You are on page 1of 5

Euthanasie in het recht

De Koffie-euthanasie zaak is een vrij recente zaak. Er is euthanasie gepleegd op een


oudere, zwaar demente vrouw. Maar wat als het mis gaat en de arts wordt aangeklaagd? En
wat als de rechter een fout heeft gemaakt bij de einduitspraak?

Rechtsfeiten
- In 2012 heeft de desbetreffende patiënt een schriftelijk euthanasieverzoek
ondertekend met een wilsverklaring.
- Begin 2016 is de patiënt opgenomen en sindsdien begon ze wisselende signalen af
te geven m.b.t de euthanasie.
- Mevrouw wordt op 29 maart 2016 niet meer wilsbekwaam geschat.
- De euthanasie is uiteindelijk uitgevoerd als gevolg van de wilsverklaring die in 2012 is
opgesteld. Uit het medisch dossier, de situatie van de patiënte en de bevindingen van
de hulpverleners is gekomen dat de patiënte mondeling niet meer kon verklaren of zij
de euthanasie nog wel wilde.

Wettelijk kader (rechtsregels)


- Art. 293 Wetboek van Strafrecht
- Art. 289 Wetboek van Strafrecht (hierna, Sr)
- Art. 2 Wet Toetsing Levensbeëindiging (hierna, Wtl)

Rechtsvraag
Rust op de arts de plicht tot verificatie van de actuele levens-of stervenswens bij een
wilsonbekwame, diep demente om te spreken van een vrijwillig en weloverwogen verzoek tot
euthanasie?

Beslissing en argumentatie van de rechter


Volgens de rechtbank hoefde de arts niet te informeren naar de actuele levens-of
stervenswens. Er wordt dus eigenlijk een eis gesteld die niet bekend is in de wet. Doordat de
patiënt niet in de gelegenheid is haar wensen te uiten, wordt hiermee ook een tekort aan de
wilsverklaring gedaan, omdat de patiënte de euthanasie in principe niet ‘wil’.1
De beslissing van de rechter is uiteindelijk dat het primair ten laste gelegde is bewezen (art.
293 Sr), maar er is geen sprake van een strafbaar feit en de arts is ontslagen van alle
rechtsvervolgingen. 2

Om de genoemde rechtsvraag en de bijbehorende deelvragen zo goed mogelijk te kunnen


beantwoorden zal als eerst de wetsgeschiedenis behandeld worden om te kijken of de
rechtbank tot een rechtvaardige uitspraak is gekomen. Vervolgens wordt hetzelfde
uitgewerkt door middel van het gebruik van jurisprudentie en overige
rechtswetenschappelijke literatuur.

Wat zegt de huidige wet en de wetsgeschiedenis over vrijwillig en weloverwogen


verzoek/wilsverklaringen/wilsonbekwaamheid bij dementie?
1
Rb. Den Haag 11 september 2019, R.O. 5.3.2.
2
Rb. Den Haag 11 september 2019
De arts is niet strafbaar indien hij voldoet aan de zorgvuldigheidseisen waarnaar wordt
verwezen in lid 2 van art. 293 Sr. De eerste zorgvuldigheidseis uit art. 2, lid 1, Wtl is dan ook
‘’het vrijwillig en weloverwogen verzoek’’. De patiënte moet zelf komen met het verzoek en
hier goed nagedacht hebben. 3
Volgens de Memorie van Toelichting van dit artikel houdt het ‘’vrijwillig en
weloverwogen verzoek’’ in dat de patiënte vrijwillig verzoekt naar de euthanasie, zich volledig
bewust is van de situatie en volledig inzicht heeft in zijn/haar situatie.4

In art. 2, lid 2 Wtl is de wilsverklaring opgenomen. ‘’De zorgvuldigheidseisen, bedoeld in het


eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing’’. Dit betekent dus dat de arts zich nog
steeds moet houden aan de genoemde zorgvuldigheidseisen.
In een ander parlementair stuk wordt benoemd dat, ook al is de (voldoende
duidelijke) wilsverklaring een lange periode geleden opgesteld en de toestand van de
patiënte is inderdaad zoals genoemd in de wilsverklaring, de arts ervan uit kan gaan dat de
patiënte de beslissing in een eerdere fase op eigen kracht, bewust en weloverwogen heeft
gemaakt. Het is aan de arts om te kijken hoe hij de wilsverklaring van de patiënte
interpreteert. 5

Uit de wetsgeschiedenis 6 blijkt dat dementie op zichzelf geen reden is om euthanasie te uit
te voeren, omdat dementie niet direct ‘uitzichtloos en ondraaglijk lijden’ biedt. Een patiënte
zal bijkomende klachten, zoals hevige benauwdheid of hevige pijn als gevolg van ernstige
decubitus,7 moeten hebben om dit verzoek met succes uit te kunnen voeren. Of de
euthanasie dan ook wordt uitgevoerd, blijft de arts bepalen. 8
Het is van belang dat de arts de patiënt inlicht over de strenge zorgvuldigheidseisen en de
toetsing daarvan. 9
De arts en de patiënt hebben dus beide een belangrijke rol met veel verplichtingen.

Wat zegt de relevante jurisprudentie over vrijwillig en weloverwogen verzoek,


wilsverklaringen en wilsonbekwaamheid bij dementie?
De eerste grote euthanasiezaak in Nederland is in 1973 behandeld door de rechtbank in
Leeuwarden, namelijk de Postma zaak. Hierin worden de voorwaarden voor euthanasie
3
Kamerstukken II 1998/99, 26 691 nr. 3, p. 8
4
Kamerstukken II 1998/99, 26 691 nr. 3, p. 8
5
Kamerstukken II 1999/00, 26 691 nr. 6, p. 94
6
Kamerstukken II, 1999/00, 26 691, nr. 6, p. 86
7
Kamerstukken II 1999/00, 26 691, nr. 6, blz. 35 en 86
8
Kamerstukken II, 2000/01, 26 691, nr. 9, p. 25
9
Kamerstukken II, 2000/01, 26 691, nr. 22, p. 70
officieel vastgelegd. Deze rechtszaak heeft een basis gelegd voor de zorgvuldigheidseisen
uit art. 2 lid 1, Wtl. 10
Hier komt ook voor het eerst het vrijwillig en weloverwogen verzoek naar voren bij de
eerdergenoemde voorwaarden voor euthanasie.
In het Schoonheim arrest is bepaald dat het handelen van de arts, zoals bedoeld in
art. 293 Sr, niet tot strafvervolging van de arts hoeft te leiden. Wanneer een arts ziet dat een
patiënt een ondraaglijk lijdend bestaan heeft, wat erger wordt, is de arts niet strafbaar. Hierbij
zijn de zorgvuldigheidseisen belangrijk. 11
Volgens de uitspraak van de Rechtbank in de Koffie-euthanasie zaak, heeft de arts
wel voldaan aan de zorgvuldigheidseisen, wat de arts inderdaad ontslaat van alle
rechtsvervolgingen.
In het Schoonheim arrest is ook bepaald dat het aan de arts is om te zien of de
patiënte een ondraaglijk lijdend bestaan heeft. De arts heeft dus hierop gebaseerd
geen verificatieplicht van de actuele levens- of stervenswens nodig.

Op 21 april was de einduitspraak van de Koffie-euthanasie zaak. Hierin is de Rechtbank in


het gelijk gesteld en is er een cassatie in belang van der wet ingediend, om de interpretatie
rond de wet omtrent de wilsverklaring bij dementerenden uit te leggen.
De Hoge Raad weerlegt het feit dat de arts onzorgvuldig heeft gehandeld en stelt dat het bij
de wil van de patiënt niet alleen gaat om het woordgebruik, maar meer om de
omstandigheden waaruit de arts de wil van de patiënt kan opmaken. 12 Dit is ook eerder
genoemd in het boek van WöretsHofer. Hierin werd duidelijk gemaakt dat de wilsuiting zowel
verbaal als ‘non-verbaal’ geuit kan worden en het dus niet alleen om de bewoordingen van
de patiënt gaat.13
Uit de wetsgeschiedenis en de genoemde jurisprudentie kan worden ontleend dat het
dus aan de arts is om te bepalen over het verdere verloop van de situatie van de patiënte en
dat er dus geen vaststelling nodig is van de levens-of stervens wens op dat moment. De
patiënte is immers wilsonbekwaam.

In de zaak Miss Pretty Vs. UK wordt er diep ingegaan op artt. 2 en 8 van het EVRM, ‘’het
recht op leven en het recht op respect voor het privéleven’’.14 In deze zaak wordt bepaald dat
‘’het recht op leven’’ niet dezelfde betekenis heeft als ‘’het recht op sterven’’, volgens het
EHRM is er geen ‘’recht om te sterven’’ in de zin van het EVRM.
Echter, geeft het EHRM hierbij een ruime beleidsvrijheid aan de lidstaten over het gebruik
van deze artikelen.
Ook heeft het EHRM in een andere zaak bepaald dat de levensbeëindiging van een
wilsonbekwaam patiënt wél toelaatbaar is.15
Hieruit kan worden ontleend dat de arts in de koffie-euthanasiezaak bevoegd was de
euthanasie op de patiënte uit te voeren, ook zonder de betreffende verificatieplicht. Aan het
vereiste van wilsonbekwaamheid van het EHRM is immers voldaan.

Klaas Rozemond heeft een artikel geschreven over de Koffie-euthanasie zaak.


Rozemond spreekt in het artikel over het feit dat de patiënt het recht heeft de euthanasie te
weigeren, ook nadat de wilsverklaring is opgesteld.

10
Rb. Leeuwarden 21 februari 1973
11
HR 27 november 1984, R.O. 7 en 8
12
HR 21 april 2020
13
J. WöretsHofer, Volgens de regelen van de kunst, p. 132
14
EHRM 29 april 2002, R.O. 38 en 39
15
PHR 17 december 2019, R.O. 13.3
Rozemond stelt ook dat de Rechtbank de artikelen 2 en 8 EVRM helemaal niet heeft
meegenomen in de beoordeling en dat er sprake is van schending van deze artikelen.
Een arts heeft volgens Rozemond nog steeds de verificatieplicht om zo de mensenrechten te
blijven beschermen.16
Door de ruime discretionaire bevoegdheid van de lidstaten met betrekking tot art. 2 en 8
EVRM en het feit dat volgens het EHRM, de arts mag bepalen over de omstandigheden van
de patiënt, kan gesteld worden dat hier geen mensenrechten worden geschonden. Verder
heeft het EHRM weinig andere regelingen met betrekking tot euthanasie opgesteld.

In een tweede artikel, genaamd ‘’wat gaat voor: mijn wilsbekwame ik of mijn demente ik’’,
wordt verder ingegaan op de wilsverklaring en welke ‘wil’ nou eigenlijk geldt in de situatie van
de patiënt. Het artikel stelt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat er geen duidelijkheid is over
de afweging tussen de wilsbekwame doodswens en de wilsonbekwame levenswens. Een
wilsonbekwaam persoon is niet in staat om een wilsverklaring betreffende een
euthanasieverzoek te herroepen, dit betekent dus eigenlijk dat de wilsbekwame doodswens
eerder geldt dan de wilsonbekwame levenswens, maar wat heeft dit dan voor gevolgen voor
de arts? Dit neemt volgens de auteur niet weg dat, de arts alsnog rekening moet houden met
de situatie van de patiënt en dat er wel mogelijkheid is voor gegronde redenen, om de
euthanasie niet uit te voeren. Maar, zoals al eerder genoemd is, blijft dit de keuze van de
arts.17

Conclusie
De arts is het best op de hoogte van de situatie van de patiënt en kan dus ook het best
bepalen of de euthanasie wel of niet uitgevoerd moet worden.
In de uitspraak van de Hoge Raad is de rechtbank in het gelijk gesteld. Ook heeft de Hoge
raad bekend gemaakt dat de wil niet alleen via verbale communicatie bekend gemaakt hoeft
te worden, maar dat de arts dit ook kan opmaken uit de omstandigheden en de situatie van
de patiënt, wat eerder ook is genoemd in het boek van WöretsHofer.
Rust op de arts de plicht tot verificatie van de actuele levens-of stervenswens bij een
wilsonbekwame, diep demente patiënt om te spreken van een vrijwillig en weloverwogen
verzoek tot euthanasie?

Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie kan afgeleid worden dat de arts zich


kan houden aan de wilsverklaring afgegeven door de patiënt. In dit vraagstuk gaat het echter
om de strafbaarheid en de verificatieplicht van de arts. De arts heeft zich gehouden aan de
zorgvuldigheidseisen en heeft ook rekening gehouden met de wilsonbekwaamheid en de
situatie van de patiënt. Het is als mens ook begrijpelijk dat een wilsonbekwaam en dement
persoon veel verschillende signalen zal afgeven met betrekking tot de wil en dat een arts
veel moeite kan hebben met het interpreteren van de wisselende signalen. Daarom is het
besluit van de Hoge Raad aannemelijk. Het antwoord op de rechtsvraag is dus ontkennend.

Ouidad El Hihi

Bronnenlijst

Wet-en regelgeving

16
Klaas Rozemond, mensen met dementie hebben het recht om euthanasie te weigeren, p. 2-4
17
Miriam de Bontridder, wat gaat voor: mijn wilsbekwame ik of mijn demente ik?
- Kamerstukken II 1998/99, 26 691 nr. 3, p. 8
- Kamerstukken II, 2000/01, 26 691, nr. 9, p. 25
- Kamerstukken II, 1999/00, 26 691, nr. 6, p. 68 en p. 94
- Kamerstukken II, 2000/01, 26 691, nr. 22, p. 70

- Artikel 293, tweede lid, Wetboek van Strafrecht


- Art. 2, eerste lid, Wet toetsing levensbeëndiging op verzoek en hulp bij zelfdoding

Jurisprudentie
- Rb. Den Haag 11 september 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:9506 (RO 5.3.2.)
- Rb. Leeuwarden 21 februari 1973, ECLI:NL:RBLEE:1973:AB5464
- HR 27 november 1984, ECLI:NL:PHR:1984:AC8615
- HR 27 november 1984, ECLI:NL:PHR:1984:AC8615
- EHRM 29 april 2002, ECLI:NL:XX:2002:AP0678
- HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:712

Literatuurlijst
Bontridder, de, NJB 2019/2267
M. de Bontridder, ‘Wat gaat voor: mijn wilsbekwame ik of mijn demente ik?’, NJB 2019/2267

Rozemond, NJB 2020/292


K. Rozemond, ‘Mensen met dementie hebben het recht om euthanasie te weigeren NJB
2020/292, p. 2-4

J. WöretsHofer in: ‘Volgens der regelen van de kunst’, 1992


Volgens de regelen van de kunst, de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de medicus voor
professioneel uitgevoerde handelingen 1992, blz. 132

You might also like