You are on page 1of 26

Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Hoorcollege 1:
Waarom leren we Filosofie van de economie?
- Om de Modellen die we leren te bekritiseren/begrijpen
- Bepaalde economische gebeurtenissen verklaren

Wat is economie? Een paar verschillende definities:


- Economie is de uitleg van het ontstaan van materiele welvaart van de mens (Cannan)
- Economie gaat over “ Geluk en verbetering van de politieke samenleving” (Stewart)
- Economie gaat over de lagere driften/lagen van het menselijk bestaan, zoals eten
drinken dak boven het hoofd (Jennings/Jevons/Edgeworth)
- Economie is een wetenschap voor varkens (Pig-science). Het gaat alleen meer over dat
deel van het menselijk bestaan waarbij we ons niet onderscheiden van varkens. (Carlyle)

Wat later:
- Economie is het meeste uit het minste halen, ook wel een efficitentiestreven (Viner
1917)

Uiteindelijk is Economie een wetenschap van welvaart en welzijn, waar weer verschillende
opvattingen in mogelijk zijn. De ene econoom vindt het een morele wetenschap, terwijl de
ander zegt dat er helemaal geen moraliteit aan te pas komt.

Opvatting van Viner is een soort voorbode van Robbins opvatting:


- “economie is de wetenschap die menselijk gedrag bestudeert als een relatie tussen
doelen en schaarse middelen die alternatieve toepassingen hebben”
- 1. De meerdere doeleinden
- 2. Er is relatieve schaarste
- 3. Middelen moeten alternatief aanwendbaar zijn
- 4. De doelen zijn van verschillende preferentie

Als aan deze 4 voorwaarden voldaan wordt, is er een economisch keuzeprobleem die
opgelost moet worden.

Wat verwacht men over het algemeen van economie?


1. Vermogen om economische gebeurtenissen te voorspellen
2. Vermogen om de economie te Beheersen
3. Begrijpen hoe de economie werkt, en deze ook kunnen verklaren.

Economie dient een objectieve wetenschap te zijn, gevoelens van economen zouden hun
bevindingen niet moeten beïnvloeden.
Vaak wordt er van economen verwacht dat ze biased zijn richting de markt. Economen
geloven altijd in de positiviteit van een marktbestaan.
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Hoorcollege 2:
Wat is ideaal gedrag? Carl Menger veronderstelde dat beheersen ook een van de doelen van
de economie is. Uiteindelijk is bijna alles tegenwoordig gericht op beleidsadviesen. Met het
beheersen wordt bedoeld dat je gedrag in de goede richting wil sturen.

Maar wat is nu de goede richting? Dit veronderstelt een ideaalsituatie.


Normatief: feitelijke situatie wordt afgemeten tegen de ideaalsituatie (norm)

Dan is er nog de afweging of die ideaalsituatie gericht is op Individuele welvaart of op


Sociale/geaggregeerde welvaart.

Welvaartseconomie/normatieve economie: Bepaalt wat sociale welvaart is en hoe deze


wordt verhoogd, raakt aan ethiek
Positieve economie: Probeert econ. verschijnselen te verklaren en voorspellen (Menger). Als
men niet weet hoe dingen feitelijk werken is het ook niet mogelijk dit te verbeteren. Wordt
ook wel gezien als de onmisbare basis voor een economie.

“Er is alleen een normatieve economie mogelijk mits je eerst een goede positieve economie
hebt”

Incentives-principe is de kern van economische theorieën en economisch beleid:


- Belangrijke verklarende factor voor feitelijk gedrag
- Belangrijk (sturings)instrument bij beleidsvoorstellen

10 principes van de Economie (Mankiw)


Hoe maken mensen beslissingen
1. Mensen worden geconfronteerd met afwegingen
2. De kosten van iets zijn wat je opgeeft om het te verkrijgen
3. Rationele mensen oriënteren zich aan marginale grootheden
4. Mensen reageren op incentives
Hoe mensen met elkaar omgaan
5. Handel kan ervoor zorgen dat iedereen beter af is
6. Markten zijn vaak een goede manier op economische activiteiten te organiseren
7. De overheid kan soms de economische uitkomsten verbeteren
Hoe de economie als geheel werkt
8. De levensstandaard hangt af van de productie van het land
9. Prijzen stijgen als de overheid teveel geld drukt
10. De maatschappij moet op een korte termijn een afweging maken tussen inflatie en
werkloosheid

Over het algemeen bestuderen economen 3 verschillende soorten incentives


1. Economische
2. Sociale (Denk aan schaamte, reputatie)
3. Morele (Het juiste willen doen)
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt tussen verschillende beweegredenen:


- Externe (geld)
- Interne (schaamte/schuld)

Crowding-out: Interne beweegredenen worden weg gedrukt door externe.


Bekend voorbeeld kinderdagverblijf:
Ouders kwamen vaak te laat bij het ophalen van hun kinderen, wat vervelend was voor de
begeleiders. Begeleiders hadden bedacht dat een geldboete voor te laat komen zou helpen
hiertegen. Echter kwamen ouders nu nog vaker te laat, reden hiervoor?
Voorheen kwamen ouders te laat, maar voelden ze zich schuldig hierover (intern), dus
probeerde ze dit te voorkomen. Nu een geldboete ook een optie was, verdween dit
schuldgevoel, en gingen ouders kijken wat het ze opleverde en wat het kostte om wat te laat
te komen.

Benabou & Tirole over social responisibility


- Social preference models: Mensen zijn intrinsiek gemotiveerd om ook te letten op
belangen van anderen
- Belangrijkste inzicht: mensen geven ook om hun sociale imago en zelfbeeld

Aanleiding: experimentele gegevens wijzen erop dat :


- Niet-anonieme giften vaker voorkomen
- Mensen graag situaties ontlopen waar ze hun goedheid moeten tonen (bedelende
zwerver)
- Mensen hun eigen kleine vergrijpen goedpraten tbv hun zelfbeeld

Belonen (financieel of sociaal) van goed gedrag kan averechts uitpakken


Voorbeeld van sociaal belonen: “naming and shaming”

Is dit crowding-out?
B&T: Ja, maar van geven omwille van sociale imago, en niet van intrinsieke motivatie, omdat
ze inzien dat goed gedrag dan door anderen begrepen kan worden als teken van eigengewin
(anderen denken dat je iets alleen voor het geld of glorie doet) -> “noisy signalling”.

Beginselen van welvaartseconomie worden nauwelijks meer onderwezen. Het gaat


uiteindelijk om de normatieve vraag wat wij waardevol vinden/ wat wij onder sociale
welvaart verstaan
Sociale welvaart gaat niet om deelbelangen, maar om het belang van een samenleving als
geheel. Echter is het wel enigszins individualistisch: sociale welvaart is een functie van
individuele welvaarten.
De sociale welvaartsfunctie wordt vaak gezien als een optelsom van de welvaarten van alle
betrokkenen, waarbij elke individuele welvaart even zwaar gewogen wordt. Dit is het
ethische uitgangspunt wat wordt overgenomen van het utilisme. Belangrijk verschil is wel
dat bij de moderne welvaarteconomie ervanuit wordt gegaan dat de individuele nutsniveaus
niet met elkaar vergeleken kunnen worden, in tegenstelling tot bij het utilisme
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Het maximaliseren van de sociale welvaart wordt vaak gezien als het groter maken van de
totale economische ‘taart’. Hoe deze taart vervolgens verdeeld wordt, is echter weer een
ander vraagstuk. Tegenwoordig wordt steeds meer onderzocht of het wel ethisch is om de
twee losse vraagstukken zo scherp van elkaar te scheiden

De onzichtbare Hand
- Wordt gezien als een van de belangrijkste ideeën in de economie
- Wordt ook wel gezien als het begin van de economische wetenschap (Adam Smith 1776)
- Doorbraak in denken: handelen uit eigenbelang hoeft niet tot lage sociale welvaart te
leiden
Wat zijn nou de ideeën achter de onzichtbare hand? Adam Smith stelt dat wanneer er
vrijhandel is, het helemaal niet zo erg is als mensen uit eigenbelang handelen. Dit zou zelfs
tot een hogere sociale welvaart kunnen leiden dan wanneer sociale welvaart wordt
nagestreeft. Het is echter geen lofzang op eigenbelang/greed.
Belangrijk voor de onzichtbare hand is dat er vrijhandel is. Nu kijken we hoe het dat zit
volgens de welvaartstheorie

Walrasiaans Evenwicht
Een Walrasiaans (competitief) evenwicht is een allocatie van goederen en een prijsvector die
ervoor zorgt dat consumenten hun nut maximaliseren (bedrijven maximaliseren winsten) en
alle markten ruimen (er is geen aanbod- of vraagoverschot)

Pareto Verbetering
Een Pareto verbetering is een verandering van een gegeven allocatie naar een nieuwe,
waarvoor geldt dat de nieuwe allocatie voor ten minste 1 agent beter wordt, en voor
niemand slechter. Een allocatie is Pareto-efficient als er geen Pareto verbetering meer
mogelijk is.

Sociale welvaartsfuncties moeten aan het Pareto-principe voldoen: sociale welvaart is hoger
als een Pareto-verbetering heeft opgetreden. Dit wil niet zegen dat dit een eerlijke verdeling
is. Dit zou juist met extreme ongelijkheid gepaard kunnen gaan. Neem bijvoorbeeld een
situatie S waarbij miljoenen mensen verhongeren. Als er geen mogelijkheid is om deze
mensen iets beter af te maken zonder dat er ergens een miljardair iets slechter af is, dan is S
pareto-efficient.

2 Fundamentele Theorema’s:
1. Ieder Walrasiaans (competitief) evenwicht is Pareto-efficiënt.
2. Iedere gewenste Pareto-efficiënte allocatie kan gerealiseerd worden als een
Walrasiaans evenwicht (via markten dus), als een passende herverdeling van de
initiële middelen (endowments) wordt gerealiseerd.
De laatst genoemde was voor Sen(1993) een reden om te stellen dat deze in een
revolutionary’s handbook thuishoort.

Theorema’s wel onder aantal (strenge) aannames:


- Individuen zijn prijsnemers
- Ze moeten dezelfde prijzen betalen
- Er bestaan markten voor alle goederen
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

- Individuen kunnen vrij deelnemen


- Nutsmaximalisatie onder budget restrictie
- Geen toenemende meeropbrengsten
- …

Welk beleid volgt er nu uit deze FT’s?


- Op het eerste gezicht lijkt het alsof je de markt zijn werk moet laten doen (laissez faire)
Echter
- Dat betekent niet dat we alles over moeten laten aan de bedrijven, deze gaan immers
onderling afspraken maken dan (Adam Smith)
- Dat betekent ook niet dat werkelijk bestaande markten vrijer gemaakt moeten worden,
aangezien deze nooit perfect competitief zijn
- Lipsey en Lancaster laten in 1956 zien dat in het algemeen niet zo is dat wanneer 1
aanname beter gerealiseerd wordt, in werkelijkheid de resultaten ook beter zullen zijn.
Dit is de theory of second best.
- Bij toepassing van de tweede FT zijn mogelijk drastische herverdelingen nodig -> leidt
tot veel bezwaren en verzet
- Pareto-efficiënte uitkomsten kunnen om andere redenen (rechtvaardigheid bijv)
onacceptabel zijn

Redenen tot marktfalen kunnen zijn:


- Monopolie of marktmacht
- Informationele asymmetrie
1. Adverse selection en moreel wangedrag
2. Market for lemons
3. Principal-gent problems
- Publieke (niet-rivaliserende, niet-uitsluitbare) goederen
- Externaliteiten
- …

Hoorcollege 3

Coase Theorema
Coase theorema helpt met het beantwoorden van de vraag wat de beleidsimplicaties van
marktfalen zijn, en dan specifiek gericht op externaliteiten.

Defenitie van Externaliteiten/externe effecten:


Effecten voor sociale welvaart die niet verdisconteerd zijn in prijzen (alleen private kosten en
baten zijn verdisconteerd); hierdoor resulteert misallocatie van middelen.

Deze hoeven niet per se met externe partijen te maken te hebben!

Voorbeelden van externaliteiten zijn:


- Milieuvervuiling (negatief)
- Overlast door buren (negatief)
- Het nemen van voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat je een bron van besmetting
voor anderen bent (positief)
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Mogelijke oplossing (Pigou)


Maak verontreinigingen duurder door heffen van belastingen (is ook prikkel voor
ondernemingen om minder vervuilende - groene – productiemethoden te ontwikkelen.

Pigouviaanse belasting: belasting die op iedere unit productie van een vervuiler wordt
geheven, en die gelijk is aan de marginale schade die deze productie toebrengt tov het
efficiënte productie niveau

Mogelijke reacties externaliteiten:


- Privaat: fusies, afspraken
- Publiek: belastingen, subsidies, markt creëren, regulaties
- Geen actie

Coase impliceert: Marktfalen kan opgelost worden door nieuwe markt te creëren:
Maak 1 van 2 private partijen aansprakelijk voor kosten, maakt niet uit welke van de twee.
Nieuwe onderhandelingen zullen dan vanzelf leiden tot een efficiënte deal, waardoor de
sociale kosten zijn geïnternaliseerd. Dit kan bijvoorbeeld door een markt in overdraagbare
vervuilingsvergunningen te creëren.
Belangrijke Aanname: onderhandelen is kosteloos/ geen transactiekosten.

Vaak is de markt echter niet kosteloos, wat Coase eerder ook al benadrukte

Morele beperkingen van het Coase theorema


Zijn redenering hang af van de sociale kosten en opbrengsten gemeten in termen van
gevolgen:
- Voor het welzijn/ welvaart van individuen
- Zoals gemeten door de -feitelijke- mate waarin voorkeuren worden bevredigd
- Ongeacht overwegingen aangaande verdelende rechtvaardigheid (mogelijkheid: niet
vervuiler maar gedupeerde betaald schade)
Daarnaast zijn aannames problematisch/onrealistisch:
- De onderhandelingsmacht van de partijen en hun alternatieve opties zijn belangrijk
- Gevolgen voor toekomstige generaties, het milieu en andere levende wezens zouden
belangrijk kunnen zijn
- De visie van welvaart als bevrediging van voorkeuren zou fout kunnen zijn
- Gevolgen zijn niet per se de meest belangrijke factoren om rekening mee te houden

Eigendomsrechten (ER)
OH neemt impliciet aan dat eigendomsrechten gerespecteerd worden
Eigendomsrechten worden vaak gezien als de sleutel tot economische voorspoed

Maar werkt dezelfde redenering ook voor intellectuele eigendomsrechten (IER)?


Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Bij eigendom wordt vaak aan fysieke zaken gedacht. Het feit dat efficiënte markten
bescherming van eigendomsrechten voor niet-fysieke zaken nodig hebben is minder
duidelijk.

Intellectueel Eigendom vs Gewoon Eigendom


- Intellectueel eigendom gaat vaak over een idee (niet-fysiek)
- Ideeën zijn niet-rivaliserend en niet-uitsluitend (net als publieke goederen)
- Voor gewone eigendomsrechten is het recht een token
 Ik ben eigenaar van deze appel, dit land etc
- Voor intellectueel eigendom gaar het recht over een type
 Ontwerp van een machine (niet specifieke machine), compositie van een muziekstuk
(niet een specifieke CD met dat stuk erop), Ideeën in een boek (niet het boek zelf)

Bescherming IER brengt een afweging met zich mee:


IER zullen productie van ideeën aanmoedigen, maar zal tegelijk ook competitie voorkomen
en zorgen voor monopolies mbt ideeën.
Het zou efficiënt zijn om al gedane ontdekkingen vrij toegankelijk te maken, maar de
afwezigheid van IER ontmoedig de productie van nieuwe ideeën.

Argumenten voor bescherming IER


Gebaseerd op natuurlijke rechten:
- Gebaseerd op Locke’s verdediging van ER
 Mens is eigenaar van zichzelf
 Recht zichzelf in leven te houden
 Eigenaar van wat hun werk voortbrengt
 Door arbeid te mengen met fysieke zaken worden ze eigenaar van dingen
- Maar werkt dit voor IER?
 Bescherming van IE is niet nodig om te overleven
 Idee of uitvinding helpt mij overleven, maar maakt niet uit als iemand anders het
ook gebruikt
 Anderen ervan weerhouden een idee te gebruiken lijkt minder gerechtvaardigd tov
gewoon ER

Gebaseerd op persoonlijkheid:
- Gebaseerd op Hegeliaanse idee dat eigendom het symbool is van persoonlijkheid
 Iemands recht om zijn eigen persoonlijkheid uit te drukken in een boek, opname of
design -> recht om eigenaar te zijn van je eigen ideeën
- Werkt dit argument voor IER?
 Misschien voor toeschrijvingsrechten (mijn naam moet op het boek komen
 Maar niet noodzakelijker wijs een goed argument om iemand ervan te weerhouden
mijn idee te gebruiken
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Gebaseerd op Utilitaristisch argument


- Argument:
 Ideeën, uitvindingen en werken zijn goed voor de maatschappij in het algemeen
 IER zorgen voor de juiste (monetaire) incentives voor de productie van ideeën.
Zonder IER te weinig aanbod
- Aanname
 Exclusieve gebruiksrechten zijn nodig om ideeën te laten bestaan
- Werkt dit argument voor IER
 De aanname is niet volledig juist, ideeën werden al geproduceerd voordat er IER
waren, en ze worden nog steeds geproduceerd zonder aanwezigheid van
bescherming
 Omdat alle ideeën op andere ideeën voortbouwen, zou IER ervoor kunnen zorgen
dat productie van ideeën zelfs afneemt
Algemene conclusie:
In de wereld van ideeën, uitvindingen en creatieve & wetenschappelijke werken lijkt het
direct toepassen van de onzichtbare hand theorie onmogelijk

Morele grenzen van markten


Economisch denken en een beleid gebaseerd op economische principes corrumperen
mensen, vooral in niet-markt contexten.
Deze stelling wordt vaak gebaseerd op deugdethiek.
3 hoofdstromingen in Ethiek:
1. Deontologie (bijv. kant)
2. Consequentialisme (bijv utilisme)
3. Deugdethiek (gebaseerd op Aristoteles)
In tegenstelling tot Deontologie en Consequentialisme, gaat het bij Deugdethiek niet om het
opstellen van regels/richtlijnen van gedrag, maar om het ontwikkelen van deugden.

Deugden: Diepgewortelde karaktertrekken van sommige mensen

Deugdetici veronderstellen dat alles tot koopwaar maken zorgt voor uitholling van onze
deugden
Burni en Sugden (2013) veronderstellen juist dat markten bepaalde deugden aanwakkeren
 Er kan worden geredetwist over wat precies deugden/ondeugden zijn

3 argumenten voor stelling “Er zijn dingen die niet te koop zouden moeten zijn”

Argument vanuit eerlijkheid:


- Uitwisselingen kunnen oneerlijk zijn, bijvoorbeeld tussen ongelijke partijen waarbij de
benadeelde partij geen andere optie heeft of niet goed geïnformeerd is
- Goed argument?
 Zijn er geen alternatieven naast verbieden, zoals verbeteren van alternatieve opties
of mensen informeren?

Argument vanuit degradatie:


Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Sommige goederen op de markt verhandelen kunnen waardering juist omlaag brengen


(geschenken bijvoorbeeld)
Andersom:
Markt relaties kunnen gekarakteriseerd worden door de volgende normen:
- Onpersoonlijk
- Iedereen vrij om persoonlijk voordeel na te streven
- Private goederen
- Waarderingen zijn subjectief
- Ontevredenheid wordt geuit door exit
Is degradatie een goed argument om markten te weren?
Reiss: Markten zijn in principe niet schadelijk in dit geval, zolang er ook een alternatief is om
geschenken te verhandelen.

Utilitaristisch argument:
Het vervangen van soorten uitwisselingen door marktuitwisselingen kan welzijn/welvaart
verminderen
Monetaire prikkels kunnen leiden tot crowding-out
- Bloed doneren
- Kinderdagverblijf experiment

Telos van de markt: wederzijds voordeel

Markt deugden
 Universaliteit
 Ondernemerschap en alertheid
 Respect
 Vertrouwen en betrouwbaarheid
 Acceptatie van competitie
 Zelf-hulp
 Niet-rivaliteit
 Stoïcijns over beloning

Hoorcollege 4

Welzijn
Evaluatieve term (je kan niet teveel welzijn hebben)
- Iets wat het waard is om na te streven (waardeoordeel)
- Beoordeling van hoe goed het met iemand gaat (een normatieve maatstaf)
In de filosofie: ‘Dat wat uiteindelijk goed is voor een persoon’

Welzijn als voorkeursbevrediging


Preference-satisfaction theory
Welzijn = het bevredigen van voorkeuren
- Feitelijke voorkeuren
Bevrediging van voorkeuren die mensen feitelijk hebben (die mogelijk ondoordacht,
schadelijk, ongezond etc kunnen zijn)
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

- Gereinigde voorkeuren
Niet alle feitelijke voorkeuren dienen bevredigd te worden. Slechtgevormde, niet
goed doordachte en inconsequente voorkeuren moeten niet in overweging gebracht
worden
 “Laundered” voorkeursvolgorde

Feitelijke voorkeuren
Veel economen kiezen dit, aangezien het gemakkelijk te meten is. Mensen kiezen wat ze
prefereren, dus welzijn kan gemeten worden in wat ze kiezen.
Echter, kunnen mensen ook verkeerde keuzes maken
- Mensen kunnen verkeerd geïnformeerd over de dingen waar ze voorkeuren over
hebben of gevolgen verkeerd inschatten
- Mensen zouden kunnen falen in uitvoeren van hun voorkeuren (wilszwakte)
- Mensen zouden een voorkeur kunnen hebben om dingen te doen die hun welzijn niet
verbeteren (bijvoorbeeld dingen waar je verslaafd aan kan raken)
Als keuzes niet altijd toevoegen aan het welzijn van een persoon, dan schiet de feitelijke
voorkeur visie te kort

Gereinigde Voorkeuren
Nadruk ligt op wat rationeel is voor mensen om te kiezen
Voordeel is dat de slechte keuzes in dit geval eruit worden gefilterd
Nadeel is dat het lastiger te meten is
Problemen bij Gereinigde Voorkeuren:
- Soms prefereren volledig geïnformeerde mensen niet altijd wat goed is voor henzelf,
bijvoorbeeld wel voor een ander
- Mensen kiezen niet altijd wel uiteindelijk goed voor ze is (bijvoorbeeld keertje drugs en
vervolgens verslaafd, of conflict tussen korte en lange termijn voorkeur)
- Volledig geïnformeerde mensen kiezen soms niet wat goed voor ze is (obsessief gedrag,
voorkeuren die niet te behalen zijn)

Gevaren van het laundering van voorkeuren:


- Hij die reinigt kan soms zijn eigen voorkeuren in betrekking nemen bij het kiezen van
andermans voorkeuren (paternalisme)
- Mensen kunnen het niet eens zijn met de gereinigde voorkeuren die aan het
toegeschreven worden

Daarnaast bestaan er ook kwaadwillende voorkeuren (sadisme, anderen pijnigen), wat weer
een probleem is voor de preference satisfaction view:
- Kwaadwillende voorkeuren zijn problematisch vanuit een moreel standpunt vanuit het
beleid
- Verhoogt beleid welzijn zelfs in het geval van kwaadwillende voorkeuren
- Kan een gereinigde voorkeur visie dit probleem vermijden? (nee!)

Dure smaak. Er is niks mis met het hebben van dure smaak, maar zou beleid dan
geëvalueerd moeten worden door alle voorkeuren even zwaar te wegen?
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Hedonisme
Welzijn bestaat uit een mentale toestand zoals genieten of geluk.
Jeremy Bentham (1789): Welzijn is de mate waarin genoegen pijn overtreft (pain-pleasure
calculus)

Problemen:
1 Alle genoegen worden op 1 lijn geplaatst:
- Vanuit een moreel en praktisch standpunt zijn niet alle genoegens even waardevol
- John Stuart Mill probeerde dit op te lossen door hogere en lagere genoegens te
onderscheiden, maar dit levert weer nieuwe problemen op

2 De Ervaringsmachine:
Stel er bestaat een machine die je geestelijk kan laten meemaken wat je maar wil, denk aan
een vriend maken of een goed boek schrijven. Zou je dan voor levenslang inpluggen?
3 redenen waarom niet:
- Je wilt bepaalde dingen doen, niet alleen de ervaring ervan hebben
- Daarnaast wil je een bepaald soort mens zijn. Iemand die in een machine geplugd zit is
eigenlijk niet echt meer als mens te beschrijven. Is hij stoer? Aardig? Slim? Enzovoorts
- Bovendien limiteert het je naar een door mensen gefabriceerde realiteit, die niet dieper
of belangrijker is dan wat mensen kunnen produceren. Het is heel oppervlakkig

3 Het probleem van mentale aanpassing (A. Sen)


- Individuen die zijn opgegroeid in miserabele omstandigheden kunnen hun voorkeuren
en verwachtingen daaraan aanpassen; wellicht genoegen in plaats van pijn ervaren, ook
al lijkt hun leven ellendig. Denk bijvoorbeeld aan een gelukkige slaaf, of een ongelukkige
miljardair
- Andere overwegingen dan genoegen zijn belangrijk om iemands welzijn de beoordelen.

Objectieve Lijst Theorieën


Er zijn bepaalde dingen die iedereen van waarde zou moeten achten, omdat ze goed voor
ons zijn. Mensen hoeven geen waarde te hechten, of genoegen te ontlenen, aan dingen die
objectief goed zijn voor hun welzijn. Welke dingen precies? (Lijst)

Volgens Martha C. Nussbaum:


 Leven: het in staat zijn om te leven, niet vroegtijdig overlijden
 Lichamelijke gezondheid: Zorgen dat je gezond bent
 Lichamelijke integriteit: Het mogelijk zijn van vrij te kunnen bewegen van plaats tot
plaats, en dat je niet bijvoorbeeld verkracht of mishandeld of iets dergelijke wordt
 Zintuigen/gedachte: In staat zijn om zelf na te kunnen denken, een eigen fantasie
hebt. Vrijheid om te geloven wat je zelf wilt.
 Emoties: Het hebben van emoties, en gevoelens richting andere mensen.
 Zelf bepalen: Men moet ook zelf kunnen bepalen waar je gelukkig van wordt en
waarvan niet
 Affectie: Gevoelens hebben richting andere mensen, en daar ook empathie jegens
weet op te brengen. Ook om een eigen waardigheid te hebben
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

 Andere soorten: Het mogelijk zijn om te kunnen gaan met andere soorten, zoals
dieren en planten
 Spelen: Mogelijk zijn om te kunnen lachen en spelen
 Controle over eigen omgeving: Dat je niet een speelbal bent van je omgeving maar
dat je je omgeving een beetje kan kiezen en zo kan plooien dat het bij je past, zowel
politiek als materieel

Voordeel van de lijst: ze willen welzijn niet reduceren tot slechts 1 eigenschap
Nadeel:
- Hoe kan je zo’n lijst rechtvaardigen? (weten filosofen het beter?)
- Hoe bepalen we wat er op de lijst moet?
- Hoe kunnen we het welzijn van verschillende mensen vergelijken en rangschikken

The Evidential View


Zoals gemerkt hebben alle theorieën over welvaart problemen. Wat hieraan te doen?
- Stop met proberen welzijn te definiëren
- In plaats daarvan vragen
 Hoe evalueren of meten we welzijn
 Wat zijn dingen die we als aanwijzing voor welzijn kunnen zien?
Beschouw het vervullen van voorkeuren niet als welzijn, maar als indicatie voor welzijn.

Kostenbatenanalyse: de manier van de econoom om beleid te evalueren.


Probleem: bereidheid te betalen geeft ook aan hoe rijk iemand is.
Vraag: kunnen preference-satisfaction view en kostenbatenanalyse nuttig zijn in de praktijk?
P-s view is geen goede theorie voor welzijn, maar kan onder sommige omstandigheden wel
een goede indicatie leveren.
- Als mensen goed zijn in beoordelen van gevolgen van een project
- Als ze voorkeuren hebben die alleen op hun eigen welzijn gericht zijn
Wordt er altijd voldaan aan deze voorwaarden? Nee
Wanneer dit wel geval is, dan is bereidheid om te betalen mogelijk betere indicatie dan
vragenlijsten en dergelijke. Deze aanpak mogelijk beter dan een objectieve lijst aanpak, want
die gaat voorbij aan wat mensen zelf belangrijk vinden.

Hoorcollege 5
Ongelijkheid en verdelende rechtvaardigheid
Naast het idee van de koek zo groot mogelijk maken (besproken HC 1 welvaartseconomie),
vinden we het ook belangrijk hoe deze koek verdeeld wordt. Theorieën over de verdelende
rechtvaardigheid hebben dus implicaties voor economische kwesties (belastingheffing bijv).
Deze implicaties begrijpen is erg belangrijk voor economen.
Theorieën over verdelende rechtvaardigheid hebben implicaties op het ontwerp van
instituties die op hun beurt economische uitkomsten beïnvloeden. Een minimaal begrip van
deze theorieën is daarom essentieel.

Als het gaat over groeiende ongelijkheid en over manieren om deze tegen te gaan, dan
hebben we het feitelijk over (verdelende) rechtvaardigheid
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Theorieën over verdelende rechtvaardigheid:


- Consequentialistisch
 Utilisme
 Capability benadering (Sen)
- Deontologisch
 Sociale contract theorieën (Rawls)
 Libertarisme (Nozick)
- Deugd-etisch
 HC 3

Utilisme
Een situatie (beleid) is gerechtvaardigd als het collectieve nut wordt gemaximaliseerd

3 verschillende opvattingen:
- Consequentialistisch: Alleen gevolgen tellen, niet intenties
- Welfaristisch: Alleen gevolgen voor het welzijn (nut) van de betrokkenen tellen
- Sum-ranking: Alleen totale nut (ongewogen optelsom) telt. Etisch element: gelijke
weging van belangen van alle betrokkenen

Afnemend marginaal nut impliceert dat bij grote ongelijkheid herverdeling van rijkdom van
rijk naar arm collectief nut kan verhogen
2 aannames:
1. Afnemend marginaal nut
2. Herverdeling verkleint grootte van de koek niet
Problemen: bij 1, hoeft niet voor alles te gelden en is moeilijk meetbaar.
Bij 2, ontmoedigt productieve inspanning

Kritiek op Utilisme:
- Negeert rechten van mensen
 Veronderstelt: rechten hebben geen eigenstandige waarde
 Rechten zijn hooguit van belang voor zover ze totaal welzijn/nut beïnvloeden
 Is het moreel toelaatbaar om rechten op te offeren puur voor verhoging van
collectief welzijn?
- Negeert het belang van verdeling
 Verdeling is hooguit indirect van belang; alleen voor zover het totale welzijn
beïnvloedt
 De ongelijkheid in een situatie van maximaal totaal nut kan erg groot zijn, omdat
sommige mensen beter zijn in omzet van middelen in nut dan anderen
- Interpersoonlijke nutsvergelijkingen zijn problematisch
 Als nut en welzijn worden begrepen in termen van voorkeursbevrediging, dan zijn
interpersoonlijke nutsvergelijkingen zeker problematisch.
 De reactie van economen: gebruik pareto-optimaliteit!
- Paretop optimaliteit als vervangend criterium zelden toepasbaar
 Moelijk operationaliseerbaar
 De meeste beleidsmaatregelen leiden tot winnaars en verliezers, en zijn dus niet
Pareto-vergelijkbaar
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Justice as Fairness (John Rawls)


3 fundamentele uitgangspunten voor openbare politieke cultuur van democratische
samenlevingen:
- Burgers zijn vrij
- Burgers zijn gelijk
- De samenleving moet een eerlijk systeem van samenwerking zijn

Liberale politieke opvattingen van rechtvaardigheid:


- Alle burgers hebben individuele rechten en vrijheden
- Aan deze rechten en vrijheden wordt een speciale prioriteit toegekend
- Verzeker dat er voldoende middelen zijn voor mensen om effectief gebruik te maken
van hun vrijheden.
Gedachtenexperiment van Rawls: Mensen worden achter een sluier van onwetendheid
geplaatst, en moeten vanuit deze sluier hun ideale samenleving omschrijven (bijvoorbeeld
liberaal of socialistisch), zonder dat zij zelf weten wat voor positie zij in deze samenleving
gaan aannemen (blank of donker, rijk arm, man vrouw enz).

Leidende ideeën van Rawls zijn dat mensen eigenlijk met geluk of pech geboren worden.
Met geluk als je heel slim bent bijvoorbeeld, dan kom je vaak ook uit een slim welvarend
milieu, dan zijn je kansen veel hoger om goed terecht te komen dan wanneer je in een
minder goed milieu geboren wordt. Echter is totale gelijkheid ook niet goed, want dit leidt
tot minder motivatie/productiviteit.

Principes justice of fairness (op volgorde van prioriteit):


- Priority of liberty: Elk persoon heeft dezelfde onaantastbare claim op een volledig
adequaat stelsel van gelijke basisvrijheden, waarbij dit stelsel compatibel moet zijn met
hetzelfde stelsel van vrijheden voor iedereen
- Sociale en economische ongelijkheden moeten aan 2 voorwaarden voldoen
 Fair equality of opportunity: De burgers met dezelfde talenten en bereidheid om
deze te gebruiken hebben dezelfde kansen in termen van onderwijs en de economie,
onafhankelijk van of ze rijk of arm geboren zijn
 The difference principle: Staat ongelijkheden in vermogen en inkomen toe, in
zoverre deze tot iedereens voordeel dienen, en met name in het voordeel van de
slechtsten-af

Libertarisme
Standen van zaken zijn rechtvaardig als ze de uitkomst van een proces waarin individuen
vrijwillig handelen en waarin hun rechten niet worden geschonden
Acties zijn goed zolang deze niet de vrijheden van iemand anders aantasten. Overheid treedt
eigenlijk alleen op als iemand iets tegen zijn wil moet doen

Een persoon is rechtmatig eigenaar van iets als hij deze volgens the principle of justice of
acquisation heeft verkregen, of van iemand anders via the principle of justice of transfer
heeft verkregen.
De overheid moet ingrijpen wanneer iemand iets verkrijgt op een manier die in strijd is met
beiden principles. Dit heet the principle of rectification of injustice. Belasting wordt gezien als
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

diefstal. Alleen belastingen die nodig zijn voor het functioneren van een minimal state (law
and order) zijn gerechtvaardigd.

Problemen:
- Eigendomsrechten zijn moeilijk te verdelen
- Externaliteiten worden genegeerd
 Derden kunnen lijden onder vrijwillige transacties
 Marktimperfecties en negatieve externaliteiten kunnen meer dan een minimal state
vereisen
- Huidige ongelijkheden stammen waarschijnlijk af van onrechtmatigheden in het
verleden
 Het is niet makkelijk de bronnen te achterhalen
 Nozick levert geen theorie van rechtzetten van onrechtmatigheden uit verleden

Capability approach (Amartya Sen)


Richt zich op benodigdheden voor een waardig leven (meer dan alleen geld)
Sen: “Sociale welvaart moet worden begrepen in termen van capabilities en economisch
beleid dient zich op bevordering, verruiming en eerlijke verdeling van capabilities te richten.
Vergelijkbaar met Nussbaums objectieve lijst theorie (HC4)

Utilisme neemt alleen nut/welzijn in beschouwing en negeert rechten en vrijheden.

Capability approach van Sen is redelijk vergelijkbaar met dat van Rawls. Verschil zit hem erin
dat bij rawls geld wordt zien als een proxy voor nut, wat problematisch is. Sen ziet het als
volgt:
- Inkomen is een middel (geen doel)
- Verschillende individuen hebben verschillende mogelijkheden om middelen om te
zetten in nut/welzijn. Mensen verschillen qua
 Persoonlijke karakteristieken
 Omgeving waarin ze leven
 Sociaal klimaat waarin ze leven
 Relationele perspectieven
 Verdelingen binnen de familie
Sen: mensen moeten het soort leven kunnen leiden dat ze willen leiden. Hiervoor hoeven
formele vrijheden (het hebben van primary goods) niet toereikend te zijn. Iets anders is
nodig: “Capabilitiets”.

Kritiek Sen op Nozick:


Puur proceduele regels houden geen rekening met uitkomsten
- Armoede en hongersnoden kunnen soms alleen worden afgewend als rechten worden
geschonden, niet per se uit afwezigheid van voedsel
Prodecuele regels kunnen tekortschieten voor mensen om het soort leven te leiden dat zijn
willen leiden
- Iets anders is hiervoor nodig : Capabilities
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Om welvaart te evalueren: richt je op wat mensen in hun eigenlijke leven kunnen zijn en
kunnen doen:
- Functionings zijn ‘beings and doings’: verschillende toestanden van mensen en
activiteiten die iemand kan ondernemen
 Beings: goed gevoed zijn, of juist ondervoed zijn, onderwezen of juist niet enz
 Doings: reizen, voor een kind zorgen, stemmen, deelnemen aan debat enz.
- Capabilities: Zijn de reële vrijheden en mogelijkheden van een persoon om functionings
te behalen (alternatieve combinaties van functionings die haalbaar zijn voor een
persoon)

Kritiek op Capability theory:


- Principes van rechtvaardigheid worden niet verantwoord
- Onduidelijk of het een uitkomst (functionings) of mogelijkheid (capability) theorie is
- Onduidelijk hoe functioning/capabilities moeten worden geselecteerd en hoe ze te
evalueren/wegen zijn
- Een principe van verdeling ontbreekt
- De scheidslijn tussen individuele en collectieve verantwoordlijkheden is onduidelijk
- Onduidelijk wie de lijst met geselecteerde capabilities moet uitbreiden

Hoorcollege 6 Verklaren
Verschil tussen verschillende vormen verklaringen
- Singulier : Gaat over 1 bepaalde gebeurtenis
- Algemeen : Gaat over een bepaald principe of concept in het algemeen
- Gedeeltelijk: beschrijft maar een deel van de verklaring
- Schets: Denkt het ongeveer te weten, maar not sure
- Potentiële: Geeft een paar mogelijkheden

Explanandum: Dat wat je wil verklaren


Explanans : Beweringen die samen de verklaring vormen

Deductief-Nomologisch (DN) Model van Verklaring


1. De verklaring moet een geldige (valide) deductief argument zijn (conclusie mag geen
nieuwe informatie bevatten)
2. De explanans moet tenminste één algemene wet bevatten die nodig is voor deductie
3. De explanans moet empirisch testbaar zijn
4. De zinnen in de explanans moeten waar zijn

Drie hoofdbezwaren tegen het DN-Model:


1. Veel verklaringen in de wetenschap voldoen niet aan criteria van DN model
 Wetenschappers maken vaak gebruik van gedeeltelijke, schets- of potentiële
verklaringen. Deze verklaringen bevatten vaak geen algemene wet. Daarnaast
beantwoorden wetenschappers vaak counterfactual vragen
2. Veel argumenten die voldoen aan eisen DN model worden over het algemeen niet
gezien als verklaring
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

 DN model maakt geen onderscheid tussen relevante en irrelevante informatie in een


verklaring. Neem bijvoorbeeld Max (man) is dit jaar niet zwanger geworden.
Verklaring: Max heeft condooms gebruikt. Dit klopt voor DN model, maar is geen
juiste verklaring.
3. DN model negeert pragmatische aspecten van verklaring
 De informatie die geleverd moet worden hangt af van de exacte vraag die gesteld
wordt. Om explanandum te specificeren, kunnen verklaring-zoekende vragen
contrasterend gevraagd worden. Bijv waarom x ipv y?

Alternatieven voor DN model


- Statistische relevantie (SR)
- Causaal Mechanistisch (CM)
- Unicifatie
- Pragmatische theorie
- Interventionistisch

Interventionistisch model
- Model probeert objectieve afhankelijkheidsrelaties te verklaren
- Verklaringen zijn antwoorden op counterfactual vragen: wat-als-dingen-anders-
geweest-waren
- Intervariante generalisaties i.p.v wetten. Vb: Als Y gebeurt vanwege X: Y hangt af van X,
zo dat Y niet gebeurd zou zijn als X ook niet gebeurd is.

Economische modellen worden ook gebruikt om sociale verschijnselen te verklaren


Vb waarom zijn sommige landen rijk en sommige landen arm?
Zijn extreem veel verklarende factoren die hier van belang zijn. Te veel

Uitdaging:
Er zijn teveel verklarende factoren, en ook teveel uitzonderingen. Antwoord geven op de
vraag vereist uitgebreide kennis van de kenmerken van de landen (geschiedenis, cultuur,
instituties enz). Het verklaren van het verschil is dus niet zo makkelijk.

Goed om te hebben:
Algemeen menu van verklarende factoren die uit verchillende modellen komen.
Land-specifieke details over cultuur politiek geschiedenis economie enz.

Hoorcollege 7 Modellen
Verschillende economische modellen bekend:
- Circular Flow Model (soort kringloop tussen bedrijven en huishoudens)
- MOnetary National Income Analogue Computer (MONIAC)
- IS-LM model

Hotellings Locatie Model


Hotellings Locatie model beschrijft waarom er minimale differentiatie is. Denk aan het
voorbeeld met de ijskarren op het strand die naast elkaar staan, of aan de honderden films
met hetzelfde thema
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

In het Hotellings Locatie Model worden een aantal (onrealistische) aannames gebruikt:
1. Begrensde lineaire markt (strand)
2. Twee verkopers, identieke producten, verschillende locaties
3. Productiekosten 0
4. Consumenten uniform verdeeld
5. Iedere consument kan maar 1 product kopen
6. Vraag perfect inelastisch
7. Consumenten hebben (lineaire) transportkosten (10 keer zo kut om 10 meter te
lopen dan om 1 meter te lopen)
8. Consumenten kopen van goedkoopste verkoper
9. Verkopers willen winst maximaliseren
10. Elke verkoper neemt aan dat de prijs en locatie van de anders vaststaat
11. Verkopers kunnen niet gezamenlijk de prijzen vaststellen
Ondanks dat bekend is dat eigenlijk bijna al deze aannames niet juist zijn, blijft het
interessant om te onderzoeken waarom die twee ijskarren dan zo dichtbij elkaar gaan staan

Hoe onwaar is je model? Zijn verschillende gradaties


- Locatie toepasbaarheid: onwaar als het op breder gebied wordt toegepast
- Voorwaarden voor toepasbaarheid worden nooit gevonden in werkelijkheid: hooguit
benadering
- Incompleet: laat een of meer causaal relevante variabelen weg
- Beschrijft de interactie van de variabelen verkeerd
- Toont een totaal verwrongen beeld van de werkelijkheid: Interacties zijn verkeerd +
sommige entiteiten en/of hun eigenschappen bestaan niet

Bijzondere geval Hotellingsmodel:


- Onwaar: Het is een ontzettend onrealistisch model
- Niet Robuust: Ontzettend gevoelig voor veranderingen in de aannames
- Incorrect: Eigenlijk volgen de resultaten ook niet eens uit de aannames

En toch lijkt het alsof het model wel inzicht verschaft, met name hoe het kan dat
producten/locaties vaak zo weinig van elkaar verschillen.

De Verklaring Paradox
Economische modellen zijn onwaar
Economische modellen zijn toch verklarend
Alleen ware modellen kunnen verklaren

Vaak veel (simplistische) kritiek op modellen: “Economie is stom, want er wordt verwacht
dat mensen altijd rationeel handelen”. Onaannemelijke aannames, dus slaagt er niet in om
echte wereld te beschrijven -> probleem P1

Reactie economen op probleem:


- Kaart analogie: Laat alle irrelevante informatie weg
- De echte wereld is zeer complex, dus een model moet dit simplificeren (we moeten iig
het model snappen)
- Geen probleem als het werkt
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Reactie “filosoof” economen op probleem:


- Je moet model als karikatuur zien, dus sommige dingen vergroot sommige dingen
verkleind (Gibbard en Varian)
- Analogieën en Standaardgevallen (Gilboa)
- Je moet het als geloofwaardige werelden zien, zoals in fictie (Sugden)
- Het zijn fabels, een soort vertekening van de werkelijkheid met een bepaald moraal
(Rubinstein, Rodrik)

Reacties Filosofen die wat minder simplistisch ernaar kijken:


Belangrijkste doel is dat er een vorm van gelijkenis tussen het model en de echte wereld is.
Wanneer het model daaraan voldoet, is het helemaal niet erg als er een paar
ongeloofwaardige aannames bij komen.

Ondanks deze reacties, blijft de Paradox bestaan. Nu probleem P2:


- Gemis van algemene wetten en principes
- Gebrek aan robuustheid

P1 + P2 = Geavanceerde Kritiek
Onrealistisch op de verkeerde manier.

“Economische modellen zijn onwaar” moet vervangen worden door


“Economische modellen kloppen wel/kunnen wel kloppen”, want bevat waarheden (Mäki)
Of laten waarheden zien als er geen storingen zouden zijn/ waar in abstractie (Cartwright)

Of “Economische modellen zijn toch verklarend” moet vervangen worden door


“Economische modellen zijn niet verklarend” Conceptuele exploratie (Hausman)
Modellen als heuristic devices (Alexandrova)
Hoe iets mogelijker wijs gebeurd is (Grüne-Yanoff)

Zijn ook filosofen die zeggen dat “Alleen ware modellen kunnen verklaren” vervangen moet
worden door “Verklaring heeft geen waarheid nodig” Geloofwaardige werelden (Sugden)

Wat bedoelen we als we zeggen dat een model verklaart


Sterke interpretatie: Model is verklaring
Zwakke interpretatie: Model geeft relevante informatie voor verklaring
Zwakkere interpretatie: Model geeft informatie die relevant zou kunnen zijn voor verklaring

Verschillende modellen geven verschillende verklaringen


Nieuwe modellen breiden menu van verklaringen uit
Per situatie helpt analyse van data en econometrische methoden om model te kiezen

Hotellings locatie model is dus ‘uitbreiding van menu’ in de theorie van imperfecte
competitie doordat het:
- Veronderstellingen van implicaties van winst-maximalisatie betwist
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

- Een nieuwe theoretische verklaring van stabiliteit competitie in modellen van imperfecte
competitie voorstelt
- De set van explanantie vergroot door nieuwe factoren te suggereren
- Set van explananda vergroot door te wijzen op observaties die een verklaring nodig
hebben
- Te functioneren als een werkmodel/raamwerk voor modellen dat nuttig bleek te zijn
voor analyse van andere aspecten van imperfecte competitie

Vermijd gebruikelijke fouten:


- Niet alle modellen hebben specifieke doelen uit de echte wereld
- Modellen verklaren niet op zichzelf, maar helpen met verklaren
- Economen werken met een set aan modellen om een verklaring op te stellen
- Verklaring is niet de enige functie van modellen
- De verklarende kracht van een model is beter te begrijpen in de context van andere
modellen en verklaringen

Hoorcollege 8 Rationaliteit & Speltheorie


Ordinale Keuzetheorie (besluitvorming onder zekerheid)
Voorkeur (preferentie)
Gedeeltelijke evaluerende rangschikking
- Ik prefereer Roffa boven Leiden qua levendigheid
- Ik prefereer Leiden boven Roffa qua historie
Voorkeur = alle zaken meegenomen
Ik prefereer roffa boven leiden

2 opvattingen:
- Veel economen willen zo min mogelijk verwijzen naar niet-waarneembare mentale
toestanden
- Mensen laten hun voorkeur zien in hun keuzes -> voorkeuren afgeleid uit keuzegedrag

Voorkeuren helpen keuzes te verklaren, maar ze zijn niet identiek. Het definiëren van
voorkeur als keuze sluit per definitie tuit dat mensen tegen hun voorkeur in kunnen gaan.
Daarnaast verwijzen economen ook naar overtuigingen en verwachtingen om keuzes te
verklaren. Dus keuzes worden verklaard door overtuigingen/verwachtingen en voorkeuren.

Axioma’s van voorkeursrepresentatie:


 Transitiviteit: als x >= y en y >= z dan x >= z
 Volledigheid: Agent is in staat om alle beschikbare alternatieven te rangschikken
 Continuïteit: Nodig voor een continue nutsfunctie
2 Vragen over axioma’s
- Zijn de axioma’s normatief accuraat? Zouden voorkeuren idealiter aan deze axioma’s
moeten voldoen?
- Zijn de axioma’s in beschrijvende (positieve) zin? Zijn ze nuttig bij het verklaren en
voorspellen van echte keuzes?

Normatieve rechtvaardiging van transitiviteit:


1. Geldpomp argument:
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Stel persoon verkiest appel > kiwi, kiwi > banaan en banaan > appel. Dan zou een slimme
verkoper bijv een banaan kunnen verkopen voor x, maar dan voor een kiwi net iets meer
vragen, en voor een appel weer net iets meer, en dan vervolgens voor een banaan weer
net iets meer, totdat de koper blut is. Dit kan niet
Argument tegen Geldpomp: Veronderstelt dat je handelt naar je voorkeuren, hebben eerder
gezien dat dit niet per se hoeft. Bovendien zouden je voorkeuren kunnen veranderen.
2. Transitivteit definieert voorkeur: slap argument

Normatieve rechtvaardiging van volledigheid:


Heel lastig te rechtvaardigen. Afwezigheid van een voorkeur betekent niet per se dat
mensen indifferent zijn.
Kleine-verbetering argument: Als mensen echt indifferent zijn zou een klein bedrag de
doorslag moeten geven.

Voldoen de axioma’s in bedrijvende zin?


Volledigheid:
- Moeilijk te testen
- Mensen kiezen soms probabilistisch: stochastische voorkeuren
- Conflicteert met volledigheidsaxioma dat zegt dat mensen altijd x>y y>x of y=x vinden
Transitiviteit:
- Mensen overtreden vaak het transitiviteitsaxioma: omkering van voorkeuren

Omkering van voorkeuren


- Framing effects
- Hyperbolic discounting

Framing: manier van beschrijven van het probleem kan keuze van mensen, ook als feitelijk
dezelfde informatie wordt gegeven

Kardinale Keuzetheorie (besluitvorming onder risico)


Alternatieven worden geïnterpreteerd als vooruitzichten op gevolgen/uitkomsten
(‘loterijen’)
Actie -> Kans dat een gevolg daarwerkelijk plaatsvindt
Extra aannames zijn nodig -> onafhankelijkheidsaxioma’s:
- Laat p∈[0,1] en X,Z,Y uitkomsten.
X≥Y als pX + (1-p)Z ≥ pY + (1-p)Z
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Allais Paradox
Loterij A Loterij B
Kans Prijs Kans Prijs
1 1 miljoen 0.89 1 miljoen
0.10 5 miljoen
0.01 0
Loterij A of B?
Loterij C Loterij D
Kans Prijs Kans Prijs
0.11 1 miljoen 0.10 5 miljoen
0.89 0 0.90 0
Loterij C of D?
Meeste mensen kiezen loterij A in experiment 1 en loterij D in experiment 2.
Niks irrationeel aan keuze A los en keuze D los.
Maar als zelfde mensen voor A kiezen en voor D kiezen is dat in strijd met
onafhankelijkheidstheorema

Loterij A = 0.11* 1m + 0.89*1m


Loterij B = 0.11*(10/11 * 5m + 1/11 * 0) + 0,89*1m
Loterij C = 0.11* 1m + 0.89*0
Loterij D = 0.11*(10/11 * 5m + 1/11 * 0) + 0,89*m

Als iemand A>B kiest, zou deze volgens onafhankelijkheidstheorema ook C>D moeten kiezen

Spijt theorie
In het geval dat ik niet voor de gegarandeerde prijs ga en ik niks win, krijg ik spijt
Als ik kies tussen 2 gokken (er is geen gegarandeerde prijs), dan krijg ik geen spijt.

Hoe moeten we nu het overtreden van axioma’s interpreteren:


1. “Echte” overtreding axioma: men houdt zich er in werkelijkheid niet aan
2. Voorkeuren van de subjecten zijn veranderd tijdens experiment
3. Experiment heeft een relevant kenmerk van de context over het hoofd gezien
2 principes zijn nodig om te concluderen dat het een echte overtreding van axioma (allais
paradox):
- Stabiliteit: iemands voorkeuren zijn stabiel gedurende het tijdsbestek van het onderzoek
- Invariantie: iemands voorkeuren veranderen niet door irrelevante veranderingen in de
context
Belangrijke vraag: welke oorzaken van voorkeurswijzigingen staan we toe?
- Introductie van irrelevante alternatieven?
- Context?

Speltheorie
Kan speltheorie gezien worden als een theorie over rationaliteit (ideaal rationeel gedrag:
normatief)
Zijn speltheoretische verklaringen goede verklaringen van feitelijk gedrag?
(beschrijvend/positief)
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Kan speltheorie een nuttig kader zijn voor analyse, modellen bouwen, verklaren (van
interacties tussen individuen en macro-sociale fenomenen) en voor het ontwerpen van
instituties - ondanks het feit dat het geen theorie over rationaliteit is?

Nash evenwicht: Een set van strategieën zodanig dat geen enkele speler zijn payoff kan
verbeteren door eenzijdig zijn strategie te veranderen, gegeven de (onveranderde)
strategieën van de andere spelers
Nash evenwicht volgt niet uit de aanname van rationaliteit van de spelers, maar vereist nog
sterkere aannames.
Nash evenwicht is gebaseerd op de aanname dat spelers (op de een of andere manier) in
staat zijn om acties van andere spelers te anticiperen

Meeste spelen hebben meerdere evenwichten, hoe wordt het evenwicht geselecteerd dan:
- Focuspunt evenwicht / Opvallendheid:
- Gecorreleerd evenwicht
- Gecoördineerde verwachtingen
- Pareto dominantie / risico dominantie

Problemen bij speltheorie:


- Nash evenwichtsconcept niet goed gerechtvaardigd
- Er zijn meerdere evenwichten en speltheorie geeft geen handleiding voor rationele
besluitvorming
- Experimenten bevestigen de voorspellingen van speltheorie niet
- Brugprincipes bestaan niet of zijn ad hoc
- Voorkeuren achterhalen is moeilijk door de context-afhankelijkheid van voorkeuren

Maar er zijn ook verdiensten:


Speltheorie als en kader voor
- analyse, modellen bouwen, verklaren en het ontwerpen van instituties
Het is succesvol geweest in
- Bijdragen aan verklaringen
 Van sociale dilemma’s
 Van economische verschijnselen (mogelijk gedrag van bedrijven in markten met
imperfecte competitie)
 Van historische episoden (analytical narratives)
- Identificeren van mogelijke sociale mechanismen
- Ontwerpen van mechanismen (mechanism design)
 Bijv. veilingen

Hoorcollege 9 Gedragseconomie
Gedragseconomie stelt dat mensen helaas vaak niet rationeel handelen. Kritiek op /
tekortkomingen van rationelekeuzetheorie (homo economicus), met name in de
beschrijvende vorm. Normatief wordt de rationele keuze theorie wel (redelijk) geaccepteerd:
- Beschrijvend
Is rationele keuze theorie een goede beschrijving van menselijk gedrag?
Stelling claimt dat gedragseconomie individueel gedrag beter beschrijft
 Bepertke rationaliteit
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

- Normatief
Hoe zou een individu zich moeten gedragen om zijn geluk/welzijn te maximaliseren,
zoals zelf beoordeeld/ gezien door beleidsmakers?
 Gedragseconomie accepteert de rationale keuze theorie als een juiste normatieve
theorie.
Hoe zouden we onze instituties moeten ontwerpen om sociale welvaart in het algemeen
te vergroten gegeven dat mensen niet altijd rationeel handelen?
Wat zijn alternatieve beleidsopties (Paternalistisch, Libertijns, Libertijns paternalisme)?

Bekende vraag die gedragseconomen vaak willen beantwoorden is:


‘Wat verklaart het teveel uitgeven met creditcards?’ (natuurlijk niet rationeel)
Aantal antwoorden:
- Beperkte wilskracht
- Jezelf niet kennen
- Beperkt geheugen
- Bias voor het nu (liever iets nu hebben dan denken aan consequenties)

Voorbeeld van een reden voor beperkt rationeel gedrag: Verliesaversie/framing


Verliesaversie: Het blijkt dat mensen het vermijden van verlies verkiezen boven het
verkrijgen wan winst. Uit onderzoek blijkt dat verliezen twee keer zo zwaar gewogen
worden als winsten in de psychologische ervaring.

Vooruitzichttheorie (prospect theory)


Probleem 1:
A. Gegarandeerd €900 krijgen
B. 90% kans op €1000 krijgen
Probleem 2:
C. Gegarandeerd €900 verliezen
D. 90% kans op €1000 verliezen
Meeste mensen kiezen in probleem 1 voor optie A en in probleem 2 voor optie D
-> Verliesaversie

Probleem 3:
Naast was je nu bezit, heb je €1000 euro gekregen. Nu moet je kiezen
a) 50% kans om €1000 te winnen
b) Gegarandeerd €500 winnen
Probleem 4:
Naast wat je nu al bezit, heb je €2000 euro gekregen. Nu moet je kiezen
a) 50% kans om €1000 te verliezen
b) Gegarandeerd €500 verliezen
Probleem 3 en 4 zijn exact hetzelfde, alleen anders geformuleerd. Kahneman vond dat het
voor mensen erg belangrijk is wat het referentiepunt is. Uitkomsten die beter zijn dan het
referentiepunt worden gezien als winsten, deze wil je dus gegarandeerd. Uitkomsten onder
het referentiepunt zijn verliezen, die wil je niet gegarandeerd.
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Er is ook sprake van afnemende gevoeligheid. Het verschil tussen €900 en €1000 is veel
kleiner dan tussen €100 en €200.

Vooruitzichttheorie (prospect theory) zegt dat beslissingen bestaan uit een editing en een
evaluation fase:
 Editing fase: Een ‘neutraal referentiepunt’ wordt vastgesteld waarmee de
uitkomsten worden vergeleken als winsten of verliezen
 Evaluation fase: Dit evalueert de versimpelde vooruitzichten en kiest het hoogst
gewaardeerde vooruitzicht.

Libertaans Paternalisme (Nudging)

Paternalisme: Bemoeienis van een overheid of individu met een ander persoon (tegen hun
wil) en verdedigd door de bewering dat die persoon beter af zal zijn

Libertijns: Een beleid is libertijns als “mensen in het algemeen vrij zijn om te doen wat ze
willen, en om zich terug te trekken uit onwenselijke regelingen als ze dat willen.

Libertijns Paternalisme (Nudging): Ontwerpen van een choice architecture op zo’n manier
dat:
- Een consument eerder zal kiezen wat goed voor hem is (paternalistisch)
- Zonder het aantal mogelijkheden in te perken (libertijns)

Argumenten voor Nudging:


- Mensen zeggen vaak als kritiek dat je de choice architecture niet mag beïnvloeden,
maar de choice architecture wordt überhaupt altijd al beïnvloedt door de context en
omgeving
- Mensen kiezen niet altijd op manieren die goed voor ze zijn
- De context of omgeving van de keuze kan subtiel gemanipuleerd worden op zo’n manier
dat mensen kiezen wat ze zouden kiezen als ze geen last zouden hebben van
beslissingsfouten (biases)
Voorbeeld van Nudgen: fruit op ooghoogte houden
Geen voorbeeld van Nudgen: Junkfood schrappen.
Nudgen moet makkelijk af te wijzen zijn, en dus subtiel
Nudging verandert de economische incentives niet significant
Samenvatting Hoorcolleges Filosofie van de Economie

Ook een vorm van nudgen: default option veranderen


Op dit moment doe je niet mee met spaarplan, je moet je opgeven -> Je doet mee aan
spaarplan, je kan je afmelden.
“Spaar Morgen Meet”:
Spaarplan groeit mee als je loonsverhoging krijgt:
- Vaak willen mensen het wel, maar doen het niet
- Zelfbeheersingsmaatregelen zijn makkelijker als ze ergens in de toekomst plaatsvinden
- Verliesaversie (zo gepland dat het met loonsverhoging meestijgt)

Nudge ziet er eigenlijk als volgt uit:


- Een nudge is bedoeld om het keuzegedrag van een individu zodanig te beinvloeden dat
het weggaat van zijn/haar beslissingsfouten en richting de optimale keuze voor de
indiviu (bijvoorbeeld gezond eten dicht bij de kassa in een kantine)
- Een nudge probeert te beïnvloeden door de cognitieve tekortkomingen van de mens te
beïnvloeden, zonder dat het de incentives van de mens verandert
- Een nudge verandert niet de expliciete voorkeuren van een individu, slechts de
gedachtegangen over dingen waar iemand zogenaamd ‘niet om geeft’
- De gedachtewisseling die is gebracht door een nudge moet makkelijk omkeerbaar zijn,
en ook makkelijk te negeren zijn

Wat is daarentegen geen Nudge:


- Sociale reclame
 Als dat een poging is om rationeel te overtuigen
- Directe mandaten en verboden
 Omdat deze de incentives radicaal veranderen
- Subliminale reclame
 Schendt transparantie en openbaarheid

Enkele bezwaren tegen Libertijns Paternalisme:


- Paternalisme is een misnomer
 Paternalisme houdt ook dwang in
 De Nudges die T&S beschrijven lijken geen dwang met zich mee te brengen
(is dit niet juist een voordeel van Nudgen?)

Enkele bezwaren tegen Libertijns Paternalisme:


Nudges doen vrijheden geweld aan
- Nudges perken iemands autonomie in
 Als nudging de norm zou worden, zouden beslissingnemers misschien afhankelijk
kunnen worden van externe agencies. Nudges zouden mensen kunnen infatiliseren
 Nudges verminderen autonomie als je ze vergelijkt met alternatief beleid (zoals
meer en betere info leveren, rationeel overtuigen)
- Nudges vergroten de invloed van de overheid op personen en beperken daarmee hun
vrijheid
-

You might also like