Professional Documents
Culture Documents
Friedman: economie gaat over de vraag “why do people do what they do” incentives
1
1 OUDE GRIEKENLAND
1.2 ARISTOTELES
Aristoteles (°± 385 bc) Zeer ethisch geïnspireerd
Centraal: principe van het goede leven = behoeften dienen beperkt te zijn je moest je leven zeer
goed in de hand hebben en houden en je niet laten gaan. Principe van het goede leven = je moet
ervoor zorgen dat behoeften beperkt zijn ongeacht de rijkdom. Je moet jezelf in de hand houden
Zelfverrijking:
- Via degelijk bestuur van eigendom is OK (zoals die van je landbouworganisatie)
- Via handel: veel minder OK (verrijking is ten laste van anderen)
Geen notie van wederzijds voordelige handel. Inzicht was er nog niet: via handel kan je tot
situaties komen waarbij je er beide beter van wordt. Statische visie op economische
activiteit. Inzicht dat handel meestal beide partijen beter maakt, was nog niet
doorgedrongen
Eerste onderkenning van de drie functies van geld: beantwoorden bijna aan moderne standaarden
- Transactiemiddel: omdat ruilhandel niet altijd evident was
- Waardemeter
- Waardebewaking naar toekomst toe (muntontwaarding)
2 ROME
2
- Respect voor eigendom. Eigendomsgegeven: institutionele omgeving is belangrijk voor
potentiële groei weet men nu dit kreeg hier vorm door het respect voor eigendom, het
concept van de vennootschap en contractwetgeving
- Het concept van de vennootschap (gescheiden van de individuen betrokken bij een
vennootschap)
- Contractwetgeving
Maar: ‘zonde is niet in de handel maar in de handelaar’ handelstransacties zijn legitiem, maar alles
hangt er van af wat er in hoofde van de handelaar speelt: handelt hij uit nobele (lees: religieuze)
motieven? bepaalt of het een zonde was of niet
3.2 ISLAM
3.2.1 Ibn Khaldun (1332-1406)
Schrijver met boek ‘Al Muqaddimah’ in 1377. Her en der verspreid in boek:
- Arbeidsverdeling en productiviteit: arbeidsverdeling meer en meer georganiseerd stijging
productiviteit
- Smaak en vraag: de vraag naar goederen en dienst eerste keer dat individueel verlangen
en voorkeur naar voren komt = smaak =taste
- Intertemporele keuzes: inkomen dat je vandaag verwerft: spenderen of sparen en dus
eigenlijk je consumptie uitstellen (intertemporeel). Beslissing over aanwending inkomen in
de tijd impact op de economie van de dag dat sparen de beslissing is
- De impact van winsten: belang van winst maken werd uitgewerkt. De relevantie van winst in
het akder van een economische activiteit die investeringen vereist die gefinancierd moeten
worden surplus noodzakelijk
Albertus Magnus (± 1200 – 1280) en Thomas van Quino (± 1225 – 1274) : verspreid in hun geschriften
weer economische inzichten met veel ethische inspiratie (=religieus)
- Ethische inspiratie
- ‘Juiste prijs’ (nauwelijks georganiseerde markten): wat is de juiste prijs? Geen sprake van
georganiseerde markten met vraag en aanbod die prijs bepaalden
- ‘Natuurlijke prijs’: zijnde de prijs welke onder vrije concurrentie tot stand komt (geen
machtsposities). Thomas van Quino: juiste prijs = natuurlijke prijs = definitie nu ook bij vrije
3
concurrentie. Machtspositie vooral langs aanbodzijde. Eerste keer in richting van de analyse
van hoe prijzen tot stand kwamen, maar ook met wat is ethisch verantwoord?
- Eerste duidelijke verwijzing naar belang van relatief nut inzake prijsvorming (niet louter
productiekost). Eerst keer inzicht dat het niet louter om kosten gaat: achterliggend aan die
prijs zijn er kosten. De waarde wordt toch ook minstens mee bepaald door het relatieve nut
heeft te maken met schaarste!
- Rechtvaardiging van intrest op lening (risico, …). Men begint na te denken over waarom een
intrest op een lening rechtvaardig kan zijn. Het ging hier uiteraard nog niet om banken. Men
neemt risico en moet een vergoeding krijgen voor risico! Belangrijk dat hier het woord risico
naar voren kwam
- Navarrus (1491-1586)
o Vraag- en aanbodanalyse toegepast op geld groter aanbod van geld (bijvoorbeeld
via ontdekkingen van goud in Amerika) leidt tot waardevermindering en omgekeerd
o Financiële arbitrageverrichtingen zijn legitiem en zelf wenselijk
4
o Aanvaarding van de realiteit van winst-maximaliserend gedrag
- Gelijkaardige bevindingen: Jean Bodin (1530-1596) (Frankrijk)
Waardevermindering = inflatie
5
o Boek ‘Discourse on the Method’ in 1637
o Je pense donc je suis. Ik denk dus ik ben
o Fransman
Pleidooi voor wetenschappelijke onderbouw van kennis (empirie, inductie, deductie)
Nadruk op rede en verstand
6
Kenmerken beleid:
- Gericht op autarchie: natiestaat verrijkt zich ten koste van anderen. Denken in termen van
zwakken en sterken
- Lage lonen: om competitief te zijn en veel export te hebben
- Strakke regulering
- Selectieve belastingen
Law en the Mississippi Bubble: eerste zeepbel! Over ontginning van de VS.
7
Verfijning analyse Locke: hoe loopt de link tussen geldhoeveelheid en inflatie?
- “Price-specie-flow”-mechanisme: verhoging geldhoeveelheid stijgende prijzen tekort
op handelsbalans want import > export geld vloeit naar buitenland vermindering
geldhoeveelheid prijzen dalen door slabakking economie herstel handelsbalans. Dus:
open economie: een beleid gericht op aanzwengelen van de economie door verhogen van de
geldhoeveelheid kan nooit lukken door de price-specie-flow. Het geld dat erin gepompt
wordt, gaat teniet.
- Fundamentele ondermijning van het mercantillisme
Fysiocraten of les economistes, eerste georganiseerde groep economen. Voor de eerste keer begrip
‘economisten’. Buiten school van Salamanca altijd individuen, nu ook echt een school economen.
Dokter
Landbouw centraal; geen groei van de economie door industrie, want industrie slechts
kostendekkend. Gegeven zijn hypothese beschrijving groeiproces
Sterk voorstander van vrije markteconomie (“elk mens weet het best wat in zijn eigen belang is”)
8
7 DE SCHOTSE VERLICHTING (18DE EEUW)
“It is really admirable how many men of genius this country produces at present” ~ David Hume
(1757)
9
7.4 JAMES STEUART (1712 – 1780)
Boek ‘an inquiry into the principles of political economy’ in 1767
Veel pech gehad: boek kwam 9 jaar uit voor dat van Smith. Toch was het een goed boek over het
economisch denken op dat moment.
Wealth of Nations:
- Unieke mengeling van:
o Theorie, geschiedenis en beleidsadvies
10
o Aandacht voor sociale, politieke en economische dimensies van hun interacties
- Uniek
o Als magistraal overzicht van het ‘geheel’
o In het gebruik van vele economische data
- In de woorden van Ronald Coase (NPE, 1991): “...the last two hundred years of economics
have been little more than a vast ‘mopping up operation’ in which economists have filled the
gaps, corrected the errors, and refined the analysis of the Wealth of Nations”
- 5 belangrijke delen:
o Arbeidsproductiviteit en de verbeteringen en distributie ervan: distributie van de
voordelen die voortvloeien uit een betere arbeidsproductiviteit
o Kapitaalaccumulatie
o Verschil in ritme en vooruitgang tussen landen
o Kritiek om mercantilisme: Colbert etc, kritiek op landbouwsysteem van François
individuele vrijheid voor zijn economisch systeem
o Overheidsrol en –inkomsten: Adam Smith zag goed in dat je nooit een draaiende
markteconomie kon krijgen zonder een welbepaalde rol door de overheid
bepaalde zaken kunnen enkel door de overheid opgenomen worden (zus niet zoals
velen denken de ‘vrije markt econoom zonder overheid’ + waar de overheid die
inkomsten moet halen voor de financiering van die taken
11
- Om aan arbeidsverdeling te kunnen doen moet er een ‘stock’ zijn kapitaalstock =
‘instruments of trade which facilitate and abrdige labor’ = arbeidsinspanningen
vergemakkelijken en verkorten
- Kapitaal is nodig om tot ‘productive labor’ te komen
- Kapitaal vloeit naar toepassingen die de hoogste rendebiliteit geven, met consideratie voor
de risico’s
- De noodzaak aan kapitaalaccumulatie maakt dat er een verband is tussen sparen (‘savings’)
en economische groei ‘savings are also consumption, but by a different set of people’
12
o Kapitaalmarkt (investeringsmarkt) krijgt verkeerd signaal: dat productie van dat
product rendabeler is dan het eigenlijk is (bij openstelling van de markt) minder
investeringen in andere sectoren arbeidsverdeling zal minder correct gebeuren
- Koloniaal beleid ook geforceerde kapitaalaccumulatie en dus afremming van andere
activiteiten: periode van British Empire (koloniaal beleid) kritiek: te weinig
investeringsmiddelen voor andere activiteiten omdat men specifieke winstgevende
activiteiten wou uitbouwen
Normatieve en positieve economie: de eerste die dit onderscheid heeft gemaakt. Normatieve
economie: beleidsadviesvlak en kijken naar een bepaalde ontwikkeling die ergens toe leidt
maatregel op beleidsvlak om dit op te lossen. Positieve economie: kijken naar fenomenen en er
conclusies uit trekken. Smith kon met weinig data veel resultaten geven en conclusies trekken
13
Adam Smith besteedde weinig aandacht aan het monetaire (omdat: ofwel omdat Hume dit al deed
ofwel dat het ook door de invisible hand gereguleerd wordt), Henry Thornton wel (ook Schot en
leermeester voor Smith)
Boek: ‘an inquiry into the nature and effects of the paper credit in Great-Britain’ in 1802
- Groot belang van vertrouwen, vandaar:
o Bij run op banken moet ultiem Bank of England extra reserves ter beschikking stellen
o Centrale bank verantwoordelijk voor het ganse financiële systeem
o Op de langere termijn moet convertibiliteit (link met goud) gerespecteerd blijven
o Investeringen vinden doorgang als winstgevendheid ervan rente op leningen
Door vertrouwen kan je een run on the bank theoretisch uitsluiten. Thornton ging ervan uit dat de
banken op zich solide waren, maar dat er door omstandigheden zoals een paniekreactie (run on the
bank is paniekreactie, zoals in Engeland Northern Rock in 2007) een run on the bank kan ontstaan
ervoor zorgen dat geld ter beschikking kan worden gesteld door de centrale bank
Als een bank de rol speelde die Thornton oplegde, dan laat je de link met goed los bij een run on
the bank wanneer centrale bank moet inspringen
Opletten bij winstgevendheid: dit is vaak slechts een verwachting, terwijl een kost vaak werkelijk is
Priester
Achtergrond:
- Toenemende sociale onrust (voedselprijzen): door toenemende industrialisatie die ervoor
zorgde dat mensen weg trokken van het platteland en naar de stad trokken
landbouwproductie lijdde hieronder er kwam grote vraag vanuit te steden
- Toenemende politieke onrust
o Franse revolutie van 1789: ook impact op andere landen zoals Engeland. Oorlog met
Napoleon Bonapart
o De daaropvolgende oorlogen (1783 – 1815)
- Radicalisering in de publieke opinie. Radicalisering die ook te maken had met verlichting.
Trekken ‘happy few’ in vraag. Turbulente periode
o William Godwin (1756-1834)
o Marquis de Condorcet (1743-1794)
14
- Remmingen op bevolkingsgroei
o Lijden (oorlog, honger)
o Zedeloosheid (prostitutie, contraceptie, …)
o Morele houding: terughoudende opstellen op het oog van nageslacht
‘It is the greatest happinness of the greatest number that is the measure of right and wrong’ (max U =
maximaliseren van utility maximale grad van nut). Je bereikt als maatschappij maatschappelijk
optimum als je het grootste geluk voor zoveel mogelijk mensen kan bereiken
Dus: individuele en economische vrijheid, vrijheid van meningsuiting, scheiding tussen kerk
en staat, recht op scheiding, homorechten
Grote schare volgelingen, bekend als de Philosophical Radicals waaronder ook belangrijke
economen:
- James Mill (1773-1826) (vader van John Stuart Mill)
- David Ricardo (1772-1823)
- John Stuart Mill (1806)1873)
Vooral Ricardo opteerde voor een theoretisch meer rigoureuze aanpak, dus ook meer
abstractie. Dit leidde tot ‘straffe’ conclusies, echter in het kader van een vereenvoudigd
model
Differential rent refereert naar huidige situatie met vraag en aanbod: waar vraag en aanbod elkaar
kruizen die producent heeft geen winst
15
Het Ricardiaanse groeiproces: productie lonen (overlevingsloon: Malthus) rents winst voor
kapitalisatie industriële investeringen meer vraag naar arbeid, meer loon meer
landbouwproductie, hogere prijzen meer rents minder winst meer investeringen
stagnatie. Conclusie: finaal ontstaat er door de dalende winstgraad stagnatie. Echter: Ricardo zag niet
dat er productiviteitsverbeteringen en technologische vooruitgang kon optreden. Dus: geen
onvermijdelijke stagnatie
Volgens Ricardo: geheel aan rents is vast voor de gehele economie meer rents binnen landbouw
minder winst binnen industrie
Waardetheorie:
- Ricardo bleef trouw aan klassieke theorie: prijs wordt bepaald door arbeid nodig voor
productie. Maar: hoe relatieve prijzen tussen bijvoorbeeld landbouw en industrie uitleggen?
Belangrijke verschillen tussen landbouw en industrie op vlak van arbeid
- Ricardo zag dat kapitaalintensiteit ook belangrijk is maar vond geen theoretisch oplossing
93 % labor theory value: 93 % van de variatie in prijzen kan verklaard worden door de
vereiste hoeveelheid arbeid nodig voor dat product
6 FRANSE ECONOMEN
Tussen Smith en Fransen: allemaal Britten
Producent die productiefactoren (land, kapitaal en arbeid) aantrekken en deze vergoeden. Land,
kapitaal en arbeid worden voor een deel geconsumeerd en voor een deel gespaard door de
landhouders, kapitaalhouders en arbeiders (Keynes: spaarlek). Som van het gespaarde kan in
economie geïnvesteerd worden door producenten. Rentevoet is regulator voor investeringen.
Omstreden wet die zeer lang meegegaan is
Belang van producenten in de economie!
16
Les ingénieurs:
- Claude Navier (1785-1836)
- Joseph Minard (1781-1870)
- Jules Depuit (1804-1866)
7 DUITSE ECONOMEN
Wat tegenwoordig gemeen goed is in het economisch denken, werd door hem voor het eerst
zorgvuldig opgeschreven
- Gossen werkte als eerste het raamwerk van de theorie van het algemeen nut volledig uit
- Zijn werk bleef echter lang onbekend
- William Stanley Jevons (zie 10.) gaf de pioniersrol van HH Gossen echter volmondig toe: “ It
is quite apparent that Gossen has completely anticipated me as regards the general
principles and method of the theory of Economics. So far as I can gather, his treatment of the
fundamental theory is even more general and thorough than what I was able to scheme out.”
(Jevons, 1879)
17
8 JOHN STUART MILL (1806 – 1873)
Een van de eerste economen die ook opgeleid was tot econoom. Synthesefiguur, maar ook meer.
Onder invloed van zijn vader James Mill
Had problemen met de sociale gevolgen van de invisible hand, maar zag in dat de invisible hand
weldegelijk werkte. Aanhanger van Smith en Ricardo. Opstandige filosoof/econoom
Boek ‘The communist manifest’ met Friedrich Engels (Engelse ondernemer) in 1850: Feodaal systeem
kapitalisme (ontluikend kapitalisme met antithese) socialisme (nieuwe botsing)
communisme (volgens hem perfect systeem dat geen antithese opwekt)
18
Monopolistische situaties omdat kapitaal zo geconcentreerd zit
11 DE OOSTENRIJKSE SCHOOL
De Oostenrijkse school (sterk geïnspireerd door Duitse school) slaat aan op een traditie ontwikkeld in
Duitsland onder vermelding van de Historische school
De Oude Historische school met Wilhem Roscher (1817-1894) als centrale figuur. Deze School sloot
nauw aan bij Smith en Ricardo maar benadrukte dat economische analyse steeds ingebed diende te
worden in de verschillende omstandigheden die zich in verschillende landen aanbieden
19
De Nieuwe Historische school met Gustav van Schmoller (1838-1917) als centrale figuur. De Nieuwe
Historische School ging ver in de scepsis tegenover economische theorie. Gedetailleerde empirische
observatie diende centraal te staan in economische analyse Bakermat voor economische
sociologie
Grondlegger van de Oostenrijkse School die tot vandaag voortleeft (vooral in VS) met als
belangrijkste kenmerken:
- Methodologisch individualisme: alles vertrekt vanuit gedrag individu
- Spontane orde (die aan de basis ligt van sociale en economische fenomenen)
20
11.4 JOSEPH ALOIS SCHUMPETER (1883 – 1950)
Boek ‘The theory of economic development in 1912
- Innovatie drijft economische ontwikkeling
- Innovatie, voortgestuwd door ondernemers, verbreekt het bestaande evenwicht. Elk
evenwicht wordt telkens opnieuw verbroken, vooral door de acties van ondernemers
- Alfred Marshall ontwikkelde de neo-klassieke synthese die tot op de dag van vandaag een
belangrijke rol speelt in het economisch denken
- Basiselementen van de neo-klassieke synthese van A. Marshall:
o De klassieke leer van Adam Smith (“it’s all in Adam Smith”), David Ricardo en John
Stuart Mill
o Duidelijke invloeden van economen als Augustin Cournot en Heinrich von Thünen
The Principles of economics (boek) in 1890, zie verder
- Alfred Marshall was evenwel meer dan een briljante synthese-figuur. Hij leverde ook diverse
originele bijdragen en streefde steevast de verbinding na tussen de theorie en de realiteit
van het economische leven
- Alfred Marshall was wiskundig sterk onderlegd maar bleef sceptisch t.o.v. wiskundige
economie. Als wiskundige resultaten niet in gewone taal konden uitgedrukt worden, was hij
zeer terughoudend
21
- Hoewel hij de relevantie van algemene evenwichtsanalyse onderkende, ontwikkelde
Marshall de partiële evenwichtsanalyse, zijnde de analyse van één markt of één onderdeel
van de economie
- Gans de ‘Principles’ staan in het teken van de vraag-en aanbodanalyse (“Marshallian Cross”)
o Korte termijn : aanbod gegeven, dus vooral vraag bepaalt prijs
o Iets langer dan KT : producenten kunnen hun productie aanpassen, dus vraag en
aanbod bepalen samen prijs
o Op lange termijn zullen producenten hun productiefaciliteiten optimaliseren en
verbeteren waardoor de kosten zullen dalen. Meer vraag, minder productie, dalende
prijzen
Dit laatste leidde tot zijn analyse van externaliteiten: onderscheid tussen interne en externe
schaalvoordelen
Partiële evenwichtsanalyse: je kan een economisch systeem uittekenen waar alles met alles
samenhangt. Dit is zeer complex. Her gaan ze ervan uit om slechts naar 1 markt te kijken,
bijvoorbeeld de markt van ruwe olie. Op die markt doe je de analyse met een belangrijke mate van
abstractie van de zaken die buiten de oliemarkt gebeuren om de overzichtelijkheid van de analyse te
behouden. Marhsall zijn handelsmerk: partiële evenwichtsanalyse
Na Alfred Marshall
Overzicht:
- De doorbraak van de Amerikaanse economen
- Joseph Schumpeter (1883 – 1946)
- Knut Wicksell (1851 – 1925) en de Oostenrijkers
- John Maynard Keynes (1883 – 1946)
- Milton Friedman (1912 – 2006)
- De nieuw-klassieke tegenaanval
- Naar en nieuw paradigma?
22
1.1 JOHN BATES CLARK (1847 – 1938)
Opgeleid in Duitsland. Om de twee jaar wordt in Amerika de John Bates Clark medaille uitgereikt
(zeer prestigieus) aan wie de jury ziet als wie de meest belovende economische onderzoeker is onder
de veertig jaar die werkt aan een Amerikaanse universiteit
- Elke productiefactor (land, arbeid, kapitaal) ontvangt een vergoeding gelijk aan de marginale
bijdrage van de productie. IJzeren wet ontstond doordat iedere productiefactor een
vergoeding nodig had gelijk aan de marginale bijdrage aan de productie: moeilijk
veranderingen door te brengen
- Statica dynamica (innovaties)
o Je kan markt statisch analyseren (markt- en aanbodcurve met evenwicht etc.) of
dynamisch analyseren met elementen die hierop inspelen (economie innoveert
voortdurend en dit moet hierin meespelen vond hij)
Wiskundig econoom: boek ‘Mathematical investigations in the theory of value and prices’ in 1892
rigoureuze mathematische behandelingen van de marginale nutstheorie
Monetair econoom:
- Boek ‘the rate of interest’ in 1907
o Onderscheid tussen nominaal en reëel
o De reële rente hangt af van spaar- en investeringsbeslissingen: (spaarbeslissing: nu
consumeren of later)
Tijdspreferentie: consumptie nu?
Productiviteit van kapitaal
o Bij een lening: is 4 % altijd beter dan 6 %? Inkomen volgt inflatie stel 2 % inflatie
over periode nominale rente was 4 % reële renten 2 %. Stel inflatie 5 % en
nominale rente 6 % reële rente 1 %
o Reële rente: na correctie met inflatie
- Boek ‘The purchasing power of money’ in 1911
o Verder uitgewerkte kwantiteitstheorie (M) ‘transition period’. Delta m
verandering in prijs maar in transitieperiode ook impact op q gedurende deze
overgangsperiode
23
Echter: 10 dagen voor grote depressie voorspelde hij dat de beurzen op permanent hoog niveau
gingen blijven
Menselijk gedrag is niet gepredetermineerd maar hangt af van de omstandigheden (onder meer de
dominerende technologie)
- Instituties: belang van instituties: hoe organiseert een maatschappij zich, normen, waarden
- Darwin: inspiratiebron
Boek ‘the engineers and the price system’ in 1921: ingenieurs, niet de arbeidende klasse, zullen het
kapitalisme omverwerpen. Kapitalisme zal bezwijken omdat de ingenieursklasse (toen veel invloed)
het niet zo begrepen had op veranderingen en voortdurende wijzigingen die de essentie van een
kapitalistisch systeem uitmaken (economie gaat vooruit door verandering)
Coase: waar komt de onderneming vandaag? Waarom dit oprichten als je op markt transacties kan
doen?
24
Boek ‘Risk, profit and uncertainty’ in 1921
- Hamvraag : waar komt winst > normale return op kapitaal vandaan? Knight : als beloning
voor het omgaan met onzekerheid
- Onzekerheid versus risico’s
o Risico’s kunnen uitgedrukt worden in probabiliteiten en kunnen (meestal) verzekerd
worden
o Onzekerheid (“uncertainty”) kan niet gemeten en evenmin verzekerd worden
Goede ondernemer heeft de gave om met onzekerheid beter om te gaan dan een ander
Boek ‘The social control of business’ in 1926: Hoe kan de businesswereld ‘onder controle’ gehouden
worden zonder de vrije concurrentie te ondermijnen? J.M. Clark : anti-trust, arbeidswetgeving,
standaarden, regulering,...
25
2 JOSEPH SCHUMPETER (1883 – 1946)
Geleerden vluchtten naar de VS heeft een invloed gehad op het aantal geleerde in de VS.
26
o Het verlangen om tot een “private commercial kingdom” te komen: ondernemers
willen eigen gebied (ergens monopolist zijn)
o “the will to conquer” gekoppeld aan de drang om het eigen gelijk te bewijzen
o Vreugde om de creativiteit en om de voldoening de dingen gedaan te krijgen
Persoonlijke verrijking niet expliciet aan de orde
- Centraal in de analyse staat de rol van de kredietverlening die noodzakelijk is om de
innovaties van de grond te tillen. Kredietexpansie leidt tot stijgende prijzen die concurrenten
aantrekken. Terugbetaling kredieten leidt prijsdalingen, verminderde investeringen en
(tijdelijke) terugval van innovaties. Verklaring business cycle (belang van
kredietverlening!)
Boek ‘Capitalism, socialism and democracy’ in 1942: meest bekende boek van 1942
- Breed maatschappelijk fresco dat het strikt economische ver overstijgt: Schumpeter als
algemeen sociaal wetenschapper
- ‘Can capitalism survive? No. I do not think it can’
o Dus: Schumpeter = Marx? Neen!
Marx : kapitalisme zal vernietigd worden door haar tegenstanders, nl. het
proletariaat
Schumpeter : kapitalisme zal ten onder gaan aan haar successen
Hij ziet de ondergang van kapitalisme als een pijnlijke ondergang, Marx
juichte dit toe
Karl Marx zag de ondergang van het kapitalisme als een triomf, Schumpeter
taxeerde het als een pijnlijke nederlaag “If a doctor predicts that his
patient will die presently, this does not mean that he desires it”
- Schumpeter ziet kapitalisme ten onder gaan als gevolg van groeiend corporatisme. Meer
bepaald voorspelde hij een nefaste rol vanwege een intellectuele klasse die zich
maatschappelijk tracht te legitimeren via (felle) kritiek op het kapitalistische regime
gebaseerd op private eigendom, open concurrentie en vrijheid Robert Nozick, Why do
Intellectuals Oppose Capitalism? (1986)
- Meer specifiek ziet Schumpeter 3 destructieve tendensen leidend tot de ondergang van het
kapitalisme :
o Decadentie en uitholling van de “entrepreneurial function”. Hij erkent dat het leven
van een ondernemer, zeker in de beginfase, heel hard is en zeer veel energie vergt
uitholling waardoor die entreprenieurial drive om innovaties tot stand te brengen
gaat verdwijnen
o Desintegratie van de bourgeois-familie = familie die het wat beter doet en daardoor
vaak de entrepreneurs leven
o Ondermijning van het institutionele raamwerk nodig voor een goed functionerend
kapitalisme. Bescherming van contracten, bescherming van arbeidsmarkt etc.
27
Boek ‘Lectures on political economy’ in 1906: vanuit de Oostenrijkse kapitaaltheorie (Böhm-Bawerk):
intrest = de prijs van tijd, dus: (hij zweert bij kapitaaltheorie)
- Hoe hoger i, hoe meer men bereid zal zijn consumptie nu op te geven voor consumptie later
(dus meer sparen nu) belang van de rentevoet
- Hoe hoger i, hoe minder ondernemers geneigd zullen zijn om te investeren
Spaar-en investeringsbeslissingen zullen convergeren rond de natuurlijke rentevoet (NR)
(“natural rate of interest”). Op een bepaald moment komt men tot evenwicht volgens hem
waarbij de neiging tot sparen van de mensen convergeert met de neiging tot investeren door
ondernemers. Die rentevoet waar de spaarbeslissingen van degene die sparen in
overeenstemming komen van de investeringsbeslissingen van degene die investeren (vaak
ook verschillende groepen van mensen) = natuurlijke rente
4.1 DE CAMBRIDGE-OMGEVING
Alhoewel gedurende de eerste helft van de 20e eeuw het zwaartepunt inzake ontwikkeling van het
economisch denken steeds meer in de richting van de Verenigde Staten verschoof, bleef met name
de Universiteit van Cambridge (UK) een belangrijk verzamelpunt van invloedrijke economen. Dit
gebeurde in de voetsporen van Alfred Marshall.
28
Marshall’s erfenis (cfr. Supra)
- De neoklassieke prijstheorie
- Macro-economische analyse met veel aandacht voor bewegingen in de vraag en voor
schommelingen in het vertrouwen) “The chief cause of evil is want of confidence”
The Pigovian tax is de term die vaak gebruikt wordt om aan te geven dat de overheid via het heffen
van een belasting negatieve externaliteiten geheel of gedeeltelijk kan wegwerken. Marktprijzen ≠
maatschappelijk verantwoorde prijzen discrepantie
Boek ‘Industrial fluctuations’ in 1927: twee belangrijke determinanten van de business cycle:
- Veranderingen in de vraag in de economie
- Wijzigingen in de winstverwachtingen van ondernemers
29
4.1.2 Ralph Hawtrey (1879 – 1975)
Boek ‘Currency and credit’ in 1919
- Centraal in de analyse staat het begrip “effective demand”, zijnde de totale bestedingen in
de economie vanwege consumenten en bedrijven
- Veranderingen in de geldhoeveelheid oefenen een rechtstreekse invloed uit op de
bestedingen. Vermits lonen en prijzen traag reageren zal een wijziging in de effectieve vraag
zich vooral uiten in de veranderingen in de productie
- Multiplicator: Y = C + I + G + (X – IM). ∆G ∆I of ∆C ∆Y ∆I of ∆C. Uiteindelijke ∆G >
initiële ∆G dan multiplicator > 1
Boek ‘Banking policy and the price level’ in 1926: Kredietverlening heeft de neiging om de
conjunctuurschommelingen nog verder uit te vergroten
Friedman: If at 20, you are not socialist, you have no heart. If at 40, you are still a socialist, you have
no brain
Keynes ging in vergelijking met de meeste economen omgekeerd tewerk, hij zag een economisch
beleidsprobleem en ontwikkelde een model om het problem op te lossen/oplossing te onderbouwen
Economisch was Keynes ook een conservatief die ten gronde de bestaande orde wenste te
bestendigen
Management goeroe Peter Drucker schrijft dat Keynes voortdurend twee doelen voor ogen
had : “Het eerste was de vernietiging van de vakbonden en het tweede de handhaving van de
vrije markt. Keynes toonde een diepe verachting voor de Amerikaanse keynesianen... Keynes
was de echte vader van het neoconservatisme, veel meer dan Hayek.”
30
4.3 KEYNES DE DUIZENDPOOT
Boek ‘The economic consequences of the peace’ in 1919 (was correct)
- Striemende kritiek op het Verdrag van Versailles (vredesverdrag na WO I)
- Vooral de herstelbetalingen opgelegd aan Duitsland waren volgens Keynes onzinnig èn
gevaarlijk (reactie in Duitsland)
- Vernietigende portretten van Woodrow Wilson, George Clemenceau en Lloyd George
Boek ‘The economic consequences of Mr. Churchill’ in 1925 (was ook correct)
- Striemende kritiek op Winston Churchill die na WOI het pond terug op zijn vooroorlogse
wisselkoers bracht verlies aan competitiviteit recessie
- Volgens Keynes was die wisselkoers veel te hoog waardoor de Britse industrie haar
competitiviteit verloor en o.m. werkloosheid onvermijdelijk was
In beide gevallen kreeg Keynes het historische gelijk aan zijn kant
31
- Het vraag-stimulerend beleid zal zeker tot begrotingstekorten leiden maar die zullen terug
verdwijnen eens de economie ook in de privésector herneemt. De overheidsuitgaven kunnen
dan verminderen en de overheidsontvangsten zullen toenemen
2 conclusies:
1. De General Theory (1 fout: de titel niet algemeen, eerder toegepast op Grote
Depressie) was een uitstekende analyse van de specifieke kenmerken van de Grote
Depressie die woedde gedurende de jaren 1930 van de vorige eeuw. In andere
omstandigheden bleef deze General Theory niet of nauwelijks overeind
2. De symmetrische bewegingen die Keynes vooropstelde in de overheidsuitgaven en
inkomsten bleek een heel foute inschatting. Geen rekening gehouden met politiek
dynamische is er niet. Overheidsuitgaven > inkomsten
Vooral geïnspireerd door het IS/LM model zoals ontwikkeld door John Hicks in 1937
De leer van Keynes bestaat niet omdat zijn theorie specifiek is aan een bepaalde periode/context!
Friedman: Philips-curve niet stabiel want steeds forsere stimulus vereist om u te doen dalen. Op
langere termijn is PC verticaal (geen ‘money illusion’)
32
u* is de natuurlijke werkloosheidsgraad, zijnde die werkloosheidsgraad die voortvloeit uit de
kenmerken van de arbeidsmarkt (loonflexibiliteit, minimumlonen, belasting op arbeid,
ontslagvergoedingen,...).
De oliecrises van 1973-74 en 1980-81 geven aan dat Friedman gelijk had : inflatie en werkloosheid
stegen tegelijkertijd
Direct gelieerd aan Friedman’s analyse : het onderscheid tussen structurele en tijdelijke werkloosheid
Boek ‘The theory of the consumption function’ in 1957: Consumptie is niet verbonden aan het
inkomen maar wel aan het permanente inkomen. Mensen maken een onderscheid tussen stijgingen
in het inkomen die als permanent kunnen beschouwd worden en transitoire stijgingen.
Hijzelf vond the theory of the consumption function zijn beste werk. Consumptie stijgt met het
inkomen, maar minder dan de stijging van het inkomen (Keynes) op termijn zal je dus meer en
meer sparen. C = c*Y. Empirisch bleek deze stelling niet te kloppen dan een stijging van het inkomen
zich vertaalt in een stijging van het spaarquotum. Mensen vormen zich een idee wat van het
inkomen permanent is en hoeveel van een stijging als permanent gezien kan worden. Friedman was
tegen tijdelijk belasting..
De omloopsnelheid van het geld (v) wijzigt ook maar zeer traag
De Grote Depressie ontstond als gevolg van de inkrimping van de geldhoeveelheid in omloop, op
haar beurt het gevolg van de vele bankfalingen Les geleerd !! Nieuwe les !?!
33
Causaal verband loopt van verandering in geldhoeveelheid naar wijzigingen in economische groei en
prijzen (op basis van statistische analyse)
30 % van de Grieken werkloos, op 6 jaar tijd is de economie gekrompen met meer dan 30 %
5.4 MONETARISME
Twee fundamentele uitgangspunten :
- De vrije markteconomie houdt in zich de krachten om bij verstoring van het evenwicht naar
het evenwicht terug te keren
- De evolutie van de geldhoeveelheid is de belangrijkste determinant van de macro-
economische omgeving
Conclusie: laat de geldhoeveelheid aan een constant ritme groeien. Zo kunnen marktkrachten
optimaal werken monetarisme problemen, onder andere definitie van geldhoeveelheid
Onder andere de analyse van Friedman gaf aanleiding tot het monetarisme. Hij wou de centrale
banken afschaffen. V zou nog trager veranderen in de toekomst als m gestaag zou groeien en alles
onder controle gehouden zou worden. Bijvoorbeeld als norm 1,5 % inflatie (p) en 2 % groei (q) 3,5
% geldhoeveelheid laten stijgen. Dan bijvoorbeeld door omstandigheden vraag 5 % A < V
rentevoeten zouden stijgen. Bank of England, Bank of Japan en Bank of China, ECB en FED
belangrijkste centrale banken.
6 DE NIEUW-KLASSIEKE TEGENAANVAL
Boek ‘On the mechanics of economic development’, journal of monetary economics in 1987
- Voortbouwend op de inzichten van Gary Becker (1930-2014) rond human capital als een
belangrijke bron van economische groei.
- Lucas : human capital = productieve externaliteit
34
Endogene groeitheorie = A (=productiviteit) * f(K,L) = a + k + l (delta’s). ¾ van de economisch
groei komt uit productiviteit en ¼ van kapitaal en arbeid. Men ging ervan uit dat a buiten de
onderneming lag (exogeen) door input van buiten het economisch systeem zoals
technologie. A is volgens Lucas endogeen en dus eigen aan het economisch systeem. Human
capital!
Heeft heel het macro-economisch denken herdacht in functie van het micro-economisch denken
nieuw-klassieke tegenaanval
Notionele intrestaftrek veel aan ‘geprutst’ zorgt voor minder geloofwaardigheid duidelijke
regels en je daar strikt aan houden meer geloofwaardigheid
In 2008 was deze les geleerd (Ben Bernanke verwees er zelfs naar): als er op grote schaal financiële
commotie is, dan kan men het zich niet veroorloven om de banken failliet te laten gaan men kon
een ware implosie van de economie zo tegenhouden. Derde ontwakening: inzicht verwerven in hoe
we tijdens het redden van het financiële systeem er daarna mee verder moeten gaan wat na de
eerste jaren? Wanneer stoppen met geld te pompen in de economie?
35
Het IS-LM model
Het IS-LM model vertaalt de General Theory van Keynes in neoklassieke termen (neoklassieke
synthese)
Voorgesteld door John Hicks in 1937 in een paper ‘Mr Keynes and the ‘Classics’: a suggested
interpretation’
(*) Zijn essentiële bijdrage (gelinkt aan die van Keynes) is dit potentieel evenwicht bij werkloosheid
zo een situatie is onmogelijk in eerdere neoklassieke modellen, als wordt verondersteld dat de
prijs van arbeid (zoals alle prijzen) natuurlijk aanpast tot aanbod en vraag voor arbeid in balans zijn
Dit is waarom de IS-LM (1937) centraal blijft in moderne macro economie en het uitgebreid is om
meer markten/variabelen te verklaren het AS-AD model voegt inflatie toe aan het probleem en
het Mundell-Fleming model gaat om met internationale handel
De IS curve laat alle combinaties van intrestvoeten i zien en de output Y waarvoor de goederenmarkt
in evenwicht is investeringen hangen negatief af van de hoogte van de intrest: hoge rentevoeten
duur om te lenen weinig investeren
De investeringsfunctie is de som van alle private investeringen (endogeen: bepaald binnen model
36
De spaarfunctie wordt afgeleid van de geaggregeerde vraagvergelijking, investeringen en consumptie
eruit gehaald S = -CO + (1-C)(Y-T)
De LM curve laat alle combinaties zijn van intrestvoeten i en output Y waarvoor de financiële markt
in evenwicht is de intrestvoet i heeft een monetaire interpretatie: het is de opportuniteitskost van
geld, met andere woorden de betaling gedaan voor het afstand doen van liquiditeit (voorkeur voor
liquiditeit)
Liquiditeitsvoorkeur: gegeven een leven van output Y, het leven van intrestvoet i past zich zo aan dat
de vraag naar geld (gegeven door de liquiditeitsfunctie L) gelijk is aan het exogene aanbod:
M̄
P̄ ( )
=L Y , i
+ −
De liquiditeitsfunctie, die de vraag geeft voor real money balances, kan ontleed worden afhankelijk
L ( Y , i )=L1 ( Y ) + L2 ( i )
van het type vraag + − Als BBP stijgt, heb je meer liquide middelen. Als i stijgt,
37
Macro-economisch evenwicht en beleid:
IS-LM kan gebruikt worden om de impact van exogene shocken op de endogene variabelen van het
model te schatten (intrestvoet en output)
One kan ook de effectiviteit van de beleidsmix schatten, een combinatie van
- Fiscale politiek: veranderingen van overheidsuitgaven en belastingen
- Monetaire politiek: veranderingen in geldhoeveelheid
Fiscaal beleid beïnvloedt het evenwicht van de goederen in de markt, via veranderingen in G en T
deze verschuiving in IS beïnvloedt output en intrestvoet
Bij expansief monetair beleid zal LM naar rechts verschuiven geen effect
Onthou dat de evenwichtsvoorwaarde voor de economie uitgedrukt kan worden als G – T = S(Y) – I(i)
Als G-T toeneemt (fiscaal beleid), zal de economie proberen het onevenwicht weg te werken door:
- S te laten toenemen (multiplicator effect op output)
- I te laten dalen (crowding out op private investeringen)
38
- Een van de centrale bijdragen van Keynes
S=I
S = I(i) + (G-T)
G – T = S(Y) – I(i)
Kritiek op IS-LM
Centrale banken zijn niet gericht op geldhoeveelheid M, maar volgen eerder de intrestvoet regel
Het model kan gelijktijdige voorvallen van hoge inflatie en hoge werkloosheid niet verklaren
- Olie shock in ’70 leidde tot stagflatie
- Stagflatie betekende dat zowel expansionary (anti-recessie) als contractionary (anti-inflatie)
beleiden tegelijkertijd moesten toegepast worden
- Onmogelijk met IS-LM model
Economische analyses gebaseerd op aggregaten: wat met interacties tussen individuele agenten?
Nood aan micro-foundations (Lucas kritiek)
39
Robert Triffin en het proces van
Europese monetaire integratie
Robert Triffin (1911-1993)
Kritiek
40