You are on page 1of 3

Samenvatten Katern 6

Hoofdstuk 1:
H1.1 Risico nemen of vermijden?
Er zijn 2 soorten risico’s vrijwillig (kiest er zelf voor) en onvrijwillig (kiest er niet zelf voor). Tegen
risico’s kan je je verzekeren, hierbij neemt tegen een betaling de verzekeraar de financiële risico’s
van schade bij een verzekerde over. De betaling die je hierbij maakt noem je een premie. De
afspraken die je maakt over je verzekering staan in de polis. Je kunt het risico uitrekenen:
Risico = kans op een voorval x gemiddeld schadebedrag van het voorval
Risico > premie = verzekeren maar Risico < premie = niet verzekeren
Als iemand veel risico’s vermijd ben je risico-avers. Sommige verzekeringen zijn verplicht dit is om
bijvoorbeeld mensen tegen hoge schades te beschermen, of tegen andere te beschermen of om te
voorkomen dat weinig mensen zich verzekeren (verplichte solidariteit). Verplichte solidariteit is het
verplicht mee betalen van zowel de goede als de slechte risico’s waardoor de premies laag zijn. De
gemiddelde hoogte van een premie reken je zo uit:
Totaal uitkeringsbedrag
Minimale gemiddelde premie hoogte =
Aantal verzekerden

H1.2 Verzekeren is niet eenvoudig


Bij verzekeren is er nog wel eens sprake van asymmetrische informatie, dit betekent dat de
verzekeraar en de verzekerde niet beide over dezelfde informatie beschikken. Door asymmetrische
informatie kan het zijn dat de premies te hoog worden ingesteld, hierdoor gaan goede risico’s zich
niet meer verzekeren en is er sprake van averechtse selectie. Hierbij verzekeren alleen de slechte
risico’s zich. Door averechtse selectie zullen de schade-uitkeringen stijgen en stijgen ook weer de
premies. Als je bewust/onbewust minder zorgvuldig omgaat met je verzekerde spullen spreek je van
moreel wangedrag, de kosten zijn immers toch gedekt. Dit is iets anders dan fraude, fraude is de
zaken bewust anders voordoen dan dat er is gebeurd om daarmee voordeel te behalen, dit is
strafbaar. Door moreel wangedrag zullen er meer schade-uitkeringen moeten worden gedaan,
hierdoor stijgt weer de premie en zal averechtse selectie weer plaatsvinden, en stijgt dan weer de
premie.

H1.3 Financiële risico’s beperken


Verzekeraars kunnen op verschillende manieren hun financiële risico’s beperken:
- Eigen risico, een gedeelte van de schade moet de verzekerde zelf betalen
- Premiedifferentiatie, hierbij moeten slechte risico’s een hogere premie betalen dan goede risico’s
- Informatie opvragen, asymmetrische informatie wordt verkleind
Bij deze manieren gaan het moreel wangedrag en de averechtse selectie naar beneden waardoor de
schade-uitkeringen zakken en dan ook weer de premie’s dalen.
Een voorbeeld van premiedifferentiatie is de bonus-malusregeling, hierbij is de premie afhankelijk
van het aantal schade dat je maakt.
Bij verplichte verzekeringen geldt ook een acceptatieplicht, risicoselectie is hierbij niet toegestaan.
Dit is het indelen van mensen met een soortgelijk risico, hierbij is sprake van premiedifferentiatie.
Hoofdstuk 2:
H2.1 Risico en beleggen
Als je geld over hebt kan je dit sparen of beleggen, dit is het kopen van
waardepapieren/eigendomsrechten/goederen met als doel deze verkopen met financieel voordeel.
Je hoopt dan dat het rendement hoog is, het verwacht rendement is de verwachte winstgevendheid
van een financiële belegging. Het risico is bij beleggen hoger dan bij sparen waardoor het rendement
ook hoger is. Bij een hoger risico krijg je een risicopremie, dit is het extra rendement wat je krijgt bij
een hoger risico. Het berekenen van het rendement doe je als volgt:
dividendopbrengst +koersresultaat
rendement = x 100 (op aandelen)
¿ aandelen belegd vermogen
Je kan in aandelen beleggen en ook in obligaties:
- Aandelen, dit zijn eigendomsbewijzen en je bent mede-eigenaar van een bedrijf, dit heeft geen
vaste looptijd. Je krijgt bij aandelen de koerswinst en dividend, dit is een winstuitkering als beloning
voor het beschikbaar gestelde geld.
- Obligaties, hiermee los je een stukje schuld af van een bedrijf of de staat, er is hier wel een vaste
looptijd van en ook rente. Je krijgt bij obligaties de koerswinst en couponrente, dit is de vaste rente
die je krijgt over de obligaties.
Een obligatie heeft de volgende kenmerken:
- Nominale waarde, dit is de waarde die op de obligatie zelf vermeld staat.
- Een vaste periodieke rentevergoeding, de couponrente.
- Een vaste looptijd, aan het eind wordt de obligatie volledig afgelost
- Beurswaarde (koerswaarde), de koerswaarde stijgt als de marktrente < couponrente en daalt als de
marktrente > couponrente. Een obligatie wordt meer waard als er nieuwe obligaties worden
uitgegeven waarvan de couponrente lager is.
Aandelen en obligaties worden verhandeld op de kapitaalmarkt (abstract), looptijd minimaal 2 jaar.

Rente bestaat uit couponrente en wordt berekend over de nominale waarde en rendement bestaat
uit couponrente + koersresultaat en wordt berekend over de aankoopkoers.
Het effectief rendement (hierbij is rekening gehouden met koersveranderingen) bereken je zo:
(couponobrengst +koersresultaat )
Effectief rendement = x 100
aankoopkoers
Koers aandelen en obligaties is afhankelijk van marktrente:
Bij stijgende marktrente:
- Aandelen en bestaande obligaties minder aantrekkelijk, hierbij is minder vraag en daalt de koers
- Nieuwe obligaties en sparen aantrekkelijker, hierbij is meer vraag en stijgt de koers

H2.2 Risico en ondernemingsvorm


Het ondernemersrisico is de financiële risico’s die een ondernemer
loopt bij het hebben van een bedrijf. De ondernemingsvorm (juridische
vorm) bepaald welk risico’s ze nemen. Er zijn er 4:
- Eenmanszaak, 1 eigenaar deze is natuurlijke rechtspersoon
(verantwoordelijk voor besluiten) en is ook hoofdelijk aansprakelijk
(eigenaar is aansprakelijk voor alle schulden van bedrijf ook met privé
vermogen).
- VOF (vennootschap onder firma), 2 of meer eigenaren deze zijn natuurlijke rechtspersoon en
hoofdelijk aansprakelijk.

- BV (besloten vennootschap), Besloten kring van eigenaren bezit de aandelen, deze aandelen zijn
niet vrij verhandelbaar, de onderneming zelf is een rechtspersoon (bedrijven die zelf transacties doen
en verantwoordelijk zijn voor verplichtingen), en er is een scheiding van zakelijk en privévermogen.
- NV (naamloze vennootschap), grote groep aandeelhouders bezitten de aandelen, deze zijn vrij
verhandelbaar, de onderneming zelf is rechtspersoon en zakelijk en privévermogen zijn gescheiden.

H2.1 Risico en beleggen


Bedrijven stellen een balans op om overzicht te krijgen van hun bezittingen en vermogen, de
bezittingen kunnen betaald zijn met eigen vermogen (vermogen van het bedrijf dat toekomt aan de
eigenaren) of vreemd vermogen (het geleende geld waarmee een deel van de bezittingen van een
bedrijf zijn betaald).
Het eigen vermogen bij een eenmanszaak of vof is als volgt opgebouwd:

Er zijn 2 soorten vreemd vermogen:


- Lang vreemd vermogen (lvv), schulden met looptijd langer dan 1 jaar
- Kort vreemd vermogen (kvv), schulden met looptijd korter dan 1 jaar

Soms is er sprake van een principaal


agentrelatie, dit is de relatie tussen een
opdrachtgever en uitvoerder, waarbij de
uitvoerder (agent) niet alleen de belangen van
de opdrachtgever (principaal) nastreeft, maar
ook de eigen belangen.

Het principaal-agentdilemma is op verschillende manieren te verhelpen:


- Transactiekosten om de informatie achterstand te verkleinen
- Prikkel inbouwen zodat belangen hetzelfde worden (prestatiegerichte bonus, aandelenopties aan
werknemers geven of no cure no pay-regeling). De no cure no pay-regeling houdt in dat als een
prestatie geen resultaat oplevert dat er dan ook niet betaald/beloond wordt.

You might also like