Professional Documents
Culture Documents
Verzorgingsstaat
Paragraaf 1
Wie zorgt er voor mensen die hulp nodig hebben?
Nederland is een verzorgingsstaat (= een samenleving waarin de overheid zich garant stelt voor
noodzakelijke geachte materiële en immateriële samenleving voorzieningen voor alle burgers).
De markt
Het overheidsbeleid is erop gericht dat ouderen zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Als je eerder
wil of geen wachtrij dan moet je naar een particulier verpleeghuis. De zorg wordt op deze manier via
de markt geregeld. Zorgaanbieders sluiten contracten af met zorgvragers. Dat doen zij in vrijheid en
op basis van wederkerigheid. De wet van vraag en aanbod geldt hierbij.
Een ander voorbeeld van marktwerking is het zelf afsluiten van een verzekering. Hierbij kun je kiezen
wat voor soort zorg je wilt en voor welke prijs.
Particulier initiatief
Mensen helpen en ondersteunen elkaar vaak omdat ze vinden dat het zo hoort. Hierbij speelt
naastenliefde een grote rol. (voorbeelden: georganiseerd vrijwilligerswerk en mantelzorg). Vaak
verwachten ze er niks voor terug: geen wederkerigheid of wettelijke verplichting.
Christendemocraten/confessionalisme
Pararaaf 2
Ligt hier een rol voor de overheid
1874: discussie over de rol van de overheid
Kinderwetje van Houten
o Tegenstanders: ‘’overheid heeft niet als taak om zich met kinderarbeid te bemoeien’’
o Voorstanders: ‘’gaat om welzijn kinderen en overheid heeft groot belang bij
lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van individu’’
Begin sociale wetgeving in NL
1. Abraham Swaan
Boek: Zorg en de Staat (1989)
Centraal:
o Interdependentie (= onderlinge afhankelijkheid. In prehistorie was er een
arbeidsdeling: mensen hadden elkaar steeds meer nodig in levensonderhoud, terwijl
vanaf de industriële revolutie er arbeidsverdeling plaatsvond, interdependentie heeft
dus toegenomen)
o Externe effecten (= iemands gedrag heeft gevolg voor anderen: wanneer je ziek bent
kun je niet werken, dit heeft negatieve gevolgen voor je werkgever en armoede:
mensen kunnen bedelen en koopkracht kan wegvallen).
o Dilemma van collectieve actie (= situaties waarin individuele keuzes leiden tot
collectief ongewenste gevolgen)
Het ‘free-rider’ probleem: Samenwerking om problemen op te lossen kan belemmerd worden door
de angst dat anderen profiteren van de collectieve oplossingen zonder daar zelf aan mee te werken.
Oplossing: collectieve dwang
Maatschappijleer H3
De industrialisatie zou volgens Swaan hebben geleid tot een toename van externe effecten. Als er
namelijk meer interdependentie is, zijn er ook meer externe effecten.
Dilemma van collectieve actie laat zien dat het soms noodzakelijk is om met dwang voorzieningen
(scholing, gezondheidszorg, sociale zekerheid) te voorzien
Conclusie Swaans visie: de verzorgingsstaat is geen gevolg van altruïsme en solidariteit met de
minderbeelden, maar het gevolg van welbegrepen eigenbang van de beter gesitueerden.
3. Burgerlijk beschavingsoffensief
Initiatieven vanuit gegoede burgerij voor sociale wetgeving
Eind 19e eeuw Sociale ongelijkheid was groot
o Materieel: rijk en arm
o Immaterieel: waarden, normen en gebruiken
Gegoede burgerij vond arbeiders onbeschaafd beschavingsoffensief
Paragraaf 3
Verzorgings- en verzekeringsfunctie
1. Basisbehoeftenbudget
Maatschappijleer H3
De minimale uitgaven van een zelfstandig huishouden aan onvermijdbare zaken (voedsel,
kleding, ziektekosten, wonen, etc.).
2. Het niet-veel-maar-toereikendbudget
Iets breder: houdt ook rekening met kosten van ontspanning en sociale participatie
Ook is het lastig om het minimumloon te bepalen aangezien het nog wel motiverend moet zin om te
gaan werken.
Dilemma: sociaal minimum mag niet te hoog zijn want werken moet aantrekkelijk blijven. Daarnaast
wordt de bereidheid van betalers kleiner draagvlak en solidariteit komen onder druk te staan.
Uitkeringen kunnen ook een loondervingsfunctie hebben: bedoeld om mensen van inkomen te
voorzien op het moment dat hun inkomen wegvalt als gevolg van werkloosheid, ziekte of
arbeidsongeschiktheid.
Hoogte uitkering gebaseerd op het loon van toen de persoon nog kon werken.
Bijvoorbeeld: WW-uitkering
zijn vormgegeven volgens equivalentiebeginstel: sprake van evenredigheid tussen
hoogte van betaalde premie en hoogte van de te ontvangen uitkering.
Soms hangt de hoogte van de uitkering ook af van de draagkracht van de leefeenheid. Er wordt dan
gekeken naar de samenstelling van het huishouden waarvan iemand deel uitmaakt. Als je
samenstelling kleiner wordt (overlijden, uit huis etc.) wordt uitkering lager. Deze kostendelersnorm
moet ervoor zorgen dat uitkeringen niet aantrekkelijk worden voor mensen.
Bij WW wordt uitgegaan van individuele rechten en plichten dus wordt niet gekeken naar
samenstelling
Bismarck Beveridgiaans
Garanderen sociale en economische status Garanderen minimuminkomen
Werkenden (selectief) Burgers (universeel)
Inkomensgerelateerd Niet-inkomensgerelateerd
Premies Belastingen
Na WWII groeide het idee van Britse econoom Lord Beveridge dat er sociale zekerheid voor alle
burgers moest komen leidde tot invoering volksverzekeringen.
Hebben minimumbehoeftefunctie: voor iedereen en hoogte voor iedereen even veel
Maatschappijleer H3
Paragraaf 4
Waarom moeten kinderen zo lang naar school?
Onderwijs heeft 2 functies: kwalificerende- en maatschappelijk vormende functie
Kwalificerende functie:
Biedt grotere kans op werk en meer mogelijkheden op arbeidsmarkt.
Vanaf 1901 in NL leerplicht ingevoerd (= alle jongeren tussen 5 en 17 jaar moeten naar
school).
In 2007 is hierbij nog de kwalificatieplicht toegevoegd (= jongeren moeten zonder
startkwalificatie tot hun 18e verjaardag onderwijs volgen).
Reden: jongeren motiveren om verder te studeren
Maatschappijleer H3
Waardoor kwam leerplichtwet? Tijdens industrialisatie was er vraag naar opgeleide mensen.
Maar nog steeds sprake van sociale ongelijkheid. Er zijn drie grote tegenstellingen die sociale cohesie
op dit moment bedreigen:
Rijk en arm: wat doet O: sociaal zekerheidsstelsel, belastingstelsel (progressief nivelleren)
Oud en jong: vergrijzing levert pas problemen bij gebruikmaking voorzieningen
Met en zonder migratieachtergrond: integratiediscussie, verschil onderwijs, ongelijkheid
arbeidsmarkt
Liberalen zijn hier tegen omdat overheid zo min mogelijk moet bemoeien met de samenleving en ze
bang zijn dat nivelleren leidt tot minder hard werken.
Overheid werkt ook aan deze verschillen: inburgeringsexamen voordat ze in NL mogen wonen