bijvoorbeeld groen-rood-groen-rood-…
of rood-geel-oranje-rood-geel-oranje-…”
b. Kenmerk: Classificatie
Morele ontwikkeling:
a. Voorbeeld: “Florians’ oudere broer Jochem (11 jaar) heeft alles zien gebeuren en komt aang-
elopen. Hij zegt tegen de kinderen dat ze niet mogen lachen met Florian want vallen doet
pijn. Bovendien zegt hij dat zij het zelf ook niet leuk zouden vinden als er met hen gelachen
wordt.”
b. Kenmerk: Empathie: Gedurende de lagereschoolperiode zijn kinderen steeds beter in staat
om zich in een ander te verplaatsen, te beseffen wat hij of zij weet, denkt en voelt en met de
ander mee te voelen.
OF
a. Voorbeeld: “Eén van beide vriendinnetjes loopt daarop naar Senne en zegt dat hij zulke din-
gen niet mag zeggen van de juf.”
b. Kenmerk: Het kind op lagereschoolleeftijd heeft de neiging om gezaghebbende autoriteiten
te volgen. Leerkrachten zijn in de ogen van een kind dan ook morele gezagsdragers én hun
woord is wet.

GROOT WORDEN – WERKBOEK 338


CASUS

7. A. Seksuele ontwikkeling: Orale fase: Liselot haalt genot uit het zuigen op deze voorwerpen
omwille van het zuigen zelf.
Cognitieve ontwikkeling: Sensori-motorisch stadium: De wereld wordt in deze fase op een
zintuiglijke (sensori-) en handelende (motorische) wijze begrepen. Er vinden nog geen
interne denkactiviteiten plaats. Door voorwerpen in haar mond te steken, leert Liselot de
omgeving kennen.
B. Cognitieve ontwikkeling: Door de toegenomen denkcapaciteiten gaat Liselot op een andere
manier om met zichzelf. Ze is zich meer bewust van en reflecteert meer op haar eigen emo-
ties en het beeld dat ze van zichzelf heeft (introspectie en zelfanalyse): ben ik abnormaal?
Persoonlijkheidsontwikkeling: Persoonlijke fabel: Liselot voelt zich onbegrepen. Ze heeft
het gevoel dat ze bij niemand terecht kan omdat niemand haar zal begrijpen.
OF Haar reactie kan ook kaderen binnen het feit dat ze voor de opdracht staat uit te zoeken
wie ze is (identiteitsvinding: ben ik abnormaal?).
C. Motorische ontwikkeling: Josse is in staat tot tekenen met dunnen stiften (hoofd, mijter,
baard). Hiervoor moet hij beschikken over fijne motoriek, waardoor hij kleine bewegingen
kan maken.
Persoonlijkheidsontwikkeling: Josse begint een tekenactiviteit maar stopt hier mee. Hij
maakt zijn tekening van Sinterklaas niet af. Hij gaat meespelen met de andere kinderen in
de bouwhoek. Hij beschikt nog niet over taakbereidheid of werkrijpheid. Het resultaat (teke-
ning afwerken) is voor hem in deze situatie niet belangrijker dan het leuke van de activiteit
zelf (bouwhoek vindt hij leuker dan tekenen).
D. Cognitieve ontwikkeling: De kinderen bevinden zich in het concreet operationeel stadium.
Het denken van het kind is sterk gekoppeld aan realistische, concreet voorstelbare situaties.
Vandaar worden realistische vraagstukken leuker gevonden en scoren de kinderen er beter
op. Perceptuele ontwikkeling: De tweedeklassers kunnen al beter zelf hun waarneming rich-
ten en sturen. Ze laten zich niet meer leiden door de meest opvallende elementen in hun
waarnemingsveld en kunnen minder opvallende elementen mee in rekening brengen (aan-
dacht voor details), bijvoorbeeld ze kunnen onderscheid maken tussen planten/groenten en
onkruid. Ze kunnen ook systematisch te werk gaan in hun waarneming, bijvoorbeeld ze wie-
den niet lukraak maar systematisch zodat er geen onkruid blijft staan.

8. A. Centratie
B. Accommodatie
C. Aarzelend spreken

GROOT WORDEN – WERKBOEK 339

You might also like