You are on page 1of 64

Topic 1.

4 Welvaartstheoretisch kader –
Herverdeling

- Hfdst 3 P 44-45 hebben we eigenlijk al gezien zegt docent in les over de welvaartstheorema
- NOTA = VERPLICHTE LITERATUUR ZOALS ALTIJD

!!!!!!!!!! ONTHOUD: DE HERVERDELING IN DIT HOOFDSTUK HEEFT NIETS TE MAKEN MET HET
CORRIGEREN VAN MARKTFALINGEN (= als je NIET op een pareto-efficient punt zit)/allocatieve taak
van de overheid

DE HERVERDELING IN DIT HOOFDSTUK GAAT OVER EEN MEER PURE VORM VAN HERVERDELING: HET
GAAN VAN HET ENE PARETO-EFFICIENT PUNT NAAR EEN ANDER PARETO-EFFICIENT PUNT !!!!!!!!

Inhoud cursus:

Inhoud deze les: CH12:

1
- Nu gaan we zien hoe de (her)verdeling er nu in feite uitziet (itt de eerder theoretische
achtergrond in de vorige lessen (vooral hfdst 3))

- Inkomensongelijkheid in de wereld groeit al decennia lang


- Verdeling is dus een erg hot topic: heel vaak aanwezig in moderne publieke debatten

2
- Branko Milanovic is de uitvinder van de verder besproken Elephant Curve
- Angus deaton en z’n vrouw toonden aan in de laatste 10 jaar dat de levensverwachting in de
verenigde staten omlaag aan het gaan is voor blanke laaggeschoolde mannen.

“herverdeling is een hot topic”… is een understatement – interessante


links
• zie ook: https://www.ifs.org.uk/inequality/ voor

- Deaton Review InsƟtute for Fiscal Studies (→ Mirrlees Review 2010 belastingen)

• en raadpleeg zelf

- WID: https://wid.world/simulator/
- PovCal van Wereldbank http://iresearch.worldbank.org/PovcalNet/home.aspx
- OECD Rapport 2008 “Growing Unequal” www.oecd.org/els/social/inequality/GU
- OECD rapport 2011 “Divided we stand”
http://www.oecd.org/els/soc/dividedwestandwhyinequalitykeepsrising.htm
- OECD rapport 2014 “Trends in Top Incomes and their Taxation in OECD Countries”
http://dx.doi.org/10.1787/5jz43jhlz87f‐en
- Gapminder: http://www.gapminder.org/ = van Hans Rosling (zie
development economics) ENORM INTERESSANT !!!!!!
om de feiten te verkennen

• opstap in enkele grafieken (zie volgende slides):

3
Inhoud
In het debat rond herverdeling is het dominante argument dat ‘de ongelijkheid catastrofaal
toeneemt’; nochtans is het antwoord veel genuanceerder volgens de docent: dat toont hij in de
volgende 4 grafieken:

1. Positieve analyse (beschrijving van de feiten)

1. Opstap in vier grafieken


1) OECD‐resultaten over toename ongelijkheid (Gini)
2) omkering van de Kuznetshypothese (oorspr. Tony Atkinson)
3) de Elephant‐curve van Branko Milanovic
4) de absolute armoede op wereldvlak zoals gemeten door de WereldBank

2. Hoe ongelijkheid & armoede meten?

3. En België?

2. Waarom herverdelen? (de normatieve vraag)

4. Formalisering van normatieve keuzes

4
- OECD / OESO = Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (= een
samenwerkingsverband van 37 landen om sociaal en economisch beleid te bespreken, te
bestuderen en te coördineren. De aangesloten landen proberen gezamenlijke problemen op
te lossen en trachten internationaal beleid af te stemmen.) = leden zijn ontwikkelde landen,
en ook meer en meer middelmatig ontwikkelde landen (bv chili mexico en turkije (maar niet
china)): dus als je OESO ziet, denk ‘de rijkere wereld’.
- Bij veel mensen wordt de OESO gezien als een centrum-rechtse denktank; toch zijn ze één van
de instellingen die inkomensongelijkheid op de agenda hebben gezet, oa met deze grafiek
- De Gini-coëfficiënt, ook wel Gini-index, is een statistische maatstaf van de ongelijkheid
in een verdeling. De Gini-coëfficiënt wordt met name gebruikt in de economie om de
ongelijkheid in inkomen of vermogen aan te geven, maar is geschikt om elke vorm van
ongelijkmatige verspreiding te meten.
De Gini-coëfficiënt is doorgaans een getal tussen nul en één, soms uitgedrukt als percentage.
De waarde nul correspondeert hierbij met volkomen gelijkheid (in het voorbeeld van de
inkomensverdeling heeft iedereen hetzelfde inkomen) en één correspondeert met volkomen
ongelijkheid (één persoon heeft al het inkomen en de rest heeft geen inkomen). Indien
negatieve inkomens of vermogens (schulden) worden meegerekend, dan kan de Gini-
coëfficiënt een waarde groter dan één aannemen.
- Deze grafiek hier toont dat in veel landen de ongelijkheid gestegen is, maar er zijn ook landen
waar de ongelijkheid absoluut niet gestegen is of amper (bv België, nederland, frankrijk niet
gestegen tov 1985) of zelfs is gedaald (turkije)
- Zweden voerde zeer sterke hervormingen door in z’n overheidsbeleid (minder
overheidsmacht), met wel als gevolg een stijging van de ongelijkheid
- Dus voor continentaal europa is het niet echt veel, maar de anglo-saksische en niet-europese
werelden wel.
- Ook vertrekken alle landen vanaf een ander level: bv de anglo-saksische landen waren ook in
1985 al ongelijker dan continentaal-europese landen
- Je kan zeggen dat er sinds 2013 wel nog sterke veranderingen kunnen zijn geweest door al de
crisissen, maar dat hebben we op deze slide dus niet besproken

5
- Kuznets publiceerde in de jaren 1950’: als een land industrialiseerd, de ongelijkheid eerst stijgt
en dan daalt (= kuznets curve): denk 19de eeuws en vroeg 20ste eeuws europa: geweldige
rendementen voor de eigenaars/patronen, maar massale armoede en proletarisering van het
overgrote merendeel van de bevolking. Daarna (bij ons rond de sociale hervormingen na de
eerste wereldoorlog/1918) kwam er een daling van de ongelijkheid.
- Er was hier wat empirisch bewijs (zie grafiek) (maar in hindsight zie je dat er slechts een zwak
kwadratisch verband op zit: als de boog er niet door was getekend, hadden weinige studenten
maar enige correlatie gezien). Landen meer naar rechts hebben een hoger gdp per capita, en
zijn dus rijker per individu (meestal)
- En het grote probleem dat we er nu mee zien is: HET IS GEEN ONTWIKKELING DOORHEEN DE
TIJD (geen tijd-as op de x-as) VAN EEN LAND: HIJ VERGELIJKTE JUIST CROSS-SECTIONEEL (=
analyse van meerdere (idg) landen op hetzelfde moment) LANDEN DIE OP VERSCHILLENDE
ONTWIKKELINGSNIVEAU’S LIGGEN: EN HET IS GEVAARLIJK OM EEN TIJDSINTERPRETATIE TE
GEVEN AAN CROSS-SECTIONELE ANALYSES (indien we bv pakistan ofzo doorheen de tijd
(tijdsanalyse = analyse van één (idg) land op meerdere momenten = omgekeerde van cross-
sectioneel onderzoek) en niet cross-sectioneel zouden volgen, zouden we geen kuznets-curve
vinden, maar eerder een huidige toename van de ongelijkheid na een periode van dalende
ongelijkheid)
- Nog een mogelijke foutfactor voor waarom Kuznets deze connectie zag is de bias van zijn tijd:
hij publiceerde het in de jaren 50, een periode van erg lage inkomensongelijkheid in de VS en
de wereld, dus daarom misschien een extra reden waarom hij dacht dat inkomensongelijkheid
aan het dalen was tov van stijgingen vroeger.
- Dus nu verwerpen de meeste economen de Kuznets-curve
- Let op: Kuznets claimde nooit dat dit een wet is; maar gewoon dat hij zag dat er een verband
op te merken valt.

6
- Lang dachten mensen dat als een land industrialiseerd, de ongelijkheid eerst stijgt en dan daalt
(= kuznets curve), maar Tony Atikinson bewees dat dit niet klopt, er is eerder een U-
vormige curve / omgekeerde kuznets-curve: als een land industrialiseerd, daalt eerst
de ongelijkheid, en stijgt dan. Atikinson was de eerste die dit inzag, einde jaren 80.
- Dit schokte vele economen toen, dat de Kuznets curve fout was en dat inkomensongelijkheid
stijgt na eerst te dalen. Heeft sinds dan de gewone Kuznets-curve vervangen
- Is een tijdsanalyse, dus je kan er natuurlijk een tijdsgebonden interpretatie over geven, itt de
cross-sectionele gewone kuznets-curve
- Deze grafiek gaat niet over de volledige bevolking, maar enkel mannen en vrouwen die werken

7
- Thomas Piketty zei begin 21ste eeuw dat: de gewone gini coefficient de inkomens van de hele
bevolking aggreggeert; hij zei dat juist dat de meeste toename vooral gebeurd aan de top van
de sociale ladder = de topinkomens, namelijk de top 10 percent inkomensverdieners
- Deze grafiek toont de top 1, top 1-5, en top 5-10 percent van de bevolking (= de top deciel van
de bevolking = top 10percent) qua inkomens, in de vs.
- Net zoals bij de gehele amerikaanse bevolking grafiek zie je dit u-vormig/omgekeerd-kuznets
patroon bij de top deciel van de amerikanen.

- Deze grafiek toont hoeveel percent van het inkomen in handen is van de top 1 %
inkomensverdieners in dat land.
- Hier zie je dat de ongelijkheid ook hoog is in andere Angelsaksische landen, en zie je het u-
vormig/omgekeerd-kuznets patroon ook dus.

8
- In tegenstelling tot de Angelsaksische wereld is de ongelijkheid een stuk lager in niet-
Engelstalige ontwikkelde landen; bij sommigen zie je in recente decennia een stijging, maar
verre van zo hoog als bij sommige Angelsaksische landen. Bij de meeste landen hier is de
stijging erg klein relatief met de engelstalige wereld gezien.
- Dus dit toont nog maar eens aan dat er weldegelijk inkomensongelijkheid toename is in vele
landen, maar dus niet in alle landen !!!!!!!!! pas dus geen Angelsaksisch-gefocust kader hier
toe op de rest van de ontwikkelde wereld, want kan sterk verschillen !

Nog een andere manier om naar veranderingen in ongelijkheid te kijken is grafiek 3:

9
- Verdeling van de taart hangt ook af van wat je doet als de taart groeit (= economische groei):
wie krijgt het er bijgekomen deel van de taart ?
- Als iedereen juist 2 % zou groeien, krijg je op bovenstaande grafiek een horizontale rechte
- Dit is geen tijdsgrafiek, maar een grafiek die als x-as toont tot welke inkomensklasse (bv top 1
= percentiel 100) WERELDWIJD je behoort, en als y-as toont hoezeer inkomen is gegroeid voor
al die klasses. Het toont hoezeer de inkomenstoename is voor elke inkomensklasse in 2008
ten opzichte van hun inkomens in 1988.
- Toont dus dat vooral de aller-armsten, wereldwijde middenklasse (is niet hetzelfde als de
middenklasse in westerse landen: Dit is vooral voor mensen in oost-azie (vooral china) en zuid-
azie (vooral india)), en de aller-rijksten rijker zijn geworden.
- En dat inkomens voor de percentielen 80 tot 90 amper zijn gestegen (zie stagnatie lonen voor
westerse middenklasse in veel westerse landen).
▪ Een aanzienlijk deel van de belgen zit in de top 1 % van de WERELD (de wereld is dan
ook veel armer veelal dan westerse landen zoals België), maar velen dus ook niet; en
zeker in de VS zijn de minder rijken lager op wereldvlak, en hebben ze amper groei
gehad.
- De gemiddelde groei tussen 1988 en 2008 voor alle klasses in de wereld is 24 %: maar je ziet
dus dat de groei erg ongelijk is over de inkomensklasses heen.

10
- Bourguignon betwist wat Milanovic zei: Bourguignon’s grafiek hier toont hoe op wereldvlak de
inkomensongelijkheid bijna elk jaar is gestegen sinds 1820, maar dat sinds de jaren 1990 de
inkomensongelijkheid OP WERELDVLAK STERK IS GEDAALD

11
- Ook zei Milanovic dat sinds de financiele crisis (zijn elephant-curve ging maar tot 2008) de
inkomenstoename vooral was bij de armsten en de globale middenklasse (zoals op z’n
elephant curve) maar niet meer bij de top percentielen (dus in tegenstelling tot z’n elephant
curve
- Toont nog maar eens, volgens docent, dat de inkomensongelijkheid OP WERELDVLAK,
DAALT !!!!!!
- WANT:
▪ De financiele crisis van 2008, en de schuldencrisis erna, was vooral een probleem
voor de rijkste landen dan ook (topverdieners in de wereld sterk pijn gedaan), dus
de armere landen werden minder geïmpacteerd.
▪ Ook al steeg de ongelijkheid sinds 2008 (en ervoor ook, maar sterker na 2008 door
de crisis) IN VEEL RIJKE LANDEN (zeker in veel Angelsaksische landen), zorgde dit niet
voor een stijging van de inkomensongelijkheid in de wereld

DUS: CONCLUSIE: ongelijkheid in recente decennia:

- Steeg in de meeste ontwikkelde angelsaksische landen


- Bleef stabiel in de meeste ontwikkelde niet-angelsaksische landen (bv continentaal europa)
- Daalde sterk op wereldvlak (zie enorme toename ontwikkeling en rijkdom india en vooral
china)

12
= NUTTIG VOOR EEN PAPER !!!

Laatste grafiek:

- Percentage van mensen in extreme armoede (=hier gedefinieerd als leven op minder dan
1.90 USD per dag) is enorm gedaald de afgelopen 2 eeuwen.
- Laatste decennia vooral door china (reusachtige bevolking altijd al, en nu ook enorme daling
van (extreme) armoede daar), en in mindere mate andere landen
- (y-as = in percent)

13
- 1.8 miljard mensen in 1990 leefden in extreme armoede; in 2015 maar 800 miljoen
- Je ziet dat oost-azie and the pacific, waarvan een enorm deel china met z’n reusachtige
bevolking is, ENOOORM gedaald is in 35 jaar tijd ! WOW (MAAR LET OP: WE VERMOEDEN
WEL DAT DE ONGELIJKHEID BINNEN VELE ONTWIKKELINGSLANDEN (EN OOK CHINA !!!) IS
TOEGENOMEN (zie u-vormige curve/omgekeerde kuznets-curve))
- Sub-Saharaans Afrika stijgt zo sterk qua bevolking, dat er in ABSOLUTE aantallen meer
mensen in extreme armoede daar leven in 2015 dan in 1990.
• (Maar zelfs daar, in PERCENTAGE, zijn de extreem-armen een kleiner percentage
van de bevolking van Sub-saharaans afrika in 2015 dan in 1990) (hier niet
afgebeeld, want hier is de y-as in absolute aantallen, niet percentage)
- (Y-as = in absolute aantallen, niet percent)
- De Milennium Development Goals, aangekondigd in 2000 door de Verenigde Naties (VN),
waarvan er één was om ‘tussen 1990 en 2015 het aantal mensen in extreme armoede te
halveren’: geslaagd dus

LET OP: DIT ALLES IS VOORAF AAN COVID (= HAD EEN ENORME IMPACT, ZORGDE VOOR VEEL
ARMOEDE, ZOALS WE LATER ZULLEN ZIEN) !!!

14
- Percentage extreme armoede per wereldregio

- = Hans Rosling van gapminder


- Rosling zei dat de meeste mensen fout denken: de meeste mensen die er niets van weten
denken dat de wereldarmoede stabiel of gestegen is. Maar de wereldarmoede is juist sterk
gedaald

15
En nu: COVID-impact op armoede

- Pre covid werd de extreme-armoede-voorspelling voor 2021 geschat op 577 miljoen


mensen, maar nu is het hoger en zelfs gestegen ! We verliezen volgens sommige
voorspellingen (tot nu toe) tot 4 jaar van vooruitgang aan extreme-armoede-vermindering
!!!
- Toont dus dat de corona-crisis een wereldwijd enorme economische impact had, in
tegenstelling tot de financiele crisis van 2008 en de daaruit volgende schuldencrisissen (die
vooral een grote impact hadden op de rijke delen van de wereld)

16
1.1 opstap in enkele grafieken ‐ besluit
• toename ongelijkheid vooral binnen landen (bv de meeste ontwikkelde Angelsaksische landen, en
ook veel ontwikkelingslanden waaronder sterk rijker wordend China), MAAR minder tussen
bepaalde landen, en een daling van de ongelijkheid voor de hele wereld.
• De toename van ongelijkheid binnen landen is zeer heterogeen/verschillend:

- Angelsaksische landen (US, UK) en sommige Europese landen (zweden bv) ≠ (veel) continentale
Europese landen (bv geen bewijs van toename in ongelijkheid in bv België, MAAR ER ZIJN
INDICATIES DAT WE HET FOUT HEBBEN, ZIE INKOMENSCONCEPT ONDERAAN DEZE PAGINA)
- niveau van ongelijkheid is zeer verschillend tussen landen (≠ en is verschillend aan de verandering
in ongelijkheid)
- covid zorgde voor toename ongelijkheid

• ONTHOUD: ongelijkheid ≠ armoede !!!!!!!


- was sterk afgenomen op wereldvlak
- is persistent in veel rijke landen: in veel rijke landen (ook België) is de armoede relatief laag
(15 percent ca in België, volgens belgische definities van armoede = rijk in het grootste deel
van de wereld) en niet echt stijgend (buiten covid), maar het daalt ook niet echt !!!!
- eveneens afhankelijk van maatstaf (zie hieronder)

- (bv dus: China heeft een enorme armoededaling doorgemaakt in recente decennia, maar
heeft in dezelfde periode een grote toename in binnenlandse inkomensongelijkheid
meegemaakt)
- Je kan een heel arme samenleving hebben die echter zeer gelijk is ( = als bijna iedereen tot
iedereen arm is)
- Je kan ook een heel rijk land hebben, dat echter zeer ongelijk is (= als bijna alle rijkdom in
een land eigendom is van een kleine elite, en de rest straatarm is)
- Jammer genoeg halen veel mensen in het publiek debat die niet economen zijn die 2 door
elkaar

EN: ZIE VERDER:


- empirische resultaten sterk afhankelijk van inkomensconcept (zie p19):
▪ voor belastingen en sociale zekerheid (= dat is het primair inkomen)
▪ of na belastingen en sociale zekerheid (= dat is het beschikbaar inkomen)
▪ De studies die men meestal gebruikt zijn na herverdeling door de overheid (dus
beschikbaar inkomen). Het kan echter zijn dat de inkomensongelijkheid weldegelijk
toeneemt, maar dat de herverdelingsmachine van de overheid zo actief is dat die
toegenomen ongelijkheid altijd terug daalt. dit noemt men het inkomensconcept
▪ DUS HET KAN ZIJN DAT DE INKOMENSONGELIJKHEID IN BELGIE JUIST IS
TOEGENOMEN (dit onderzocht onze prof)
- en van maatstaf (zie p19):
• gini-coefficient is dominant in de literatuur (zie eerder in dit hoofdstuk)
• maar bv Piketty vraagt al jaren dat de top-inkomens-deciel-grafiek meer gebruikt moet
worden (zie eerder in dit hoofdstuk)
• of de inkomensgroei-per-inkomensgroep-curve / (tot voor kort) elephant-curve
• en er zijn er ook nog vele anderen

17
2.1 Hoe ongelijkheid/armoede meten? microdata nodig
• Als je iets wil zeggen over ongelijkheid, volstaat geaggregeerde data (bv.. BBP en BNP / nationale
rekeningen) niet, want die hebben het gewoon over de rijkdom van het hele land, niet de verdeling
van die rijkdom over de burgers van het land:

• Je hebt micro‐data nodig, over het individu of gezin:

- vb. Een grafiek met de verdeling van inkomen in percentage per deciel van de bevolking (bv
de armste 10 percent / deciel heeft zoveel percent van het geld in het land in handen; of de
rijkste deciel; etc) (= Tabel 12.1 R&G (p. 252))

• beschikbare micro‐data in België: (vet aangeduid omdat ze nuttig zijn voor een paper (bekijk dan
nog eens de uitleg in de weblecture), je moet ze niet kennen voor dit vak natuurlijk)

- SILC: Survey on Income & Living Conditions (EUROSTAT) sinds 2004


daarvoor: PSBH: Panel Study of Belgian Households – beschikbaar inkomen
- HFCS (Household Finance & Consumption Survey): survey; ECB over vermogen
- Fiscale data (de aangiften): jaarlijks, admin, afhankelijk van wetgeving
- Budget enquête (om CPI‐gewichten te berekenen) – survey; vooral bestedingen
- LFS: Labour Force Survey (Enquête naar de Arbeidskrachten) ‐ survey
- Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming: administratieve data, verzameld en
beheerd door KSZ (Kruispuntdatabank Sociale Zekerheid)

• gebruikt voor

- analyse op de data zelf (zie voorbeelden verder), bvb. Gini, armoede, etc…
- om de Nationale Rekeningen (bbp) uit te breiden met ‘verdeling’:
= Distributional National Accounts (DINA)

18
2.1 Hoe ongelijkheid/armoede meten?
• verschillende resultaten door verschillen in

❖ bestudeerde periode:
o inkomen wordt gemeten over een bepaalde periode
o het is moeilijk tot onmogelijk om te meten per seconde ofzo, ook al verandert het
vaak zo snel
o we meten het meestal per jaar want praktischer

oook hangt het af van welke historische periode we gebruiken: bv nemen we de


naoorlogse periode tot de vroege 70’s mee in onze naoorlogse berekeningen tot 2005
bv, of laten we ze weg (want de inkomensongelijkheid was een stuk lager in die eerste
periode t.o.v. na 1972; kan dus een vertekend beeld geven)
❖ gebruikte maatstaf van ongelijkheid of armoede:
o gini-coefficient is dominant in de literatuur (zie eerder in dit hoofdstuk)
o maar bv Piketty vraagt al jaren dat de top-inkomens-deciel-grafiek meer gebruikt
moet worden (zie eerder in dit hoofdstuk)
o of de inkomensgroei-per-inkomensgroep-curve / (tot voor kort) elephant-curve
o en er zijn er ook nog vele anderen
❖ inkomensconcept (zie grafiek volgende pagina):
o uurlonen ≠ arbeidsinkomens ≠ belastbaar inkomen ≠ beschikbaar inkomen
o (meestal gebruikt men Beschikbaar Inkomen = het inkomen dat iemand of een gezin ter
beschikking heeft nadat alle belastingen betaald zijn en alle overheidstransfers (bv welfare)
ontvangen zijn. Kan dus sterk afwijken van de andere definities van een inkomen (zie
onderstaande grafiek))
o Uurloon = je arbeidsinkomen op één uur.
o Voltijds (fulltime) is een aanduiding die meestal wordt gebruikt ten aanzien van werktijd. De
tegenhanger is deeltijds (parttime) wat overeenkomt met een deel van de (werk)tijd.
o Je kan een laag arbeidsinkomen hebben, maar een hoog uurloon: als je maar halftijds werkt, is
het logisch dat je maar de helft verdient van iemand die hetzelfde uurloon heeft als jij maar
voltijds (= dubbel zo lang als halftijds) werkt.
o We gaan niet echt diep in op de verschillen tussen de inkomensdefinities
o Het kan zijn dat ongelijkheid qua arbeidsinkomen = bruto belastbaar inkomen (niet verwarren
met netto belastbaar inkomen) = het primaire inkomen (= je inkomen vooraf aan belastingen
te betalen en transfers te krijgen) stijgt in een land, maar dat je land zo’n progressief
belastingbeleid heeft dat het die toenemende ongelijkheid in de primaire inkomens
verminderd of zelfs helemaal wegneem

19
o Eerst krijg je een uurloon van je werknemer
o Dit doe je maal je aantal uren werk, om zo je arbeidsinkomen/primair inkomen/bruto-belastbaar
inkomen te krijgen (= wat je verdient)
o (netto) Belastbaar inkomen: om van je arbeidsinkomen naar je belastbaar inkomen te gaan, doe je
je arbeidsinkomen:
▪ minus je bijdragen aan de sociale zekerheid (=type belasting)
▪ en plus andere types inkomen van je / transferten naar je:
inkomen uit vermogen = waarde van banktegoeden, contant geld, aandelen,
bezittingen, etc. minus de schulden.
MAAR LET OP BIJ DE STATISTIEKEN HIER: inkomen uit vermogen wordt belast,
maar je moet het niet op je belastingbrief zetten, dus we hebben er geen
officiële data over. Dus als je data ziet (bv in deze les of elders) over
belastbaar inkomen, zit daar inkomen uit vermogen NIET bijgerekend. ) (= dit
is dus de definitie van als iemand zegt ‘ik kan het aftrekken van de
belastingen‘= dus ‘ik moet het niet bij de belastingaangifte aangeven).
vervangingsinkomsten = bv werkloosheidsuitkering; ziekte-uitkering, etc.
en andere transferten
o Beschikbaar inkomen:
▪ Beschikbaar inkomen gebruikt men meestal in officiële overheidsstatistieken, en is
hetgeen wat het meest in de krant en nieuws komt
▪ Beschikbaar inkomen: om van je belastbaar inkomen naar je beschikbaar inkomen te
gaan, doe je je belastbaar inkomen:
Minus de directe belastingen die je moet betalen
▪ Beschikbaar inkomen = wat je besteed/uitgeeft + wat je spaart
o Welvaart per persoon:
▪ Welvaart per persoon: om van je beschikbaar inkomen naar je welvaart per persoon te
gaan, doe je je beschikbaar inkomen:
Minus je sparen
Minus de indirecte belastingen die je moet betalen
Aangepast voor (kan dus minus of plus zijn) Demografie = het hangt er vanaf
of je alleen leeft of met meerderen in een huishouden, hoeveel mensen in
dat huishouden inkomens hebben en hoe groot de inkomens van je
medehuisgenoten zijn
Plus de invloed van publieke goederen op je welvaart (bv zelfs een openbare
drinkwaterbron (= een publiek goed) verhoogt je welvaart)
❖ etc etc…

20
- microdata verzamelen is zoveel moeilijker dan nationale rekeningen (bv BBP)
- de Belgische belastingaangiften (belastingen = soort microdata) die dit voorjaar 2020 zijn
ingevuld, gaan pas beschikbaar zijn voor onderzoek eind 2021 ten vroegste ! De micro
inkomensdata dat wordt gebruikt in onderzoek loopt dus altijd 2 a 3 jaar achter !!!
- altijd goed de titels lezen !!! bijvoorbeeld: op deze slide gaat het niet over de Gini van de gehele
bevolking, maar enkel van de werkende bevolking, itt vorige besproken Gini-grafieken
- de zwarte balkjes bovenaan = primair inkomen/arbeidsinkomen
- rode driehoekjes = beschikbaar inkomen
- de linkse grafiek toont dus dat herverdeling, door belastingen te heffen en transfers te
geven, veel van de ongelijkheid in een land wegneemt = de gini-coefficient in doet afnemen
- in sommige landen is er meer herverdelingsbeleid dan in anderen, dus het kan zijn dat land A
ongelijker is dan land B vooraf aan herverdeling, maar dat het herverdelingsbeleid van A groter
is dan dat van B, waardoor A na herverdeling minder ongelijk is dan B (duh)
- de rechtse grafiek toont dat herverdelingsbeleid, door belastingen te heffen en transfers te
geven, veel van de armoede in een land wegneemt

- LET OP: DE ZWARTE BALKJES LINKS, EN DE BLAUWE BALKJES RECHTS, ZIJN


COUNTERFACTUALS: HET ZIJN VOORSPELLINGEN VAN HOE HOOG RESPECTIEVELIJK DE
ONGELIJKHEID EN DE ARMOEDE ZIJN GEWEEST INDIEN ER GEEN HERVERDELING WAS. MAAR
VOORSPELLINGEN DUS, DUS WE WETEN HET NIET HELEMAAL ZEKER (want we zien natuurlijk
geen parallelle werelden)

21
- Niet besproken in les, zelfs niet gezien in les

- Niet besproken in les, zelfs niet gezien in les

22
Gini: deze slides niet gezien in de les:

- In België: ….
- In de VS: …

23
- Eigen nota: ik denk dat de formule linksonder voor de gini-coefficient gekend moet zijn

Hieronder: mijn nota’s rond gini-coefficient over Khan Academy 2019 AP Microeconomics:

De Gini coëfficiënt daarentegen berekent hoe het geld in een land verdeelt is. Het gebruikt een (horizontaal
omgedraaide) grafiek met 2 assen: de x-as het percentage van de bevolking van dat land, de y-as het percentage
van het geld in heel dat land. Voor de rechte lijn tussen de punten (0;0) en (100;100) ( waardoor de grafiek dus
in feite een rechthoekige driehoek vormt) is de Gini-coëfficiënt 0: dit is zo omdat om de Gini-coëfficiënt te
berekenen, je het percentage van de rechthoekige driehoek, dat tussen de rechte bovenaan en de curve (=
genaamd: een Lorentz curve) die de gelijkheidsgraad van de geld verdeling in het land weergeeft ligt, moet
berekenen. Indien 1 persoon alle welvaart in handen heeft (een curve die dus de 2 assen van de grafiek perfect
zou volgen) zou de Gini coëfficiënt dus 1 zijn. DUS: des te dichter bij 1, des te ongelijker, des te dichter bij 0, des
te gelijker. Soms wordt de Gini-coëfficiënt ook voorgesteld op een schaal van 0 tot 100, maar meestal toch op
een schaal van 0 tot 1.

24
- Nogmaals een herinnering: let altijd op wat de titel van je grafiek zegt: is het voor de gehele of
slechts de werkende bevolking ? voor alle verdieners of slechts de top deciel of Bottom deciel
?
- En let ook op voor andere dingen, zoals de volgende slide aantoont:

25
- Recent waren er artikels die aan de hand van de bovenstaande grafiek claimden dat er
weldegelijk bewijs is dat de gini-coefficient in België is gestegen / ongelijkheid gestegen
- MAAR : de enorme drop in 1982 is geen teken van ongelijkheidsvermindering: vanaf 1982
werden vervangingsinkomens niet meer bijgerekend bij het belastbaar inkomen (=
afgetrokken van het belastbaar inkomen. Dit is dus de definitie van als iemand zegt ‘ik kan
het aftrekken van de belastingen’ = dus ‘ik moet het niet bij de belastingaangifte
aangeven). Hierdoor steeg je netto belastbaar inkomen volgens de data, omdat het er nu
niet meer werd bijgerekend.
EN
- Bovendien heeft de Belgische belastingsadministratie Statbel z’n statistieken lang geen
‘nullen’/mensen met een nul netto belastbaar inkomen gehad = sommige mensen hebben
een (netto) belastbaar inkomen dat 0 is omdat ze genoeg inkomens kunnen aftrekken van
de belastingen (dit doen grote verdieners vaak om zo minder belastingen te moeten betalen
door dan evenveel getaxeerd te worden als mensen die minder verdienen: hierdoor
stuurden belastingambtenaren geen formulieren meer door over die mensen, want het was
toch nul. Dat is dus slecht voor de statistieken, omdat je dan geen info hebt over die mensen.
SOMS WAREN DE NULLEN 12 PERCENT VAN DE BELGISCHE BEVOLKING (= ENORME IMPACT
OP DE NAUWKEURIGHEID VAN DE BELGISCHE STATISTIEKEN !!!)
Nu worden nullen daarentegen wel opgenomen in de statistieken, maar voor historisch
onderzoek naar de periode toen ze niet werden opgenomen leveren ze dus nog altijd
problemen op.
De bovenstaande curve wordt dus voor een groot deel verklaard door het feit dat de nullen
langtijdig niet werden meegerekend, waardoor de ongelijkheid leek te stijgen (omdat nullen
werden geïnterpreteerd door de maker van deze grafiek als een teken dat iemand geen
inkomen had: DAT KLOPTE NATUURLIJK NIET !!!)

➔ LET DUS ALTIJD GOED OP MET CONCLUSIES MAKEN OVER JE DATA: ER KUNNEN
ALTERNATIEVE VERKLARINGEN VOOR ZAKEN ZIJN !!!!!

26
Waarom duurt het deels dus zo lang om Belgische belasting statistieken te krijgen ? Wel, er moeten
dus van alle gegevens eerst beschikbaar zijn om correcte belastinggegevens te vinden die kloppen
volgens internationale maatstaven, want in tegenstelling tot de Belgische belastingdienst is het
definiëren van belasting als netto belastbaar inkomen NIET DE INTERNATIONALE STATISTIEKEN
DEFINITIE VOOR BELASTINGEN: Bruto belastbaar inkomen (= arbeidsinkomen) is de internationale
definitie van belasting

De docent en andere KUL professoren hielpen Statbel in het corrigeren van hun data; zie hieronder:

27
- Published NTI = wat Statbel vooraf aan de hulp van de professoren gaf als data
- Dankzij de professoren kan je zien dat, zelfs met enkel voor de nullen/nul inkomens te
corrigeren, dat het aandeel van de top 10 % percent/top deciel in het totale netto belastbare
inkomen van België relatief stabiel is gebleven over de decennia (rond 35 percent)
- En (ook door de proffen hun hulp) als we, naast te corrigeren voor de nullen, ook het bruto
belastbaar inkomen / arbeidsinkomen /primair inkomen reconstrueren, krijg je zelfs een lichte
daling van de ongelijkheid in België (= dat volgens deze gecorrigeerde statistieken het aandeel
van de top 10 % percent/top deciel in het totale netto belastbare inkomen van België licht
gedaald is over de decennia)

- Zelfde resultaten, maar voor de top 1 % verdieners / top percentiel

28
LET OP: DE DOCENT ZEGT HIERMEE NIET DAT ONGELIJKHEID IN BELGIE STABIEL IS GEBLEVEN OF
GEDAALD IS.

- HIJ ZEGT ENKEL DAT DEZE DATA NIET GESCHIKT IS OM DAAR EEN UITSPRAAK OVER TE DOEN,
OMDAT BV KAPITAALINKOMEN (niet besproken ergens) NIET ZIT IN NETTO OF BRUTO
BELASTBAAR INKOMEN OF ENIG ANDER VAN DE BESPROKEN INKOMENS:
KAPITAALINKOMEN WORDT APART BELAST EN WORDT NIET OPGENOMEN IN DE
BELASTINGSAANGIFTE (= het wordt afgetrokken van de belastingaangiftes)
We hebben geen goede data over kapitaalinkomens dus.

- Niet gezien in les

- Niet gezien in les: Armoede is gemiddeld in België

29
30
- = herhaling van het welvaartstheoretisch kader: deze grafiek is de nutsmogelijkhedengrens (= de pareto-
grens/ lijn die alle pareto-punten verbind).
- Als je op deze grens ligt, is je economie pareto-efficiënt / Een marktsysteem dat efficient is (vaak moet
je hier perfecte mededinging (= komt niet vaak in het echt voor) voor hebben, maar kom) brengt je dus
op de pareto-grens.
- ONDERSCHEID 2 VERSCHILLENDE TYPES HERVERDELING (zoals gezegd op p1):
• Igv marktfalingen (= wanneer de markt niet vanzelf een pareto-efficient punt bereikt) kan de
overheid helpen om de pareto-grens te bereiken: is de allocatieve taak van de overheid in de
Musgraviaanse taak van de overheid: herverdelen om zo van een pareto-Inefficiënte punt
naar een pareto-efficient punt te gaan. Heeft te maken met het eerste welvaartstheorema
• Elk punt op de pareto-grens is dus pareto-efficient, maar het kan zijn dat de meerderheid van
de mensen in je samenleving naar een ander pareto-efficiënte punt willen gaan = een andere
verdeling willen = de definitie van herverdelen die we in dit hoofdstuk zullen gebruiken =
de docent noemt dit de ‘pure’ herverdeling: herverdeling die niet direct iets te maken heeft
met marktfaling. Heeft te maken met het tweede welvaartstheorema
- Indien de herverdeling perfect verloopt, gaan we naar een ander pareto-punt/ander punt op de Pareto-
grens (bv punt S). Maar indien de herverdeling niet perfect loopt, gaan we naar een slechter punt (bv
punt S’) = dan is er een welvaartskost/effificientiekost van de herverdeling. Hangt vaak
af van welk instrument (bv belastingen, sociale zekerheid, onderwijs, etc) de overheid ervoor gebruikt,
en hoe goed ze dat doet. Een eventuele welvaartskost/efficientiekost van de herverdeling (= als je
erdoor een suboptimaal punt bereikt) noemt men het ‘Lek in de Emmer’
▪ bv bij progressieve belastingen (= belastingen die hoger zijn naarmate he inkomen
hoger is) zullen er rijken vertrekken uit je land = een voorbeeld van een
welvaartskost/efficiëntie kost van de herverdeling / een reden waarom zo’n
herverdelingsbeleid kan leiden tot een sub-pareto/suboptimale verdelingsuitkomst
- Adhv een goed instrument op een goede manier te gebruiken, kan een overheid de
welvaartskost/efficiëntie kost van de herverdeling zo klein als mogelijk, of zelfs op nul, houden
- First Best punt (= S) = de best mogelijke bereikbare herverdelingsuitkomst adhv een instrument dat we
willen gebruiken, en met de informatie die we hebben. Het kan zijn dat het niet pareto efficient is omdat
de informatie beperkt is (idg is het wel pareto efficient) .
- Second best punt (=S’) = de tweede best mogelijke bereikbare herverdelingsuitkomst adhv een
instrument dat we willen gebruiken, en met de informatie die we hebben
- Eigenlijk zullen we het de volgende 5 a 6 weken (waarvan 2 weken/6 lessen nog over het hoofdstuk
herverdelen) hebben over hoe te herverdelen

31
2. Waarom herverdelen?
• welvaartseconomie: zoals in een vorig hoofdstuk ook al gezegd, is de “uitkomst” het resultaat van de
primitieven:

- Voorkeuren
- Technologie
- endowments (resources)

• daarom dat de edgeworth boxes, die aan de consumptiezijde en die aan de productiezijde, zo
belangrijk zijn: met andere voorkeuren en/of technologie en/of initiële verdeling van de resources (=
endowments) kom je op een ander punt uit

• marktuitkomst zonder tussenkomst overheid: noemt men de “Laissez‐Faire” marktuitkomst


=dan beschouw je de aanwezige primitieven als rechtvaardig en gegeven/niet iets dat je mag
veranderen. Een overheid en samenleving die volgens het laissez-faire principe werken (veeleer
mensen die zo min mogelijk overheidsinterventie zien als het beste) zullen dus de marktuitkomst die
ze bereiken niet meer aanpassen / niet aan herverdeling doen. Ze vinden dus dat een overheid enkel
een allocatieve taak heeft, geen herverdelende taak.

• maar de meeste samenlevingen vinden dat de overheid naast een allocatieve taak ook een
herverdelende taak heeft = dat een overheid ook moet herverdelen.

maar hieronder zullen we zien hoe moeilijk herverdelen is, omdat je hieronder zal zien hoe complex
inkomen zelf al is:

• h = een gezin
• yh = het beschikbaar inkomen van dat gezin
• wh = arbeidsinkomen voor dat gezin (w = wage)
• Lh = aantal uren gewerkt door dat gezin
• Mh = niet-arbeidsinkomen van dat gezin (kan van alles zijn: kapitaalinkomen,
erfenis, loterijwinst, etc)
- Bemerk dus: inkomen is maar één onderdeel van welvaart
- wanneer en waarom inkomen geldig als welvaartsindicator ?: zie verder

• maar vereenvoudigend kader van welvaart = inkomen is voldoende om de

onderliggende vragen over “waarom herverdelen?” te illustreren

32
- wie is er hier de armste en rijkste ?
- als je naar het beschikbaar inkomen kijkt, is de worst-off tot best-off volgorde B E D A C: B dus
armste en C rijkste
- maar is beschikbaar inkomen de beste indicator om te zien wie best en slechtst af is in de
samenleving, en als indicator om te gebruiken bij herverdelingsbeleid dus ? zie volgende
grafiek:

- we zien dat C, de rijkste qua beschikbaar inkomen, een aanzienlijk deel van z’n geld krijgt uit
ander inkomen
- als je naar het arbeidsinkomen kijkt, is de worst-off tot best-off volgorde E B D C A: E dus armste
en A rijkste
- let op: de docent zegt geen uitspraak te doen over wat de beste definitie van inkomen is om
naar te kijken. Wat hij wel zegt is dat bepaalde types ander inkomen, in dit voorbeeld en
in het echt, zoals bv kapitaalinkomen, zeer ongelijk verdeeld zijn over gezinnen.

33
- Maar welk ander inkomen te herverdelen is moeilijk: een erfenis herverdelen is voor velen
begrijpelijk, maar geld herverdelen dat komt door erg hard werk en veel risico’s te nemen is
volgens velen niet correct

- als je naar het uurloon kijkt, is de worst-off tot best-off volgorde B D E A C: B dus armste en C
rijkste
- Ook op arbeidsinkomen herverdelen hangt er vanaf: hangt af van je sociaal-filosofische
instelling
▪ Sommigen zullen zeggen dat, omdat A en B even lang werken, ze evenveel
horen te verdienen, en dat herverdeling hier dus nodig is
▪ Terwijl anderen zullen zeggen dat A en B even lang werken, maar dat A meer
inspanning en werk levert in diezelfde tijd dan B , en dat hun uurloon dus
rechtmatig ongelijk is aan elkaar, en dat er dus geen herverdeling hoort te
zijn hier
- Anderen zullen ook zeggen dat het komt door ongelijke verdeling van de endowments

2. Waarom herverdelen?
DUS:

• welke factoren in rekening brengen?

- arbeidsinkomen?
- inspanning (# niet gelijk aan uren werk) ← heeft dit misschien te maken met je voorkeuren
(sommigen willen minder hard werken, anderen zijn workaholics) ? constraints?
- Hoort talent meegerekend te worden in de berekeningen ? en hoe doe je dat dan ?
- Is er geërfd inkomen / erfenis ? hoort dit ook herverdeeld te worden ?
- ander kapitaalinkomen?
- ...
• onderwerp van sociale filosofie

- Rawls 1971: A Theory of Justice


- economische vertaling: Social Choice (Sen, Arrow)

• illustreert informatieprobleem bij herverdeling; zie ook volgende pagina:

34
Velen in het westen willen een gelijkheid van kansen creëren, en daarna zo veel als mogelijk de vrijheid van individuen
respecteren:

- als Bert z’n inkomen 10 keer groter is dan dat van Ann / hij 10 keer meer betaald wordt per
uur , gaan we ervan uit dat dit komt door een aangeboren en op-de-markt-als-nuttig-
beschouwd talent van Bert, dat Ann niet heeft

we kunnen loon en uren uit de vorige tabel dus vertalen naar talent en inspanning:

- we moeten talent breed zien: niet alleen voorkeuren, maar ook socio-economische afkomst,
land van afkomst en z’n cultuur, etc.
- MAAR: je kan talent en inspanning NIET kwantitatief objectief berekenen, zoals in de tabel hier
onrealistisch gedaan werd
- Dit is de cruciale informatiebeperking die we hebben: de informatiebron die we willen
gebruiken (= talent en inspanning) observeren we niet direct: we observeren enkel
arbeidsinkomen en z’n onderdelen die moeten instaan voor talent en inspanning (namelijk
loon en uur). we kunnen die informatiebronnen dus niet direct gebruiken om te herverdelen

35
2. Waarom herverdelen? Hangt ook af van tot welke van de onderstaande
filosofische kampen je behoort:
• consequentialisme versus proceduraal:

- Consequentialistisch perspectief:
o = enkel resultaat telt, ongeacht hoe het tot stand kwam
o bvb. utilitarisme; standaard in economie
o bv Rawls
o Sociale welvaartsfuncties
o Consequentialisten zullen bv een dakloze die niet door eigen fout z’n job
verloor en door z’n vrouw verraden werd, of zelfs een dakloze die al z’n geld
verspeelde aan drugs drank en wedden, toch helpen
- proceduraal perspectief
o = als we de vertrekpositie aanvaarden, en we volgen regels die we allen
hebben afgesproken, dan is de uitkomst ok, hoe ongelijk die ook is (= dan
moet je achteraf niet komen zagen dat de uitkomst je niet zint)
o bv Nozick, 1974 Anarchy, State and Utopia = het boek waarvan men zegt dat
het de Libertarische revolutie heeft ontketend = mensen die willen dat de
overheid zo weinig mogelijk moet tussenkomen. Volgens vele libertariers
moet de overheid enkel het volgende doen: de regels op voorhand af te
spreken, en zorgen dat men begint van een vertrekpositie die door de mensen
wordt gezien als rechtvaardig. NIET herverdelen indien de uitkomst die hierna
tot stand komt erg ongelijk is. (let wel op: dit betekent niet dat alle libertariers
dit geloven; zoals elke ideologie zijn er veel meningsverschillen)
o Proceduralisten zullen een dakloze niet helpen
- De meeste mensen zitten natuurlijk ergens tussenin
• en je kan lid zijn van één van de volgende twee posities 'ben je verantwoordelijk voor je
huidige situatie' vs 'niet verantwoordelijk voor je huidige situatie':
- Fleurbaey: Responsibility sensitive Egalitarianism = pleiten voor herverdeling om de
zaken te compenseren waar je NIET verantwoordelijk voor bent (bv racisme tegen je
etniciteit, geboren in arm gezin, je bent niet verantwoordelijk voor aangeboren talent,
...)
- Anderen zeggen dat alle soorten van ongelijkheid moeten worden opgelost, of die
nu je eigen schuld zijn of niet

Het volgende deel is volledig vanuit een consequentialistisch perspectief/ enkel resultaat telt,
ongeacht hoe het tot stand kwam

36
3.1. Sociale welvaartsfuncties (SWF)
We formaliseren het consequentialistisch perspectief aan de hand van sociale welvaartsfuncties
(SWF) (= een functie van de welvaartsniveaus/inkomensniveaus van alle individuen in de samenleving
= een ordening van de individuele welvaartstoestanden in een maatschappij)

• R&G: p.44‐45 (CH3) & p.256‐260 (CH12)

• SWF is een voorstelling van ordening sociale toestanden door een “benevolente sociale planner”

• sociale/maatschappelijke toestand: beschrijft de situatie van de gehele samenleving:

- Bevat veel zaken


Maar hier: beperkt tot vector met individuele welvaartsniveaus = een utilitaristische sociale
welvaartsfunctie = functie die er van uitgaat dat het welvaartsniveau van de samenleving in
totaal enkel afhangt van de welvaartsniveaus van de individuen in de samenleving
- => is dus een consequentialistische benadering
• wordt ook een Bergson‐Samuelson SWF genoemd (niet in de les besproken ; skipten we)

• nota op Toledo: kleine uitbreiding/aanvulling van tekst in R&G:

37
3.1. Sociale welvaartsfuncties
- • vergelijking van een utilitaristische SWF ((12.1) in R&G p. 256) (een brede utilitaristische
sociale welvaartsfunctie = functie die er van uitgaat dat het welvaartsniveau van de totale
samenleving vooral afhangt van de welvaartsniveaus van de individuen in de samenleving):

- Er zijn H individuen in de samenleving (maar grafisch, om het makkelijk te houden, zullen we dit simpeler
maken en maar 2 individuen pakken voor de 2 y-assen)
- Drukt niet uit wat de samenleving wil, maar wat de economie KAN produceren aan welvaartsniveaus
voor de individuen
- Een utilitaristische welvaartsfunctie zou bv ook wolven beschermen, omdat veel mensen die graag zien,
of tenminste veel mensen die niet zouden willen zien verdwijnen, waardoor hun voortbestaan dus een
invloed heeft op de welvaart van mensen in de maatschappij
- Maar er zijn ook andere sociale welvaartsfuncties mogelijk zijn, die zo’n dingen niet meerekenen, of ook
andere dingen meerekenen die de utilitaristische niet zou meerekenen (zien we niet hier; enkel
utilitaristische SWF)

• in dit hoofdstuk beschouwen we sociale voorkeuren als gegeven/onveranderlijk

- In dit hoofdstuk zien we vooral naar normatieve theorie


- (niet behandelt in dit hoofdstuk)Maar recent ook ‘positieve’ theorie: willen verklaring geven waarom
samenlevingen verschillende sociale voorkeuren (en dus preferenties voor herverdeling) hebben;
▪ bvb. Bénabou and Tirole: waarom kiezen US en Europa voor verschillend sociaal systeem?
▪ We zien een klein beetje naar het positieve in R&G CH6: politieke besluitvorming

• Consequentialistisch utilitaristische SWF grafisch uitgedrukt als map van sociale indifferentiecurven; zie
hieronder:

- Zoals vorige pagina gezegd pakken we hier maar simpelweg de welvaartsniveaus van 2
individuen (maatschappij met maar 2 individuen)
- Elke IC = verbind bundels waarbij W (=de totale welvaart van de samenleving) hetzelfde blijft:
elke bundel heeft een bepaalde welvaartsgrootte voor Ann, en een bepaalde welvaartsgrootte
voor Bert; die kunnen ongelijk zijn.
- We noemen de welvaart IC’s ook wel Sociale/maatschappelijke Indifferentiecurves
(SIC)
38
- Hier verkiezen we dat iedereen beter af is dan slechter af is (net zoals bij een gewone IC). We
verkiezen y x of w boven z, we zien y en x als evengoed, etc.

MAAR: je kan ook andere formules hebben/andere SWF’s:

3.1. Sociale welvaartsfuncties in nota op Toledo


verschillende maatschappelijke voorkeuren worden weergegeven door verschillende SWF’s

• in R&G worden twee extremen weergegeven van een algemenere vorm:

1) (12.2) in RG ‐ de utilitaristische SWF stricto sensu:


• NIET HETZELFDE ALS DIE OP DE VORIGE SLIDES: die gebruikte de brede versie van
utilitair: daar speelden VOORAL de individuele nutsniveau ’s een rol bij de bepaling
van het maatschappelijke/sociale welvaartsniveau.
• Hieronder daarentegen is de striktere versie/stricto sensu: hier spelen ENKEL de
individuele nutsniveau ‘s een rol bij de bepaling van het maatschappelijke/sociale
welvaartsniveau: dus de formule is gewoon W = U1 + U2 + … + Uh, of alternatief
geschreven:

• Bij de stricto sensu versie heb je dus rechte lijnen voor je indifferentie
• Als er één eenheid nut afgaat bij de ene persoon, maar één eenheid nut bijkomt bij de
andere persoon, blijf je dus op dezelfde indifferentiecurve, omdat je W hetzelfde blijft


• waarin parameter ρ (= rho) de kromming van de IC’s bepaalt
• stricto sensu utilitaristische swf zal meer ongelijkheid toelaten dan de volgende
opvatting:

2) de tegenovergestelde extreme opvatting is de Rawlsiaanse SWF (of MaxiMin):

39
• = Gebruikt door mensen die vinden dat het sociale/maatschappelijke
welvaartsniveau gewoon afhankelijk is van het welvaartsniveau van de persoon met
de laagste welvaartsniveau in de maatschappij.
• Is dus een extreem ongelijkheidsaverse opvatting, omdat het de welvaart van de
armste persoon qua welvaart neemt, en dat gebruikt als teken voor de hele
samenleving. Als je een hele samenleving beschrijft volgens z’n welvaartsarmste
inwoner, zal men strengere maatregelen vaak nemen om die ongelijkheid op te
lossen
• Formule hiervan is dus: W= het minimale individuele welvaartsniveau U

• Genoemd naar Rawls


• Als je dus verschillende samenlevingen (elk aangeduid als een W duh) met elkaar
vergelijkt en je gebruikt deze ideologische opvatting, dan kies je de samenleving met
het hoogste minimum (= maximin) = de samenleving wiens slechtst afzijnde mens er
beter aan toe is dan de slechtst afzijnde mensen van andere samenlevingen
• Een hogere (=meer naar rechtsboven zijnde) IC is hier nog altijd beter: meer is nog
altijd beter


• Hoe lezen ? in bv punt x is bert duidelijk armer dan ann
• De 45 graden lijn toont de verdelingen waar Ann en Bert evenveel hebben.
Daaronder heeft Ann meer, erboven heeft Bert meer (die 45 graden lijn werkt
trouwens ook voor de andere indifferentiecurve-grafieken (duh) )
• Stelt dat we op een IC zitten, meer bepaald op de horizontale arm van één. Stel dat
we dan naar links bewegen: dan zal Ann nog altijd de rijkste zijn maar gewoon minder
rijk dan voorheen en Bart nog altijd de armste zijn maar gewoon rijker dan voorheen
(herverdeling dus duh), totdat we in de rechte hoek komen, waar beiden dus even
rijk zijn, en daarna gaan we de verticale arm op waar bert de rijkste is altijd en ann
de armste is altijd en des te verder omhoog wordt bert rijker en ann minder rijk. Je
ziet dus ook dat je oneindig kan weg bewegen van de rechte hoek. Dit alles geldt bij
alle IC’s bij een Minimax/Rawlsiaanse SWF
• Ook bij minimax bepaalt parameter ρ (=rho) de kromming van de IC’s
3) De vorige 2 SWF’s (stricto sensu en maximin) zijn extremen van de onderstaande meer
algemene concave vorm (die niet in R&G staat) (zie nota):

40

• Hierbij bereken je de sociale/maatschappelijke welvaartsniveau door elk
individueel welvaartsniveau eerst tot de macht 1-rho te doen en te delen voor 1-
rho . En dan pas al die berekeningen bij elkaar op te tellen
• waarin parameter ρ (=rho) de kromming van de IC’s bepaalt (bv de stricto sensu
swf heeft rho=0; dat zie je ook in de formule bij 3):
o als je hier 0 voor rho invult, doen je tot de macht 1-0 (=1, dus niets
verandert) en deel je door 1-0 (= 1 dus er verandert weeral niets). Dit
toont het verschil tussen deze algemene vorm en de stricto sensu
utilitaristische versie.
o Als rho hier oneindig zou zijn (zoals bij maximim), heb je 1-oneindig,
en dat gaat niet. Maximin is dus geen continue functie: het toont
gewoon de persoon met de laagste welvaartsniveau. Dit toont het
verschil tussen deze algemene vorm en de maximin swf.
o Bij de algemene vorm is rho dus groter of gelijk aan 0 eb kleiner of
gelijk aan oneindig


• (Eigen nota: deze versie is meer algemeen, omdat het meer lijkt op de eerste
vorm die we zagen (bovenaan p39))

3.1. Sociale welvaartsfuncties

41
• MAAR: in de praktijk: herverdelen we geen “nut/welvaart”, maar verdelen we inkomen. En
nut/welvaart bestaat niet enkel uit inkomen.

• maar inkomen is genoeg om iets te kunnen zeggen over welvaart, want er is een link tussen de
twee:

- inkomen bepaalt “nut/welvaart” via het micro‐economisch gedragsmodel


- je maximeert nut (voorkeurordening) onder budgetbeperking

- er is een individuele welvaartsmaatstaf die je kan afleiden uit het micro-economisch


gedragsmodel: dit is de money metric utility (mmu) = is niet helemaal hetzelfde als inkomen,
maar komt er dichtbij. (Staat niet in r&g) (moeilijk !!!)
- hebben we blijkbaar ook in micro-economie gezien. Dus de mmu gaan we hier slechts heel
kort samenvatten
- we gaan het mmu hier vooral grafisch duidelijk maken

3.2. individuele welvaartsmaatstaf mmu ‐ grafisch

42
- eenvoudig voorbeeld hier: je hebt een persoon z’n inkomen. Er zijn maar twee goederen, en

twee prijzen: dit is dus je prijsvector


- nu hebben we eindelijk een formule met het inkomen: y = het inkomen van een persoon
- goederen en prijzen zijn endogeen ; inkomen is exogeen
- neem goed x2 als numéraire (stel alle andere goederen voor; hiervoor is de prijs =1. Hierdoor
spelen enkel de relatieve prijzen tussen de producten een rol ; is iets puur theoretisch voor in

modellen overduidelijk, niet realistisch), dan wordt budgetvergelijking :


- x2 is dus in feite het inkomen dat overblijft nadat je een bepaalde hoeveelheid van x1 hebt
gekocht:

- numeraire goed (x2 dus) staat op de verticale as


- als ik niks koop van x1, zit je in Y0

• maar hoe kunnen we nuts/welvaartsniveau van een gekozen bundel meten?

- nutsfunctie U(.) is niet uniek; elke positief montone transformatie ordent identiek
- Je weet wel dat des te verder naar rechtsboven je nutsfunctie zit, des te hoger je
welvaartsniveau is ; en naar linksonder lager. Daarom noemen we het een ordinale (=getallen
waarvan je weet dat de ene groter is dan de andere, maar niet hoeveel groter) representatie
van de voorkeuren: bundels die beter zijn moeten op een hogere indifferentiecurve
liggen/moeten een hogere nutsfunctie hebben

Maar indien je het wil vergelijken met anderen, welk cijfer moet je er dan opplakken ? want iedere
persoon beschouwt z’n nutseenheden als anders ; nut is dan ook niet objectief te meten, en al zeker
niet over verschillende personen. Bezie het zo: als de ene op een formulier met daarop ‘hoe voel je je
? heel slecht, slecht, matig, goed, heel goed ?’ slecht invult, en iemand anders goed, weet je wel dat

43
de tweede zich beter voelt dan de eerste, maar wel niet hoeveel beter. Zelfde hier: als de ene persoon
op IC met nutslevel 5 zit, en de andere op een IC met nutslevel 20, betekent dat NIET dat de ene 4 keer
beter af is dan de andere, want elke mens schat z’n nutseenheden anders in

• Dus hoe kan je het nuts/welvaartsniveau van de ene persoon en dat van de andere persoon een
grootte (= kardinaal = hoeveel groter is de ene z’n nutsniveau tov de andere) geven waardoor je kan
zeggen hoeveel groter het ene nuts/welvaartsniveau is dan het andere ? wel, daarvoor gebruiken we
de money metric utility mme:

- (basiseconomie:) je hebt een bepaalde budgetlijn, omdat de productprijzen op een bepaald


niveau liggen. Je zal dus het punt E0 kiezen, omdat dat op de hoogste IC (namelijk U0) ligt die
je nog kan bereiken met je gegeven budget onder de huidige prijzen.
- (en nu:) Money Metric Utility = De MME houdt in dat elke IC een 'indicator' krijgt, namelijk:
het minimale inkomen nodig om, bij een prijsvector (zie rode lijn), die IC te bereiken. Dit is het
raakpunt tussen een IC en de laagste prijsvector.
- De MME cardinaliseert/geeft een kwantificeerbaar getal aan nutslevels/welvaartslevels,
doordat alle punten op de IC als nuts/welvaartsgetal het inkomen y krijgen dat in de laagste
prijsvector die nog aan die IC kan raken (= de rode lijn) zit. Anders gezegd: de rode lijn is dus
de prijsvector die het laagste inkomen heeft dat nog kan raken aan die IC. Die rode lijn met
het laagste mogelijke inkomen voor die IC te bereiken, noemt men de mmu van die IC (idg
dus mmu0 van U0)
- Hierdoor kan je dit inkomen vergelijken met het inkomen dat bereikt wordt als de prijzen
(=zwarte budgetlijn) zouden veranderen:

44
- Indien de prijzen stijgen, heb je een andere budgetlijn (=de blauwe dus nu), en kan je slechts
op een lagere IC terechtkomen (=de blauwe IC dus nu): de meest nuttige bundel die je kan
bereiken (idg E1) verandert dus
- Maar wat is nu eigenlijk het welvaartsverschil tussen U0 en U1: de prijzen zijn verandert, dus
je kan niet gewoon de feitelijke prijzen gebruiken.
- Wat doe je dus wel ? Wel: Je gebruikt de mme, door hem parallel naar beneden te schuiven
tot hij de lagere IC (=U1 dus) raakt. Het inkomen in die nieuwe prijsvector (=onderste rode
lijn dus) is dus het minimale inkomen dat je nodig hebt om de lagere IC (=U1 dus) te kunnen
raken. Dit minimaal inkomen is het getal voor heel U1 dus. Deze rode lijn is de mmu voor U1
(dus mmu1)
En dus kunnen we U0 en U1 met elkaar kardinaal vergelijken: door gewoon het minimale
inkomen voor U0 en het minimale inkomen voor U1 te vergelijken.

de mmu heeft natuurlijk ook nadelen (gaan we hier niet op ingaan), maar je kan zien dat het heel nuttig
is om nuts/welvaartslevels met elkaar te vergelijken.

•… die afhangt van – arbitrair ‐ gekozen prijsvector

• mmu heeft als formule:

- voor gegeven prijzen (dus een bepaalde budgetlijn) en een gegeven nutsniveau u (dus een
bepaalde IC), zegt mmu welk inkomen y je minimaal nodig hebt om dat nutsniveau u / die IC
te bereiken
- mmu noemen we in micro-economie ook wel de uitgavenfunctie/kostenfunctie (→ les
micro) (=syoniem). Dat is de naam van de formule van mme hier dus

45
Originele slide:

3.2 individuele welvaartsmaatstaf: alternatieve meetlat


De waarde van de mme hangt dus, zoals al eerder gezegd, af van de meetlat die je kiest. Hierboven
gebruikten we de prijsvector die het minimale inkomen voor een IC te bereiken had, als meetlat.
Andere definities voor de meetlat zijn echter ook mogelijk:

= zelfde figuur als daarjuist

- Je kan ook zeggen dat je je leven niet moeilijk moet maken, en gewoon als prijsvectorlijn je
budgetlijn kiezen

46
- Als de prijzen dan stijgen, zal je op een andere, lagere budgetlijn komen (= de blauwe), die
raakt aan een lagere IC, U1. Dan moet je dus de originele prijsvector (= bovenste rode lijn),
wat hier dus de budgetlijn die raakt aan U0 is, parallel naar beneden trekken tot je de
nieuwe, lagere IC, U1, bereikt. Het inkomen op die parallel-lagere rode prijsvector is dus het
getal voor U1
- Dan kan je dus kardinaal het inkomen voor U0 met het inkomen voor U1 vergelijken

Oorspronkelijke dia-notities:

- als we oorspronkelijke prijzen gebruiken als ‘meetlat’, dan


- oorspronkelijk inkomen kan dus gebruikt worden als welvaartsindicator

- let wel: na prijsverandering: (logisch)

47
3.2. een individuele welvaartsmaatstaf: mmu

• mmu heeft als formule:

- voor gegeven prijzen (dus een bepaalde budgetlijn) en een gegeven nutsniveau u (dus een
bepaalde IC), zegt mmu welk inkomen y je minimaal nodig hebt om dat nutsniveau u / die IC
te bereiken
- mmu noemen we in micro-economie ook wel de uitgavenfunctie/kostenfunctie (→ les
micro) (=syoniem). Dat is de naam van de formule van mme hier dus

• dus: ‘welvaartsmetriek’ mmu is gelijk aan de kosten‐ of uitgavenfunctie

• de inverse van de kosten/uitgavenfunctie is de indirecte nutsfunctie:

• dus: c(.) en u(.) ordenen de bundels op dezelfde manier

- c(.) is een goede weergave van de nuts/voorkeurordening

• waarde van c(.) hangt af van de gekozen referentie‐prijsvector (de meetlat)

• bij nutsvergelijkingen moet je die meetlat onveranderd laten

- ook als de prijzen veranderen!

48
Dit alles betekent dus dat:

3.2. een individuele welvaartsmaatstaf: mmu


• mmu: welvaartsmetriek (“meet ” nutsniveau)

• hangt af van gekozen prijsvector

- elke prijsvector is ok, maar tijdens vergelijking: constant houden


- twee evidente kandidaten:
o oorspronkelijke prijs (→ les Excess Burden, Topic 3.3: begrip Equivalente Variatie)
o nieuwe prijs (→ les Excess Burden, Topic 3.3: begrip Compenserende Variatie)

• meestal toegepast met representatieve agent (of zelfde voorkeuren)

- met heterogene voorkeuren (kruisende IC’s): niet triviaal (teken zelf)

•mmu laat overgang toe van nut naar inkomen in de SWF /// dit alles betekent dus voor de sociale
welvaartsfunctie/SWF:

- SWF schreven we heel algemeen als een functie van de individuele nuts/welvaartsniveaus

- Hierbij vervangen we nu elk individueel nuts/voorkeurslevel Uh door de indirecte nutsfunctie:

- en krijgen we dus als nieuwe sociale welvaartsfunctie (SWF) :

(vgl. 12) in nota


• de nutsniveaus U zijn dus weg, en zijn vervangen door prijzen p en inkomens y
• p is in de linkerformule vetgedrukt omdat het voor iedereen hetzelfde is: omdat,
zoals eerder al gezegd, we voor iedereen dezelfde meetlat/prijsvector gebruiken
• dus kunnen we p weglaten, en bekomen we de rechterfunctie = sociale
welvaartsfunctie/SWF die enkel nog afhankelijk is van de inkomens y
• dit is dus het bewijs voor wat we op pagina 42 bovenaan al zeiden:
we kunnen de welvaartsniveaus U vervangen door inkomens y
En nu kunnen we EINDELIJK ook GRAFISCH sociale welvaartsfuncties voorstellen gebruikmakend van
inkomens (y) ! (zie volgende pagina’s):

49
De onderstaande SWF-grafieken zijn dezelfde als de SWF-grafieken met welvaartsniveaus u, maar
dan met inkomens y: Dit noemt men de Atkinson sociale welvaartsfunctie (inkomens-
equivalent van de Bergson‐Samuelson nuts/welvaarts-gebaseerde SWF’s).

- (let wel op: de parameter rho van de swf-grafieken-met-welvaartsniveaus is vervangen hier


door de parameter epsilon ( ): staat voor equality (Engels): het is een ongelijkheids-
aversie-parameter, net zoals rho, maar nu in inkomen i.p.v. welvaart (wat rho deed))

- bepaalt hoe concaaf je curve is:


• Indien =0 heb je gewoon de som van de inkomens, omdat de 1- ‘s dan zouden
wegvallen uit de SWF-formule. Dan heb je in feite het BBP. Als je totaal niet
ongelijkheidsavers (= als ongelijkheid je niet kan schelen), is het BBP een goede
vergelijkingsmaatstaf om samenlevingen met elkaar te vergelijken.
• Maar naarmate je ongelijkheidsaverser wordt, wordt bbp een minder goede
maatstaf om landen met elkaar te vergelijken, omdat bbp ongelijkheid niet in acht
neemt; bbp is enkel een optelling van alle individuele inkomens in een samenleving,
om zo tot het totale inkomen (bbp) in die samenleving te komen. Naarmate je
ongelijkheids-averser wordt, wordt je groter (kan gaan tot oneindig).
Als oneindig groot wordt, zit je in een Rawlsiaanse SWF (maar dan met inkomens
y i.p.v. welvaartsniveaus u): als je dan 2 samenlevingen wil vergelijken, kijk je enkel
naar de persoon met het laagste inkomen in een samenleving.

Nu hebben we de basis gelegd: nu gaan we gewoon tonen dat je een SWF (liefst met inkomen want
dat is het handigste) kan je op veel manieren interpreteren:

50
Een van de veelgebruikte manieren is welvaartsgewichten:

3.3 welvaartsgewichten als weergave maatschappelijke voorkeur


•Hier gaan we zien hoezeer sociale welvaart/je SWF verandert, als inkomen van één individu h
verandert:

▪ Delta w is de verandering in sociale welvaart w wanneer inkomen y van


individu h verandert. Je pakt dus een afgeleide van inkomen y van individu
h (zie in blauw)

▪ worden welvaartsgewichten (= Bèta) (= zeggen je


hoeveel een euro waard is, afhankelijk van je individuele positie in de
verdeling) genoemd
o Bv als je een euro geeft aan iemand die rijker is en één aan
iemand die armer is, zal het effect van die euro groter zijn voor
de armere persoon dan voor de rijkere
▪ Het is dus weeral een alternatieve uitdrukking van maatschappelijke
voorkeur voor verdeling

• neem bvb dat epsilon = 0. Dan geldt: Dus dan zijn welvaartsgewichten:
(= dan zijn de welvaartsgewichten gelijk aan 1: dan heeft één euro aan iemand geven hetzelfde effect
op alle mensen, ongeacht hun inkomen)

▪ Bij ε=0 ben je totaal niet ongelijkheidsavers: het maakt je dan namelijk niet
uit bij wie de euro terecht komt, ook al zou het veel nuttiger zijn voor een
arme dan voor een rijke

Contrast: naarmate epsilon groter wordt, worden de welvaartsgewichten kleiner en kleiner (= dan
geeft een euro meer gewicht aan iemand die armer is en minder dan iemand die rijker is)

▪ Naarmate ε groter wordt, wordt je meer ongelijkheidsavers: het begint je


meer en meer uit te maken dat een euro terechtkomt bij degenen voor wie
het veel nuttiger zou zijn (armen) dan bij wie het minder nut zou hebben
(rijken)

• algemeen:

- concave transformatie van inkomen => welvaartsgewicht daalt met inkomen


- ε bepaalt hoe snel de gewichten dalen (het is een parameter van ongelijkheidsaversie, net
zoals rho bij de welvaartsniveau-swf’s)

3.3 welvaartsgewichten: een voorbeeld

51
Onthoud: algemene formule welvaartsniveaus bèta is:

• Voorbeeld: ik (= persoon r) verdient 3000 euro per maand en iemand anders (= persoon p) verdient

6000 euro per maand (z’n inkomen is dus dubbel):

• hoeveel meer of minder welvaartsgewicht hechten we aan een inkomensverhoging voor iemand
die dubbel zo rijk is als de andere persoon?

▪ Wel, dit is het relatief welvaartsgewicht (= het welvaartsgewicht van de


rijke gedeeld door dat van de arme = het welvaartsgewicht van de rijke
t.o.v. de arme); dus in dit geval ½ (zie hieronder)
▪ wordt bepaald door de waarde van ε

- als epsilon = 0, is het gewicht 1: gelijk voor armen en rijken dan dus

als epsilon groter wordt, wordt het relatief welvaartsgewicht voor de rijke t.o.v. dat van de arme
snel kleiner en kleiner:

- als epsilon bv 1 is, is het gewicht voor een rijk iemand maar 0.5 ( want (½)^1 = 0.5) keer zo
groot als iemand die maar de helft van z’n inkomen heeft
- als epsilon bv 2 is, is het gewicht voor een rijk iemand maar 0.25 ( want (1/2)^2 = 0.25) keer zo
groot als iemand die maar de helft van z’n inkomen heeft
- als epsilon bv 5 is, is het gewicht voor een rijk iemand maar 0.03125 ( want (½)^5 = 0.03125)
keer zo groot als iemand die maar de helft van z’n inkomen heeft

3.3 welvaartsgewichten dalen met het inkomen, in functie van epsilon:

52
- bij epsilon = 0 is een euro geven aan iemand hetzelfde voor alle inkomens
- bij bv epsilon = 0.5 is een euro, is het welvaartsgewicht van iemand met 1000 euro inkomen
1, en het welvaartsgewicht van iemand met 50000 euro inkomen 0.141. Met andere
woorden: als de overheid 100 euro uitdeelt, is dat 100 euro waard voor de armsten, en maar
14.1 euro voor de rijksten ! Dan is er dus veel incentief om dat te geven aan de armsten ; je
gaat erg ongelijkheidsavers zijn
- Je ziet hier dat welvaartsgewichten van de rijken zeer snel naar beneden duiken (naar nul)
wanneer epsilon zelfs maar 5 of 10 groot is; laat staan oneindig groot is.

- (in de les hebben we NIET gezien hoe de welvaartsgewichten in deze tabel te berekenen; is
moeilijk/niet volgens de eerder al geziene formule. En de bovenste rij kan je al zeker NIET
BEREKENEN omdat ze genormaliseerd zijn op 1 (zie noot onderaan grafiek))

3.3 ongelijkheidsaversie en concave functie van inkomen


53
• de concave functie van inkomen zorgt voor ongelijkheidsaversie (zoals we in de vorige slides al
besproken):

- als epsilon 0 is, is de nutsfunctie lineair


- Indien epsilon positief is, is de nutsfunctie concaaf: zorgt 1 extra euro voor een steeds minder
snel toenemend nut (= dus snel afnemend marginaal nut) des te rijker je wordt (zoals op de
vorige slides al gezegd, maar nu grafisch duidelijk gemaakt). Of anders gezegd: bij een
concave functie neemt marginaal nut van inkomen af met inkomen:

• kan ‘gelezen’ worden als

• welvaartsgewicht: helling van raaklijn aan nutsfunctie van inkomen

3.3 welvaartsgewichten (overgeslagen in de les)


• enkel marginale welvaartsgewichten van belang, niet decompositie in:

• equivalentie tussen:

4) utilitaristische SWF in nut + concave nutsfunctie van inkomen


5) concave SWF in nut, en lineair nut van inkomen

• welvaartsgewicht is en blijft normatief concept

• praktisch: ongelijkheidsaversie meestal via dalend marginaal nut inkomen

6) bvb. Figuur 12.2 R&G p. 257


7) waar dalend marginaal nut inkomen leidt tot welvaartswinst van herverdeling

54
Nu gaan we het hebben over belastingen: die herverdelen inkomen (duh)

3.4 herverdeling
• (zie onderstaande grafiek:) als welvaartsgewichten (bèta) dalen met inkomen y, dan doet
herverdeling van rijk (r) naar arm (p) sociale welvaart toenemen:

- bv we nemen 1 euro af van de rijken (zie zwarte pijl rechts bovenaan hieronder): dan gaat de
welvaart naar beneden (zie rode pijl rechts bovenaan hieronder)
- maar we geven het aan de armen (zie zwarte pijl links beneden hieronder) waardoor de
welvaart meer stijgt (zie rode pijl links beneden hieronder
- we hebben dus een netto welvaartsstijging door deze herverdeling

des te ongelijkheidsaverser de samenleving is, hoe meer deze herverdelingswinst is

- concaviteit = dalende welvaartsgewichten = transferprincipe


- naarmate epsilon groter wordt, wordt ook het transferprincipe in je SWF hier groter
- dus: dit alles onderbouwt het argument van progressieve belastingen (= belastingen die
hoger zijn des te hoger je inkomen) te hebben

(contrast, niet afgebeeld: wat als epsilon = 0 ? wel dan is de nutsfunctie een rechte/lineair, en is de
rico ervan overal dus hetzelfde: dus dan zal het verlies bij de rijken en de winst bij de armen exact
hetzelfde zijn. Je samenleving is dan ook totaal niet ongelijkheidsavers dan)

(memo: We hebben het hier nu niet over efficiëntie van de herverdeling !)

55
Maar vooraf aan al die kennis volgde men een ander model: de "offertheorieën“ (= "equal sacrifice"):

3.4 herverdeling en offer theorieën belastingen


Equal-sacrifice theorieen zijn ondertussen al verouderd
Equal-sacrifice theorieen = zeggen dat:
- neem van arm en rijk zelfde hoeveelheid geld af ( idg belasting van €1 bij alle mensen)
(= forfaitaire belasting)
- dan is nuts/welvaartsverlies voor arme groter, of: "offer" is niet hetzelfde

- (als de curve concaaf is (=dus epsilon groter dan 0):) als we iets afnemen van iemand
die rijker is, is dat minder erg voor hem dan voor iemand die armer is. Deze uitkomsten
heb je als een samenleving minstens ietwat ongelijkheids-avers is
▪ Indien curve extreem concaaf is (niet getekend) heb je Rawlsiaanse curve
- Behalve als de curve lineair/niet-concaaf is (= dus epsilon=0) (niet getekend): dan is
het even erg voor iedereen ongeacht inkomen als je hetzelfde bedrag van hen
afneemt. Heb je als een samenleving helemaal niet ongelijkheids-avers is

56
3.4 herverdeling en offer theorieën belastingen
• om zelfde welvaartsverlies ("equal sacrifice") te veroorzaken bij arm en rijk, moet
belasting betaald door "rijk", groter zijn dan door "arm" (duh):

- niet dalend marginaal nut van inkomen is essentie, wel normatief concept van dalende
welvaartsgewichten
- = equal absolute sacrifice
-

57
3.4 herverdeling en offer theorieën belastingen (bekijk deze slide nog
eens)
• DUS: een eerste methode is ‘equal absolute sacrifice’

• maar een andere manier is: ‘equal relative sacrifice’: “gelijk relatief offer":
(= wanneer je ervoor zorgt dat het nutsverlies t.o.v. je oorspronkelijk nuts/welvaartsniveau voor
iedereen gelijk is)

• en een derde manier is: equal marginal sacrifice: zien we hier nu meer over (en is eindelijk weer
iets wat in r&g staat: p257):

- algemener: gebruik SWF als objectieffunctie


- equal marginal sacrifice = verander de bruto-inkomen Yh met belasting Th zó, dat W maximaal
groot wordt:

▪ inkomen na herverdeling:

▪ pure herverdeling: = er is geen lek in de emmer: alles wat ik bij de ene


persoon afneem gaat naar andere personen
▪ zoek de belastingen, transfers, zó dat:

• Lagrange:

- oplossing: neem afgeleiden naar de instrumenten Th

NOGMAALS: de algebra op de slides is GEEN LEERSTOF


!!! Geen vrees dus !!!!
58
3.4 herverdeling (bekijk deze slide nog eens)

• oplossing:

• bepaal T’s zo dat welvaartsgewichten voor iedereen gelijk wordt

- = “equal marginal sacrifice” (ipv relative, absolute)


- zolang β’s verschillend zijn: welvaartsverhoging mogelijk door herverdeling

• grafisch voorgesteld in R&G Fig. 12.2 p.257

59
Herverdeling (van A naar B) (zie r&g p257) SCAN P257-258 NOG IN

- we beginnen in punt x: hierin zijn de 2 mensen niet even rijk: Ann is hier arm en Bert rijker (zie
x-as)
- naarmate iemand rijker is, hechten we minder belang aan inkomensverhogingen voor die
persoon (duh, zoals eerder al gezien): MU daalt dus dan voor die persoon.
- In bv punt x is MUann F groot en MUbert slechts C groot: hun marginaal nut van extra inkomen
is dus verschillend in dit punt = hun welvaartsgewicht is dus verschillend in dit punt
- herverdeling van de rijke naar de armere leidt tot welvaartstoename zoals je hier kan zien, als
we bv gaan van verdeling x naar verdeling z: de rijkere bert verliest door de herverdeling het
paarse gebied, en de armere ann wint het blauwe+paarse gebied. We hebben dus een netto
winst (=het blauwe gedeelte)

- optimaal punt voor de samenleving is punt I natuurlijk = daar waar het marginaal nut van de
ene persoon en het marginaal nut van de andere persoon gelijk zijn aan elkaar
▪ hier gebruikten we een eenvoudig voorbeeld, waarbij de MU-curve van bert en
de MU-curve van ann hetzelfde waren. Hierbij is het optimale punt/snijpunt dus
het punt helemaal in het midden qua de x-as: igv gelijke MU-curves houdt een
optimale verdeling dus in dat iedereen hetzelfde loon heeft
▪ MAAR: In het echt zijn de MU-curves natuurlijk vaak niet gelijk aan elkaar, en
kom je dus niet uit in het midden van de x-as: meestal in het echt is een optimale
verdeling van het inkomen dus NIET een gelijke verdeling van het inkomen

Nogmaals: we houden hier geen rekening met efficientie (dat zagen we bij de 3 efficientievoorwaardes
(en dus bv de edgeworth-boxes daar) in eerdere hoofdstukken): hier illustreren we enkel hoe je
herverdeling kan binnenbrengen via de sociale welvaartsfunctie. We doen GEEN uitspraak zoals ‘de

60
sociale welvaart is enkel maximaal als de verdeling gelijk is’. We tonen gewoon hoe een sociale
welvaartsfunctie functioneert in termen van verdeling

3.4 herverdeling
Dus een optimale inkomensverdeling hier betekent dat de welvaartsgewichten beta voor iedereen
gelijk zijn, in de veronderstelling dat wat we verdelen exogeen is (deze veronderstelling gaan we
loslaten binnen 2 weken wanneer we naar belastingen gaan kijken, want anders is daar geen
efficientiekost)

Zolang de welvaartsgewichten verschillend zijn, kan ik mn inkomen herverdelen, zodanig dat de sociale
welvaart toeneemt (= de interpersonal equity conditions) = het complement van de pareto-
efficientievoorwaarden van hfdst 3. De interpersonal equity conditions zeggen: zelfs als je efficient
bent, kan het zijn dat de samenleving een ander punt op de pareto-grens wil kiezen:

- Stel dat je een laissez faire (= als de overheid niks doet) overheid hebt: onderstaande grafiek
toont dat je dan in dit voorbeeld op een erg ongelijk (maar pareto-efficient) punt op de pareto
grens kan komen, hier het punt ‘laissez faire’ genoemd. Erg ongelijk want ann heeft er veel
meer nut dan bert. Ongelijkheid kan komen doordat enige of meerdere van de primitieven
misschien ongelijk verdeeld zijn (zoals al vaak gezegd).
- Het kan soms zijn dat het laissez-faire het meest gewenste punt is dat de samenleving wil
bereiken, maar in dit voorbeeld is dat niet zo: want het punt ‘optimum SWF’ op de pareto
grens raakt een hogere sociale indifferentiecurve (SIC) (misschien is het laissez faire punt hier
niet het optimum deels omdat het laissez faire punt hier heel ongelijk is, en vele mensen dat
niet willen)
- Optimum swf is hier dus het First Best punt (= de best mogelijke bereikbare
herverdelingsuitkomst adhv een instrument dat we willen gebruiken, en met de informatie die
we hebben.)

• optimale inkomensverdeling:

• dit zijn de first best interpersonal equity conditions

61
• zijn het complement van de PE‐voorwaarden uit Topic 1.1

- P.E.: zorgen dat je op Paretogrens komt


- interpersonal equity voorwaarden: bepalen welk punt we kiezen op de grens

• beweging op Paretogrens:

- belastingen
- sociale zekerheid
- … (alle herverdeling)

• first best: PE wordt niet aangetast door herverdeling

3.5 Tweede welvaartstheorema (slide nog eens bekijken: sommige dingen


weinig ingevuld !)
• First best: efficiëntie en verdeling gescheiden
62
• Tweede Welvaartstheorema (R&G p.42-45)

8) elk punt op de Paretogrens kan bereikt worden via


▪ gepaste herverdeling van de endowments (resources)
▪ en dan het marktmechanisme te laten spelen

- en we hebben het dit hoofdstuk het er al over gehad dat je sommige endowments moelijk tot
niet kan herverdelen (bv talent), en dat zelfs als je dat kon doen je makkelijk talent kan
verbergen (een goede voetballer kan makkelijk zich voordoen als slechte voetballer, maar een
slechte voetballer kan moeilijk zich voordoen als goede voetballer)

• herverdeling staat niet haaks op efficiëntie

- zorg dat resources gepast (niet noodzakelijk “gelijk”) herverdeeld worden;


- laat dan het prijsmechanisme (markt) spelen

• first best instrument noemen we ook = lump sum

• MAAR meestal heb je geen first best instrumenten ter beschikking:

- bvb. inkomstenbelasting: verandert relatieve prijs van vrije tijd


- dus ‘verstoort’ de Pareto‐efficiëntie voorwaarden (distortie)
- leidt tot welvaartsverlies (excess burden, zie Topic 3.3); is dus second‐best

• OF: als er first best instrumenten zijn, zijn die soms niet gewenst, en dan doen we aan
ontwijkingsreacties (= type gedragsreactie):

- bv als de overheid per capita/per hoofd/per individu belast, kan je die belasting enkel
ontwijken door je hoofd af te kappen lol: dus enkel zo zou je dan first best hebben. Als je geen
zelfmoord wilt plegen, kom je in zo’n geval altijd uit bij een second best punt
- ander vb: vaak werden mensen belast op des te meer ramen ze hadden: hierdoor bouwden
mensen in woningen met minder ramen.

3.5 Tweede welvaartstheorema (slide nog eens bekijken)

63
• second best: afwezigheid first best/lump sum
instrument

• Als je bij herverdeling naar een second best punt


gaat, verlaten we de Paretogrens

- Okun noemde dit: het lek in de emmer


(leaky bucket)
- Anderen noemen dit de ‘distorties’ t.g.v.
herverdeling

Ontwijkingsreacties (type gedragsreacties) van


rijken betekenen dat het pijltje dat ik teken bij de
rijken, minder groot is wanneer het terechtkomt bij
de armen = de efficientiekost van belasting = het lek in de emmer = distortie

- (bij hoofdstuk belastingen zullen we dit uitgebreid bekijken, en meten)


- Lek in de emmer kan zeer groot zijn soms, bv als iedereen het relatief makkelijk kan
ontvluchten (bv de belasting op ramen)

• leidt tot een equity‐efficiency trade‐off:

- hoe kunnen we SWF maximeren


- met minimale distorties
- is de theorie van ‘optimale belasting’

(contrasteer met deze les vooraf deze slide: equity was puur herverdeling, zonder efficiency trade-
off: er was geen lek in de emmer. Je kan bij de grote herverdelingsvoorbeelden uit dit hoofdstuk
veronderstellen dat er weldegelijk een lek in de emmer is/dat er efficientieverlies is (omdat een
overheid toch zoiets groots niet kan doen zonder fouten te maken), maar vooraf deze slide
veronderstelden we in dit hoofdstuk dat er geen lek in de emmer was: dat de overheid 100 %
efficient is )

Bij een lek in de emmer is er een nutsverlies voor degene die geld moet afgeven

• maar: soms is herverdeling daarentegen niet distortief:

- ex post “herverdeling” bij verzekeringen (bvb sociale zekerheid) is ex ante Pareto‐ verbetering
en dus niet (of minder) distortief
- of bv: RG p.260 Pareto‐efficiënte herverdeling (warm glow of giving) (= wanneer
mensen juist graag iets afgeven: mensen ervaren vaak een gevoel van vreugde en voldoening
door "hun deel te doen" om anderen te helpen. Deze voldoening - of 'warme gloed' -
vertegenwoordigt het plezier dat je krijgt door 'goed doen', ongeacht de feitelijke impact van
iemands vrijgevigheid. Hierdoor is er welvaartswinst voor jouw (goed gevoel) en voor de
armen (die nu minder arm zijn voor je: het is dus een voorbeeld van pareto-efficiente
herverdeling: niemand is slechter af door deze herverdeling van jouw geld naar de armen)
- t.g.v. externaliteiten (of : inkomensgelijkheid is publiek goed)

EINDE hoofdstuk herverdeling en EINDE TOPIC 1.4 HERVERDELING

64

You might also like