You are on page 1of 9

Naam: Nummer:

Klas:

Datum:

Hoofdstuk 3: Irrationale functies


Delta Nova 5
Analyse deel 1
6/8 lesuren

Bereken zonder rekentoestel.


1
3 7
− 3
9⋅6 3
1 10 2 ⋅ 100 4 3
27 ⋅ 3 3−2
1
46 8 ⋅ 6 25
2 2
4
− 12
64 ⋅ 3 5
8 9

2 Vereenvoudig met x > 0 en y > 0. Schrijf het resultaat zonder negatieve en zonder gebroken exponenten.
1 3
4
x3 ⋅ y4  x 2 ⋅ y −3 
1 5 1
5 10
 −8 2 
x ⋅y6 2  x ⋅y 
1
4 −
  2

 16x 3
 xy
2 6
 x − 4  3
x2 ⋅ 4 y3
 
 
3
 12 −1 
x ⋅y  6
  x 5 ⋅ x −1
3 1
7 5
16
x

2
⋅y x7
1 3
 158 −3  3  12 13  4 6
x5 ⋅ 3 y4
4  x ⋅y  ⋅ x ⋅y  8 3
   
12
x −14 ⋅ 6 y −10

1
3 Schrijf elke uitdrukking als één wortelvorm. Alle letters stellen strikt positieve getallen voor.

1 5
a 3 x⋅6 x
3
a −2 ⋅ 6 ab
2 3
2x ⋅ 4 y 4
a −5 b

4 Voor welke waarde van n is n


2 ⋅ 2n 2 =2?
A 2 B 3 C 4 D 5 E 6
(Bron  VWO, eerste ronde 2014)

a ⋅ 3 ab2 a5 n p q
5 Bepaal het natuurlijk getal n en de gehele getallen p en q als ⋅ =a b (a > 0 en b > 0).
a3 ⋅ 4 a6b 4 b −3
Kies hierbij n zo klein mogelijk.

p
6 x y x y
Als   met x > 0 en y > 0, dan is p gelijk aan
⋅3 ⋅4 =
y x y x

17 3 3 1 1
A B C − D − E
24 8 8 12 24
(Bron  University of Houston Math Contest, 2011)

4
7 De longinhoud L (in ml) van een zoogdier kan benaderd worden met de formule=
L 170 ⋅ m 5 .
Hierbij stelt m de massa voor in kg.
1 Kies het juiste antwoord.
De longinhoud van een volwassen mens ligt het dichtst bij
A 1 liter B 5 liter C 15 liter D 50 liter
2 Een merrie heeft een longinhoud van 25 liter. Wat is haar massa?

2
8 De huidoppervlakte S (in cm²) van een grote hond kan
2
benaderd worden met de formule=S 11,2 ⋅ m 3 .
Hierbij stelt m de massa van de hond voor in gram.
1 Een labrador retriever heeft een massa van 32 kg.
Wat is zijn huidoppervlakte?
2 Wat is de massa van een hond met een
huidoppervlakte van 1 m²?
3 De massa van een labrador retriever is ongeveer
drie keer zo groot als die van een Schotse terrier.
Hoeveel keer groter is de huidoppervlakte van een
labrador t.o.v. die van een terrier?

9 Gegeven de functie f : x  1 − x . Haar inverse functie heeft als voorschrift

1 1
A 1−x B x −1 C x +1 D E
1−x x −1
(Bron  VWO, tweede ronde 2002)

 x − 2  3x + 4
10 Als f  = , dan is f ( 2 ) gelijk aan
 x + 1  5x + 6
5 4 2 1
A B C 0 D E
8 7 3 2
(Bron  University of Houston Math Contest, 2011)

11 Bepaal het voorschrift van de inverse functie van

1 f : x  5 − 2x 3 4 f : x  x +2 −4

x +5
2 f:x 5 f : x  4 − 4 2x − 7
2x

f : x  ( 2 x 2 + 1 ) met x ≤ 0
2
3 f : x  3x − 2 6

3
12 Bepaal f −1 als

f : x  ( x − 1 ) + 3 met x ≥ 1
2
1 3 f : x  x 2 + 2 x + 2 met x ≥ −1

f : x  5 − ( x − 4 ) met x ≤ 4
2
2 4 f : x  x 2 + 8 x met x ≤ −4

13 Een rechte d met richtingscoëfficiënt 2 snijdt de y-as in het punt (0,1).


Door de rechte d te spiegelen om de x-as krijgt men een tweede rechte.
Door de rechte d te spiegelen om de y-as krijgt men een derde rechte.
Door de rechte d te spiegelen om de eerste bissectrice krijgt men een vierde rechte.
Welke van de volgende vergelijkingen is niet de vergelijking van één van deze vier rechten?
1
A y 2x + 1
= B y=−2 x + 1 C y 2x − 1
= D y=−2 x − 1 E =y ( x − 1)
2
(Bron  VWO, tweede ronde 2003)

14 Met f : x  x 2 en g : x  x construeert men vijf nieuwe functies:

f f (x)
:x f  g : x  f (g ( x )) f ⋅ g : x  f (x)⋅ g(x)
g g(x)

g g(x)
g  f : x  g ( f ( x )) :x
f f (x)

Twee van deze vijf functies hebben hetzelfde domein. Twee andere functies hebben ook hetzelfde domein.
Welk is de overblijvende functie?
f g
A B f g C f ⋅g D g f E
g f
(Bron  VWO, eerste ronde 2005)

15 ) x 2 − 1 , dan is g ( 3 ) gelijk aan


Met de functies f ( x )= x − 1 en ( g  f )( x=

A 3 B 4 C 8 D 9 E 15
(Bron  VWO, tweede ronde 1998)

4
De grafieken van de functies f en g zijn gegeven.
16
Bepaal
1 f −1 ( 3 )

2 ( f  g )( 2 )
3 ( g  f )( −2 )
4 ( f  g  f )( 4 )
 −1 
5 (g  f −1
 g)  
 2 

17 Als f : x  x 3 + 2 , g : x  x en h : x  x − 2 bepaal dan het voorschrift van de functies


1 gh 4 f gh

2 f g 5 g  h −1  f

3 ggg 6 g  f −1  h −1

18 Bepaal algebraïsch het domein en de nulpunten van de functies

2 − 3x
1 f : x  x 2 − 12 x + 27 4 f:x 3
4x + 1

x − 4x3 2x 2 + x − 6
2 f:x− 5 f:x
x −3 4 − x2

3 2 1
3 f : x  x + 5 − 2x 6 f:x − −
x3 x2 x

5
19 Welke van de onderstaande vergelijkingen in de onbekende t heeft precies één reële oplossing?
A 1 = t + 1−t B 2 = t + 2−t C 3 = t + 3−t
D 4 = t + 4−t E 5 = t + 5−t
(Bron  VWO, eerste ronde 2014)

20 Los de volgende irrationale vergelijkingen algebraïsch op.


1 2 x= 1 − x 6 2 x +1 − x + 4= x + 20
2 3x + 1 + 3 =
x 7 14 − x = 1+ 7+ x

3 x2 + 1 + x =4 8 x 2 − 3x + x 2 − 3x + 8 =
34
4 6+ x − 1+ x = 4 + 7x 9 6 x 2 − 12 x + 7 + 2 x =x2
1 1 1
5 x 2 + 165 − x 2 − 52 =
7 10 + =
x +2 + x x + x −2 4

21 3x 2 − 3 + 2x − 7
Gegeven de functie f : x  .
x 3 − 6 x 2 + 5x
Bepaal
1 het domein van f
2 de nulpunten van f
3 vergelijkingen van de eventuele verticale asymptoten van de grafiek van f

22 Hoeveel reële oplossingen heeft de irrationale vergelijking x +1− 4 x −3 + x + 6 − 6 x −3 =1?

A geen B 1 C 2 D 4 E oneindig veel


(Bron  University of South Caroline High School Math Contest, 2014)

6
Oplossingen

1 1) 100 3) 1
2) 2 4) 2

4 y x4
2 1) 5)
x y2
1 1
2) 6)
4 x 3 8 6
x⋅4 y
x2 1
3) 7)
y4 48
x
x
4) 8) y 3 x 2
3
4
y

3 1) 10
a 3) 3
x
a6
2) 12
16 x 4 y 3 4) 3
b

4 B

5 n = 6, p = −8 en q = 5

6 C

7 1) B
2) 512 kg

8 1) 1,129 m²
2) 26,679 kg
2
3) 3 3 ≈ 2, 08 keer

9 A

10 E

5− x
f −1 ( x ) = f −1 ( x ) =( x + 4 ) − 2 met x ≥ −4
2
11 1) 3 4)
2
(4 − x )
4
5 +7
2) f −1 ( x ) = 5) f −1 ( x ) = met x ≤ 4
2x − 1 2
x2 + 2 x −1
3) f −1 ( x ) = met x ≥ 0 6) f −1 ( x ) = −
3 2

7
12 1) f −1 ( x ) =1+ x −3 3) f −1 ( x ) =−1 + x − 1
2) f −1 ( x ) =4 − 5 − x 4) f −1 ( x ) =−4 − x + 16

13 C

14 D

15 E

3
16 1) −2 4) −
2
1
2) − 5) 2
2
3) 1

( )
3
17 1) =
y x −2 4) y = x −2 +2

2) =y x3 + 2 5) =y x3 + 4
3) y = 8 x 6) y = 6 x

 1   1 2
18 1) dom f = ]−∞,3] ∪ [9, +∞[ 4) dom f =  −∞, −  ∪  − , 
 4   4 3
2
nulpunten: 3 en 9 nulpunt:
3
 1  1  3 
2) dom f =  − 2 ,0  ∪  2 ,3  5) dom f =  ,2 
2 
1 1 3
nulpunten: − , 0 en nulpunt:
2 2 2
 5 
3) dom f = 0,  6) dom f = ]−∞, −3] ∪ ]0,1]
 2
geen nulpunten nulpunten: −3 en 1

19 B

1
20 1) x= 6) geen oplossing
4
2) x=8 7) x=9
15
3) x= 8) x = −4 of x = 7
8
5
4) x= − 9) x= 1 + 2 2 of x= 1 − 2 2
21
257
5) x = 14 of x = −14 10) x =
16

8
21 1) dom f = ]−∞, −1] ∪ ] 1, 5 [ ∪ ] 5, +∞ [
2) nulpunt: 2
3) x = 1 en x = 5

22 E

Verklaring

( )
2
x +1− 4 x −3 = x −3 − 4 x −3 + 4 = x −3 −2 en

x −3 +9 = ( x − 3 − 3)
2
x +6−6 x −3 = x −3−6 zodat de vergelijking geschreven kan worden

als x −3 −2 + 3− x −3 =
1.

Elke x waarvoor geldt dat 2 ≤ x − 3 ≤ 3 , of 7 ≤ x ≤ 12 , is bijgevolg een oplossing.

You might also like