You are on page 1of 8

5e leerjaar

focusthema 6
9

5 Reliëfvormen in ons land


Vul het rooster verder aan. Vergelijk met het bronnenboek op pagina 60.

horizon golvend min of meer recht recht

helling zwak steil geen

hoogteverschillen matig groot geen

van … tot … m van 50 tot 200 m van 200 tot 700 m van 0 tot 50 m

naam heuvel plateau vlakte

Zet een kruisje bij de foto die het best lijkt op de reliëfvorm bij jou in de buurt.

6 Extra
Zoek op in je atlas en markeer het juiste antwoord.

- Het hoogste punt in België is Baraque de Fraiture / Kluisberg / Botrange.

- Ik wil weten welk weer het wordt in mijn buurt.


Eigen situatie.
Ik luister als de weervrouw het heeft over Laag- / Midden- / Hoog-België.

- Duinen vind je in een vlaktegebied / heuvelgebied / plateaugebied.

FOCUSTHEMA 6 | VAN LAAG NAAR HOOG IN ONS LAND


5e leerjaar

focusthema 6
Werkkatern 6 Van laag naar hoog in ons land
10
Les 5 De omgeving bepaalt het leven van mensen

1 Oorzaak en gevolg
Verbind wat bij elkaar hoort.
oorzaak gevolg
De aardkorst beweegt. • • De streek rond de vulkaan wordt bedolven
Aardplaten schuiven tegen elkaar. onder een laag as. Mensen slaan op de vlucht.
Hoog in de bergen is het koud en winderig. • • De aarde beeft. Gebouwen storten in.
Mensen komen om of worden dakloos.
Een vulkaan barst uit. Lava stroomt van • • Hoog in de bergen liggen de beste
de flanken naar beneden. skigebieden.

2 Van een naar zeven continenten


Herken jij in deze voorstelling de huidige werelddelen? Vul ze aan.

1 Noord-Amerika
_________________________________________________________________ 1 6

2 Azië
_________________________________________________________________
2
3 Afrika
_________________________________________________________________ 3

4 Zuid-Amerika
_________________________________________________________________
4
5 Oceanië
_________________________________________________________________
5
6 Europa
_________________________________________________________________

3 Het reliëf heeft voor- en nadelen


Kleur ! groen = voordeel of rood = nadeel. Extra: zet bij elke foto een passend woord.

lawine raften aardbeving

tsunami bergbeklimmen snowboarden

FOCUSTHEMA 6 | VAN LAAG NAAR HOOG IN ONS LAND


5e leerjaar

focusthema 6
Werkkatern 6 Van laag naar hoog in ons land
11
Les 6 Mensen zetten de omgeving naar hun hand

1 Gronden vruchtbaar maken


Vul aan. Kies uit: afwateren, bemesten, bevloeien.

droge gronden vruchtbaar maken vochtige gronden vruchtbaar maken magere gronden vruchtbaar maken
door bevloeien
__________________________________ door afwateren
__________________________________ door bemesten
__________________________________

2 Kruisende woorden
Vul de juiste woorden in van links naar rechts.

a door bemesting worden gronden …


b een centrale die elektriciteit opwekt door de beweging van eb en vloed
c een kunstmatig meer ontstaan door afdamming van een (berg)rivier om elektriciteit
op te wekken (waterkrachtcentrale)
d een kunstmatig eiland om aardolie of aardgas te kunnen oppompen uit de zee
e wind is een groene …
f een gebied met een groot aantal windmolens om elektriciteit op te wekken

a V R U C H T B A A R
b G E T I J D E N C E N T R A L E
c S T U W M E E R
d B O O R P L A T F O R M
e E N E R G I E B R O N
f W I N D M O L E N P A R K
Extra: welk woord krijg je in de gekleurde kolom? Leg het uit.

terril een berg met steenafval uit een mijn


_________________________ : _____________________________________________________________________________________________

________________________________________________________________________________________________________________________

3 Juist of fout?
Markeer de letter in de passende kolom.

juist fout

Het verval van een rivier is het hoogteverschil dat door de rivier wordt afgelegd
E B
over een bepaalde afstand.

Vlakterivieren hebben een groot verval. A R

Sluizen worden gebouwd om rivieren met een verval bevaarbaar te maken. T L

Schepen kunnen een groot hoogteverschil ook overbruggen met grote liften. S T

Extra: geef een voorbeeld van het woord dat je zo krijgt.

erts
_________________________ goud, nikkel, zilver
, bijvoorbeeld _______________________________________________________________________________
5e leerjaar

focusthema 6
12

4 Onderweg over land of water


Vul in. Zoek het antwoord op in je bronnenboek en je atlas.

a Aan welk kanaal ligt

- Centrumkanaal
de scheepslift van Strépy-Thieu (nabij La Louvière)? ________________________________________

- Kanaal Brussel-Charleroi
het hellend vlak van Ronquières? ________________________________________________________

Henegouwen
b In welke provincie liggen beide liften? _______________________________________________________

c Antwerpen en Hasselt
Welke provinciehoofdsteden verbindt het Albertkanaal? ________________________________________

____________________________________________________________________________________________________________________

d Schrijf hier de namen van twee kanalen die in jouw provincie voorkomen.

________________________________________________________ en__________________________________________

e Waarom kiezen fabrieken en bedrijven ervoor om zich vlak bij zee- en luchthavens of langs kanalen,
rivieren en autosnelwegen te vestigen?

Zo kunnen producten en grondstoffen gemakkelijk aan- of uitgevoerd worden.


____________________________________________________________________________________________________________________

____________________________________________________________________________________________________________________

f Een kaartje met belangrijke


E-wegen in België.
Vergelijk met de themakaart E

E
in je atlas. E E

E E
E E
E

E
E E
E

E
E

E
E
E
E
E
E E

Vul aan of voer uit. E


E

- Ik rijd van Kortrijk naar

Antwerpen. Ik neem de
E
E

E17
____________ .

- Ik rijd van Oostende naar Aarlen.

40
Ik neem eerst de E____________ 411
en dan de E____________ .

- E313
Markeer op de kaart de autosnelweg __________________________ die gaat van Antwerpen naar Luik.

- Welke E-wegen komen samen op de ring in Antwerpen?

E19 313
____________, E____________ 17
, E____________ 34
en E____________ .

- Markeer de snelweg(en) in je buurt.

FOCUSTHEMA 6 | VAN LAAG NAAR HOOG IN ONS LAND


5e leerjaar

focusthema 6
Werkkatern 6 Van laag naar hoog in ons land
13
Les 7 en 8 Mensen ordenen de omgeving

1 De omgeving van de school geordend


Kleef hier jouw ‘gewestplannetje’ van de omgeving van jouw school.

2 Soorten bebouwing
Verbind wat bij elkaar hoort.

bewoning langs een bewoning rond


belangrijke verkeersweg een kerk dorpskom lintbebouwing
• • • •

• •

FOCUSTHEMA 6 | VAN LAAG NAAR HOOG IN ONS LAND


5e leerjaar

focusthema 6
14

3 Lekkere snoep!
Markeer de beste plaats voor je eigen snoepwinkel. Leg je keuze uit.
in het dorpscentrum - aan de bosrand - in een woonwijk - in de industriezone

________________________________________________________________________________________________________________________

________________________________________________________________________________________________________________________

________________________________________________________________________________________________________________________

4 Vier verschillende omgevingen


Vul aan met: toeristische, landelijke, industriële, stedelijke. Kruis aan in welke omgeving jij woont.

stedelijke
___________________________ landelijke
___________________________ toeristische
___________________________ industriële
___________________________

omgeving ❏ omgeving ❏ omgeving ❏ omgeving ❏

5 Extra: kaartopdrachten
Zoek op in je atlas. Voer de volgende opdrachten uit op de kaart van België.

- Noteer de beginletter van deze


steden op het kaartje:
Antwerpen (A), Gent (G), ! A
!
O
Brussel (B), Luik (L), Charleroi (C),
G
Kortrijk (K) en Oostende (O).
- Teken de belangrijkste Belgische K B !
-
industriegebieden en kleur ze geel.
Teken een klein vliegtuigje als
!
L
pictogram bij steden die een luchthaven
hebben.
!C
- Teken de volgende toeristische gebieden en
kleur ze lichtgroen: de kust, de Kempen, de Ardennen.

FOCUSTHEMA 6 | VAN LAAG NAAR HOOG IN ONS LAND


5e leerjaar

focusthema 6
Werkkatern 6 Van laag naar hoog in ons land
15
Herhaling

1 Zoek het op in je atlas op de passende kaart. Vul aan.

stad aardrijkskundige streek provincie bodem

Bouillon Ardennen Luxemburg leem met zand- of leisteen

Kortrijk Zandlemig Vlaanderen West-Vlaanderen zandleem

Turnhout Kempen Limburg zand

2 Van alles drie! Zoek op en vul aan.

- In ons land zijn er drie stroombekkens:

Scheldebekken
IJzer en kust, _________________________________________________ en

Maasbekken
_________________________________________________ .

- In ons land kun je drie reliëfvormen zien: de IJzer (Foto: Jan Pardon)

vlakte
_________________________________________________ plateau
, heuvel en _________________________________________________ .

- De aardbol bestaat uit drie delen:

kern
_________________________________________________ mantel
, _________________________________________________ en korst.

- De mens gebruikt drie manieren om land bewerkbaar te maken:

bevloeien
_____________________________________ afwateren
, ____________________________________ bemesten
en ____________________________________ .

3 In welke omgeving kijk ik rond als ik dit allemaal zie?


Kies uit: industriële, landelijke, stedelijke en toeristische.

- Ik zie mensen in vrijetijdskleding in de winkelstraat wandelen. Ze bezoeken de souvenirwinkels,


de restaurants, de cafés … In de verte zie ik het strand en de veelkleurige windschermen.

toeristische
Ik ben in een _________________________________________________ omgeving.

- Ik zie grote metalen constructies en hoge loodsen. Over de weg rijden vrachtwagens af en aan.
Ik rij onder een hoogspanningslijn.

industriële
Ik ben in een _________________________________________________ omgeving.

- Ik loop in een drukke straat. Aan beide zijden van de straat staan auto’s geparkeerd.
Mensen kijken naar de etalages van de winkels.

stedelijke
Ik ben in een _________________________________________________ omgeving.

- In de verte zie ik een lange bomenrij. De koeien in de wei staren me aan.


Oei, ik moet even aan de kant om een tractor door te laten.

landelijke
Ik ben in een _________________________________________________ omgeving.

FOCUSTHEMA 6 | VAN LAAG NAAR HOOG IN ONS LAND


5e leerjaar

focusthema 6
Werkkatern 6 Van laag naar hoog in ons land
16
Studiewijzer

Lees, markeer en kruis aan. OK


Dit ken ik.
Dit begrijp ik.

1 Ik ken deze begrippen en kan ze verklaren. ❏


bron, monding, samenvloeiing, stroomopwaarts, stroomafwaarts, rechteroever, linkeroever,
bijrivier, kanaal, zeeniveau, dal, vallei, helling, grondstoffen, groene energiebron, verval, gewestplan
Tip: Zoek waar die woorden staan in het bronnenboek en werkkatern en ga na of je ze begrijpt.
Leg ze uit aan je ma, pa …
2 Ik ken en begrijp ❏
- de drie stroombekkens in ons land: IJzer en kust, Schelde, Maas;
- de drie reliëfvormen in ons land en hun kenmerken: vlakte, heuvel en plateau;
- de drie delen van de aarde: kern, mantel, korst;
- de drie manieren om grond te bewerken: bemesting, bevloeiing, afwatering.
Tip: Zoek waar je dat alles kunt vinden in het bronnenboek en werkkatern. Zorg dat je alles begrijpt
en kunt gebruiken.
3 Ik kan verschillende kaarten gebruiken om gegevens op te zoeken: ❏
- een staatkundige kaart met bijvoorbeeld de provincies in ons land;
- een aardrijkskundige kaart met bijvoorbeeld de aardrijkskundige streken in ons land;
- een natuurkundige kaart met bijvoorbeeld het reliëf;
- een themakaart met bijvoorbeeld de bodem in ons land;
- een stafkaart met bijvoorbeeld hoogtelijnen.
Tip: Zoek die verschillende kaarten in je atlas en bekijk ze nog eens.
4 Ik kan de juiste oorzaak koppelen aan het passende gevolg. ❏
- de oorzaak van een natuurramp (aardbeving, vulkaanuitbarsting, tsunami) en de gevolgen ervan:
waarom gebeurt het en wat gebeurt er?
- de vorm van het landschap en het reliëf, en de stroming van rivieren: rivieren stromen van hoog
naar laag
- reliëf maakt het weer: we gaan skiën hoog in de bergen
- het weer maakt het reliëf: regenbuien spoelen de aarde weg
Tip: Bekijk dat in het bronnenboek op pagina 61 en 62 en zorg dat je het begrijpt.
5 Ik kan enkele voor- en nadelen geven van het reliëf. ❏
Tip: Zoek die op in het bronnenboek en werkkatern bij les 5. Zorg dat je van beide enkele
voorbeelden kent.
6 Ik kan enkele voorbeelden geven van hoe de mens zijn omgeving aanpast. ❏
- een rivier verdiepen en rechttrekken
- een kanaal graven
- een brug bouwen
- droge gronden bevloeien
- een straat aanleggen
- grond effenen en bebouwen

Tip: Zoek zelf nog enkele voorbeelden in het bronnenboek en leg ze uit aan je ma, pa …
7 Ik kan een omgeving benoemen als stedelijk, toeristisch, landelijk of industrieel. ❏
Tip: Zoek en geef voorbeelden uit je buurt.

Wat ik moet kennen, moet ik eerst begrijpen en dan enkele keren opzeggen, opschrijven, tekenen … tot ik het uit mijn
hoofd ken. Dat wil zeggen: ik kan het opschrijven, zeggen of uitleggen zonder hulp. Dat is zo voor 1 en 2.
Wat ik moet kunnen, moet ik vooral begrijpen. Dat wil zeggen: stel dat juf of meester iets vraagt dat daarop lijkt, dan kan
ik dat oplossen. Dat is zo voor 3 tot 7.
Ik noteer wat ik nog niet begrijp en vraag het straks in de klas.

Herdruk 2012/63
ISBN 978 90 4860 689 4 - K.B. D/2010/0147/208 - Bestelnummer 60 1010 406 - NUR 193
Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge - H.R. Brugge 12.225
© Copyright die Keure, Brugge 9 789048 606894

You might also like