Professional Documents
Culture Documents
Hoofdstuk 1:
H1.1 Geld hoort bij het leven
De voorraadgrootheden is de financiële stand van zaken op een bepaald moment, bijvoorbeeld een
banksaldo. Het vermogen is het verschil tussen de bezittingen en de schulden op een bepaald
moment. Kijk je naar een periode, dan kijk je naar de stroomgrootheden, inkomsten, uitgaven, een
begroting, aflossen en rentebetalingen zijn hier voorbeelden van.
Door te gaan studeren vergroot je je menselijk kapitaal, dit is de kennis en vaardigheden die je krijgt
door bijvoorbeeld een opleiding. Door een studie verhoog je je verdiencapaciteit voor na je studie,
dit is de hoogte van je inkomen dat je kan krijgen.
Als je je consumptie wil vervroegen dan kun je geld gaan lenen. Wil je juist consumptie uitstellen dan
kun je gaan sparen. Het uitstellen of vervroegen van consumptie is ruilen over de tijd.
Bij ruilen over de tijd maak je een afweging tussen de algemene prijs van tijd, de rente die je betaald,
en de individuele prijs van tijd, hoeveel jezelf bereid bent te betalen. De tijdsvoorkeur is de mate
waarin mensen geld eerder beschikbaar willen hebben voor consumptie.
Doordat het risico bij een lange lening groter is moet je daar ook meer rente over betalen en krijgen.
De rente bij consumptief krediet is hoger dan bij een hypotheek omdat hier geen onderpand is.
Een onderhandse lening is een lening die partijen zonder de bank hebben afgesloten, het geld kan
pas omgezet worden als de looptijd verstreken is. Hierdoor is de rente hoog.
Als je een hypothecaire lening afsluit dan betaal je daar rente overheen, dit zijn de rentelasten.
Meeste mensen willen in ieder geval een deel van de lening aflossen. De overheid stimuleert het
eigen bezit van woning, hierdoor mag je de hypotheekrente gedurende 30 jaar van je inkomen
afhalen, hier betaal je dus geen belasting over. Er zijn verschillende vormen hypotheken:
Hoofdstuk 2:
H2.1 Inkomsten en uitgaven van de overheid
De overheid en de sociale zekerheidsinstellingen zijn samen de collectieve sector. De rijksbegroting
is een overzicht van de uitgaven en inkomsten van de overheid in de toekomst. De miljoenennota is
hierbij een toelichting op de manier waarop de inkomsten en uitgaven worden gedaan.
De inkomsten van de overheid bestaan voor een groot deel uit belastingen, deze kun je indelen in
directe en indirecte belastingen:
- Directe belastingen zijn de belastingen die huishoudens en bedrijven betalen aan de overheid, deze
belastingen worden betaald over de winst, inkomsten en het vermogen.
- Indirecte belastingen zijn de belastingen die via prijzen van producten indirect aan de overheid
worden afgedragen, deze belastingen maken de prijs voor de consument hoger. Een voorbeeld van
indirecte belasting zijn accijnzen en btw.
Een andere grote inkomsten bron van de overheid zijn de sociale premies. Dit zijn de premies die
geheven worden in verband met de sociale verzekeringen. De SVB (Sociale Verzekeringsbank) en de
UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) verzorgen de sociale verzekering. Iedere
Nederlander met inkomen staat een deel af voor deze verzekeringen, in de vorm van premies.
Bij een begroting kan je een begrotingsoverschot hebben, dan zijn de inkomsten hoger dan de
uitgaven. Bij een begrotingstekort is dit juist andersom. Bij een tekort leent de overheid geld
doormiddel van staatsobligaties. De staatsschuld wordt bij een begrotingstekort groter, dit is de
totale schuld die de rijksoverheid heeft. De staatsschuld en de schuld van lagere overheden samen
zijn de overheidsschuld, dit zijn voorraadgrootheden. Er wordt over de staatsschuld ook afgelost. Het
financieringssaldo is het saldo van het begrotingstekort min de aflossingen.
De eisen waaraan de eurolanden toetredende landen moeten voldoen om de stabiliteit van de euro
te garanderend noem je het stabiliteits- en groeipact. De belangrijkste eisen zijn:
- Het begrotingstekort van de overheid mag niet hoger zijn dan 3% van het bbp
- De staatschuld moet lager zijn dan 60% van het bbp of een duidelijke daling hebben.
De staatschuld als percentage van de bbp noem je de staatsschuldquote.
Het begrotingsbeleid is het beleid van de regering om aan het stabiliteitspact te blijven voldoen. Ze
oefenen doormiddel van het begrotingsbeleid via de inkomsten- en uitgavenkant van de
rijksbegroting invloed uit op de economie. Als je je niet aan de regels van het stabiliteitspact houdt
kan je een boete krijgen van maximaal 0,2% van het bbp.
Het bbp is de som van alle toegevoegde waarde die bedrijven en de overheid hebben gedaan in een
jaar in het land.
De premies die de werkende betalen worden uitgedeeld volgens het omslagstelsel, hierbij worden
de premies die in een periode zijn betaald in dezelfde periode uitgekeerd. Er zijn 2 soorten sociale
verzekeringen deze verzekeringen zijn verplicht:
- Volksverzekeringen, deze zijn bedoeld voor iedere inwoner van het land.
- Werknemersverzekeringen, deze verzekeren de werknemers (mensen in loondienst) dat als ze
geen inkomen meer krijgen door ziekte, werkloos worden of arbeidsongeschiktheid.
Sociale voorzieningen zijn uitkeringen die mensen krijgen die geen geld van krijgen van een
werknemersverzekering/volksverzekering en geen inkomen hebben, deze worden betaald uit
belastinggeld. Sociale voorzieningen worden betaald uit de belastingopbrengsten en de sociale
verzekeringen uit de sociale premies.
Het sociale zekerheidsstelsel is gebaseerd op het solidariteitsbeginsel. Dit is het fenomeen dat de
risico’s door alle deelnemers worden gedeeld, en dat de werkende die de premies afstaan niet per se
recht hebben op een uitkering. Bij AOW is een voorbeeld waar intergenerationele solidariteit een rol
speelt, de mensen die nu werken betalen de AOW voor de oudere. Hoe hoog de bijdrage is hangt af
van het aantal werkende en het aantal AOW’ers.
De premiedruk van een land is de sociale premies in procenten van het totale binnenlands inkomen.
Je berekent dit met de volgende formule:
Sociale premies
Premiedruk=
Binnenlands inkomen
Oefentoets:
DE Economie (dse.nl)