You are on page 1of 14

Hoofdstuk 5 Verzekeren, studeren,

sparen en lenen
Boek Bedrijfseconomie in Balans
5.1 Soorten verzekeringen
 In dit hoofdstuk alle verzekeringen voor particulieren,
behalve de sociale verzekeringen en de
zorgverzekering (in hfst 16)
 Particuliere verzekeringen zijn soms verplicht, meestal
niet, je sluit het af op basis van ingeschatte risico op
schade of op een onzeker voorval
 Prijs ervoor is de verzekeringspremie
 Vastlegging in polis
5.1 Soorten verzekeringen
Twee soorten verzekeringen.
 1. Schadeverzekering:
◦ Uitkering hangt af van de geleden schade

 2. Sommenverzekering
◦ Uitkering is niet afhankelijk van een schade maar van het moment
waarop een onzeker voorval zich voordoet
◦ Bijvoorbeeld lijfrenteverzekering: door jaren (of in één keer) een premie
te betalen aan de verzekering is de verzekeraar verplicht om vanaf een
bepaald moment (bijv. pensioenleeftijd) periodiek een uitkering te doen.
Het onzekere is dan of degene nog leeft op dat moment en tot wanneer
dit doorloopt
5.2 Schadeverzekeringen en -regelingen
 Opdracht: maak zelf een samenvatting van de volgende
schadeverzekeringen met daarbij de belangrijkste
kenmerken.
◦ Brandverzekering (vaak combinatie met, verzekerde bedrag,
indexclausule)
◦ Transportverzekering (wat valt er onder verzekering, imaginaire
winst, autoverzekering minimaal WA)
◦ Bedrijfsschadeverzekering (is gevolgschade door
bedrijfsstilstand)
◦ Kredietverzekering (risico dat debiteuren niet betalen, wat wordt
er vergoed, kredietlimiet)
 Speciale vorm: exportkredietverzekering voor verkopen in het
buitenland (commercieel en politiek risico, herverzekeren bij de
Nederlandse Staat)
◦ Zie volgende dia
5.2 Schadeverzekeringen en -regelingen
 Vervolg opdracht: maak zelf een samenvatting van de
volgende schadeverzekeringen met daarbij de
belangrijkste kenmerken.
◦ Productaansprakelijkheidsverzekering
◦ Aansprakelijkheidsverzekering (is echt aan te raden voor
iedereen, voor auto WA-verplicht, dekt alleen schade aan derden
niet de eigen schade)
◦ Rechtsbijstandsverzekering
5.2 Schadeverzekeringen en -regelingen
 In geval van schade hangt de uitkering af van:
◦ Gezonde waarde: wat is de waarde van de verzekerde
goederen voor de schade
◦ Verzekerde waarde: voor welke waarde ben je verzekerd
◦ Het schadebedrag

◦  schadeuitkering = verzekerde som x schadebedrag


gezonde waarde
◦ Wanneer je voor meer verzekerd ben dan de gezonde
waarde dan ben je oververzekerd. Je krijgt nooit meer
uitgekeerd dan het schadebedrag
◦ Wanneer je voor minder bent verzekerd
onderverzekerd niet de hele schade wordt vergoed (zie
formule hierboven). Uitzondering is premier
risqueverzekering
5.3 Sommenverzekeringen
 Opdracht: maak zelf een samenvatting van de volgende
sommenverzekeringen met daarbij de belangrijkste
kenmerken.
◦ Levensverzekering (uitkering afhankelijk van het wel of niet in
leven zijn van een bepaalde persoon, in ieder geval
verzekeringsmaatschappij (verzekeraar) en andere partijen
verzekeringsnemer (betaalt premie)/verzekerde (om wiens leven
het gaat)/begunstigde (wie het krijgt uitgekeerd), koopsom (in
één keer een premie betalen), uitkering in één keer
◦ Lijfrenteverzekering (zie par 5.1, uitkering in een reeks van
bedragen)
◦ Zie volgende dia
5.3 Sommenverzekeringen
 Vervolg opdracht: maak zelf een samenvatting van de
volgende sommenverzekeringen met daarbij de
belangrijkste kenmerken.
◦ Pensioenverzekering (naast AOW aanvullend verzekeren voor
pensioen, beschikbare-uitkeringssysteem afhankelijk van
afgedragen premie gewerkte uren en gemiddelde loon of
eindloon)
◦ Compagnonsverzekering (bij vof of maatschap, om voortbestaan
van bedrijf te garanderen wanneer de andere vennoot/maat
overlijdt)
5.4 Kiezen van een opleiding
 De volgende uitspraken moet je kunnen uitleggen (en
zoek de bijbehorende begrippen erbij op)

◦ Een opleiding volgen is investeren in jezelf


◦ Je bent nooit klaar met leren
◦ Je kunt altijd nog een ander vak gaan leren of
bijscholen
◦ Een opleiding is ook goed voor de maatschappij
5.5 Sparen en lenen
 Rente (of interest) is de beloning voor het beschikbaar
stellen van vermogen
◦ Bij sparen ontvang je rente
◦ Bij lenen betaal je rente
 Rentepercentage hangt af van:
◦ Looptijd
◦ Hoogte spaarbedrag
◦ Ontwikkelingen op de financiële markten (momenteel een erg
lage rente, zelfs kans op een negatieve rente dus dat je moet
betalen voor spaargeld en geld toe krijgt wanneer je leent, komt
door economische situatie, mensen moeten gaan kopen en
investeren)
5.5 Sparen en lenen
 Sparen: bij sparen loop je risico:
◦ Op hoge inflatie dus wordt je geld minder waard
◦ Op failliet gaan van de bank (daarom depositogarantiestelsel, de
eerste €100.000,- krijg je dan van de DNB terug
 Lenen:
◦ Bij lenen betaal je hoge rente + kosten
◦ Banken moeten werkelijke financieringskosten (effectieve rente x
schuld) vermelden volgens de Wet Consumentenkrediet
◦ Je schuld wordt centraal geregistreerd bij BKR
◦ Naast lenen van een geldbedrag via de andere vormen van
consumptief krediet, zie volgende dia.
5.5 Sparen en lenen: vormen van consumptief
krediet
 Opdracht: maak zelf een samenvatting van de volgende
vormen van consumptief krediet met de belangrijkste
kenmerken:
◦ Doorlopend krediet
◦ Persoonlijke lening
◦ Koop en verkoop op afbetaling
◦ Huurkoop
◦ Rood staan op je betaalrekening
5.5 Sparen en lenen: vormen van consumptief
krediet
 Uitwerking Opdracht: maak zelf een samenvatting van
de volgende vormen van consumptief krediet met de
belangrijkste kenmerken:
◦ Doorlopend krediet (geldbedrag, zelf te besteden aan iets,
terugbetaling in termijnbedrag met rente en aflossing, wat
afgelost is kan opnieuw worden geleend, één keer onderzoek)
◦ Persoonlijke lening (voor een specifiek doel, er mag niet opnieuw
worden geleend, ook terugbetaling in termijnen)
◦ Koop en verkoop op afbetaling (voor een bepaald (duurzaam)
consumptiegoed, ook terugbetaling in termijnen, kan ook bij een
bedrijf waar je het product koopt)
◦ Huurkoop (is soort koop/verkoop op afbetaling, je wordt pas
eigenaar na de laatste termijnbetaling)
◦ Rood staan op je betaalrekening
Voorbeeld consumptief krediet/doorlopend krediet/
koop op afbetaling/huurkoop

Lening Termijn/maandbedrag Aantal maanden Interest%


€ 3.800,- € 300,- 15 7%
Wat zijn de kredietkosten (interest + aanvullende kosten?)

Antwoord:
Terugbetaling €300 x 15 = € 4.500,-
Lening = € 3.800 -
Kosten van krediet zijn: € 700,- (dus in het echt is het 700/3800*100
=18,4% kredietkosten, is meer dan de genoemde enkelvoudige interest van 7%)

Waarom interest ? Omdat de kredietgever:


• het risico loopt dat je niet terugbetaalt

• zelf rente misloopt omdat hij het geld niet kan beleggen

• Vergoeding voor administratiekosten

You might also like