You are on page 1of 118

Zonnestelsel

Score: 0 /1

Waar of niet waar?

Het enige hemellichaam dat licht geeft is de zon.

Jouw antwoord

Waar

Niet waar

Correct antwoord

Waar

Niet waar

Het goede antwoord is: Waar.

Zie informatie hieronder

Demografische transitie

Score: 0 /1

Welke van deze factoren heeft geen invloed op


verandering van de omvang van de bevolking in een land?

Jouw antwoord

Geboortecijfer

Demografische ligging

Immigratie
Emigratie

Correct antwoord

Geboortecijfer

Demografische ligging

Immigratie

Emigratie

Het juiste antwoord is: Demografische ligging.

Zie informatie hierboven

Kenmerken ontwikkelingsland

Score: 1 /1

Inkomen per hoofd van de bevolking.

Het inkomen per hoofd van de bevolking wordt vaak als maatstaf voor welvaart gezien.
Maar er kleven ook enkele bezwaren aan deze maatstaf.
Wat hoort hier niet bij?

Jouw antwoord

Er wordt geen rekening gehouden met alle economische activiteiten.

Er wordt geen rekening gehouden verschil in koopkracht.

Er wordt geen rekening gehouden met inkomensverschillen.

Correct antwoord

Er wordt geen rekening gehouden met alle economische activiteiten.


Er wordt geen rekening gehouden verschil in koopkracht.

Er wordt geen rekening gehouden met inkomensverschillen.

Prima.

Ontwikkelingslanden

In een ontwikkelingsland zijn de levensomstandigheden voor een groot deel van de bevolking slecht:


veel mensen kunnen niet of nauwelijks in hun behoeften voorzien. 

Op de kaart hieronder zie je een weergave van het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking. 
Hoe donkerder de kleur, hoe hoger het gemiddeld inkomen. Zoals je ziet liggen de meeste
ontwikkelingslanden in Afrika, Zuid-Amerika en Azië. 

Voorheen waren ontwikkelingslanden vaak koloniën van de rijke gebieden in West-Europa.

Centrum en periferie

De relatie tussen een dominant kerngebied en andere gebieden noem


je ook wel een centrum-periferie-relatie. Hierbij is het dominante
gebied het centrum en vormen de andere gebieden de periferie.

Landelijk
Op landelijk niveau duid je de relatie tussen stad en platteland aan als
een centrum-periferie-relatie. De stad is hier het centrum en het
platteland de periferie.
Mondiaal
Op mondiaal niveau duid je de relatie tussen rijke, ontwikkelde gebieden en armere
ontwikkelingslanden aan als een centrum-periferie-relatie. Het centrum zijn de rijke, meest
ontwikkelde landen van de wereld: zij domineren de wereldhandel. De arme landen zitten in de
periferie.

Deze mondiale centrum-periferie relatie ontstond in de koloniale tijd. Rijke landen haalden de
grondstoffen voor hun producten uit de gekoloniseerde landen en verdienden hieraan. Na het
koloniale tijdperk bleef deze rolverdeling in stand.

Semi-periferie
Lange tijd heeft het rijke westen economische gezien een dominante positie gehad ten opzichte van
de rest van de wereld. Pas sinds enkele jaren spelen ook enkele landen in Azië en Zuid-Amerika een
belangrijke rol in de wereldeconomie. Deze landen leverden van oudsher grondstoffen en/of arbeid
aan rijke landen en zijn in de afgelopen 50 jaar meer industriële producten gaan ontwikkelen en
exporteren. Hierdoor hebben ze een betere positie gekregen in de wereldhandel. Deze landen
vormen op dit moment de semi-periferie.

Inkomen per hoofd van de bevolking

Een van de kenmerken van ontwikkelingslanden is een laag gemiddeld inkomen per inwoner.
In de tabel zie je van enkele landen het bruto nationaal inkomen (bni is gelijk aan het inkomen van
alle inwoners samen), het aantal inwoners en het gemiddeld inkomen per inwoner per jaar.  De
bedragen zijn uit 2010.

Als je kijkt naar het gemiddeld inkomen per inwoner zie je grote verschillen. Het is duidelijk dat
Indonesië en Rwanda tot de ontwikkelingslanden behoren. In deze landen heeft een groot deel van
de bevolking moeite om in het bestaansminimum te voorzien. De Wereldbank hanteert
als armoedegrens een inkomen van ongeveer 1 euro per dag.

Inkomen per hoofd van de bevolking

Het inkomen per hoofd van de bevolking wordt vaak als maatstaf voor welvaart gezien. Maar er
kleven ook enkele bezwaren aan deze maatstaf:

 Je houdt geen rekening met het welzijn van mensen: in hoeverre mensen tevreden zijn met
de mate waarin ze in hun behoeften kunnen voorzien. Het gaat om het welbevinden van
mensen. Dat krijgen ze niet alleen door de producten die ze
kunnen kopen, maar ook door de zaken als luchtkwaliteit,
beschikbare gezondheidszorg, natuur, et cetera.

 Je houdt geen rekening met prijsverschillen: doordat de


prijzen in westerse landen hoger zijn dan de prijzen in
ontwikkelingslanden kun je met één euro in een
ontwikkelingsland meer kopen dan in een rijk land.

 Je houdt geen rekening met de informele economie: niet alle


activiteiten tellen mee in het nationaal inkomen. Denk
bijvoorbeeld aan het zwarte circuit, maar ook het houden van
een moestuin. In ontwikkelingslanden zijn veel mensen voor
een belangrijk deel van hun inkomen afhankelijk van de
informele sector.

 Je houdt geen rekening met inkomensverschillen: als een


inkomen per hoofd van de bevolking gemiddeld hoog ligt,
betekent dat niet dat iedereen in dat land ook zo’n hoog
inkomen heeft.

Waterkringloop

Score: 1 /1

Een stof kan van fase veranderen. Dit gebeurt als de temperatuur verandert.
Als de temperatuur van een vaste stof te hoog wordt dan wordt het vloeistof. Dit noemen
we ......1.......
Het omgekeerde hiervan noemen we ........2 ....... of ook wel bevriezen.

Jouw antwoord

1= stollen 2= smelten

1=smelten 2= stollen

Correct antwoord

1= stollen 2= smelten

1=smelten 2= stollen

Prima.
Waterkringloop

Water is voortdurend 'op


reis'. Die reis wordt wel
de waterkringloop genoem
d.

Water, bijvoorbeeld
zeewater, verdampt. Hoe
warmer de lucht boven
zee, hoe meer water er
verdampt.
De waterdamp stijgt op en
terwijl die stijgt, koelt hij
weer af. Door die afkoeling
vindt er condensatie
plaats: waterdamp verandert in waterdruppels.
En die druppels vormen samen een wolk.
De wind blaast de wolken het land in. De wolken gaan langs de helling omhoog en koelen af totdat er
zóveel druppels in de wolk zitten dat ze er als neerslag uit vallen. Het grootste deel van de neerslag
verzamelt zich uiteindelijk in de rivieren. En die rivieren brengen het water weer naar zee.

Oppervlaktewater en grondwater

Al het water dat zich in vloeibare vorm aan de oppervlakte


van de aarde bevindt, noem je oppervlaktewater. Water
dat zich niet aan de oppervlakte bevindt, maar
ondergronds in bodems en gesteenten noem
je grondwater. Een ondergrondse watervoerende laag
wordt ook wel een aquifer genoemd.

Naast oppervlaktewater en grondwater is er water in de


vorm van ijs, bijvoorbeeld op de polen of in gletsjers. En er
bevindt zich waterdamp in de dampkring. 

Oppervlaktewater bevindt zich deels in natuurlijke


wateren, denk aan oceanen, zeeën, fjorden, meren,
plassen, vennen, poelen en rivieren. 
Maar oppervlaktewater bevindt zich ook deels in
kunstmatige wateren, zoals stuwmeren, kanalen, vijvers,
grachten en sloten. 

Rivier
Overtollig water in een gebied wordt vaak zichtbaar weggevoerd uit het gebied door een rivier. Het
gebied waaruit een rivier (plus zijrivieren) het overtollige water afvoert noem je
het stroomgebied van de rivier. Een grens tussen twee stroomgebieden noem je
een waterscheiding.

Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen oceanische rivieren die uitmonden in een zee of oceaan
en continentale rivieren die bijvoorbeeld in een meer of een moeras eindigen (bijv. de Wolga, Dnjepr
en de Donau). 

Het rivierverloop van hoog naar laag beschrijft het verval van een rivier van de bron van de rivier tot
de monding. Het rivierverloop wordt vaak onderverdeeld in een bovenloop,
een middenloop en benedenloop. 

Rivier

De bovenloop van een rivier is het deel bij de bron. Dit deel ligt
meestal het verst van de kust af. Doordat veel rivieren hun bron
in een hooggelegen gebied hebben, is het verval in de
bovenloop het grootst en stroomt het water in de bovenloop
het snelst. Door de grote stroomsnelheid worden in de
bovenloop grind en soms grote keien meegevoerd.

Als de stroomsnelheid van het water afneemt, spreek je van


de middenloop van de rivier. Het grind dat in de bovenloop is
meegevoerd, wordt hier afgezet (sedimentatie). In de stroom
bevindt zich alleen nog grind met een kleine korrelgrootte, of
zand.

Als de rivier bij de monding komt, spreek je van


de benedenloop. De benedenloop voert meestal door het
laagland. Voordat een rivier in een zee of in een groot meer
uitmondt, zie je vaak een stelsel van aftakkingen van de rivier. Je
noemt dat de rivierdelta.

Klimaatzones

Score: 1 /1

Zijn onderstaande stellingen over het klimaat waar of niet waar?

I. Het klimaat van een gebied wordt voor een groot deel bepaald door
de afstand van dat gebied tot de evenaar.

II. Hoogteverschillen tussen gebieden hebben niets te maken met


klimaatverschillen tussen gebieden.

Jouw antwoord
I en II zijn beide waar.

I is waar en II is niet waar.

I is niet waar en II is waar.

I en II zijn beide niet waar.

Correct antwoord

I en II zijn beide waar.

I is waar en II is niet waar.

I is niet waar en II is waar.

I en II zijn beide niet waar.

Prima.

https://schooltv.nl/video/geoclips-klimaatzones-van-de-wereld/

Urbanisatie

Score: 1 /1

Krantenartikel
Krimp bedreigt het platteland: verlaten huizen, afgebladderde verf en dichtgespijkerde ramen. De
journaalbeelden uit 2008 van het Groningse gehucht Ganzedijk stemmen droevig. Ze zijn symbool
geworden voor het schrikbeeld voor veel bestuurders op het platteland: bevolkingskrimp.

Regionale bevolkingskrimp is volgens bovenstaande tekst een schrikbeeld voor bestuurders op het
platteland.

Hieronder een aantal nadelige gevolgen van bevolkingskrimp voor de leefbaarheid in deze
plattelandsregio’s. Welke hoort hier niet bij?

 
Jouw antwoord

Het verdwijnen van scholen

Het verdwijnen van parken

Het verdwijnen van verbindingen van openbaar vervoer

Het verdwijnen van sportfaciliteiten

Correct antwoord

Het verdwijnen van scholen

Het verdwijnen van parken

Het verdwijnen van verbindingen van openbaar vervoer

Het verdwijnen van sportfaciliteiten

Prima.

Industralisatie, mechanisatie en urbanisatie

In de tweede helft van de 20e eeuw vond in Nederland de Industriële


revolutie plaats.

Die periode kenmerkt zich door de overgang van ambachtelijk werken


naar werken in fabrieken, ook wel industrialisatie genoemd. Het
zwaartepunt van het werk verschoof van het platteland naar de stad.
Steeds meer mensen die eerst in de landbouw werkten, werken nu in de
fabrieken in de steden. De trek van het platteland naar de stad wordt
aangeduid met de term urbanisatie of verstedelijking.

De urbanisatie was ook een gevolg van de mechanisatie in de landbouw. Met mechanisatie in de


landbouw wordt het proces aangeduid waarbij mensen worden vervangen door machines.
Door de mechanisatie nam de werkgelegenheid in de landbouw af. Landarbeiders en
boerenknechten vertrokken naar de steden om daar werk te zoeken in de fabrieken.
Suburbanisatie

Na de eerste groei van de steden als gevolg van de industrialisatie en


de mechanisatie volgde de suburbanisatie (suburb = buitenwijk). De
mensenstroom gaat in de andere richting: mensen willen vertrekken
uit de stad om gebrek aan ruimte, lawaai, luchtvervuiling en dergelijke
te ontvluchten.
Deze 'vlucht' is ook een onderdeel van de verstedelijking, want deze
mensen zijn niet de plattelandsmensen van vroeger. Ze doen niet aan
landbouw en zijn nog steeds afhankelijk van de stad voor werk,
onderwijs en cultuur. Nederland hield met dit fenomeen rekening
door groeikernen aan te wijzen: kleinere gemeenten die de
suburbanisatie van een of meerdere nabijgelegen steden moesten
opvangen door te groeien en aldus huisvesting te bieden.
Suburbanisatie werd gestimuleerd door de groeiende mobiliteit.
Hierdoor konden mensen in de stad werken en buiten de stad wonen.
Het begrip forens is dus sterk gekoppeld aan suburbanisatie. Het
resultaat was het ontstaan van slaapsteden: (voor)steden die overdag
nagenoeg uitgestorven zijn, omdat iedereen in de nabij gelegen grotere stad werkt.

Agglomeratie en wereldstad

Door de urbanisatie en suburbanisatie zie je nu vaak een centrale stad


met eraan vastgegroeide randgemeenten of voorsteden. Dit
groot stedelijk gebied wordt ook wel een agglomeratie genoemd.
Ruimtelijk gezien vormt de agglomeratie een geheel en de bewoners van
de agglomeratie wonen, werken, winkelen en recreëren in verschillende
delen van de agglomeratie en verplaatsen zich regelmatig binnen de
agglomeratie.
De vijf grootste agglomeraties in nederland zijn Amsterdam, Rotterdam,
Den Haag, Eindhoven en Utrecht.

Nederland kent geen megasteden. Een megastad is een stad met meer


dan 10 miljoen inwoners. Op dit moment zijn er zo'n 26 megasteden in de
wereld. Voorbeelden van megasteden zijn Delhi (India), Mexico City, Tokio
(Japan) en Manilla (Filipijnen).

Segregatie

Suburbanisatie (vertrekken uit de stad) in de jaren zeventig en tachtig van


de vorige eeuw was vooral iets voor de beter opgeleide midden- en
hogere inkomens. Een van de gevolgen van de suburbanisatie
is segregatie: bevolkingsgroepen met vergelijkbare afkomst, opleiding en
inkomen komen bij elkaar te wonen. De rijken bij de rijken, in wijken met
dure huizen. De minder rijken in wijken met minder dure huizen. Wie waar
komt te wonen is dus afhankelijk van de grondprijs.
De samenstelling van de bevolking in een wijk verandert voortdurend. Maar als de problemen in
bepaalde wijken zich opstapelen, dan moet er wat gebeuren. Dan moet de overheid ingrijpen.
Stadsvernieuwing is de term die wordt gebruikt voor het proces van renovatie en/of nieuwbouw van
stedelijke gebieden om de leefbaarheid van het gebied te
verbeteren.

Re-urbanisatie

De suburbanisatie die vanaf 1960 op grote schaal plaatsvond had


behalve segregatie nog een belangrijk ongewenst gevolg: de
filedruk nam toe. Forensen die iedere dag vanaf hun woonplaats
naar de stad moeten om te werken, zorgen voor kilometerslange
files tijdens de spitsuren.

Na 1980 trad er mede daarom re-urbanisatie op. Men zag de


voordelen van de stad (opnieuw) in: nauwelijks files naar de stad
toe en dicht bij voorzieningen als theater, ziekenhuis en
winkelcentra.
Ook de overheid gaf hier de nodige prikkels door de
(binnen)steden aantrekkelijker te maken voor midden- en hogere
inkomens. Verloederde gebieden werden opgeknapt en er werd
in de aantrekkelijkheid van stadswijken geïnvesteerd. Tevens werd het beleid van het stimuleren van
groeikernen losgelaten.

Economie

Score: 1 /1

Wat wordt bedoeld met een ‘open economie’?

Jouw antwoord

A. Een land maakt veel goederen en diensten zelf en hoeft weinig te importeren.

B. Een land handelt veel met het buitenland in goederen en diensten.

Correct antwoord
A. Een land maakt veel goederen en diensten zelf en hoeft weinig te importeren.

B. Een land handelt veel met het buitenland in goederen en diensten.

Prima.

Meer info 

Grenzen

Score: 1 /1

Een grens is een zichtbare of onzichtbare lijn in het landschap.


Het scheidt fysiek of denkbeeldig groepen mensen van elkaar.
Een zichtbare grens kan bijvoorbeeld zijn een rivier, een zee, een bergketen of een woestijn.
Zo'n grens is een .......1........

Er zijn ook grenzen die je niet kunt zien. Die grens is er omdat mensen hem gemaakt hebben.
Zo'n grens heet een ...........2..............

Jouw antwoord

1 = kunstmatige grens, 2 = natuurlijke grens.

1 = natuurlijke grens, 2 = kunstmatige grens.

Correct antwoord

1 = kunstmatige grens, 2 = natuurlijke grens.

1 = natuurlijke grens, 2 = kunstmatige grens.

Prima.

Meer info 

Vrijgeven

Neerslag en wind

Score: 1 /1

Luchtdruk
De luchtdruk is de druk die in de aardatmosfeer bestaat ten gevolge van
zijn eigen gewicht. Dat gewicht van de lucht ontstaat doordat de zwaartekracht
van de aarde werkt op de massa van de lucht.

Tussen welke waarden varieert de luchtdruk op aarde ongeveer?

Jouw antwoord

Tussen 560 - 840 mbar.

Tussen 960 en 1040 mbar.

Tussen 1020 en 1200 mbar.

Correct antwoord

Tussen 560 - 840 mbar.

Tussen 960 en 1040 mbar.

Tussen 1020 en 1200 mbar.

Het weer: Temperatuur

Om aan te geven hoe warm het buiten is, gebruik je


de temperatuur. De temperatuur meet je met een
thermometer.

Een bekende thermometer is de vloeistofthermometer. Een


vloeistofthermometer bestaat uit een vloeistofreservoir gevuld
met een gekleurde vloeistof, een dunne glazen buis (het
capillair) en een schaalverdeling.

Een vloeistofthermometer maakt gebruik van het principe dat


als de temperatuur stijgt, een vloeistof uitzet. Als de
temperatuur stijgt, zet de vloeistof in het reservoir uit en stijgt
de vloeistof in het capillair.

Temperatuur wordt vaak gemeten in graden Celsius (ºC).


De temperatuur van smeltend ijs is 0 graden Celsius (0 ºC). De temperatuur van kokend water is 100
ºC.
Soms in sommige landen is de meeteenheid Fahrenheit (F).
32 0F   = 00C; 50 0F = 10 0C. In de Verenigde Staten wordt de Fahrenheit-temperatuurschaal nog
officieel gebruikt.

Het weer: Neerslag

Bij neerslag gaat het om het vallen (neerslaan) van water.


De meeste neerslag valt in de vorm van regen of sneeuw.
Andere vormen van neerslag zijn ijzel, hagel, mist en dauw.
In welke vorm de neerslag valt, hangt af van de temperatuur tijdens het vallen van de neerslag en de
temperatuur van de grond:

 Als de temperatuur tijdens het vallen van de neerslag steeds onder de 0°C is, krijg je sneeuw.

 Is de temperatuur het laatste stuk boven de 0°C dan krijg je regen.

 Als de neerslag eerst smelt en daarna weer bevriest, krijg je hagel.

 IJzel krijg je als er regendruppels op bevroren grond vallen.

 Dauwdruppels krijg je als het na een mooie dag 's nachts flink afkoelt.
Waterdamp condenseert dan vlak boven de grond.

 Mist is eigenlijk niets anders dan een laag hangende wolk.


De waterdruppeltjes zijn zo klein dat ze in de lucht blijven zweven.

Soorten regen

Er worden drie soorten regen onderscheiden: stijgingsregen, stuwingsregen en frontale regens.


Stijgingsregen
Door opwarming van het aardoppervlak door de zon zal ook de lucht erboven opwarmen. Warme
lucht wil opstijgen. Tijdens het opstijgen koelt de lucht weer af. Door de afkoeling condenseert de
waterdamp in de lucht en als de druppels groot genoeg zijn, gaat het regenen.
Stijgingsregen komt vooral voor in warme gebieden, bijvoorbeeld bij de evenaar. Vandaar dat je daar
tropische regenwouden aantreft.

Stuwingsregen
Als lucht door de wind tegen een berg aanbotst, wordt de lucht omhoog gestuwd. De lucht koelt dan
af, waardoor er regen kan ontstaan. Stuwingsregen komt voor in de bergen.

Frontale regens
Op plekken waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen kunnen frontale regens ontstaan. Deze
regens komen veel voor in West-Europa: warme lucht uit het zuiden trekt naar het noorden en botst
tegen de koude lucht. Het front ligt op het punt waar de warme en koude lucht elkaar raken. De
koude lucht is zwaar en dwingt de warme lucht om op te stijgen en er zal regen ontstaan.
Het weer: Luchtdruk

De dunne laag lucht die zich rond de aarde bevindt, wordt


de atmosfeer genoemd. De lucht heeft een massa en wordt dus aangetrokken door de aarde: de
lucht oefent druk uit op de aarde.

De luchtdruk is de kracht waarmee de lucht op 1 cm² of 1 m² drukt.


De eenheid van druk is N/cm² of N/m².
De luchtdruk wordt ook vaak uitgedrukt in bar of
millibar of Pascal (Pa) of hectopascal (hPa). De
eenheden millibar en hPa zijn numeriek gelijk aan
elkaar.

Er geldt:
1 bar = 1000 mBar ofwel 1000 hPa
1 hPa = 100 Pa
1000 hPa = 1 bar = 10 N/cm²
1000 mBar = 1 bar = 10 N/cm²

De luchtdruk op aarde is niet overal en altijd even


groot. De luchtdruk varieert tussen de 960 mbar
en 1040 mbar.
De luchtdruk meet je met een barometer.

Luchtdruk - Wind

De luchtdruk op aarde is niet overal gelijk. Hoe


hoger je in de atmosfeer komt, hoe lager de
luchtdruk. Je zegt dan: lucht wordt ijler.

Maar ook als je op dezelfde hoogte blijft, is de


luchtdruk niet steeds hetzelfde. Verschillen in
luchtdruk ontstaan onder andere door
temperatuurverschillen tussen plekken op aarde.
Door de verschillen in luchtdruk ontstaat er wind. Lucht stroomt van gebieden met een hoge
luchtdruk naar gebieden met een lagere luchtdruk. Bij een groot verschil in luchtdruk stroomt er veel
lucht: je krijgt wind met een grote windsnelheid.

Een aflandige wind is een wind die vanaf het land komt en naar de zee toewaait. Een aanlandige
wind waait vanaf de zee naar de kust.
Gebieden met een lage luchtdruk noem je depressies. Bij een depressie hoort slecht weer:
bewolking, regen en harde wind.

Passaat en moesson

Passaatwinden zijn winden die het hele jaar voorkomen in het gebied tussen 30° ZB en 30° NB. Op
het noordelijk halfrond spreek je van de noordoostpassaat. De zuidoostpassaat waait op het zuidelijk
halfrond. Passaatwinden waaien altijd van oost naar west.
Passaatwinden worden veroorzaakt door temperatuurverschillen
tussen stijgende en dalende lucht en door drukverschillen.

De moesson is een wind die voorkomt in tropische gebieden. De


wind ontstaat door temperatuurverschillen boven het land en
boven de zee. De wind waait een langere periode uit dezelfde
richting om dan ongeveer 180°C van richting te veranderen.
De wind heeft grote invloed op het weer in de moessongebieden.
Afhankelijk van de windrichting wordt er ook een andere
luchtsoort aangevoerd; er wordt ook wel gesproken van natte
moesson en droge moesson.
De bekendste moesson is die van India en omstreken. Tot begin
juni is het noorden India droog, maar in juni, juli en augustus valt
er net zoveel regen als tijdens een heel jaar in een West-Europees
land. Daarna is het weer droog tot de volgende moesson
aanbreekt.

Windsnelheid
De windsnelheid meet je met een windmeter.
De windsnelheid kun je uitdrukken in m/s of km/h.
Hoe groter de windsnelheid hoe krachtiger de wind.
De windkracht wordt aangegeven op de schaal van Beaufort.
Windkracht 2 is een zwakke wind. Windkracht 10 is zware storm.
Naast de windkracht is ook de windrichting belangrijk. De windrichting geeft aan uit welke richting
de wind komt. Afhankelijk van de windrichting wordt er warme of koude lucht aangevoerd en bevat
de lucht die wordt aangevoerd veel of weinig vocht.

Het weer: Onweer

Een stof kan door wrijving elektrisch geladen raken. De wrijving


zorgt ervoor dat elektronen van de atomen die in de stof zitten, aan de wandel gaan. De stof kan
hierdoor positief of negatief geladen raken.

In een wolk kunnen door luchtstromingen ook concentraties van elektrische positieve of negatieve
ladingen ontstaan. Als wolken met tegengestelde ladingen vlak langs elkaar heen gaan, kan er een
vonk (bliksemflits) overslaan en hoor je even later een knal (donder). Het verschil in lading kan ook
zo sterk zijn dat de elektronen de sprong naar de aarde maken: je hebt dan een blikseminslag.
Demografische transitie

Score: 0 /1

Wat betekent demografische transitie?

Jouw antwoord

Verbetering van leefomstandigheden van bepaalde bevolkingsgroepen in landen met een hoog
geboortecijfer.

Overgang van hoog sterfte en geboortecijfer, naar een laag sterfte en geboortecijfer.

Overgang van laag sterfte en geboortecijfer, naar een hoog sterfte en geboortecijfer.

Correct antwoord
Verbetering van leefomstandigheden van bepaalde bevolkingsgroepen in landen met een hoog
geboortecijfer.

Overgang van hoog sterfte en geboortecijfer, naar een laag sterfte en geboortecijfer.

Overgang van laag sterfte en geboortecijfer, naar een hoog sterfte en geboortecijfer.

Het juiste antwoord is: Overgang van hoog sterfte en geboortecijfer, naar een laag sterfte en
geboortecijfer.

Omvang bevolking

In Nederland wonen ruim 16,8 miljoen mensen en dat aantal


verandert elke dag. Hoe de omvang van de bevolking verandert,
hangt af van:

Natuurlijke groei
Als er meer kinderen geboren worden dan er sterfgevallen zijn,
dan groeit de bevolking: er is een bevolkingsoverschot.
Wanneer er meer mensen worden geboren dan sterven,
spreken we van een geboorteoverschot. Wanneer er meer
mensen sterven dan er worden geboren, spreken we van
een sterfteoverschot.
Het geboortecijfer (aantal geboortes per 1000 inwoners per
jaar) is dan groter dan het sterftecijfer (aantal sterfgevallen per
1000 inwoners per jaar).

Migratie
Als het verschil tussen immigratie (het aantal mensen dat in het
land komt wonen) en emigratie (het aantal mensen dat uit het
land verhuist) groter dan 0 is, neemt de omvang van de
bevolking toe.

Demografische transitie
Een demogra
fische
transitie is de
overgang van
een hoog
sterfte- en
geboortecijfer
naar een laag
sterfte- en

geboortecijfer.
In West-Europa begon deze transitie na 1750, tijdens de Industriële revolutie. Voor de transitie is het
sterftecijfer hoog, vooral onder kinderen. Het geboortecijfer is ook hoog, wat vaak door de kerk
aangemoedigd wordt, en omdat kinderen worden geacht voor de ouders te zorgen. Bovendien zijn
voorbehoedsmiddelen nog nagenoeg onbekend.
In de tweede helft van de 18e eeuw verbeteren langzaam de leefomstandigheden, hygiëne en
gezondheidszorg. Hierdoor verlaagt het sterftecijfer en is er sprake van een enorme bevolkingsgroei.
Als voorbehoedsmiddelen meer en meer geaccepteerd worden, de invloed van de kerk afneemt en
er een pensioenregeling voor ouderen komt, daalt ook het geboortecijfer, waardoor in West-Europa
na 1960 de bevolkingsgroei weer afneemt.

Bevolkingsopbouw

De bevolkingsopbouw is de verdeling van de


bevolking op basis van verschillende
kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, inkomen,
religie, opleiding, woonplaats, nationaliteit,
enzovoorts.

Een bevolkingspiramide is een diagram van


de leeftijdsopbouw van een bevolking in de
vorm van een rug-aan-rug-histogram voor
mannen (links) en vrouwen (rechts).
De bevolkingspiramide heet piramide omdat de
bevolkingspiramide in veel, vooral arme,
landen lijkt op een piramde. De brede basis
wijst op een hoog geboortecijfer en het
smallere gedeelte toont aan dat veel mensen in
elke leeftijdsklasse sterven.
In veel rijkere landen heeft de bevolkingspiramide niet langer de vorm van een piramide: een lager
geboortecijfer en een lager sterftecijfer zorgen ervoor dat de piramide een andere vorm krijgt. De
toename van het aandeel ouderen in de totale bevolking wordt vaak aangegeven met de
term vergrijzing.

Migratie

Er zijn verschillende redenen waarom mensen emigreren.


Vaak wordt een onderscheid gemaakt
tussen economische redenen (verhuizen naar een land met
meer kans om een bestaan op te bouwen), politieke redenen
(vertrekken omdat je het niet eens bent met het politieke
bewind in het land) en persoonlijke redenen (bijvoorbeeld
verhuizen vanwege het weer of omdat je een partner in het
buitenland hebt gevonden).

Redenen om naar een land te emigeren worden vestigings-


factoren of pull factoren genoemd.
Pullfactoren zijn bijvoorbeeld een gunstig klimaat, goede
opleidingsmogelijkheden, veel kans op werk en veel culturele
voorzieningen.

Vetrekfactoren of push factoren zijn redenen om een land te


verlaten. Voorbeelden van pushfactoren zijn discriminatie van
bevolkingsgroepen, oorlogsdreiging, hongersnood en weinig
werkgelegenheid.

Migratie en gezinshereniging

Gezinshereniging betekent het bij elkaar


brengen van gezinsleden die gescheiden leven.
Gezinshereniging is een recht. In het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens is
geregeld dat iedereen die legaal in een van de
landen van Europese Unie woont zich kan
beroepen op het recht van familieleven.

In de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw heeft


Nederland veel arbeiders geworven in Zuid-
Europa en in Marokko en Turkije. Veel van deze
gastarbeiders hebben in de loop der jaren hun gezin over laten komen. Omdat de Nederlandse
overheid en het bedrijfsleven deze gastarbeiders zelf had uitgenodigd om te komen werken, vond
men het moreel onverantwoord om gastarbeiders te verbieden hun gezinnen te laten komen.
Sinds het Vreemdelingenbesluit 2000 worden wel eisen gesteld aan de hereniging. Zo is vastgesteld
dat de echtgenoot een salaris moeten hebben van minimaal het minimumloon. Voor de niet-
Nederlandse echtgenoot is een inburgeringsexamen vereist.

Plaattektoniek

Score: 1 /1

Kijk naar de opbouw van de aarde.


De aarde is, van binnen naar buiten, opgebouwd uit:

Jouw antwoord

de binnenkern - de buitenkern - de mantel - de aardkorst

de binnenkern – de buitenkern- de aardkorst – de mantel

Correct antwoord

de binnenkern - de buitenkern - de mantel - de aardkorst

de binnenkern – de buitenkern- de aardkorst – de mantel

Plaattektoniek

Opbouw aarde
De aarde is, van binnen naar buiten, opgebouwd uit:

 de binnenkern

 de buitenkern

 de mantel

 de aardkorst

Twee soorten platen


De aardkorst is ongeveer 40 km dik en bestaat uit meerdere
platen. Er zijn twee soorten platen.
Continentale platen die liggen onder alles wat land is
(continenten) en oceanische platen die onder de oceanen
liggen. De platen hebben de afgelopen 200 miljoen jaar over de aarde gezworven en bewegen nu
nog.

Plaattektoniek beschrijft de bewegingen van de verschillende platen en verklaart de gevolgen van


die bewegingen.

Bewegende platen

De aarde bestaat uit de kern, de mantel en de aardkorst.


De mantel is een stroperige massa die magma wordt
genoemd. Door het temperatuurverschil tussen de kern
van de aarde en de aardkorst is de magma voortdurend in
beweging. Die bewegingen
worden convectiestromen genoemd.

Convectiestromen kunnen er voor zorgen dat aardplaten


gaan schuiven. Ze kunnen uit elkaar of juist tegen elkaar
aan worden geduwd of ze gaan langs elkaar heen schuiven.

Als twee platen uit elkaar worden geduwd spreek je


van divergentie (to diverge = uit elkaar gaan).
Worden twee platen tegen elkaar aan geduwd spreek je
van convergentie.
Je spreekt van een transforme beweging als twee platen langs elkaar heen schuiven.

Divergentie

De Zuid-Amerikaanse plaat en de Afrikaanse plaat


zijn voorbeelden van divergerende platen.
De platen raken elkaar in het midden van de
Atlantische oceaan. Omdat de platen van elkaar af
bewegen, ontstaat er tussen de platen ruimte. Die
ruimte wordt opgevuld door magma. Als de magma
aan de oppervlakte komt, stolt de magma en vormt
het een 'Mid-Oceanische Rug'.

Op een enkele plaats komt de rug in de vorm van


een eiland boven de zee uit, dit noemen we ook wel
een vulkaan. Een voorbeeld van zo'n eiland is
IJsland. Op IJsland is sprake van actief vulkanisme.
Wanneer zo'n vulkaan lava spuwt spreken we van
een vulkaanuitbarsting.
Botsende platen

Als platen ergens uit elkaar gaan moeten ze


op andere plaatsen tegen elkaar geduwd
worden.
Je spreekt dan van convergerende platen.
Bij convergerende platen kun je drie situaties
onderscheiden:

1. Een continentale plaat botst met


een oceanische plaat.
Omdat een oceanische plaat
zwaarder is dan een continentale
plaat, schuift de oceanische plaat
onder de continentale plaat. Dit
noem je subductie.
In de subductiezone
ontstaan troggen:
smalle diepe kloven
in de zeebodem. Op
de rand van een
continentale plaat
ontstaat dan vaak
een vulkanische
bergketen.

2. Twee continentale
platen botsen.
Als twee continentale
platen botsen
ontstaan
er plooiingen in de
aardkorst. Plooiingen
veroorzaken Reliëf (b
ergketens). Een
voorbeeld van zo'n
bergketen is de
Alpen.
3. Twee oceanische platen botsen.
Als twee oceanische platen botsen, schuift één van de twee platen onder de andere plaat
(subductie). Er ontstaat een gebergte onder de zee, waarvan de toppen soms boven het
water uitsteken. Dit is dan een eilandenboog waar je vulkanen vindt.

Transforme beweging

Behalve convergente en divergente plaatgrenzen


bestaan er ook nog transforme plaatgrenzen: de
beweging van de twee platen is evenwijdig ten opzichte
van elkaar.

Omdat het langs elkaar bewegen van twee stukken


aardkorst een grote hoeveelheid wrijving oproept, vindt
de beweging in de bovenste delen van de korst in
plotselinge stappen plaats, waarbij alle opgebouwde
energie in de vorm van aardbevingen vrijkomt. Hierbij
scheurt de aardkorst en ontstaan er breuken.

Een voorbeeld van een transforme plaatgrens ligt langs


de westkust van de Verenigde Staten, vlakbij San
Francisco.

Plaattektoniek

Plaattektoniek beschrijft de bewegingen van de verschillende


platen en verklaart de gevolgen van die bewegingen, zoals
vulkanisme, aardbevingen, het ontstaan van bergketens en het
ontstaan van een eilandenboog.

Op deze te downloaden wereldkaart zie je waar de


verschillende platen elkaar raken en zie je waar vulkanen
voorkomen, waar sinds 1900 zware aardbevingen zijn
voorgekomen, waar je hooggebergten (Alpen, Pyreneeën,
Himalaya, Rocky Mountains) vindt en waar zich eilandenbogen
bevinden.
Problemen met water

Score: 1 /1

Waterschaarste
De vraag naar water overstijgt de aanbodcapaciteit van het natuurlijke systeem.
Dit is een probleem waar een derde van de mensheid mee te maken heeft.

Oorzaak van waterschaarste is een combinatie van factoren.


Wat hoort hier niet bij?

Jouw antwoord

Wereldwijde bevolkingsgroei

Urbanisatie

Migratie

Watervervuiling

Correct antwoord

Wereldwijde bevolkingsgroei

Urbanisatie

Migratie

Watervervuiling

Waterschaarste
In 2015 hadden wereldwijd meer dan 663 miljoen mensen geen
toegang tot veilig drinkwater.
De oorzaak daarvan is vaak een combinatie van factoren: De
bevolkingsgroei, de trek naar de stad en een veranderend
consumptiepatroon zorgen voor een toename van de vraag naar
water.
Klimaatverandering, ontbossing, waterverspilling en
watervervuiling zorgen voor een kleiner aanbod van water. Met als
gevolg dat volgens sommige verwachtingen het aantal mensen dat
geen toegang heeft tot veilig drinkwater alleen maar zal toenemen.

Een tekort aan schoon water en het gebrek aan mogelijkheden om


water te zuiveren heeft vele gevolgen. Jaarlijks sterven er vele
mensen aan ziektes (diarree, tyfus, dysenterie en cholera) door het
gebruik van vuil water. Een groot deel van de ziektes in
ontwikkelingslanden zijn het gevolg van slechte sanitaire
voorzieningen. Een groot deel van de bevolking (meer dan 946
miljoen mensen) van deze landen is genoodzaakt om zijn/haar
behoefte in het openbaar te doen.

Verdroging - watervluchtelingen

Een tekort aan water kan voedselgewassen en veengronden


ernstige schade toebrengen. Als gevolg van aanhoudende
droogte zal de grond verdrogen, verzakken en vergruizen. De
vegetatie zal kurkdroog worden, waardoor de kans op
stofvorming en natuurbranden groot is. De droogte zal leiden
tot een gebrek aan voedsel en op die manier het leven in een
gebied onmogelijk maken. 

De waterschaarste is op dit moment nog vooral een


probleem in ontwikkelingslanden. Een tekort aan water
maakt het moeilijk om het daar toch al niet hoge
welvaartsniveau in stand te houden. Behalve in India en
China heerst schaarste in het westen van de VS, Mexico,
Australië, Noord- en Zuid-Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-
Europa. Gevolg is onder andere het ontstaan
van 'watervluchtelingen': mensen die de droogte
ontvluchten en op zoek gaan naar gebieden met meer water.

Watergerelateerde 'conflicten'

Overstroming
Problemen met water hebben vaak te maken met waterschaarste.
Maar soms is er juist sprake van teveel water. Als er grote hoeveelheden water uit een zee of rivier
op het land komen, spreek je van een overstroming. 

In Nederland kunnen extreme regenval of veel smeltwater uit de Alpen leiden tot wateroverlast langs
de rivieren. 

In Azië veroorzaken zeebevingen soms overstromingen. Als een zeebeving in een korte tijd een grote
hoeveelheid water verplaatst, kan er een tsunami ontstaan. Zo'n vloedgolf uit de zee overspoelt vaak
zeer onverwacht de kuststrook en kan enorme schade veroorzaken zoals bijvoorbeeld de enorme
tsunami in Japan in 2011

De moesson, een wind die voorkomt in tropische gebieden, kan ook veel wateroverlast veroorzaken.
Bijvoorbeeld in India en Bangladesh waar in juni, juli en augustus enorme hoeveelheden water uit de
lucht komen.
De ongelijkheid in de verdeling van water leidt zo tot interne spanningen, maar soms ook tot
internationale conflicten. 

Er zijn vele stroomgebieden die door meerdere landen worden gedeeld. De rivier de Nijl bijvoorbeeld
stroomt door 10 verschillende landen. Het beheer van grensoverschrijdende waterbronnen (zoals
rivieren) is daarmee een internationaal vraagstuk. 

Het beleid van het ene land heeft invloed op de kwaliteit en kwantiteit van het water in het
buurland. 
Wanneer bijvoorbeeld China dammen bouwt in de Mekongrivier heeft dat effect op de
watervoorziening in landen als Thailand, Birma, Laos, Cambodja en Vietnam. 
En zo is het schaarse water van de Jordaan een bron van conflict tussen Israël en zijn buurlanden en
het Project Zuidoost Anatolië een bron van onenigheid tussen Turkije en Syrië en Irak

Aarde

Score: 1 /1

Hoe zit de aarde eigenlijk in elkaar? De aarde bestaat uit lagen.


Een deel wat zichtbaar is en lagen naar binnen toe.
Wat zijn de verschillende lagen van binnen naar buiten toe?

Jouw antwoord

Kern – aardkost – mantel


Mantel – kern – aardkorst

Kern – mantel - aardkorst

Correct antwoord

Kern – aardkost – mantel

Mantel – kern – aardkorst

Kern – mantel - aardkorst

Prima.

Zon

De zon is een doodgewone gele ster, waarvan er


miljarden andere zijn. Veel sterren die je vanavond misschien ziet, zijn identiek aan de zon. Ze staan
alleen miljoenen keren verder weg.

De zon is een enorme bol van gas die door zwaartekracht bij elkaar wordt gehouden. In het
binnenste van de zon (de kern) is het extreem heet. Aan de buitenkant (fotosfeer) straalt de zon die
energie uit. Met de hoeveelheid energie die de zon in   n seconde uitstraalt, zouden we voor 500.000
jaar genoeg hebben om in onze energiebehoefte op aarde te voorzien. Helaas verdwijnt het grootste
deel in de ruimte...
Corona
De uitgerekte atmosfeer rond de zon noem je de corona. Tijdens een zonsverduistering is de corona
korte tijd prachtig zichtbaar.

Zonnevlammen
Een zonnevlam is een explosie op het oppervlak van de zon. Die explosie ontstaat door het plotseling
vrij- komen van een grote hoeveelheid energie.

Mantel
Het gedeelte rond de kern wordt de mantel genoemd. De mantel wordt naar buiten toe steeds
minder dicht en ook steeds minder heet.

Fotosfeer
De zichtbare buitenkant van de zon noem je de fotosfeer. De fotosfeer is de laag waar het voor ons
zichtbare licht vandaan komt.

Kern
Het binnenste deel van de zon noem je de kern. De kern heeft een doorsnede van 200.000 km. Hier is
de temperatuur het hoogst, ruim 15 miljoen graden.

Convectiezone
De convectiezone is het gebied tussen de mantel en de fotosfeer. Vanuit dit gebied stijgen hete
gasbellen op naar de buitenkant van de zon.

Aarde

De aarde is vanaf de zon gezien de derde planeet in ons zonnestelsel. Op aarde komt leven voor; tot
op heden is er nog geen ander leven ontdekt op andere planeten binnen ons zonnestelsel of
daarbuiten. 

De korst van de aarde is ongeveer 40 km dik en bestaat uit


meerdere platen.
Onder de korst vinden we de mantel waarop de platen als het ware drijven. De mantel is ongeveer
2900 km dik.
Onder de mantel zit de kern, verdeeld in een buitenkern en een binnenkern. De kern heeft een
diameter van ongeveer 3470 km.

Rond de aarde bevindt zich de atmosfeer of dampkring.


De atmosfeer is door de zwaartekracht aan de aarde gebonden en is van essentieel belang voor het
leven op aarde.
De ozonlaag is een laag in de atmosfeer die ons beschermt tegen o.a. schadelijke UV-straling, die
afkomstig is van de zon. De ozonlaag bevindt zich op zo'n 30 km hoogte.

Aarde

De evenaar of equator is een denkbeeldige lijn op het


aardoppervlak in de vorm van een cirkel midden tussen de Noordpool en de Zuidpool. De evenaar
deelt de aarde in een zuidelijk halfrond en een noordelijk halfrond.
De denkbeeldige lijnen op aarde die evenwijdig lopen aan de evenaren worden parallellen of
breedtecirkels genoemd.

Meridianen zijn denkbeeldige lijnen op het aardoppervlak in de vorm van cirkels die door de beide
polen gaan. De nulmeridiaan verdeelt de aarde in een oostelijk en westelijk halfond.

Aarde
Als je de positie van een plaats op de aarde wilt
aangeven gebruik je de lengtegraad en de breedtegraad.
De breedtegraad varieert van 0° tot 90° met de toevoeging NB (noorderbreedte op het noordelijk
halfrond) of ZB (zuiderbreedte op het zuidelijk halfrond).

De lengtegraad varieert van 0° tot 180°, met de toevoeging OL (oosterlengte, ten oosten van de
nulmeridiaan, op het oostelijk halfrond) of WL (westerlengte, ten westen van de nulmeridiaan, op
het westelijk halfrond).

Het snijpunt van de evenaar en de nulmeridiaan heeft als coördinaten 0°, 0°.
Op de afbeelding zie je ook het punt aangegeven met de coördinaten: 40° NB en 30° WL.

Banen

De aarde maakt een ellipsvormige baan om de zon.


De afstand van de aarde tot de zon is 150 miljoen kilometer.
Een rondje om de zon duurt voor de aarde 365 en een kwart dag.
Dat noemen we een jaar. Omdat we geen kwart dagen hebben, hebben we schrikkeljaren ingevoerd.
Eens in de vier jaar duurt het jaar een dag langer: 29 februari. Zouden we dat niet doen, dan schuiven
de seizoenen op en valt de winter uiteindelijk in augustus...
De maan maakt een ellipsvormige baan rond de aarde.  Daardoor
varieert de afstand tussen de aarde en de maan tussen 363.000 km en 406.000 km. Staat de maan
dicht bij de aarde dan zie je hem iets groter dan als hij ver weg staat. Dat is op de foto goed te zien.
Rechts zie je de maan als hij dichtbij staat. Links een foto van de maan met dezelfde camera
(telescoop) gemaakt, twee weken later. Toen stond de maan op zijn verst van de aarde.

Dag en nacht - Zomer en winter

De aarde draait om de zon. De baan van de aarde rond de zon noemen we de aardbaan. De aarde
draait ook om zijn as, de aardas (dit wordt aardrotatie genoemd) en daarom is er dag en nacht. Als
het bij ons licht is, is het aan de andere kant van de aarde (bijv. in Australië) nacht. De zon staat het
hoogst om 12 uur 's middags - tenminste in de winter. In de zomer hebben we de zomertijd
ingevoerd: de klok is een uur vooruit gezet. Door de zomertijd is het in de zomer 's avonds een uur
langer licht.

In de zomer hebben we meer uren zon dan in de winter. Dat komt doordat de aardas iets schuin
staat.
In de afbeelding zie je dat aangegeven. Landen op het noordelijk halfrond 'liggen' zomers langer in
de zon. Op het zuidelijk halfrond is dat net andersom. Op de evenaar is er geen verschil tussen het
aantal uren zon in de winter en de zomer.
Tijdzones

Omdat de aarde in 24 uur om


haar as draait, verstrijkt er per 15° geografische lengte (360/24) één uur.
Andersom kun je stellen dat als twee plaatsen 15° in de lengte uit elkaar liggen, er tussen die
plaatsen een tijdsverschil van één uur zou moeten zijn.

In de praktijk zijn er op aarde 24 verschillende tijdzones. Een tijdzone is een gebied met gelijke
(standaard)tijd.
De tijd in een tijdzone wordt meestal aangegeven als het tijdverschil ten opzichte van de zone waarin
de nulmeridiaan ligt. In de VS vind je 8 verschillende tijdzones. In Rusland zijn dat er 7. China is het
grootste land met maar één tijdzone: sinds 1949 hanteert het hele land de tijdzone +8.

Maangestalten

De maan draait in ongeveer 28 dagen om de


aarde. Als het bij ons donker is, zie we vaak de maan. Maar de maan staat net zo vaak overdag aan
de hemel, maar ze valt dan minder goed op.

Je spreekt van een volle maan als de maan met de volledig verlichte kant naar ons toe staat. Zie je de
helft van de maan, dan spreek je van een halve maan. Bij een wassende maan is de maan in het
eerste kwartier: de maansikkel wordt steeds groter.
Na de volle maan is de maan in het laatste kwartier en wordt de maan steeds kleiner; je spreekt
van afnemende maan.

Wordt de maan van achteren belicht dan zie je de maan niet; je spreekt dan van nieuwe maan.

Demografische transitie

Score: 0 /1

Bevolkingsopbouw Duitsland naar leeftijd en geslacht, 1997 en 2050

De afbeelding hiernaast laat de bevolkingsopbouw


van Duitsland in 1997 en 2050 zien.
Over deze bevolkingsdiagrammen worden drie beweringen gedaan.

• Bewering 1: Duitsland vergrijst steeds meer tussen 1997 en 2050.


• Bewering 2: Het geringe aantal 50- tot en met 54-jarigen in het
bevolkingsdiagram van 1997 is veroorzaakt door de
Tweede Wereldoorlog.
• Bewering 3: Tussen 1997 en 2050 is er een toename van de natuurlijke
bevolkingsgroei zichtbaar in Duitsland.

Welke van bovenstaande beweringen is niet juist?

Jouw antwoord

Bewering 1 is niet juist

Bewering 2 is niet juist

Bewering 3 is niet juist

Correct antwoord

Bewering 1 is niet juist

Bewering 2 is niet juist

Bewering 3 is niet juist


Het juiste antwoord is: Bewering 3 is niet juist.

Omvang bevolking

In Nederland wonen ruim 16,8 miljoen mensen en dat aantal


verandert elke dag. Hoe de omvang van de bevolking verandert,
hangt af van:

Natuurlijke groei
Als er meer kinderen geboren worden dan er sterfgevallen zijn,
dan groeit de bevolking: er is een bevolkingsoverschot.
Wanneer er meer mensen worden geboren dan sterven,
spreken we van een geboorteoverschot. Wanneer er meer
mensen sterven dan er worden geboren, spreken we van
een sterfteoverschot.
Het geboortecijfer (aantal geboortes per 1000 inwoners per
jaar) is dan groter dan het sterftecijfer (aantal sterfgevallen per
1000 inwoners per jaar).

Migratie
Als het verschil tussen immigratie (het aantal mensen dat in het
land komt wonen) en emigratie (het aantal mensen dat uit het
land verhuist) groter dan 0 is, neemt de omvang van de
bevolking toe.

Demografische transitie

Een demogra
fische
transitie is de
overgang van
een hoog
sterfte- en
geboortecijfer
naar een laag
sterfte- en

geboortecijfer.
In West-Europa begon deze transitie na 1750, tijdens de Industriële revolutie. Voor de transitie is het
sterftecijfer hoog, vooral onder kinderen. Het geboortecijfer is ook hoog, wat vaak door de kerk
aangemoedigd wordt, en omdat kinderen worden geacht voor de ouders te zorgen. Bovendien zijn
voorbehoedsmiddelen nog nagenoeg onbekend.
In de tweede helft van de 18e eeuw verbeteren langzaam de leefomstandigheden, hygiëne en
gezondheidszorg. Hierdoor verlaagt het sterftecijfer en is er sprake van een enorme bevolkingsgroei.
Als voorbehoedsmiddelen meer en meer geaccepteerd worden, de invloed van de kerk afneemt en
er een pensioenregeling voor ouderen komt, daalt ook het geboortecijfer, waardoor in West-Europa
na 1960 de bevolkingsgroei weer afneemt.

Bevolkingsopbouw

De bevolkingsopbouw is de verdeling van de


bevolking op basis van verschillende
kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, inkomen,
religie, opleiding, woonplaats, nationaliteit,
enzovoorts.

Een bevolkingspiramide is een diagram van


de leeftijdsopbouw van een bevolking in de
vorm van een rug-aan-rug-histogram voor
mannen (links) en vrouwen (rechts).
De bevolkingspiramide heet piramide omdat de
bevolkingspiramide in veel, vooral arme,
landen lijkt op een piramde. De brede basis
wijst op een hoog geboortecijfer en het
smallere gedeelte toont aan dat veel mensen in
elke leeftijdsklasse sterven.

In veel rijkere landen heeft de


bevolkingspiramide niet langer de vorm van
een piramide: een lager geboortecijfer en een
lager sterftecijfer zorgen ervoor dat de
piramide een andere vorm krijgt. De toename van het aandeel ouderen in de totale bevolking wordt
vaak aangegeven met de term vergrijzing.

Migratie

Er zijn verschillende redenen waarom mensen emigreren.


Vaak wordt een onderscheid gemaakt
tussen economische redenen (verhuizen naar een land met
meer kans om een bestaan op te bouwen), politieke redenen
(vertrekken omdat je het niet eens bent met het politieke
bewind in het land) en persoonlijke redenen (bijvoorbeeld
verhuizen vanwege het weer of omdat je een partner in het
buitenland hebt gevonden).
Redenen om naar een land te emigeren worden vestigings-factoren of pull factoren genoemd.
Pullfactoren zijn bijvoorbeeld een gunstig klimaat, goede opleidingsmogelijkheden, veel kans op werk
en veel culturele voorzieningen.

Vetrekfactoren of push factoren zijn redenen om een land te verlaten. Voorbeelden van


pushfactoren zijn discriminatie van bevolkingsgroepen, oorlogsdreiging, hongersnood en weinig
werkgelegenheid.

Migratie en gezinshereniging

Gezinshereniging betekent het bij elkaar


brengen van gezinsleden die gescheiden leven.
Gezinshereniging is een recht. In het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens is
geregeld dat iedereen die legaal in een van de
landen van Europese Unie woont zich kan
beroepen op het recht van familieleven.

In de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw heeft


Nederland veel arbeiders geworven in Zuid-
Europa en in Marokko en Turkije. Veel van deze
gastarbeiders hebben in de loop der jaren hun gezin over laten komen. Omdat de Nederlandse
overheid en het bedrijfsleven deze gastarbeiders zelf had uitgenodigd om te komen werken, vond
men het moreel onverantwoord om gastarbeiders te verbieden hun gezinnen te laten komen.
Sinds het Vreemdelingenbesluit 2000 worden wel eisen gesteld aan de hereniging. Zo is vastgesteld
dat de echtgenoot een salaris moeten hebben van minimaal het minimumloon. Voor de niet-
Nederlandse echtgenoot is een inburgeringsexamen vereist.

Nederland transportland

Score: 0 /1

De haven van Rotterdam dankt haar grootte aan de ligging aan de monding van de Rijn. Daardoor ligt
een achterland met zo'n 460 miljoen inwoners binnen bereik. Van hieruit worden goederen vervoerd
naar onder andere het Ruhrgebied in Duitsland.
Naast de binnenvaart wordt een groot deel over de weg vervoerd en in mindere mate ook over het
spoor, zoals met de Betuweroute.
Daarnaast is de haven te bereiken door schepen met zeer grote diepgang via de Nieuwe Waterweg.

Kun je op basis van deze tekst en deze kaart verklaren waarom de grootste zeehaven van Nederland
bij Rotterdam ligt en
niet bijvoorbeeld bij Kampen of Amsterdam?
Jouw antwoord

Vanuit de haven Rotterdam kun je via de Rijn en andere waterwegen tot in Duitsland varen.

Rotterdam heeft tijdens opkomst van industrie goed ingespeeld op nieuwe behoeftes en door de
Nieuwe Waterweg de haven toegankelijk gemaakt voor zeeschepen.

Correct antwoord

Vanuit de haven Rotterdam kun je via de Rijn en andere waterwegen tot in Duitsland varen.

Rotterdam heeft tijdens opkomst van industrie goed ingespeeld op nieuwe behoeftes en door de
Nieuwe Waterweg de haven toegankelijk gemaakt voor zeeschepen.

Het juiste antwoord is: Rotterdam heeft tijdens opkomst van industrie goed ingespeeld op nieuwe
behoeftes en door de Nieuwe Waterweg de haven toegankelijk gemaakt voor zeeschepen.
Bekijk stap 2 van de opdracht: NL transportland

Energie opwekken

Score: 0 /1

Om energie op te wekken heb je een energiebron nodig.


Hoe noem je de volgende energiebron: elektriciteit.

Jouw antwoord

Primaire energiebron

Secundaire energiebron

Correct antwoord

Primaire energiebron

Secundaire energiebron

Het juiste antwoord is: Secundaire energiebron.


Energiebronnen

Om energie op te wekken heb je


een energiebron nodig.

Energiebronnen kun je onderverdelen in primaire


en secundaire energiebronnen. Voorbeelden
van primaire energiebronnen zijn gas, steenkool en
windkracht.

Elektriciteit is een voorbeeld van een secundaire


energiebron: je hebt een primaire energiebron
nodig om elektriciteit te maken.

Het grootste deel van de elektriciteit (stroom) uit


het stopcontact is afkomstig uit
elektriciteitscentrales waar primaire
energiebronnen worden gebruikt om deze
secundaire energiebron op te wekken.

Fossiele brandstoffen

De meest gebruikte primaire brandstoffen zijn aardgas, aardolie


en kolen. Dat zijn zogenaamde fossiele brandstoffen.

Fossiel komt van fossiliseren en dat betekent verstenen. Het zijn


versteende organismen, planten- en dierenresten, die worden
bedekt met zand, klei en water. In elkaar gedrukte
plantenresten veranderen in steenkool, dood en samengedrukt
plankton verandert in olie. Aardgas is een bijproduct: als
organismen vergaan komt er gas vrij. Lichter dan lucht zoekt het
zijn weg naar boven, maar als het ergens een ondoordringbare
laag tegenkomt, hoopt het zich op in een gasbel.

Een deel van de fossiele brandstoffen wordt door ons


rechtstreeks gebruikt, denk aan een gasfornuis of gaskachel,
benzine of diesel. Het grootste deel ervan gaat naar de energiecentrales en wordt gebruikt om
elektriciteit op te wekken.

Fossiele brandstoffen - nadelen

Het nadeel van het gebruik van fossiele energiebronnen is dat


het energiebronnen zijn die op kunnen raken. Het heeft
miljoenen jaren geduurd voordat organische materialen tot olie,
kolen en gas zijn omgevormd. In het tempo waarin de
energiebronnen nu worden gebruikt, zal het geen honderden
jaren duren voordat alle fossiele brandstoffen op zijn.

Een ander nadeel van het gebruik van fossiele energiebronnen is


dat bij de verbranding van deze energiebronnen koolstofdioxide
(CO2) vrijkomt. Dit gas draagt bij aan het versterkt
broeikaseffect met als gevolg een verdere opwarming van de
aarde.

Ook komen er bij het gebruik van fossiele brandstoffen andere


verbrandingsproducten in de lucht, denk aan roet en fijnstof,
maar ook aan zwavel- en stikstofverbindingen. Dit kan leiden
tot luchtvervuiling en zure regen.

Duurzame energiebronnen

Duurzaamheid 
Niet meer natuurlijke hulpbronnen gebruiken dan dat er bij
komen, zodat mensen ze ook in de toekomst nog kunnen
gebruiken.

Duurzame energiebronnen zijn energiebronnen die niet op


kunnen raken en waardoor het leefmilieu en de mogelijkheden
voor toekomstige generaties niet worden benadeeld. 
Voorbeelden van duurzame energiebronnen zijn: 

Zonne-energie
Zonlicht kan in een zonnepaneel worden omgezet in
elektriciteit. Een zonnecollector zet zonlicht om in warmte. 

Energie uit water


Bij een natuurlijke waterval of door de bouw van
een stuwdam kan door het hoogteverschil energie worden
gewonnen. Bij dit proces wordt gebruikgemaakt
van waterkracht. 

Windenergie
Een windturbine gebruikt de kracht van de wind om een elektrische generator aan te drijven en zo
elektriciteit op de wekken.

Bodemwarmte
Afhankelijk van de diepte wordt aardwarmte (bijv. in IJsland) of bodemwarmte benut. Bodemwarmte
(vanaf 20m diep) wordt in Nederland als verwarming in nieuwbouwhuizen en kassen toegepast.

Waterstof
Met elektriciteit kan waterstof uit water gemaakt worden (elektrolyse).

Biobrandstoffen

Biomassa is plantaardig en dierlijk materiaal. Biomassa kan


gebruikt worden ten behoeve van energieopwekking, je spreekt
dan van biobrandstof. 

Voorbeelden van producten die kunnen worden gebruikt als


biobrandstof zijn houtafval, rioolslib, gft, plantaardige oliën en
vetten, mest en voor bio-industrie geteelde gewassen zoals
koolzaad, suikerriet, maïs, palmolie en dierlijke vetten. Het
gebruik van genoemde producten kan problemen opleveren,
denk bijvoorbeeld aan schade aan het oerwoud of verlies van
landbouwgrond voor voedselproductie en daarbij kan. de
productie van biodiesel uit koolzaad en bio-ethanol uit mais
bijvoorbeeld zo energie-intensief zijn, dat het niet altijd een
CO2 voordeel oplevert ten opzichte van fossiele diesel.

Minder nadelen zijn er bij het gebruik van alleen plantenresten


en (dierlijke) ontlasting. Voor de verwerking zijn dan wel
geavanceerdere technieken nodig.

Nog geavanceerder is het gebruik van algen, die voor een


belangrijk deel uit olie kunnen bestaan, als biomassa.
Zeewierteelt op de Noordzee kan (volgens Energieonderzoek Centrum Nederland in 2015) net zoveel
duurzame energie opleveren als alle windturbines op zee en land bij elkaar opgeteld. Daarbij
concurreert zeewier niet met beschikbare landbouwgrond.

Een gemodificeerde algenstam is in 2017 ontwikkeld die het oliegehalte van de algen te vergroot van
20 tot meer dan 40 procent. Het gebruik van deze speciaal geprepareerde organismen als bron voor
biobrandstof wordt niet voor 2020 op de markt verwacht.
Kernenergie

Kernenergie is energie die is opgewekt door een kernreactie:


een reactie waarbij atoomkernen (hoofdzakelijk van uranium)
betrokken zijn. De energie die vrijkomt, wordt in een
kerncentrale in elektriciteit omgezet.

Voorstanders van kernenergie zeggen dat deze energiebron


schoon en veilig is. Er is sprake van een lage koolstofdioxide
uitstoot en vrijwel geen luchtvervuiling. Ze wijzen er ook op dat
de energievoorziening hiermee minder afhankelijk wordt van
fossiele brandstoffen.

Tegenstanders van kernenergie wijzen op de risico's voor mens


en milieu die deze manier van energieopwekking met zich
meebrengt. Een van die risico's is het radioactief afval dat
ontstaat bij de productie van kernenergie en gedurende lange
tijd zeer gevaarlijk is voor de volksgezondheid. Critici twijfelen
aan de veiligheid van de kerncentrales en wijzen op eerdere
ernstige rampen. Voor hen is kernenergie geen duurzame
energiebron.

Dag 5

Neerslag en wind

Score: 1 /1

Drie leerlingen doen ieder een uitspraak over de kans op het ontstaan van
regen. Welke van onderstaande uitspraken is niet juist?

Uitspraak 1: Regen kan ontstaan bij een botsing tussen een koufront en
een warmtefront.
Uitspraak 2: Regen kan ontstaan bij stuwing van vochtige lucht tegen een
hoger gelegen gebied.
Uitspraak 3: Regen kan ontstaan bij dalende lucht in de subtropen.

Jouw antwoord

Uitspraak 1.

Uitspraak 2.

Uitspraak 3.
Correct antwoord

Uitspraak 1.

Uitspraak 2.

Uitspraak 3.

Prima.

Meer info zie dag 3

Economie

Score: 1 /1

Wat hoort niet bij de infrastructuur van een land?

Jouw antwoord

Wegen

Vliegvelden

Bedrijventerreinen

Havens

Correct antwoord

Wegen

Vliegvelden
Bedrijventerreinen

Havens

Prima.

Nederlandse economie

Nederland is een klein, welvarend land met een open economie, dat


wil zeggen dat Nederland veel handelt met het buitenland.

Het tegenovergestelde van een open economie is een gesloten


economie. Een land met een gesloten economie maakt veel
goederen en diensten zelf en hoeft weinig producten te importeren.

Dat Nederland een open economie heeft, heeft voor een belangrijk
deel te maken met de ligging van Nederland. Het is voor Nederland
onmogelijk om alle producten zelf te produceren en dus moeten
producten geïmporteerd worden. Door deze ligging is  Nederland
(met Duitsland) het beste transportland van Europa. Producten
worden niet alleen geïmporteerd maar ook doorgevoerd naar
Duitsland en verder.

Bij een transportland hoort een goede infrastructuur: de autowegen,


spoorwegen en kanalen zijn dan ook heel goed ontwikkeld. En met
Schiphol en de Rotterdamse haven heeft Nederland twee
internationale mainports (transportknooppunten).

Sectoren

Primaire sector
Tot de primaire sector behoren bedrijven uit de landbouw,
tuinbouw, mijnbouw, visserij en veeteelt. Ze leveren grondstoffen en
voedsel.

Secundaire sector
De secundaire sector wordt ook de industriële sector genoemd.
Deze bedrijven verwerken de grondstoffen die door de primaire
sector worden geleverd tot tussenproducten of eindproducten.

Tertiaire sector
Mensen die in de tertiaire sector werken, werken bij bedrijven die
door het leveren van diensten winst proberen te maken. De sector
wordt daarom ook wel de commerciële dienstverlening genoemd.
Quartaire sector
De quartaire sector is de niet-commerciële dienstverlening,
bijvoorbeeld scholen, gezondheidszorg en maatschappelijk werk.

Landbouw

Je maakt onderscheid tussen intensieve en extensieve landbouw.


De intensieve landbouw kenmerkt zich door inzet van veel kapitaal
in de vorm van (landbouw)machines. Het doel is de productie te
maximaliseren.
In intensieve landbouw wordt gebruik gemaakt van allerlei
technieken en middelen om de grond optimaal geschikt te maken
voor de productie van landbouwproducten.
Je moet dan bijvoorbeeld denken aan:
Drainage of ontwatering om het grondwaterpeil te verlagen.
Zonder drainage zouden er geen polders zijn en zou al het land dat
onder zeeniveau ligt, vollopen met water.
Irrigatietechnieken om bij een tekort aan regen water toe te kunnen
voegen aan de landbouwgewassen.
Kunstmest en bestrijdingsmiddelen om de opbrengst te verhogen.

In tegenstelling tot bij de intensieve landbouw wordt bij


de extensieve landbouw slechts in geringe mate ingegrepen in de
natuur.

Industrie

In de industriële sector in Nederland vind je 4% van alle Nederlandse


bedrijven en 10% van alle banen. De industrie bestaat uit een aantal
sterk van elkaar verschillende branches. Je hebt industrie die zich
hoofdzakelijk op consumenten richt, zoals de voedingsmiddelen-, de
meubel-, textiel- en de kledingindustrie. En je hebt maak- en
procesindustrie, zoals de metaalindustrie (o.a. hoogovens) en
de chemische industrie (o.a. olieraffinage). Hier worden
grondstoffen tot tussenproducten/halffabricaten verwerkt.
Vervolgens bewerken andere bedrijven dit tot eindproducten.

De industrie in Nederland is over het algemeen zeer kapitaal-


intensief. Dat betekent dat er bij het maken van producten veel
machines worden ingezet. Dit in tegenstelling tot vroeger, toen was
de industrie voornamelijk arbeidsintensief. Dit houdt in dat er bij het
maken van producten veel arbeid ingezet wordt.
Door het gebruik van machines is de soort werkgelegenheid in de loop der jaren veranderd: de vraag
naar personeel met een goede opleiding is toegenomen. Nederland is
een kenniseconomie geworden. Een sterk opkomende industrietak is de hightechindustrie: industrie
die gebruik maakt van de nieuwste ontwikkelingen op technisch gebied.

Dienstverlening

De dienstverlening kun je splitsen in de commerciële dienstverlening


en de niet-commerciële dienstverlening. Commerciële
dienstverleners zijn onder andere winkels, horeca,
transportbedrijven, advocaten en ICT-bedrijven. Bij niet-commerciële
dienstverlening gaat het om diensten als openbaar bestuur, defensie,
onderwijs, zorg, openbare orde en sociale zekerheid.

In de rijkere landen is de dienstverlening vaak verreweg de grootste


werkgever al zijn er natuurlijk grote verschillen tussen landen. Zo is in
Nederland handel en transport zeer belangrijk, terwijl bijvoorbeeld in
een land als Spanje het toerisme veel belangrijker is.

Nationaal product

Het bruto nationaal product (BNP) is de waarde van alle in een land


geproduceerde goederen en diensten in één jaar.

In 2014 was het bruto nationaal product van Nederland 550 miljard
euro. Hiermee is Nederland de zevende economie van Europa en de
grootste van de 'kleine' Europese landen. Alleen Duitsland, Groot-
Brittannië, Frankrijk, Italië, Spanje en Polen hebben een grotere
economie.

Als je kijkt naar het nationaal product per hoofd van de


bevolking doet Nederland het heel goed. In 2011 had alleen
Luxemburg binnen de EU een hoger gemiddeld inkomen. 
Brazilië

Score: 1 /1

Brazilië: economische groei


De laatste jaren is de economie van Brazilië enorm gegroeid. Het land heeft enorm geprofiteerd van
de toenemende globalisering en de lage lonen in eigen land. Van alles wordt geproduceerd en
geëxporteerd:
van schoenen en computers tot olieplatforms, auto's en straalvliegtuigen.

De regering stimuleert de economie door ........... op te zetten: een concentratie van universiteiten,
onderzoekscentra en hightechbedrijven.

Vul het ontbrekende woord in:

Jouw antwoord

Metropolen

Technopolen

Correct antwoord

Metropolen

Technopolen

Prima.

Water in Nederland

Score: 0 /1

Verkeersintensiteit waterwegen
Drie leerlingen doen ieder een uitspraak over afbeelding hiernaast.

• Erwin zegt: “Over het Amsterdam-Rijnkanaal werd in 2007 tussen


de 25 en 50 miljoen ton vervoerd.”
• Isa zegt: “Vanuit Rotterdam wordt per binnenvaartschip meer over de
Waal naar Duitsland vervoerd dan over de Maas naar Frankrijk.”
• Luca zegt: “Binnenvaartschepen hoeven vanuit Rotterdam niet via de
Noordzee om naar de haven van Antwerpen te varen.”

Zijn de beweringen juist of niet juist?

Jouw antwoord

Alle drie de beweringen zijn juist.

De beweringen van Erwin en Isa zijn juist.

De beweringen van Isa en Luca zijn juist.

De beweringen van Erwin en Luca zijn juist.

Correct antwoord

Alle drie de beweringen zijn juist.

De beweringen van Erwin en Isa zijn juist.

De beweringen van Isa en Luca zijn juist.

De beweringen van Erwin en Luca zijn juist.

Het juiste antwoord is: Alle drie de beweringen zijn juist.

Meer info

VAARWEGEN EUROPA

Het Europese vaarwegennet heeft zo’n 51.700 kilometer aan kanalen, rivieren en meren. Daarvan is
ongeveer 20.000 kilometer voornamelijk geconcentreerd in Nederland, Frankrijk, Duitsland, België en
Oostenrijk. Door het fijnmazige, uitgebreide vaarwegennetwerk kun je met de binnenvaart heel veel
bestemmingen in Europa bereiken. Van Rotterdam tot aan de Zwarte Zee, van Amsterdam naar
Basel, van Delfzijl naar Antwerpen. Overal kunnen binnenvaartschepen goederen tot diep in het
achterland van Europa brengen. Vrijwel alle grote, belangrijke industriële gebieden in West-Europa
zijn met de binnenvaart te bereiken. Maar ook veel gebieden aan kleinere vaarwegen zijn met kleine
vrachtschepen goed bereikbaar.
terug naar het overzicht

VAARWEGEN NEDERLAND

In totaal telt Nederland zo’n 5046 km aan vaarwegen, waarvan 4800 km geschikt zijn voor
goederenvervoer. De hoofdtransportassen en hoofdvaarwegen zijn samen circa 1400 km lang. De
overige vaarwegen hebben een gezamenlijke lengte van ongeveer 3400 km. Waterwegen zijn sinds
jaar en dag aanwezig en zijn niet alleen in gebruik als vaarwegen, maar ook voor de afvoer van water.
Ze vormen een compleet watersysteem.

Door de ligging aan de monding van enkele belangrijke Europese rivieren, zoals de Rijn, Maas en
Schelde, is Nederland de toegangspoort tot het achterland Europa. Naast deze rivieren telt
Nederland tal van kanalen en meren die de belangrijkste steden met elkaar verbinden. Hierdoor
heeft Nederland een goed en fijnmazig netwerk voor het vervoer van goederen over het water.

Nederland en water zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds vormt het water een
gevaar, waardoor we ons - noodgedwongen – experts hebben gemaakt in watermanagement.
Hiermee houden we onze voeten droog. Anderzijds biedt het water voor het vervoer ook grote
mogelijkheden. Al vroeg in de Nederlandse geschiedenis werd het water gebruikt voor het vervoer
over de lange afstanden. En nog steeds speelt de binnenvaart een grote rol in de transport.

terug naar het overzicht

KLASSENINDELING VAARWEGEN

De binnenvaart is in Europa opgedeeld in zogenaamde CEMT-klasses om de afmetingen van


vaarwegen in West-Europa op elkaar af te stemmen. De klassenindeling is bepaald door de
Conférence Européenne des Ministres de Transport (vandaar de term CEMT-klasse).

Per klasse zijn de maximale afmetingen van het schip vastgelegd. Het weten van deze klassen aan
boord is handig, omdat een schipper dan bijvoorbeeld weet welk kanaal te smal is of waar de sluizen
te kort zijn voor zijn schip.

De scheepssoorten zijn in alle klassen vertegenwoordigd. Zo zijn er droge lading schepen van het
formaat spits, maar ook van het formaat Groot Rijnschip. En ook tankers komen er in alle klassen (en
dus diverse afmetingen) voor.

De klassenindeling is als volgt (klik voor grotere weergave):

terug naar het overzicht


 

SLUIZEN EN BRUGGEN

Naast rivieren en kanalen zijn ‘kunstwerken’ onderdeel van de vaarweginfrastructuur. Onder


kunstwerken worden bruggen en sluizen verstaan, maar ook de stuwen, waterkeringen en
scheepsliften (België, Frankrijk).

De functie van bruggen is het vormen van een verbinding op plaatsen waar verkeer bijvoorbeeld het
water kruist. De andere kunstwerken hebben een waterbeschermende of vaarwegbeheersfunctie.
Door hoogteverschil in en tussen de rivieren en kanalen zijn sluizen noodzakelijk. Een schutsluis is de
bekendste uitvoering van een sluis. Het is een kunstwerk dat het mogelijk maakt om schepen van het
ene naar het andere waterpeil te brengen. Een schip kan ermee worden opgeschut of afgeschut,
respectievelijk omhoog of omlaag gebracht. Een schutsluis bestaat uit een schutkolk of sluiskolk met
aan beide zijden een sluisdeur. De schutkolk is de ruimte tussen de beide stellen deuren van een
schutsluis.

De verschillende kunstwerken zijn van invloed op de benutting van de vaarweginfrastructuur door de


binnenvaart en bepalen in grote mate de maximale scheepsafmetingen op vaarwegtrajecten.
Daarnaast zijn afmetingen en onderhoud van de vaarwegen bepalend voor de grootte van de
binnenvaartschepen. De doorvaarthoogte bij bruggen vormt een specifiek aspect van de
vaarweginfrastructuur voor de binnenvaart. Maar ook de afmetingen van de schutkolk bepalen de
CEMT-klasse van een vaarweg en dus welke schepen hier kunnen varen.

 
 

Week 22 dag 1

Zonnestelsel

Score: 1 /1

Waaruit bestaat ons zonnestelsel?

Jouw antwoord

De hemellichamen die om de zon draaien.

De zon én de daaromheen draaiende hemellichamen.

Alle hemellichamen bij elkaar die licht geven.

Correct antwoord

De hemellichamen die om de zon draaien.

De zon én de daaromheen draaiende hemellichamen.


Alle hemellichamen bij elkaar die licht geven.

Prima.

Zonnestelsel

Ons zonnestelsel bestaat uit de zon met de daaromheen


draaiende hemellichamen. Deze hemellichamen zijn door
de zwaartekracht aan de zon gebonden. Ons zonnestelsel is
één van de vele zonnestelsels; de sterren die je 's nachts
ziet zijn zonnen van andere zonnestelsels.

In ons zonnestelsel is de zon het enige hemellichaam dat


licht geeft. Alle andere hemellichamen weerkaatsen dat
licht en zijn daarom soms zichtbaar. Om de zon draaien
acht planeten plus een aantal dwergplaneten.

De namen van de acht planeten zijn: Mercurius, Venus,


Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
De planeet Mercurius ligt het dichtst bij de zon, de planeet
Neptunus het verst weg.

Omlooptijd en omwentelingstijd

De tijd die een planeet nodig heeft om


eenmaal rond de zon te draaien heet
de omlooptijd.
De omlooptijd wordt ook wel
een jaar genoemd.
De omlooptijd van een planeet hangt af
van de afstand van de planeet tot de zon
en van de snelheid waarmee de planeet
beweegt. De planeten die dichter bij de
zon staan hebben een kortere omlooptijd.

Behalve dat de planeten rond de zon


draaien, draaien ze ook om hun eigen as.
De tijd die een planeet nodig heeft om rond zijn as te draaien noem je de omwentelingstijd. De
omwentelingstijd wordt ook wel een dag genoemd.
Manen

Een planeet is een hemellichaam dat om de zon


draait.
Een maan is een hemellichaam dat om een
planeet draait.

De aarde heeft één maan. Saturnus heeft er 21


en Jupiter heeft er zelfs 63.
Mercurius en Venus zijn de enige twee planeten
die geen manen hebben.

De maan van de aarde draait in ongeveer 28


dagen om de aarde heen. De baan om de aarde
is ongeveer 160.000 km lang.

Net als de planeten geeft een maan zelf geen


licht, maar weerkaatst de zonnestralen.
Als de maan precies tussen de zon en de aarde staat, wordt alleen de kant van maan verlicht die je
niet kunt zien: je spreekt van nieuwe maan.
Is de maan volledig zichtbaar dan spreek je van een volle maan.

Andere hemellichamen

Planetoïden (asteroïden)
Planetoïden zijn rotsachtige hemellichamen. Van de duizenden zijn er
ongeveer 2.500 zichtbaar. Ze draaien in een baan rond de zon. De
grootste is Ceres (doorsnee van 1.000 km).

Kometen (staartsterren)
Kometen bestaan uit bevroren water, methaan, kooldioxide en
rotsdeeltjes, en daar omheen gas en en stof. Kometen draaien ook
om de zon, maar in een ellipsvormige baan; soms is het moeilijk te
voorspellen wanneer de komeet weer terug komt. Als de komeet
dicht bij de zon komt, smelt het ijs en wordt er een staart
waargenomen. De beroemdste is de komeet van Halley.

Meteorieten
Meteorieten zijn brokken materie (gesteente of ijzer) die geen vaste
baan hebben en, in tegenstelling tot de meeste rotsblokken, niet
meteen verbranden als ze door de atmosfeer van de aarde dringen. Meteorieten kunnen grote
kraters slaan in de aarde. De grootste bekende meteoriet ligt in Zuid-Afri

Demografische transitie

Score: 1 /1

Van welk land is dit de bevolkingspiramide?

Jouw antwoord

Nederland

Brazilië

Egypte

Correct antwoord

Nederland

Brazilië

Egypte

Omvang bevolking

In Nederland wonen ruim 16,8 miljoen mensen en dat aantal


verandert elke dag. Hoe de omvang van de bevolking verandert,
hangt af van:

Natuurlijke groei
Als er meer kinderen geboren worden dan er sterfgevallen zijn,
dan groeit de bevolking: er is een bevolkingsoverschot.
Wanneer er meer mensen worden geboren dan sterven,
spreken we van een geboorteoverschot. Wanneer er meer
mensen sterven dan er worden geboren, spreken we van een sterfteoverschot.
Het geboortecijfer (aantal geboortes per 1000 inwoners per jaar) is dan groter dan
het sterftecijfer (aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar).

Migratie
Als het verschil tussen immigratie (het aantal mensen dat in het land komt wonen) en emigratie (het
aantal mensen dat uit het land verhuist) groter dan 0 is, neemt de omvang van de bevolking toe.

Demografische transitie

Een demogra
fische
transitie is de
overgang van
een hoog
sterfte- en
geboortecijfer
naar een laag
sterfte- en

geboortecijfer.
In West-Europa begon deze transitie na 1750, tijdens de Industriële revolutie. Voor de transitie is het
sterftecijfer hoog, vooral onder kinderen. Het geboortecijfer is ook hoog, wat vaak door de kerk
aangemoedigd wordt, en omdat kinderen worden geacht voor de ouders te zorgen. Bovendien zijn
voorbehoedsmiddelen nog nagenoeg onbekend.
In de tweede helft van de 18e eeuw verbeteren langzaam de leefomstandigheden, hygiëne en
gezondheidszorg. Hierdoor verlaagt het sterftecijfer en is er sprake van een enorme bevolkingsgroei.
Als voorbehoedsmiddelen meer en meer geaccepteerd worden, de invloed van de kerk afneemt en
er een pensioenregeling voor ouderen komt, daalt ook het geboortecijfer, waardoor in West-Europa
na 1960 de bevolkingsgroei weer afneemt.

Bevolkingsopbouw
De bevolkingsopbouw is de verdeling van de
bevolking op basis van verschillende
kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, inkomen,
religie, opleiding, woonplaats, nationaliteit,
enzovoorts.

Een bevolkingspiramide is een diagram van


de leeftijdsopbouw van een bevolking in de
vorm van een rug-aan-rug-histogram voor
mannen (links) en vrouwen (rechts).
De bevolkingspiramide heet piramide omdat de
bevolkingspiramide in veel, vooral arme,
landen lijkt op een piramde. De brede basis
wijst op een hoog geboortecijfer en het
smallere gedeelte toont aan dat veel mensen in
elke leeftijdsklasse sterven.

In veel rijkere landen heeft de


bevolkingspiramide niet langer de vorm van
een piramide: een lager geboortecijfer en een
lager sterftecijfer zorgen ervoor dat de
piramide een andere vorm krijgt. De toename van het aandeel ouderen in de totale bevolking wordt
vaak aangegeven met de term vergrijzing.

Migratie

Er zijn verschillende redenen waarom mensen emigreren.


Vaak wordt een onderscheid gemaakt
tussen economische redenen (verhuizen naar een land met
meer kans om een bestaan op te bouwen), politieke redenen
(vertrekken omdat je het niet eens bent met het politieke
bewind in het land) en persoonlijke redenen (bijvoorbeeld
verhuizen vanwege het weer of omdat je een partner in het
buitenland hebt gevonden).

Redenen om naar een land te emigeren worden vestigings-


factoren of pull factoren genoemd.
Pullfactoren zijn bijvoorbeeld een gunstig klimaat, goede
opleidingsmogelijkheden, veel kans op werk en veel culturele
voorzieningen.

Vetrekfactoren of push factoren zijn redenen om een land te


verlaten. Voorbeelden van pushfactoren zijn discriminatie van
bevolkingsgroepen, oorlogsdreiging, hongersnood en weinig
werkgelegenheid.
Migratie en gezinshereniging

Gezinshereniging betekent het bij elkaar


brengen van gezinsleden die gescheiden leven.
Gezinshereniging is een recht. In het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens is
geregeld dat iedereen die legaal in een van de
landen van Europese Unie woont zich kan
beroepen op het recht van familieleven.

In de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw heeft


Nederland veel arbeiders geworven in Zuid-
Europa en in Marokko en Turkije. Veel van deze
gastarbeiders hebben in de loop der jaren hun gezin over laten komen. Omdat de Nederlandse
overheid en het bedrijfsleven deze gastarbeiders zelf had uitgenodigd om te komen werken, vond
men het moreel onverantwoord om gastarbeiders te verbieden hun gezinnen te laten komen.
Sinds het Vreemdelingenbesluit 2000 worden wel eisen gesteld aan de hereniging. Zo is vastgesteld
dat de echtgenoot een salaris moeten hebben van minimaal het minimumloon. Voor de niet-
Nederlandse echtgenoot is een inburgeringsexamen vereist.

Kenmerken ontwikkelingsland

Score: 1 /1

Als je kijkt naar .....1..... zie je grote verschillen.


Het is duidelijk dat Indonesië en Rwanda tot de ontwikkelingslanden behoren.
In deze landen heeft een groot deel van de bevolking moeite om in het bestaansminimum te
voorzien.
De Wereldbank hanteert als ....2... een inkomen van 1 dollar per dag.

Jouw antwoord

1 = de armoedegrens, 2 = het gemiddeld inkomen per inwoner.

1 = het gemiddeld inkomen per inwoner, 2 = de armoedegrens.

Correct antwoord

1 = de armoedegrens, 2 = het gemiddeld inkomen per inwoner.


1 = het gemiddeld inkomen per inwoner, 2 = de armoedegrens.

Prima.

Ontwikkelingslanden

In een ontwikkelingsland zijn de levensomstandigheden voor een groot deel van de bevolking slecht:


veel mensen kunnen niet of nauwelijks in hun behoeften voorzien. 

Op de kaart hieronder zie je een weergave van het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking. 
Hoe donkerder de kleur, hoe hoger het gemiddeld inkomen. Zoals je ziet liggen de meeste
ontwikkelingslanden in Afrika, Zuid-Amerika en Azië. 

Voorheen waren ontwikkelingslanden vaak koloniën van de rijke gebieden in West-Europa.

Centrum en periferie

De relatie tussen een dominant kerngebied en andere gebieden


noem je ook wel een centrum-periferie-relatie. Hierbij is het
dominante gebied het centrum en vormen de andere gebieden
de periferie.

Landelijk
Op landelijk niveau duid je de relatie tussen stad en platteland
aan als een centrum-periferie-relatie. De stad is hier het
centrum en het platteland de periferie.

Mondiaal
Op mondiaal niveau duid je de relatie tussen rijke, ontwikkelde
gebieden en armere ontwikkelingslanden aan als een centrum-
periferie-relatie. Het centrum zijn de rijke, meest ontwikkelde
landen van de wereld: zij domineren de wereldhandel. De arme
landen zitten in de periferie.
Deze mondiale centrum-periferie relatie ontstond in de koloniale tijd. Rijke landen haalden de
grondstoffen voor hun producten uit de gekoloniseerde landen en verdienden hieraan. Na het
koloniale tijdperk bleef deze rolverdeling in stand.

Semi-periferie
Lange tijd heeft het rijke westen economische gezien een dominante positie gehad ten opzichte van
de rest van de wereld. Pas sinds enkele jaren spelen ook enkele landen in Azië en Zuid-Amerika een
belangrijke rol in de wereldeconomie. Deze landen leverden van oudsher grondstoffen en/of arbeid
aan rijke landen en zijn in de afgelopen 50 jaar meer industriële producten gaan ontwikkelen en
exporteren. Hierdoor hebben ze een betere positie gekregen in de wereldhandel. Deze landen
vormen op dit moment de semi-periferie.

Inkomen per hoofd van de bevolking

Een van de kenmerken van ontwikkelingslanden is een laag gemiddeld inkomen per inwoner.
In de tabel zie je van enkele landen het bruto nationaal inkomen (bni is gelijk aan het inkomen van
alle inwoners samen), het aantal inwoners en het gemiddeld inkomen per inwoner per jaar.  De
bedragen zijn uit 2010.

Als je kijkt naar het gemiddeld inkomen per inwoner zie je grote verschillen. Het is duidelijk dat
Indonesië en Rwanda tot de ontwikkelingslanden behoren. In deze landen heeft een groot deel van
de bevolking moeite om in het bestaansminimum te voorzien. De Wereldbank hanteert
als armoedegrens een inkomen van ongeveer 1 euro per dag.

Inkomen per hoofd van de bevolking

Het inkomen per hoofd van de bevolking wordt vaak als maatstaf


voor welvaart gezien. Maar er kleven ook enkele bezwaren aan
deze maatstaf:

 Je houdt geen rekening met het welzijn van mensen: in


hoeverre mensen tevreden zijn met de mate waarin ze in
hun behoeften kunnen voorzien. Het gaat om het
welbevinden van mensen. Dat krijgen ze niet alleen door de
producten die ze kunnen kopen, maar ook door de zaken als luchtkwaliteit, beschikbare
gezondheidszorg, natuur, et cetera.

 Je houdt geen rekening met prijsverschillen: doordat de prijzen in westerse landen hoger zijn
dan de prijzen in ontwikkelingslanden kun je met één euro in een ontwikkelingsland meer
kopen dan in een rijk land.

 Je houdt geen rekening met de informele economie: niet alle activiteiten tellen mee in het
nationaal inkomen. Denk bijvoorbeeld aan het zwarte circuit, maar ook het houden van een
moestuin. In ontwikkelingslanden zijn veel mensen voor een belangrijk deel van hun inkomen
afhankelijk van de informele sector.

 Je houdt geen rekening met inkomensverschillen: als een inkomen per hoofd van de
bevolking gemiddeld hoog ligt, betekent dat niet dat iedereen in dat land ook zo’n hoog
inkomen heeft.

Waterkringloop

Score: 1 /1

Water kan, net als veel andere stoffen, voorkomen in drie fasen: als vaste stof, als vloeistof en
gasvormig.
In welke fase water voorkomt, is afhankelijk van de temperatuur van het water.
Welke fase overgang zie je op bovenstaande afbeelding?

Jouw antwoord

Verdampen

Condenseren

Vervluchten

Correct antwoord
Verdampen

Condenseren

Vervluchten

Prima.

Water in drie fasen

Water kan, net als veel andere stoffen, voorkomen in


drie  fasen: als vaste stof, als vloeistof en gasvormig.
In welke fase water voorkomt, is afhankelijk van de
temperatuur van het water. 

Bij temperatuurveranderingen zijn er


verschillende fase-overgangen mogelijk: 

 smelten: van vast naar vloeistof. 


Water heeft een smeltpunt van 0°C. 

 stollen: van vloeistof naar vast. 


Het stollen van water wordt ook wel
bevriezen genoemd. 

 verdampen: van vloeistof naar gas. 


De meeste verdamping vindt plaats tijdens het kookpunt (100°C). 

 condenseren: van gas naar vloeistof. 

 vervluchten: van vast naar gas. 

 rijpen: van gas naar vast. 


IJsbloemen ontstaan als waterdamp tegen een koude ruit aankomt

Waterkringloop

Water is voortdurend 'op


reis'. Die reis wordt wel
de waterkringloop genoem
d.

Water, bijvoorbeeld
zeewater, verdampt. Hoe
warmer de lucht boven
zee, hoe meer water er verdampt.
De waterdamp stijgt op en terwijl die stijgt, koelt hij weer af. Door die afkoeling vindt er condensatie
plaats: waterdamp verandert in waterdruppels.
En die druppels vormen samen een wolk.
De wind blaast de wolken het land in. De wolken gaan langs de helling omhoog en koelen af totdat er
zóveel druppels in de wolk zitten dat ze er als neerslag uit vallen. Het grootste deel van de neerslag
verzamelt zich uiteindelijk in de rivieren. En die rivieren brengen het water weer naar zee.

Oppervlaktewater en grondwater

Al het water dat zich in vloeibare vorm aan de oppervlakte van de aarde bevindt, noem
je oppervlaktewater. Water dat zich niet aan de oppervlakte bevindt, maar ondergronds in bodems
en gesteenten noem je grondwater. Een ondergrondse watervoerende laag wordt ook wel
een aquifer genoemd.

Naast oppervlaktewater en grondwater is er water in de vorm van ijs, bijvoorbeeld op de polen of in


gletsjers. En er bevindt zich waterdamp in de dampkring. 

Oppervlaktewater bevindt zich deels in natuurlijke wateren,


denk aan oceanen, zeeën, fjorden, meren, plassen, vennen,
poelen en rivieren. 
Maar oppervlaktewater bevindt zich ook deels in
kunstmatige wateren, zoals stuwmeren, kanalen, vijvers,
grachten en sloten. 

Rivier

Overtollig water in een gebied wordt vaak zichtbaar


weggevoerd uit het gebied door een rivier. Het gebied
waaruit een rivier (plus zijrivieren) het overtollige water
afvoert noem je het stroomgebied van de rivier. Een grens tussen twee stroomgebieden noem je
een waterscheiding.

Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen oceanische rivieren die uitmonden in een zee of oceaan
en continentale rivieren die bijvoorbeeld in een meer of een moeras eindigen (bijv. de Wolga, Dnjepr
en de Donau). 

Het rivierverloop van hoog naar laag beschrijft het verval van een rivier van de bron van de rivier tot
de monding. Het rivierverloop wordt vaak onderverdeeld in een bovenloop,
een middenloop en benedenloop. 

Rivier

De bovenloop van een rivier is het deel bij de bron. Dit deel ligt
meestal het verst van de kust af. Doordat veel rivieren hun bron
in een hooggelegen gebied hebben, is het verval in de
bovenloop het grootst en stroomt het water in de bovenloop
het snelst. Door de grote stroomsnelheid worden in de
bovenloop grind en soms grote keien meegevoerd.

Als de stroomsnelheid van het water afneemt, spreek je van


de middenloop van de rivier. Het grind dat in de bovenloop is
meegevoerd, wordt hier afgezet (sedimentatie). In de stroom
bevindt zich alleen nog grind met een kleine korrelgrootte, of
zand.

Als de rivier bij de monding komt, spreek je van


de benedenloop. De benedenloop voert meestal door het
laagland. Voordat een rivier in een zee of in een groot meer
uitmondt, zie je vaak een stelsel van aftakkingen van de rivier. Je
noemt dat de rivierdelta.

Klimaatzones

Score: 1 /1

Welke klimaatzone ligt ten noorden en zuiden van de droge klimaatzone?


Jouw antwoord

Tropische klimaatzone

Koude klimaatzone

Gematigde klimaatzone

Correct antwoord

Tropische klimaatzone

Koude klimaatzone

Gematigde klimaatzone

Prima.

Meer info

Urbanisatie

Score: 1 /1

Op de kaart hiernaast zijn vier regio’s aangegeven.


Twee van deze regio’s zijn krimpgebieden en in
twee regio’s groeit de bevolking.
Welk antwoord is juist?

Jouw antwoord

1 en 2 zijn krimpgebieden, 3 en 4 zijn gebieden met bevolkingsgroei.

1 en 4 zijn krimpgebieden, 2 en 3 zijn gebieden met bevolkingsgroei.

2 en 3 zijn krimpgebieden, 1 en 4 zijn gebieden met bevolkingsgroei.


3 en 4 zijn krimpgebieden, 1 en 2 zijn gebieden met bevolkingsgroei.

Correct antwoord

1 en 2 zijn krimpgebieden, 3 en 4 zijn gebieden met bevolkingsgroei.

1 en 4 zijn krimpgebieden, 2 en 3 zijn gebieden met bevolkingsgroei.

2 en 3 zijn krimpgebieden, 1 en 4 zijn gebieden met bevolkingsgroei.

3 en 4 zijn krimpgebieden, 1 en 2 zijn gebieden met bevolkingsgroei.

Prima.

Industralisatie, mechanisatie en urbanisatie

In de tweede helft van de 20e eeuw vond in Nederland de Industriële


revolutie plaats.

Die periode kenmerkt zich door de overgang van ambachtelijk werken


naar werken in fabrieken, ook wel industrialisatie genoemd. Het
zwaartepunt van het werk verschoof van het platteland naar de stad.
Steeds meer mensen die eerst in de landbouw werkten, werken nu in
de fabrieken in de steden. De trek van het platteland naar de stad
wordt aangeduid met de term urbanisatie of verstedelijking.

De urbanisatie was ook een gevolg van de mechanisatie in de


landbouw. Met mechanisatie in de landbouw wordt het proces
aangeduid waarbij mensen worden vervangen door machines.
Door de mechanisatie nam de werkgelegenheid in de landbouw af.
Landarbeiders en boerenknechten vertrokken naar de steden om daar
werk te zoeken in de fabrieken.

Suburbanisatie
Na de eerste groei van de steden als gevolg van de industrialisatie en
de mechanisatie volgde de suburbanisatie (suburb = buitenwijk). De
mensenstroom gaat in de andere richting: mensen willen vertrekken
uit de stad om gebrek aan ruimte, lawaai, luchtvervuiling en dergelijke
te ontvluchten.
Deze 'vlucht' is ook een onderdeel van de verstedelijking, want deze
mensen zijn niet de plattelandsmensen van vroeger. Ze doen niet aan
landbouw en zijn nog steeds afhankelijk van de stad voor werk,
onderwijs en cultuur. Nederland hield met dit fenomeen rekening
door groeikernen aan te wijzen: kleinere gemeenten die de
suburbanisatie van een of meerdere nabijgelegen steden moesten
opvangen door te groeien en aldus huisvesting te bieden.
Suburbanisatie werd gestimuleerd door de groeiende mobiliteit.
Hierdoor konden mensen in de stad werken en buiten de stad wonen.
Het begrip forens is dus sterk gekoppeld aan suburbanisatie. Het
resultaat was het ontstaan van slaapsteden: (voor)steden die overdag
nagenoeg uitgestorven zijn, omdat iedereen in de nabij gelegen
grotere stad werkt.

Agglomeratie en wereldstad

Door de urbanisatie en suburbanisatie zie je nu vaak een centrale


stad met eraan vastgegroeide randgemeenten of voorsteden. Dit
groot stedelijk gebied wordt ook wel een agglomeratie genoemd.
Ruimtelijk gezien vormt de agglomeratie een geheel en de
bewoners van de agglomeratie wonen, werken, winkelen en
recreëren in verschillende delen van de agglomeratie en
verplaatsen zich regelmatig binnen de agglomeratie.
De vijf grootste agglomeraties in nederland zijn Amsterdam,
Rotterdam, Den Haag, Eindhoven en Utrecht.

Nederland kent geen megasteden. Een megastad is een stad met


meer dan 10 miljoen inwoners. Op dit moment zijn er zo'n 26
megasteden in de wereld. Voorbeelden van megasteden zijn Delhi
(India), Mexico City, Tokio (Japan) en Manilla (Filipijnen).

Segregatie
Suburbanisatie (vertrekken uit de stad) in de jaren zeventig en tachtig
van de vorige eeuw was vooral iets voor de beter opgeleide midden-
en hogere inkomens. Een van de gevolgen van de suburbanisatie
is segregatie: bevolkingsgroepen met vergelijkbare afkomst, opleiding
en inkomen komen bij elkaar te wonen. De rijken bij de rijken, in
wijken met dure huizen. De minder rijken in wijken met minder dure
huizen. Wie waar komt te wonen is dus afhankelijk van de grondprijs.

De samenstelling van de bevolking in een wijk verandert voortdurend.


Maar als de problemen in bepaalde wijken zich opstapelen, dan moet
er wat gebeuren. Dan moet de overheid ingrijpen.
Stadsvernieuwing is de term die wordt gebruikt voor het proces van
renovatie en/of nieuwbouw van stedelijke gebieden om
de leefbaarheid van het gebied te verbeteren.

Re-urbanisatie

De suburbanisatie die vanaf 1960 op grote schaal plaatsvond had


behalve segregatie nog een belangrijk ongewenst gevolg: de
filedruk nam toe. Forensen die iedere dag vanaf hun woonplaats
naar de stad moeten om te werken, zorgen voor kilometerslange
files tijdens de spitsuren.

Na 1980 trad er mede daarom re-urbanisatie op. Men zag de


voordelen van de stad (opnieuw) in: nauwelijks files naar de stad
toe en dicht bij voorzieningen als theater, ziekenhuis en
winkelcentra.
Ook de overheid gaf hier de nodige prikkels door de
(binnen)steden aantrekkelijker te maken voor midden- en hogere
inkomens. Verloederde gebieden werden opgeknapt en er werd
in de aantrekkelijkheid van stadswijken geïnvesteerd. Tevens
werd het beleid van het stimuleren van groeikernen losgelaten.
Nederland en Europa

Score: 1 /1

Hoe meet je of iemand arm of rijk is?


Daarvoor gebruiken we de term ...1..., de totale geldwaarde van alle
goederen en diensten die door een land in een jaar worden geproduceerd.
De totale geldwaarde van ...2... lag in 2012 op ruim 772 miljard dollar.
De totale geldwaarde van Luxemburg was in 2012 vergelijkbaar met die van ...3... (57 om 56 miljard
dollar).
De verschillen in ...4... binnen Europa zijn enorm.

Jouw antwoord

1= BNP, 2= Nederland, 3= Kroätie, 4= welvaart.

1= welvaart, 2= Nederland, 3= Kroätie, 4= BNP.

Correct antwoord

1= BNP, 2= Nederland, 3= Kroätie, 4= welvaart.

1= welvaart, 2= Nederland, 3= Kroätie, 4= BNP.

Prima.

Plaattektoniek

Score: 1 /1

Plaattektoniek beschrijft de bewegingen van de verschillende platen


en verklaart de gevolgen van die bewegingen.

I. Er zijn twee soorten platen. Continentale platen die onder alles wat land is liggen,
en oceanische platen die onder de oceanen liggen.
II. De platen hebben de afgelopen 200 miljoen jaar over de aarde gezworven en bewegen nu nog.

Jouw antwoord

I=waar en II=niet waar

Beide zijn waar

I= niet waar en II= waar


Beide zijn niet waar

Correct antwoord

I=waar en II=niet waar

Beide zijn waar

I= niet waar en II= waar

Beide zijn niet waar

Prima.

Plaattektoniek

Opbouw aarde
De aarde is, van binnen naar buiten, opgebouwd uit:

 de binnenkern

 de buitenkern

 de mantel

 de aardkorst

Twee soorten platen


De aardkorst is ongeveer 40 km dik en bestaat uit meerdere
platen. Er zijn twee soorten platen.
Continentale platen die liggen onder alles wat land is
(continenten) en oceanische platen die onder de oceanen
liggen. De platen hebben de afgelopen 200 miljoen jaar over de
aarde gezworven en bewegen nu nog.

Plaattektoniek beschrijft de bewegingen van de verschillende


platen en verklaart de gevolgen van die bewegingen.

Bewegende platen

De aarde bestaat uit de kern, de mantel en de aardkorst.


De mantel is een stroperige massa die magma wordt
genoemd. Door het temperatuurverschil tussen de kern
van de aarde en de aardkorst is de magma voortdurend in
beweging. Die bewegingen
worden convectiestromen genoemd.

Convectiestromen kunnen er voor zorgen dat aardplaten gaan schuiven. Ze kunnen uit elkaar of juist
tegen elkaar aan worden geduwd of ze gaan langs elkaar heen schuiven.

Als twee platen uit elkaar worden geduwd spreek je van divergentie (to diverge = uit elkaar gaan).
Worden twee platen tegen elkaar aan geduwd spreek je van convergentie.
Je spreekt van een transforme beweging als twee platen langs elkaar heen schuiven.

Divergentie

De Zuid-Amerikaanse plaat en de Afrikaanse plaat


zijn voorbeelden van divergerende platen.
De platen raken elkaar in het midden van de
Atlantische oceaan. Omdat de platen van elkaar af
bewegen, ontstaat er tussen de platen ruimte. Die
ruimte wordt opgevuld door magma. Als de magma
aan de oppervlakte komt, stolt de magma en vormt
het een 'Mid-Oceanische Rug'.

Op een enkele plaats komt de rug in de vorm van


een eiland boven de zee uit, dit noemen we ook wel
een vulkaan. Een voorbeeld van zo'n eiland is
IJsland. Op IJsland is sprake van actief vulkanisme.
Wanneer zo'n vulkaan lava spuwt spreken we van
een vulkaanuitbarsting.

Botsende platen

Als platen ergens uit elkaar gaan moeten ze


op andere plaatsen tegen elkaar geduwd
worden.
Je spreekt dan van convergerende platen.
Bij convergerende platen kun je drie situaties
onderscheiden:
1. Een continentale plaat botst met een oceanische plaat.
Omdat een oceanische plaat zwaarder is dan een continentale plaat, schuift de oceanische
plaat onder de continentale plaat. Dit noem je subductie.
In de subductiezone
ontstaan troggen:
smalle diepe kloven
in de zeebodem. Op
de rand van een
continentale plaat
ontstaat dan vaak
een vulkanische
bergketen.

2. Twee continentale
platen botsen.
Als twee continentale
platen botsen
ontstaan
er plooiingen in de
aardkorst. Plooiingen
veroorzaken Reliëf (b
ergketens). Een
voorbeeld van zo'n
bergketen is de
Alpen.

3. Twee oceanische
platen botsen.
Als twee oceanische
platen botsen, schuift
één van de twee platen onder de andere plaat (subductie). Er ontstaat een gebergte onder
de zee, waarvan de toppen soms boven het water uitsteken. Dit is dan een eilandenboog
waar je vulkanen vindt.

Transforme beweging

Behalve convergente en divergente plaatgrenzen bestaan er ook


nog transforme plaatgrenzen: de beweging van de twee platen
is evenwijdig ten opzichte van elkaar.

Omdat het langs elkaar bewegen van twee stukken aardkorst


een grote hoeveelheid wrijving oproept, vindt de beweging in
de bovenste delen van de korst in plotselinge stappen plaats,
waarbij alle opgebouwde energie in de vorm
van aardbevingen vrijkomt. Hierbij scheurt de aardkorst en ontstaan er breuken.

Een voorbeeld van een transforme plaatgrens ligt langs de westkust van de Verenigde Staten,
vlakbij San Francisco.

Plaattektoniek

Plaattektoniek beschrijft de bewegingen van de verschillende


platen en verklaart de gevolgen van die bewegingen, zoals
vulkanisme, aardbevingen, het ontstaan van bergketens en het
ontstaan van een eilandenboog.

Op deze te downloaden wereldkaart zie je waar de


verschillende platen elkaar raken en zie je waar vulkanen
voorkomen, waar sinds 1900 zware aardbevingen zijn
voorgekomen, waar je hooggebergten (Alpen, Pyreneeën,
Himalaya, Rocky Mountains) vindt en waar zich eilandenbogen
bevinden.

Neerslag en wind

Score: 0 /1

Bij een aanlandige wind wordt het in de zomer minder warm en in de winter minder koud.
Bij een aflandige wind wordt het in de zomer warmer en in de winter kouder.
Wind is van invloed op de temperatuur, maar brengt ook droge of vochtige lucht.

Welke wind zal meer vocht bevatten?

Jouw antwoord

Aanlandige wind.

Aflandige wind.
Correct antwoord

Aanlandige wind.

Aflandige wind.

Het juiste antwoord is: Aanlandige wind.

Zie informatie hier boven.

Demografische transitie

Score: 0 /1

In West-Europa begon de demografische transitie na 1750.


Dit had verschillende oorzaken.
Wat is niet juist?

Jouw antwoord

Komst voorbehoedsmiddelen.

Hygiëne en gezondheidszorg verbeteren.

Toename invloed van de kerk.

Correct antwoord

Komst voorbehoedsmiddelen.

Hygiëne en gezondheidszorg verbeteren.

Toename invloed van de kerk.

Het juiste antwoord is: Toename invloed van de kerk.

Informatie zie hierboven


Grenzen

Score: 1 /1

Een grens is een zichtbare of onzichtbare lijn in het landschap.


Het scheidt fysiek of denkbeeldig groepen mensen van elkaar.
Hieronder een aantal voorbeelden van kunstmatige grenzen.
Welke hoort hier niet bij?

Jouw antwoord

Taalgrens

Politieke grens

Chinese muur

Watergrens

Correct antwoord

Taalgrens

Politieke grens

Chinese muur

Watergrens

Prima.

Grenzen

Een grens is een zichtbare of onzichtbare lijn in het landschap.


Het scheidt fysiek of denkbeeldig groepen mensen van elkaar.
Een zichtbare grens is bijvoorbeeld een rivier, een zee, een
bergketen of een woestijn. Zo'n grens is een natuurlijke grens.
Er zijn ook grenzen die je niet kunt zien of die niet natuurlijk zijn.
Die grens is er omdat mensen hem gemaakt hebben. Zo'n grens heet een kunstmatige grens.

Een voorbeeld van een kunstmatige grens zie je in België waar een taalgrens het land in tweeën
deelt. Aan de noordkant van de grens spreekt men Nederlands en aan de zuidkant spreekt men
Frans.

Politieke grenzen zijn ook vaak kunstmatige grenzen. Voorbeelden van politieke grenzen zijn grenzen
tussen landen, grenzen tussen provincies en grenzen tussen gemeenten.

Volk en staat

Een volk is een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont.


Ze hebben overeenkomsten op het gebied van godsdienst,
kleding en muziek: ze hebben dezelfde cultuur. Elk volk leeft in
een woongebied dat het graag duidelijk afgrenst. Binnen de
grenzen vind je dezelfde taal, godsdienst en cultuur. Binnen de
grenzen voelt een volk zich thuis.

Een staat is een gebied dat door landsgrenzen is afgebakend.


Een staat onderscheidt zich van een andere staat doordat het
een eigen bestuur heeft. Een ander woord voor "staat" is
vanzelfsprekend "land".

In een staat kunnen verschillende volken wonen. In Kosovo


wonen bijvoorbeeld Albanezen en Serviërs.
Het komt ook voor dat het woongebied van een volk verdeeld is
over verschillende landen. Zo strekt het woongebied van de
Lappen zich uit over de landsgrenzen van Noorwegen, Zweden,
Finland en Rusland.

Cultuurgebieden

Een cultuurgebied is een gebied waar mensen


kenmerken met elkaar gemeen
hebben op het gebied van geloof, muziek, kleding,
taal en andere zaken. 

De wereld telt acht cultuurgebieden:

 Westers cultuurgebied: Noord-Amerika,


Europa en Australië
 Latijns Amerika: Midden- en Zuid-Amerika

 Islamitische wereld: Noord-Afrika en Midden-Oosten

 Zwart Afrika: Afrika ten zuiden van de Sahara

 Voormalige Sovjet Unie: delen van Oost-Europa en het noorden van Azië

 Zuid-Azië: o.a. India

 Oost-Azië: o.a. China en Japan

 Zuidoost-Azië: o.a. Filipijnen en Indonesië

Op deze te downloaden wereldkaart zie je de grenzen van de verschillende Cultuurgebieden.

Westers cultuurgebied

Kenmerkend voor het westerse cultuurgebied zijn:

 vrijheid van meningsuiting en godsdienst

 gelijkheid

 democratie

 wetenschap

 individualiteit

Verder staat het westerse cultuurgebied open voor


invloeden van buitenaf en past het zich aan als
omstandigheden veranderen.

Sinds de West- Europese landen een groot deel van de


wereld hebben gekoloniseerd is de westerse cultuur de
dominante cultuur in de wereld. Westerlingen hebben hun
sporen op verschillende plekken achtergelaten, maar nemen van die plekken ook wat mee terug.
Door internationale handel, massacommunicatie en toerisme zijn mensen over de hele wereld met
elkaar verbonden. Steeds meer mensen emigreren van het ene cultuurgebied naar het andere en
nemen hun eigen cultuur mee. Daardoor veranderen cultuurgebieden voortdurend. De grenzen van
cultuurgebieden kunnen ook langzaam vervagen. Er is vooral sprake van verwestering.

Verwestering
De invloed van het westerse cultuurgebied op andere cultuurgebieden is groot. Dat zie je ook als je
kijkt naar de ligging van de belangrijke taalgebieden op aarde. Met name Engels, Spaans en Frans
worden in grote delen van de wereld gesproken. Zie de kaart: Taalgebieden wereld.

Regionale identiteit
In Nederland wonen veel mensen uit verschillende landen en
cultuurgebieden. Er wonen nu bijna 3,3 miljoen mensen uit
ongeveer 160 verschillende landen in Nederland. Dat is bijna
20% van de bevolking. Een op elke 5 Nederlanders heeft zijn
of haar wortels buiten Nederland. 

Er is dus niet één Nederlandse identiteit. Dit komt niet alleen


doordat mensen uit verschillende cultuurgebieden komen.
Er zijn ook nog andere oorzaken voor:
Veel mensen voelen zich verbonden met de streek, dorp of
stad waar zij leven of waar zij geboren zijn. Zo wordt 'de
Limburgse identiteit' vaak gezien als een andere dan de
lokale identiteit in de Achterhoek of in Groningen: je spreekt
dan van een regionale identiteit. De bewoners van een
streek hebben hun eigen dialect of streektaal, lokale
geschiedenis en streekgerechten. Elke streek kent zijn
plaatsgebonden feesten en lokale helden. Het landschap en
bouwstijl van oude gebouwen bepalen het gezicht van de
plek. Ook een religie kan specifiek voor een regio zijn. Het zijn allemaal criteria die de regionale
identiteit van een streek bepalen.

De bescherming van streektalen en minderheidstalen en het in stand houden van culturele diversiteit
zijn onderdeel van het beleid van de Europese Unie.

Etnische minderheid

Een etniciteit is een sociaal-culturele identiteit die


een bepaalde groep mensen verbindt. De mensen
delen vaak een gezamenlijke geschiedenis, taal,
nationaliteit, ras en/of religie. Een etnische
minderheid is een benaming voor een duidelijk
onderscheiden bevolkingsgroep die een minderheid
vormt in het land waarin ze verblijft.

Een etnische minderheid kan een bevolkingsgroep


zijn, die soms zelfs langer in het land woont dan de
huidige meerderheid. Denk bijvoorbeeld aan de
oorspronkelijke bewoners van Amerika (Indianen)
of Australië (Aboriginals). 

In Nederland verwijst de term etnische minderheid


doorgaans naar recente immigranten. Dat zijn
bijvoorbeeld Surinamers en Molukkers die na de
onafhankelijkheid van Suriname en Indonesië (voormalig Nederlands-Indië) naar Nederland zijn
verhuisd en Antillianen. Ook Marokkaanse en Turkse Nederlanders die in eerste instantie als
gastarbeiders zijn gekomen zijn etnische groepen in Nederland. De term etnische minderheid is dan
in hoge mate gelijk aan de term Nederlanders met een migratieachtergrond (voorheen allochtonen
genoemd). 

De WRR en het CBS schrappen vanaf november 2016 de woorden allochtoon en autochtoon. Zij


zetten daarmee een nieuwe norm voor de overheid. De begrippen zijn niet meer precies genoeg en
stigmatiserend. Vanaf nu spreken we over personen met een Nederlandse of migratieachtergrond.

Migratiemotieven

Er zijn verschillende redenen waarom migranten naar


Nederland komen. In 2009 waren de belangrijkste redenen voor
migratie:

 arbeid (37%)

 gezinshereniging of gezinsvorming (32%)

 studie (13%)

 asiel (9%)

 overig, bijvoorbeeld au pair (9%)

Het immigratiemotief hangt samen met het geboorteland van


de migranten. Voor 80% van de migranten die in een EU-land
zijn geboren, was arbeid de belangrijkste reden.
Gezinsmigratie was de voornaamste reden voor immigranten
die geboren zijn in traditionele migratielanden als Turkije en
Marokko.
Asielmigratie was de belangrijkste factor voor landen als
Somalië en Irak. Studie was de belangrijkste reden voor Chinezen om naar Nederland te komen.

Vluchtelingen
Een vluchteling is iemand die zijn woongebied is ontvlucht. 
Er zijn verschillende redenen waarom mensen vluchten. 
Een politieke vluchteling verlaat het land van herkomst omdat hij bang is voor vervolging wegens zijn
politieke opvatting. Een religieuze vluchteling is gevlucht om godsdienstige redenen. Andere
redenen zijn oorlogsdreiging vanwege bijvoorbeeld een (grens)conflict of de vrees voor vervolging
wegens ras of seksuele voorkeur. 

Economische vluchtelingen zijn mensen die


naar een land gaan om een ander bestaan op
te bouwen. De term is eigenlijk onjuist. De
Verenigde Naties erkennen armoede niet als
een geldige reden om te vluchten. Een betere
term is dan ook economische migranten.

Water in Nederland

Score: 0 /1

Debietverloop van Rijn en Maas


In het stroomgebied van de Maas valt in de zomer evenveel neerslag als
in de andere seizoenen. Toch heeft de Maas in de zomer een lager debiet
dan in de winter.

Hieronder staan een aantal oorzaken van het lage debiet


van de Maas in de zomer.
Welke is niet juist?

Jouw antwoord

Veel verdamping

Gebruik van stuwdammen

Meer verbruik (bovenstrooms)


Correct antwoord

Veel verdamping

Gebruik van stuwdammen

Meer verbruik (bovenstrooms)

Het juiste antwoord is: Gebruik van stuwdammen.

Waterschaarste

In 2015 hadden wereldwijd meer dan 663 miljoen mensen geen


toegang tot veilig drinkwater.
De oorzaak daarvan is vaak een combinatie van factoren: De
bevolkingsgroei, de trek naar de stad en een veranderend
consumptiepatroon zorgen voor een toename van de vraag naar
water.
Klimaatverandering, ontbossing, waterverspilling en
watervervuiling zorgen voor een kleiner aanbod van water. Met als
gevolg dat volgens sommige verwachtingen het aantal mensen dat
geen toegang heeft tot veilig drinkwater alleen maar zal toenemen.

Een tekort aan schoon water en het gebrek aan mogelijkheden om


water te zuiveren heeft vele gevolgen. Jaarlijks sterven er vele
mensen aan ziektes (diarree, tyfus, dysenterie en cholera) door het
gebruik van vuil water. Een groot deel van de ziektes in
ontwikkelingslanden zijn het gevolg van slechte sanitaire
voorzieningen. Een groot deel van de bevolking (meer dan 946
miljoen mensen) van deze landen is genoodzaakt om zijn/haar
behoefte in het openbaar te doen.

Verdroging - watervluchtelingen

Een tekort aan water kan voedselgewassen en veengronden


ernstige schade toebrengen. Als gevolg van aanhoudende
droogte zal de grond verdrogen, verzakken en vergruizen. De
vegetatie zal kurkdroog worden, waardoor de kans op
stofvorming en natuurbranden groot is. De droogte zal leiden
tot een gebrek aan voedsel en op die manier het leven in een
gebied onmogelijk maken. 
De waterschaarste is op dit moment nog vooral een probleem in ontwikkelingslanden. Een tekort
aan water maakt het moeilijk om het daar toch al niet hoge welvaartsniveau in stand te houden.
Behalve in India en China heerst schaarste in het westen van de VS, Mexico, Australië, Noord- en
Zuid-Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Europa. Gevolg is onder andere het ontstaan
van 'watervluchtelingen': mensen die de droogte ontvluchten en op zoek gaan naar gebieden met
meer water.

Watergerelateerde 'conflicten'

De ongelijkheid in de verdeling van water leidt zo tot interne spanningen, maar soms ook tot
internationale conflicten. 

Er zijn vele stroomgebieden die door meerdere landen worden gedeeld. De rivier de Nijl bijvoorbeeld
stroomt door 10 verschillende landen. Het beheer van grensoverschrijdende waterbronnen (zoals
rivieren) is daarmee een internationaal vraagstuk. 

Het beleid van het ene land heeft invloed op de kwaliteit en kwantiteit van het water in het
buurland. 
Wanneer bijvoorbeeld China dammen bouwt in de Mekongrivier heeft dat effect op de
watervoorziening in landen als Thailand, Birma, Laos, Cambodja en Vietnam. 
En zo is het schaarse water van de Jordaan een bron van conflict tussen Israël en zijn buurlanden en
het Project Zuidoost Anatolië een bron van onenigheid tussen Turkije en Syrië en Irak
Overstroming

Problemen met water hebben vaak te maken met waterschaarste.


Maar soms is er juist sprake van teveel water. Als er grote hoeveelheden water uit een zee of rivier
op het land komen, spreek je van een overstroming. 

In Nederland kunnen extreme regenval of veel smeltwater uit de Alpen leiden tot wateroverlast langs
de rivieren. 

In Azië veroorzaken zeebevingen soms overstromingen. Als een zeebeving in een korte tijd een grote
hoeveelheid water verplaatst, kan er een tsunami ontstaan. Zo'n vloedgolf uit de zee overspoelt vaak
zeer onverwacht de kuststrook en kan enorme schade veroorzaken zoals bijvoorbeeld de enorme
tsunami in Japan in 2011

De moesson, een wind die voorkomt in tropische gebieden, kan ook veel wateroverlast veroorzaken.
Bijvoorbeeld in India en Bangladesh waar in juni, juli en augustus enorme hoeveelheden water uit de
lucht komen.

Dag 4

Aarde

Score: 0 /1

De aarde heeft een draaiing om haar as.


In hoeveel tijd draait de aarde om de eigen as?

Jouw antwoord
± 30 dagen

± 365 dagen

24 uur

Correct antwoord

± 30 dagen

± 365 dagen

24 uur

Het juiste antwoord is: 24 uur.

Zie informatie hierboven.

Economie

Score: 0 /1

Welk bedrijf behoort niet tot de secundaire sector?

Jouw antwoord

Autofabriek

Bollenkweker

Timmerwerkplaats

Correct antwoord

Autofabriek
Bollenkweker

Timmerwerkplaats

Het juiste antwoord is: Bollenkweker.

Zie informatie hier boven

Kenmerken ontwikkelingsland

Score: 1 /1

Wat betreft ............ hebben we het in Nederland goed voor elkaar. Over het algemeen kunnen
moeders op een veilige en gezonde manier bevallen, worden kinderen veilig geboren en overlijden
zeer weinig kinderen op vroege leeftijd aan ziekte. Helaas is dat niet overal zo.

Goede ........... is voor veel mensen in ontwikkelingslanden een stuk minder vanzelfsprekend dan bij
ons. Daar is de afstand tot ............... vaak groot, soms zelfs onoverbrugbaar.

Cordaid Memisa gelooft dat gezonde moeders de spil zijn in het doorbreken van de armoedespiraal.
Gezonde moeders zorgen voor gezonde kinderen, en dus voor gezonde samenlevingen.

Bron: cordaidmemisa

Wat hoort er op de stippellijn:

Jouw antwoord

Voeding

Gezondheidszorg

Correct antwoord

Voeding

Gezondheidszorg

Prima.
Leeftijdsopbouw

In veel ontwikkelingslanden is er slechte


gezondheidszorg. Daardoor is het sterftecijfer
veel en veel hoger dan in niet-
ontwikkelingslanden. In sommige landen ligt
het sterftecijfer zelfs boven de 150: dat
betekent dat er van de 1000 baby’s die
geboren worden 150 baby’s niet ouder worden
dan één jaar.

De bevolkingsgroei is de toename van het


inwonersaantal in een bepaald land of gebied
gedurende een bepaalde tijd. Als er minder
mensen sterven dan er geboren worden groeit
het aantal inwoners in een land. Ondanks de
lage levensverwachting is de bevolkingsgroei in
ontwikkelingslanden hoger dan in niet-
ontwikkelingslanden. Omdat ouders kinderen
nodig hebben om in hun 'oude dag' te kunnen
voorzien is het aantal kinderen per gezin in
ontwikkelingslanden vaak groot. De
verwachting is dat in het jaar 2050 ruim 80% van de mensen in Afrika of Azië woont. Dit zijn de
werelddelen met de meeste ontwikkelingslanden.

Het hoge sterftecijfer en het hoge geboortecijfer is ook terug te zien in de vorm van
de bevolkingspiramide van een ontwikkelingsland. De bevolkingspiramide heeft de vorm van een
piramide: een brede basis en een smalle top.

Monocultuur - hoge schuld

In ontwikkelingslanden werkt het grootste deel van de


beroepsbevolking in de primaire sector en dan met name in de
landbouw. Ontwikkelingslanden exporteren daarom vaak maar
één product, meestal is dat een landbouwproduct of een
grondstof. Vaak ontwikkelen bedrijven uit de rijke landen deze
producten verder. Als een land voor de export afhankelijk is van
één product heeft dat land een monocultuur.

Ontwikkelingslanden hebben vaak een uitvoertekort: met de


export van producten verdienen ze minder dan wat ze betalen
voor de import van producten. Om het uitvoertekort te kunnen
betalen, moeten ze geld lenen van rijke westerse landen. Het
gevolg is dat veel ontwikkelingslanden een grote schuld hebben
bij rijke westerse landen.
De verhouding tussen de waarde van de export en de waarde van de import noem je de ruilvoet. Als
een ontwikkelingsland steeds meer moet betalen voor de import of minder ontvangt voor de export,
dan spreek je van een ruilvoetverslechtering.

Laag opleidingsniveau en analfabetisme

Scholing is zeer belangrijk. Niet alleen om jezelf te


ontplooien en je kansen op betaald werk te
vergroten, maar ook voor de samenleving waarin je
leeft. En toch gaan in ontwikkelingslanden veel
kinderen niet naar school. Vaak zijn er te weinig
scholen of liggen de scholen te ver weg. Soms zitten
er honderd kinderen in één klas. Veel kinderen
blijven thuis omdat hun ouders de school niet
kunnen betalen of omdat de kinderen moeten
werken om een deel van het gezinsinkomen te
verdienen. Het gevolg is dat veel jongeren in
ontwikkelingslanden op hun 15e jaar nog niet
kunnen lezen en schrijven en tot
de analfabeten behoren.

In ontwikkelingslanden gaat analfabetisme vaak


samen met armoede, honger, ondervoeding, ziekte
en/of vereenzaming. 

Water

Van de 7 miljard mensen die op aarde wonen


hebben er ruim 1 miljard geen toegang tot veilig
drinkwater en nog een groter deel van de
mensen heeft geen toegang tot goede sanitaire
voorzieningen. Door dit gebrek aan betrouwbare
waterbronnen, zuiveringsinstallaties of riolering
lopen wereldwijd miljoenen mensen een grote
kans om een levensbedreigende ziekte te krijgen,
zoals cholera of tyfus.

Kinderen in ontwikkelingslanden moeten vaak


uren lopen naar een waterbron en daarna met
een emmer water op hun hoofd dezelfde afstand
weer teruglopen. Dat doen ze elke dag, soms wel
een paar keer.
Verstedelijking

Voor het eerst in de geschiedenis wonen er binnenkort


meer mensen in de stad dan op het platteland.

De verstedelijking (urbanisatie) voltrekt zich met name in


ontwikkelingslanden in een ongekend tempo: 80% van de
nieuwe stadsbewoners woont óf in Afrika, óf in Azië óf in
Zuid-Amerika.

De urbanisatiegraad is het percentage van de bevolking


van een land dat in steden of stedelijke gebieden woont.

In ontwikkelingslanden vertrekken veel mensen naar de


stad vanwege hongersnood op het platteland. Een mislukte
oogst door aanhoudende droogte of juist door een
overstroming doet mensen naar de steden vluchten in de
hoop daar een beter bestaan op te kunnen bouwen. 
De meeste nieuwkomers komen echter terecht in een van
de sloppenwijken aan de rand van de steden. Vaak zijn ze
daar nog slechter af dan op het platteland. In veel
sloppenwijken ontbreken vaak basisvoorzieningen als schoon drinkwater, onderwijs en
gezondheidszorg.

Problemen met water

Score: 0 /1

Bangladesh

Welke bewering hieronder is niet waar?

I. In Bangladesh is het in de zomer warm omdat boven land een lagedrukgebied ligt.
Vochtige lucht van zee stroomt het land binnen.
II. In Bangladesh waait in de zomer vochtige lucht van zee het land binnen waardoor het heel hard
kan regenen.
III. In Bangladesh ligt in de zomer een hogedrukgebied. Er stroomt droge lucht van het land naar de
zee.
Het is de droge tijd: de droge moesson.
Jouw antwoord

I.

II.

III.

Correct antwoord

I.

II.

III.

Het juiste antwoord is: III.

Zie informatie hierboven.

Week 23 dag 1

Zonnestelsel

Score: 1 /1

De omwentelingstijd van de Aarde is niet precies 24 uur maar 23 uur, 56 minuten en 4 seconden.
Wat betekent omwentelingstijd?

Jouw antwoord

De tijd die een planeet nodig heeft om rond de zon te draaien.

De tijd die een planeet nodig heeft om rond zijn as te draaien.


De snelheid waarmee een planeet draait.

Correct antwoord

De tijd die een planeet nodig heeft om rond de zon te draaien.

De tijd die een planeet nodig heeft om rond zijn as te draaien.

De snelheid waarmee een planeet draait.

Prima.

Zie informatie hierboven

Demografische transitie

Score: 1 /1

Waarom emigreren naar Zweden?


Waarom verkiezen Nederlanders en Belgen dit Scandinavische land boven Frankrijk, Canada of
Noorwegen, om maar enkele andere populaire emigratielanden te noemen?
Een aantal redenen zijn:

1. Rust en ruimte
2. Minder stress
3. Goedkoop wonen
4. Tolerantie
5. Stilte
6. Frisse lucht
7. De natuur

Zijn bovenstaande punten om te verhuizen naar Zweden pushfactoren of pullfactoren?

Jouw antwoord

Pushfactoren.

Pullfactoren.

Correct antwoord

Pushfactoren.
Pullfactoren.

Prima.

Zie informatie hierboven

Kenmerken ontwikkelingsland

Score: 1 /1

Een voorbeeld van een centrum-periferie-relatie is de economische relatie tussen de Verenigde


Staten (VS) en Mexico.

Mexico is erg afhankelijk van de VS en minder andersom.

Wat is waar?

Jouw antwoord

De VS is hierbij het centrum en Mexico periferie

Mexico is hierbij het centrum en de VS periferie

Correct antwoord

De VS is hierbij het centrum en Mexico periferie

Mexico is hierbij het centrum en de VS periferie

Prima.

Zie informatie hierboven

Problemen met water

Score: 1 /1

Waterputten en waterpompen
Tanzanianen hebben verschillende manieren bedacht om op een makkelijke manier aan meer water
te komen. De meest simpele manier is een kanaal aan te leggen tussen een meer of riviertje en het
dorp, waarbij gebruik wordt gemaakt van de zwaartekracht.
Dat kan natuurlijk alleen als er een hoogteverschil is tussen het meer of de rivier en het dorp. Een
andere manier om makkelijker aan water te komen is het slaan van waterputten.
Er zijn ook nadelen aan het gebruik en slaan van waterputten.
Wat hoort hier niet bij?

Jouw antwoord

Het water is niet altijd schoon. Er kan van alles van bovenaf in vallen, (soms vallen er zelfs kinderen
en dieren in!) waardoor er nog steeds allerlei ziektekiemen in het water terecht kunnen komen.

Het grondwater in de meeste delen van Tanzania zit niet zo heel diep. Daardoor lukt het soms niet
om waterputten te slaan.

Hulporganisaties plaatsen gratis een waterpomp maar deze slijt en moet onderhouden worden. Wie
is er dan verantwoordelijk voor het onderhoud?

Correct antwoord

Het water is niet altijd schoon. Er kan van alles van bovenaf in vallen, (soms vallen er zelfs kinderen
en dieren in!) waardoor er nog steeds allerlei ziektekiemen in het water terecht kunnen komen.

Het grondwater in de meeste delen van Tanzania zit niet zo heel diep. Daardoor lukt het soms niet
om waterputten te slaan.

Hulporganisaties plaatsen gratis een waterpomp maar deze slijt en moet onderhouden worden. Wie
is er dan verantwoordelijk voor het onderhoud?

Prima.

Dag 2

Klimaten

Score: 1 /1

In hoger gelegen gebieden is het kouder dan in lager gelegen gebieden.


Wat is de oorzaak hiervan?

Jouw antwoord

Doordat de zon hier minder schijnt.


Doordat lucht afkoelt als het opstijgt.

Doordat hier minder bomen groeien.

Correct antwoord

Doordat de zon hier minder schijnt.

Doordat lucht afkoelt als het opstijgt.

Doordat hier minder bomen groeien.

Prima.

Klimaatverschillen

Op de polen is het kouder dan in gebieden bij de


evenaar. Dat komt door de manier waarop de zon de
aarde verwarmt. Bij de evenaar schijnen de
zonnestralen loodrecht op de aarde. Ze hebben een
grote invalshoek met als gevolg dat het daar warm is.
Bij de polen is de invalshoek van de zonnestralen veel
kleiner waardoor ze een groter oppervlak moeten
verwarmen en daarom is het daar niet zo warm.
Hoe ver een gebied van de evenaar ligt, kun je
aangeven met de breedteligging: de afstand van een
gebied tot aan de evenaar in graden gemeten.

Maar niet alleen de afstand tot de evenaar bepaalt het


klimaat in een gebied. Ook van invloed zijn:

 De ligging ten opzichte van een zee/oceaan.

 Oceaanstromingen.

 De hoogte boven het zeeniveau.

 De aanwezigheid van bergen.

Klimaatverschillen
Invloed van de zee/oceaan
De ligging ten opzichte van een oceaan heeft invloed op het klimaat in het gebied. Oceanen zorgen
voor mildere temperaturen en ook voor minder grote extremen in temperaturen. Dat komt omdat
water in staat is om de warmte van de zon vast te houden. Het verschil in wintertemperatuur en
zomertemperatuur van het water in de oceaan is veel kleiner dan het temperatuurverschil op land.
Dit kleinere temperatuurverschil zorgt ervoor dat in de gebieden die dicht bij zee liggen de
temperatuurverschillen minder groot zijn dan in gebieden die verder landinwaarts liggen.
Een aflandige wind is een wind die vanaf het land komt en naar de zee toewaait. Een aanlandige
wind waait vanaf de zee naar de kust. 

Oceaanstromingen
Oceaanstromingen of zeestromingen kunnen warm en
koud water verplaatsen over grote afstanden. Deze
stromingen hebben invloed op het klimaat. De Noord-
Atlantische Golfstroom die van de evenaar langs de
oostkust van Noord-Amerika en de Britse westkust
warm water aanvoert, verzacht de winters in Noord
Europa.

Klimaatverschillen

Hoogte boven zeeniveau (reliëf)


In hoger gelegen gebieden is het kouder dan in lager gelegen
gebieden. Dat komt doordat lucht afkoelt als ze opstijgt.
De sneeuwgrens is de hoogte boven zeeniveau waarboven
gedurende het gehele jaar sneeuw blijft liggen.
De boomgrens is de hoogte boven zeeniveau waarboven
geen bomen meer voorkomen.

Bergen
Als lucht langs een berg opstijgt daalt de temperatuur van de
lucht en worden er wolken gevormd. Het gevolg is vaak dat
het gaat regenen. Het klimaat aan de kant van de berg waar
de wind vandaan komt, de loefzijde, is vaak natter en kouder
dan het klimaat aan de andere kant (de regenschaduwkant,
de lijzijde).

Nederland en Europa

Score: 0 /1

De inkomensgelijkheid is in Nederland ....1.... dan in Albanië.


Het verschil tussen mensen met de laagste inkomens en mensen met
middeninkomens is in Nederland .....2..... dan in Albanië.

Jouw antwoord

1 = groter, 2 = kleiner.

1 = kleiner, 2 = groter.

Correct antwoord

1 = groter, 2 = kleiner.

1 = kleiner, 2 = groter.

Het juiste antwoord is: 1 = kleiner, 2 = groter.


Bekijk stap 4 van de opdracht: Nederland en Europa

http://themas.studioaardrijkskunde.nl/view?comp=ak-pabo&subcomp=ak-pabo-
B402&variant=studiovo_view

Plaattektoniek

Score: 1 /1

Convectiestromen kunnen er voor zorgen dat aardplaten gaan schuiven. Je spreekt van een
transforme beweging als twee platen langs elkaar heen schuiven.

Vul hieronder de ontbrekende woorden in:

Als twee platen uit elkaar worden geduwd spreek je van .....1........


Worden twee platen tegen elkaar aan geduwd spreek je van ......2......

Jouw antwoord

1= convergentie, 2= divergentie.

1= divergentie, 2= convergentie.

Correct antwoord

1= convergentie, 2= divergentie.
1= divergentie, 2= convergentie.

Prima.

Zie informatie hierboven

Brazilië

Score: 1 /1

.....1....... is een biobrandstof, een brandstof die wordt gemaakt uit suikerbiet, ....2.... of graan.
Brazilië gebruikt vooral .....2........ .
Het wordt gebruikt als vervanging voor benzine.

Jouw antwoord

1 = biogas, 2 = soja.

1 = bio-ethanol, 2 = suikerriet.

Correct antwoord

1 = biogas, 2 = soja.

1 = bio-ethanol, 2 = suikerriet.

Prima.

Dag 3

Neerslag en wind

Score: 1 /1

Regen
Op buienradar kun je zien of het straks gaat regenen.
Maar hoe ontstaat regen eigenlijk?

Jouw antwoord
Door faseovergangen van water.

Door de draaiing van de aarde.

Door de overgang van nacht naar dag.

Correct antwoord

Door faseovergangen van water.

Door de draaiing van de aarde.

Door de overgang van nacht naar dag.

Prima.

Meer info 

Demografische transitie

Score: 1 /1

Nederland is te streng bij ........................


Nederland is te streng bij .................... . Zo gaat de inkomenseis verder dan de EU-richtlijn,
concludeert het college voor de Rechten van de Mens. 'Er zijn voorbeelden van iemand die 20 euro
te weinig verdient.'
Arne Doornebal (30) uit Amsterdam verdiende zelfs 6 euro te weinig om vrouw en kinderen uit
Oeganda te laten overkomen
Bron: AD sept. 2014

Welk woord hoort op de stippellijn?

Jouw antwoord

Gezinsvorming.

Gezinshereniging.

Correct antwoord
Gezinsvorming.

Gezinshereniging.

Prima.

Meer info 

Grenzen

Score: 1 /1

Vul het ontbrekende woord in:

Een ................. is een gebied waar mensen kenmerken met elkaar gemeen hebben op gebied van
geloof, muziek, kleding, taal en andere zaken.

Jouw antwoord

Continent

Cultuurgebied

Grensgebied

Taalgebied

Correct antwoord

Continent

Cultuurgebied

Grensgebied

Taalgebied

Prima.

Meer info 
Ruimte voor de rivier

Score: 0 /1

Een nieuwe boerderij op een kunstmatige woonheuvel in de uiterwaarden:

In de uiterwaarden worden soms nieuwe boerderijen of huizen gebouwd op kunstmatige


woonheuvels.
Dit past niet in het beleid van meer ruimte voor de rivier.
Welke van onderstaande stellingen is niet waar?

Jouw antwoord

Een woonheuvel is een obstakel in de uiterwaarden en belemmert de doorstroming.

Een woonheuvel zorgt voor minder waterbergend vermogen in de uiterwaarden.

Een woonheuvel zorgt voor het verdiepen en verbreden van de rivierbedding.

Correct antwoord

Een woonheuvel is een obstakel in de uiterwaarden en belemmert de doorstroming.

Een woonheuvel zorgt voor minder waterbergend vermogen in de uiterwaarden.

Een woonheuvel zorgt voor het verdiepen en verbreden van de rivierbedding.

Het juiste antwoord is: Een woonheuvel zorgt voor het verdiepen en verbreden van de rivierbedding.
Watersnoodramp 195

Als het in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 enorm hard


stormt, overstroomt een groot deel van Zeeland, een deel van Zuid-
Holland en een deel van Noord-Brabant. 
Tijdens de Watersnoodramp komen ruim 1800 mensen om het
leven en moeten 7200 mensen tijdelijk ergens anders worden
ondergebracht. Meer dan 47.000 huizen, scholen, kerken en andere
gebouwen werden beschadigd en duizenden dieren zijn
verdronken.

De ramp van 1953 leidde tot snelle en ingrijpende maatregelen en


vormde de directe aanleiding tot de Deltawerken: het
verdedigingssysteem ter bescherming van met name de provincie
Zeeland tegen hoogwater van de zee. 
Het grootste onderdeel van de Deltawerken is de
Oosterscheldekering. Deze waterkering of stormvloedkering is een
waterbouwkundige constructie die bij stormvloed of springtij moet
verhinderen dat grote hoeveelheden water vanuit zee tot
overstromingen leiden.

Afsluitdijk

Een andere belangrijke waterkering in Nederland


is de Afsluitdijk. Deze 32 km lange dijk met
verkeersweg sluit het IJsselmeer af van de
Waddenzee. 
De Afsluitdijk is onderdeel van
de Zuiderzeewerken: het project waarmee de
Zuiderzee werd afgesloten van de Waddenzee en
daarna IJsselmeer genoemd werd. Het eerste
plan om de Zuiderzee in te dammen stamt al uit
de 17de eeuw. Doel was de Zuiderzee te
temmen, door deze door middel van dijken van
de Noordzee af te sluiten. 
In de 19de eeuw werd het motief van
landaanwinning mede bepalend. In het plan van
1891 van Lely stonden vijf grote polders,
waarvan er vier zijn aangelegd. (Namelijk de
Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland, Zuidelijk
Flevoland en de Wieringermeer.) Na de
watersnood van 1916 werd in 1918 de 'Wet tot
afsluiting van de Zuiderzee' aangenomen en in 1920 begon men met de uitvoering van de
Zuiderzeewerken.
Hoogwater rivieren

De Zuiderzeewerken en de Deltawerken zijn bedoeld om overstromingen als gevolg van hoogwater


langs de kust te voorkomen. 
Hoogwater kan echter ook in de Nederlandse rivieren voorkomen. De kans op hoogwater is het
grootst in de winter en aan het begin van de lente. De Maas en de Rijn voeren in deze periode meer
regenwater af en bij invallende dooi ook veel smeltwater. 
Om de overstromingskans van rivieren terug te brengen worden/zijn onder andere de volgende
maatregelen genomen:

 het versterken van rivierdijken en kades,

 het verdiepen en verbreden van de rivierbedding,

 het verlagen van de uiterwaarden,

 het aanleggen van waterbekkens,

 het verlagen van de stenen dammen in de rivier (kribverlaging).

(Zie ook Ruimte voor de rivieren, Stap 2 voor een overzicht van alle maatregelen):
zomerbedverdieping, waterberging, uiterwaardenvergraving, rivierverruiming, obstakel verwijdering,
kribverlaging, hoogwatergeul, dijkverlegging en dijkverbetering.)

Neerslag en wind

Score: 1 /1

De kaart hiernaast gaat over de verschillen in luchtdruk op 10 september 2013 in Europa. Bij welke
letter in de bron was de windsnelheid op
10 september 2013 het hoogst?

Jouw antwoord

Bij letter P.

Bij letter Q.

Bij letter R.

Bij letter S.
Correct antwoord

Bij letter P.

Bij letter Q.

Bij letter R.

Bij letter S.

Prima.

Meer info 

Multicultureel

Score: 0 /1

Wat is het tegenovergestelde van segregatie?

Jouw antwoord

Discriminatie

Integratie

Urbanisatie

Emigratie

Correct antwoord

Discriminatie

Integratie
Urbanisatie

Emigratie

Het juiste antwoord is: Integeratie. 


Bekijk stap 5 van de opdracht: Multicultureel

Energie opwekken

Score: 0 /1

Secundaire energie wordt door omzetting uit primaire energieën verkregen.


Wat kan er bijvoorbeeld uit aardolie worden verkregen en is geen primaire energie?

Jouw antwoord

Benzine

Aardgas

Steenkolen

Correct antwoord

Benzine

Aardgas

Steenkolen

Het juiste antwoord is: Benzine.

Meer info 

Drinkwater

Score: 1 /1

Klimaatverandering levert vooral voor de laaggelegen gebieden


grote problemen op.
Oorzaken hiervan zijn in willekeurige volgorde:
1 een toenemend gevaar van overstromingen in de stroomgebieden
2 afsmelten van landijs en gletsjers
3 opwarming van de aarde
4 uitstoot CO2 neemt toe
5 meer gletsjerwater en zware regenbuien veroorzaken hoge piekafvoer

Zet de oorzaken in de juiste volgorde.

Jouw antwoord

4–3–1–2-5

4–3–2-5–1

3–4–2–1–5

4–5-3–2–1

Correct antwoord

4–3–1–2-5

4–3–2-5–1

3–4–2–1–5

4–5-3–2–1

Prima.

Meer info 

Vrijgeven

Dag 4

Aarde
Score: 1 /1

De rotatie van de aarde om haar as en de baanbeweging van de aarde om de zon zijn twee aparte
bewegingen.

Hoelang duurt de baan die de aarde maakt om de zon?

Jouw antwoord

± 30 dagen

± 365 dagen

24 uur

Correct antwoord

± 30 dagen

± 365 dagen

24 uur

Prima.

Zie informatie hierboven

Economie

Score: 0 /1

Intensieve landbouw .......

I. wordt gekenmerkt door veel inzet van productiemiddelen met het doel de productie te
optimaliseren.

II. wordt gekenmerkt door geringe mate waarin wordt ingegrepen in de natuur.

Jouw antwoord

I is waar en II is niet waar


Beide zijn waar

I is niet waar en II is waar

Beide zijn niet waar

Correct antwoord

I is waar en II is niet waar

Beide zijn waar

I is niet waar en II is waar

Beide zijn niet waar

Het juiste antwoord is: I is waar en II is niet waar.

Energie opwekken

Score: 1 /1

Het gebruik van fossiele brandstoffen moet in 2100 wereldwijd zijn uitgebannen.
Dat zegt de VN-organisatie IPCC zondag in een rapport over de opwarming van de aarde en de
klimaatverandering. IPCC kwam met het rapport, waarin drie eerdere rapporten worden
samengevat, na een week van intense debatten tussen wetenschappers en regeringsfunctionarissen
in Kopenhagen.

Volgens IPCC moet nu worden ingegrepen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Als
langer wordt gewacht, zal de klimaatverandering onomkeerbaar worden.

Door: ANP

Wat wordt in bovenstaand artikel aangegeven als grootste nadeel van het gebruik van fossiele
brandstoffen?
Jouw antwoord

Het nadeel dat fossiele energiebronnen bronnen zijn die op kunnen raken.

Het nadeel dat bij de verbranding van fossiele energiebronnen koolstofdioxide (CO2) vrijkomt.

Correct antwoord

Het nadeel dat fossiele energiebronnen bronnen zijn die op kunnen raken.

Het nadeel dat bij de verbranding van fossiele energiebronnen koolstofdioxide (CO2) vrijkomt.

Prima.

Meer info 

Waterkringloop

Score: 1 /1

Water
Wat gebeurt er met de regen als die eenmaal gevallen is? De natuur heeft het zo geregeld dat de
regen via de zeeën en rivieren door de zon weer verdampt wordt. Deze waterdamp gaat omhoog en
wordt een wolk.
Als de damp afkoelt gaat het weer regenen. De regen zakt de grond in. Maar soms valt er zoveel
regen dat de grond al vol zit met water. Dus stroomt het water weg, wordt een slootje. Dat slootje
loopt naar een rivier...
Die rivier wordt alsmaar groter en groter, totdat het water bij de zee is aangekomen. Alle regen die
uit de lucht valt, komt op het land. De plantjes kunnen er lekker van drinken. Als er teveel regen is
gevallen, dan stroomt het water naar de kanalen en rivieren. Die kanalen en rivieren stromen weer
naar de grote zee.
De zon schijnt. Het water van de zee verdampt. De waterdamp gaat omhoog. Daar wordt de damp
een wolk...
Zo zie je dat de kring maar rond gaat. We noemen het dan ook ............................
Bron: SchoolTV

Jouw antwoord

Rivierverloop

Waterkringloop
Recycling

Fase overgangen

Correct antwoord

Rivierverloop

Waterkringloop

Recycling

Fase overgangen

Prima.

Meer info 

Vrijgeven

Cultuurlandschappen

Score: 1 /1

In geen enkel land zijn zoveel polders als in Nederland.


De grond bestaat uit klei en is vochtig. Er zijn verschillende type polders.
Zo zijn er .........1........... Dat zijn leeggepompte meren en moerassen.
Er zijn ook ......2......... Dit deel van Nederland was vroeger zee.
Een .......3...... pompt het water naar een hoger gelegen sloot, rivier, meer of zee.
Een gemaal regelt dus het waterpeil.

Jouw antwoord

1= zeepolders, 2= droogmakerijen, 3= gemaal.

1= droogmakerijen, 2= zeepolders, 3= gemaal.

Correct antwoord

1= zeepolders, 2= droogmakerijen, 3= gemaal.


1= droogmakerijen, 2= zeepolders, 3= gemaal.

Prima.

https://start-player.npo.nl/01abcf44-5aa8-48ce-a489-3400c5eff784

https://schooltv.nl/video/polders-in-laag-nederland-hoe-wordt-voorkomen-dat-laag-nederland-
overstroomt/#q=polder

Mijn wijk

Score: 1 /1

Welvaart en welzijn, een wereld van verschil?


De .....1..... van nu is anders dan die van vroeger of in de toekomst.
De komende jaren zullen we aan .....1....... moeten inleveren; grondstoffen, energie en voedsel
worden duurder en de consument houdt door onzekerheid over de huizenmarkt en zijn pensioen
de vingers op de knip.
Betekent minder welvaart ook minder welzijn?
...2..... kenmerkt zich door tevredenheid, vriendschappelijkheid of geluksgevoel,
en niet door besteedbaar inkomen of financieel vermogen.
Bron: samenvatting uit the optimist.nl

Wat moet er op de stippellijnen staan?

Jouw antwoord

1 = welzijn, 2 = welvaart.

1 = welvaart, 2 = welzijn.

Correct antwoord

1 = welzijn, 2 = welvaart.

1 = welvaart, 2 = welzijn.

Prima.

Erosie en verwering

Score: 1 /1
Verwering en erosie behoren tot exogene processen.
Geldt dit ook voor vulkaanuitbarstingen?

Jouw antwoord

Ja, ook vulkaanuitbarstingen ontstaan door natuurkrachten die van buitenaf op de aardkorst
inwerken.

Nee, erosie als verwering treden op van buiten de aarde. Vulkaanuitbarstingen werken van binnenin
de aarde werken en behoren tot de endogene processen.

Correct antwoord

Ja, ook vulkaanuitbarstingen ontstaan door natuurkrachten die van buitenaf op de aardkorst
inwerken.

Nee, erosie als verwering treden op van buiten de aarde. Vulkaanuitbarstingen werken van binnenin
de aarde werken en behoren tot de endogene processen.

Prima.

Exogene krachten

De aardkorst verandert door natuurkrachten


voortdurend van vorm.

Er zijn krachten die van binnenuit op de aardkorst


inwerken, denk aan vulkanisme en aardbevingen.
Deze krachten noem je endogene krachten.
En er zijn krachten die van buitenaf op de aardkorst
inwerken, denk aan planten, wind, regen, vorst en
water. Deze krachten noem je exogene krachten.

Bij exogene krachten wordt onderscheid gemaakt


tussen verwering en erosie.
Je spreekt van verwering als er sprake is van
afbrokkelen van gesteente. Verwering kan
bijvoorbeeld veroorzaakt worden door vorst,
planten of (zure) regen.
Bij erosie is er sprake van afslijten (en verplaatsen) van gesteente. Erosie gebeurt bijvoorbeeld door
wind, water en ijs.

Verwering

Je spreekt van verwering als er sprake is van afbrokkelen van gesteente. Je kunt verschillende


vormen van verwering onderscheiden:

Vorstverwering
Als vocht dat zich bevindt in de spleten in gesteente bevriest, zet het uit.
Hierdoor zullen de spleten in het gesteente groter worden en na verloop
van tijd kan een deel van het gesteente afbrokkelen. 

Verwering door planten/bomen


Wortels van planten kruipen in kleine scheuren in gesteente en groeien
daar verder in door, waardoor het gesteente uit elkaar gedrukt wordt.

Chemische verwering
Als gesteenten in aanraking komen met bijvoorbeeld zure regen kunnen de
gesteenten gedeeltelijk oplossen.

Erosie en sedimentatie - 1

Bij erosie is er sprake van afslijten en verplaatsen van


gesteente. Als het gesteente ergens anders weer wordt
neergelegd, spreek je van sedimentatie. Voorbeelden
hiervan zijn zandsteen en kalksteen.
Erosie kan veroorzaakt worden door:
IJs
Gletsjers bewegen zich langzaam en slijten zo diepe dalen in gebergtes. Het puin dat hierdoor
ontstaat wordt meegevoerd door de gletsjer en er is dus sprake van erosie.

Wind
Wind kan losliggende bodemdeeltjes meenemen en ergens anders weer neerleggen. Hierdoor
ontstaan onder andere duinen. Maar het kan ook zijn dat de wind, die vol zit met zanddeeltjes, langs
een rots blaast, waardoor de rots langzaam afslijt en er een gezandstraalde rots ontstaat.

Erosie en sedimentatie - 2

Erosie kan ook door water veroorzaakt worden.

Rivieren hebben een grote invloed op het landschap waar ze doorheen stromen. Ze breken materiaal
af, transporteren het en zetten het ergens anders weer af. Stromend water heeft voldoende kracht
om klei, zand en zelfs grind mee te voeren.

In
de

afbeelding zie je de sortering van het verweerde materiaal: zwaarder materiaal bij de bron, lichter
materiaal in de middenloop en heel licht materiaal bij de monding.

Ruimte voor de rivier

Score: 0 /1
Rivierlandschap
Het Nederlandse rivierenlandschap is onder andere opgebouwd uit
oeverwallen en komgronden, die elk hun eigen kenmerken hebben.

Waar staan de juiste kenmerken bij komgrond en oeverwal?

Jouw antwoord

Komgrond bestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland, is hoger gelegen en ligt niet direct
naast de rivier. Oeverwal bestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en
ligt dicht bij de rivier.

Komgrond bestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland, is lager gelegen en ligt direct langs
de rivier. Oeverwal bestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en ligt
verder weg van de rivier.

Komgrond bestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en ligt niet
direct langs de rivier. Oeverwal bestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland en voor bewoning,
is hoger gelegen en ligt dicht bij de rivier.

Correct antwoord

Komgrond bestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland, is hoger gelegen en ligt niet direct
naast de rivier. Oeverwal bestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en
ligt dicht bij de rivier.

Komgrond bestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland, is lager gelegen en ligt direct langs
de rivier. Oeverwal bestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en ligt
verder weg van de rivier.

Komgrond bestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager gelegen en ligt niet
direct langs de rivier. Oeverwal bestaat uit grof zand, wordt gebruikt als akkerland en voor bewoning,
is hoger gelegen en ligt dicht bij de rivier.

Het juiste antwoord is: Komgrond bestaat uit zware rivierklei, wordt gebruikt als weiland, is lager
gelegen en ligt niet direct langs de rivier. Oeverwal bestaat uit grof zand, wordt gebruikt als
akkerland en voor bewoning, is hoger gelegen en ligt dicht bij de rivier.

Komgrond
Langs de rivieren liggen de uiterwaarden. Uiterwaarden zijn niet helemaal vlak; sommige delen
liggen lager. Die lage delen vormen diepe kommen waarin zware klei is afgezet, zogenaamde
komklei. De afzetting van dikke pakketten komklei vond plaats in de periode vóór de bedijking,
toen de rivieren nog vrij konden overstromen.
Nu de rivieren bedijkt zijn, overstromen de uiterwaarden nog steeds, alleen binnen de dijken. In de
laaggelegen komgronden blijft het water het langst staan. Slib dat in het rivierwater zweeft,
bezinkt en zet een nieuw laagje komklei af. Komgronden groeien dus nog elk jaar aan, maar
worden ook steeds minder diep. Omdat komgronden lang vochtig blijven, zijn ze niet erg geschikt
voor landbouw. Boeren gebruiken ze vooral als grasland: om het vee op te laten grazen of om 's
zomers te hooien.

Hoe ziet een komgrond eruit?

Rivier met achter de oeverwal de komgronden.

Komgronden zijn de laaggelegen, natte gebieden in het rivierenlandschap die altijd in combinatie met
oeverwallen optreden. Ontwatering ten behoeve van de landbouw heeft inklinking veroorzaakt,
waardoor de komgronden nog lager werden ten opzichte van de oeverwallen. Tegenwoordig liggen
de komgronden 1-2 meter lager dan de oeverwallen. Bedijking heeft ervoor gezorgd dat de rivier een
veel kleiner gebied kan overstromen, namelijk het stuk land tussen de oeverwallen en de dijk. Hier
kan zich nog steeds klei ophopen, wat elk voorjaar bij hoog water gebeurt. De oude komgronden
achter de dijk staan niet meer in verbinding met de rivier en worden dus niet meer opgehoogd.

Hoe ontstaan komgronden?


Bij het ontstaan van komgronden speelt de rivier een doorslaggevende rol. Behalve water voeren
rivieren ook allerlei sedimentdeeltjes aan, zoals zand en klei. Voordat de rivieren ingeperkt waren
door dijken overspoelden ze bij hoogwater het omringende land. Op het land neemt de
stroomsnelheid van het water af, het zwaardere zand zakt vlak langs de oevers naar de bodem en
vormt de oeverwallen. De lichtere kleideeltjes worden door het water nog wat verder meegenomen.
Ze bezinken pas voorbij de oeverwallen, waar het water tot rust komt. Door overstroming en
bezinking in opeenvolgende jaren stapelen zich in de komgronden dikke pakketten klei op, tot
meerdere meters dik.

Gebruik van komgronden

De verschillen in hoogte en waterhuishouding in het rivierenlandschap hebben geleid tot verschillen


in landgebruik. Voor hun veiligheid leven bewoners van het rivierengebied hoog en droog op de
oeverwallen en de stroomruggen, waar ze ook hun boomgaarden en akkers hebben. Hun graslanden
liggen in de nattere komgronden. Deze zijn natter omdat de zware klei slecht water doorlaat. In de
loop van de tijd heeft men wel geprobeerd de komgronden via ontwatering productiever te maken.
Daartoe is er een heel netwerk van sloten aangelegd, waardoor de waterhuishouding geleidelijk aan
is veanderd en er hier en daar ook bewoning en akkerbouw voorkomt. Probleem blijft echter dat de
zware kleigrond moeilijk te bewerken is.

Nog steeds vinden we daarom in de kommen hoofdzakelijk weidegrond, hooiland, grienden (wilgen-
en rietakkers) en eendenkooien. De graslanden zijn vaak broedgebieden voor weidevogels
zoals grutto en kieviet. Een enkele keer word je verrast door een eendenkooi, bijvoorbeeld bij
Batenburg of Waardenburg, allebei in de Betuwe. Eendenkooien horen al eeuwenlang bij de
komgronden. Ze liggen vlakbij de rivier, maar je vindt ze ook verder weg in hooilanden die ‘s winters
onder water staan (veldkooien).

You might also like