You are on page 1of 27

2 Omgaan met geld

donderdag 3 november 2022


Hoofdstuk 2 | Omgaan met geld
2.1 Sparen en beleggen
2.2 Heb je geld genoeg?
2.3 Ben jij verzekerd?
2.4 Heeft de overheid invloed?
2.1 Sparen en beleggen

Sparen je stelt je consumptie uit Sparen:


Geld bewaren (vaak bij
Redenen om te sparen (= spaarmotieven): een bank tegen
vergoeding van rente).
• Doelmotief
• Je wilt iets kopen waarvoor je nu nog niet genoeg geld hebt

• Zekerheidsmotief
• Geld voor onverwachte gebeurtenissen

• Vermogensmotief
• Je spaargeld levert extra inkomsten op
2.1 Sparen en beleggen

Rente of interest Rente:


Vergoeding voor het
Nominale rente: rente die je in euro’s ontvangt sparen of lenen van
geld.
Reële rente: nominale rente gecorrigeerd voor de inflatie

Banken verdienen
geld met
bemiddelen tussen
vraag en aanbod
van geld.
2.1 Sparen en beleggen

Rente bij een spaarrekening:

Enkelvoudige
Rente na afloop van een jaar
rente
Rente
(interest)
Samengestelde Rente op rente
rente
2.1 Sparen en beleggen

Enkelvoudige rente bereken je als volgt:

Voorbeeld
Je hebt € 2.500 op een spaardeposito met 3% rente.
Je ontvangt aan rente:
na 1 jaar 0,03 × € 2.500 × 1 = € 75
na 2 jaar 0,03 × € 2.500 × 2 = € 150
na 5 maanden 0,03 × € 2.500 × 5/12= € 31,25
2.1 Sparen en beleggen

Samengestelde rente bereken je als volgt:

Voorbeeld

Je hebt € 500 op je spaarrekening. Je ontvangt 2% rente.


Spaarsaldo na 1 jaar = 1,02 × € 500 = € 510
Spaarsaldo na 2 jaar = 1,02 × 1,02 × € 500 = 1,02^2 × € 500 = € 520,20
Spaarsaldo na 25 jaar = 1,02^25 × € 500 = € 820,30
2.1 Sparen en beleggen
Spaarvormen:
Spaarvormen Verschillende manieren
van sparen zoals een
spaardeposito of
internetspaarrekening.

Direct opvraagbare
Spaardeposito
spaarrekening

Geld staat vast


Geld is vrij voor een
opneembaar afgesproken tijd

Variabele rente Vaste rente Opnamekosten bij


toch geld opnemen
2.1 Sparen en beleggen
Meer risico dan bij Beleggen:
Beleggen sparen Investeren van geld in
Wisselend aandelen of obligaties,
met het doel hieraan te
rendement
verdienen.

Obligaties Aandelen Rendement:


Totale opbrengst van
aandelen of obligaties,
Aandeelhouder: bestaande uit rente of
Lenen aan voor een deel dividend en koerswinst.
overheid of bedrijf eigenaar

Rentevergoeding
over nominale Dividend
waarde
2.2 Heb je geld genoeg?

Lenen - direct consumeren en op een later tijdstip betalen Lenen:


- tijdelijk verhogen van je koopkracht Gebruikmaken van
geld van anderen.
Redenen om te lenen (= leenmotieven):
Om een tijdelijk tekort op te vangen
Om duurzame consumptiegoederen te kopen
Om tegenslagen op te vangen
Om een huis te kopen

Over je lening betaal je rente.


2.2 Heb je geld genoeg?
Je lening (krediet) betaal je af in termijnen. Aflossen:
Je moet aflossen: dat doe je door (een deel van je schuld) en Het (in delen)
kredietkosten (totale rente) te betalen. terugbetalen van een
lening.
De kredietkosten bereken je als volgt:

Voorbeeld
Je leent € 4.000 met maandelijkse termijnen van € 130.
De looptijd van de lening is 3 jaar.
Je betaalt in totaal 3 × 12 × € 130 = € 4.680
Geleend bedrag € 4.000 -
Kredietkosten € 680
2.2 Heb je geld genoeg?

Je loopt risico Risico:


• Bij lenen: dat de waarde van je aankoop sneller vermindert Kans op schade of
dan je aankoop verlies.
• Bij uitlenen: dat de lener niet kan aflossen

Voorwaarden
Verdiencapaciteit Verdien je genoeg om te kunnen terugbetalen?
bij lenen

Bureau Krediet
Registratie Banken controleren bij het BKT of je al leningen hebt

Hoogte van de
rente
2.2 Heb je geld genoeg?

Voorbeelden van consumptief krediet: Consumptief


krediet:
Persoonlijke lening Lening voor aanschaf
van duurzame
Lening van de bank die je in vaste termijnen terugbetaalt
consumptiegoederen
(roerende goederen).
Doorlopend krediet

Rekening-courant krediet
Rood staan op je betaalrekening

• Consumptief krediet bij webshops en winkels


• Kopen op afbetaling
• Huurkoop: producten huren waarbij je aan het einde
van de periode eigenaar bent
2.2 Heb je geld genoeg?

Voor de aankoop van een huis sluiten veel mensen een Hypothecaire lening:
hypothecaire lening af. Lening voor aanschaf
van onroerende
Je kunt daarbij kiezen uit verschillende vormen: goederen, met
• Lineaire hypotheek onderpand.
Elke maand vast bedrag aflossen, waardoor ook de rente daalt.
De maandelijkse hypotheeklasten nemen snel af.

• Annuïteitenhypotheek
Iedere maand betaal je de annuïteit: een vast bedrag voor rente
en aflossing.
De totale maandelijkse aflossing blijft de hele looptijd gelijk.
2.3 Ben jij verzekerd?

Risicoaversie is het vermijden van risico Risicoaversie:


Natuurlijke afkeer van
risico’s die mensen
Je kunt je verzekeren voor de hebben.
financiële gevolgen van het
risico. Risico:
Kans op schade of
verlies.
De verzekeraar neemt de
gevolgen van het risico over van Verzekeren:
Overnemen van de
de verzekerde.
financiële gevolgen van
een schade van een
verzekerde door een
verzekeraar.
2.3 Ben jij verzekerd?

Je verzekeringscontract heet een polis. Hierin staat: Premie:


• Welke schade wordt gedekt Prijs die je betaalt
• Wie de verzekerde en verzekeringsnemer is om een risico te
verzekeren.
Verzekerings- De verzekeraar gebruikt
Premie
kosten de premie voor schade-
uitkeringen, kosten te
dekken en winst te
Poliskosten maken.

Assurantiebelasting 21%
2.3 Ben jij verzekerd?

De kosten van een verzekering bereken je als volgt:

Voorbeeld
Premie € 65
Poliskosten € 5+
€ 70

Assurantiebelasting 21% van € 70 € 14,70 +


Verzekeringskosten € 84,70
2.3 Ben jij verzekerd?

Het risico is niet voor iedereen even groot. Solidariteit:


Bereidheid van
Mensen die weinig risico lopen moeten bereid zijn te betalen mensen met een
voor mensen met een hoog risico. solidariteit laag risico om zich
samen met anderen
te verzekeren.
2.3 Ben jij verzekerd?

De kosten van risico bereken je als volgt:

Voorbeeld
De kans dat je fiets wordt gestolen, is 1 op 5 (dat betekent dat het
gemiddeld eens in de vijf jaar voorkomt).
Een nieuwe fiets kost € 700.
Het risico per jaar is dan 1 ÷ 5 × € 700 = € 140.
Als je premie lager is dan € 140, kun je een verzekering overwegen.
2.3 Ben jij verzekerd?
Asymmetrische
informatie:
Een verzekeringsmaatschappij heeft risico’s:
De verzekeraar
beschikt niet over
dezelfde informatie als
Asymmetrische informatie de verzekerde.
Moral hazard:
Risico voor de
Moral hazard (moreel wangedrag) verzekeraar op moreel
wangedrag van
verzekerden.
Averechtse selectie:
Averechtse selectie
De kans dat vooral
mensen met een hoog
risico zich verzekeren,
en mensen met een
laag risico afhaken.
2.3 Ben jij verzekerd?
Premiedifferentiatie:
Het beperken van risico’s bij averechtse selectie kan door: Aanbrengen van
verschil in de premie
aan de hand van
Premiedifferentiatie risicogroepen.

Eigen risico:
Eigen risico Deel van de schade dat
de verzekerde zelf moet
betalen.
Verplichte solidariteit: de overheid stelt bepaalde
verzekeringen verplicht voor iedereen om te voorkomen dat
deze onbetaalbaar worden.
2.4 Heeft de overheid invloed?
De Miljoenennota voor 2018:
2.4 Heeft de overheid invloed?
Inkomsten van de overheid Belastingen:
Verplichte bijdrage die
burgers en bedrijven
Inkomsten aan de overheid
betalen.

Niet-belasting-
Belastingen Sociale premies
ontvangsten

Directe Indirecte
belastingen belastingen Werknemers- Volks-
verzekeringen verzekeringen

Aardgas- Staats- Retributies /


baten deelnemingen heffingen
2.4 Heeft de overheid invloed?
Inkomsten van de overheid Directe belastingen:
Belastingen op
Belastingen inkomen die je
rechtstreeks aan de
overheid betaalt.

Kostprijsverhogende Belastingen op inkomen, winst Indirecte belastingen:


belastingen en vermogen Kostprijsverhogende
belastingen die je via
Indirecte een leverancier betaalt.
Directe belastingen
belastingen

Bijv: btw en accijns Bijv. inkomstenbelasting, loonbelasting


en vennootschapsbelasting
2.4 Heeft de overheid invloed?
Brutoloon:
Als je in loondienst werkt ontvang je loon. Loon dat je met de
Op het brutoloon houdt de werkgever loonheffing werkgever hebt
(loonbelasting en sociale premies) in. afgesproken,
waarover nog geen
Dan blijft het nettoloon over.
loonheffing is
Het nettoloon bereken je met de volgende formule: ingehouden.

Nettoloon:
Loon na aftrek van
loonheffing (en
Voorbeeld eventueel) andere
inhoudingen.
Je brutoloon is € 1.850.
Daarop wordt € 165 aan loonbelasting ingehouden en € 92 aan sociale premies.
Je nettoloon = € 1.850 – (€ 165 + € 92) = € 1.593.
2.4 Heeft de overheid invloed?

De belasting toegevoegde waarde wordt opgeteld bij de Belasting


verkoopprijs. toegevoegde
De leverancier draagt de btw af aan de belastingdienst. waarde (btw):
Belasting die wordt
Er zijn in twee btw-tarieven: berekend boven op
• Hoog-tarief: 21% voor secundaire behoeften de verkoopprijs. Ook
• Laag-tarief: 6% voor basisbehoeften en diensten die de wel omzetbelasting
overheid wil stimuleren genoemd.

0% btw geldt voor diensten die zijn vrijgesteld van btw (bijv.
onderwijs).
De overheid hanteert accijns en milieuheffingen om het
gebruik van bepaalde producten te ontmoedigen.
2.4 Heeft de overheid invloed?

De prijs inclusief en exclusief btw bereken je als volgt:

Voorbeeld
Een tube tandpasta kost € 1,15 exclusief btw.
De consument betaalt € 1,15 × 1,21 = € 1,39.

Een fles shampoo kost € 2,99 in de winkel.


De verkoopprijs exclusief btw is € 2,99 ÷ 1,21 = € 2,47.

You might also like