Professional Documents
Culture Documents
Rechtsfeiten
- In 2012 heeft de desbetreffende patiënt een schriftelijk euthanasieverzoek
ondertekend met een wilsverklaring.
- Begin 2016 is de patiënt opgenomen en sindsdien begon ze wisselende signalen af
te geven m.b.t de euthanasie.
- Mevrouw wordt op 29 maart 2016 niet meer wilsbekwaam geschat.
- De euthanasie is uiteindelijk uitgevoerd als gevolg van de wilsverklaring die in 2012 is
opgesteld. Uit het medisch dossier, de situatie van de patiënte en de bevindingen van
de hulpverleners is gekomen dat de patiënte mondeling niet meer kon verklaren of zij
de euthanasie nog wel wilde.
Rechtsvraag
Rust op de arts de plicht tot verificatie van de actuele levens-of stervenswens bij een
wilsonbekwame, diep demente om te spreken van een vrijwillig en weloverwogen verzoek tot
euthanasie?
Uit de wetsgeschiedenis 6 blijkt dat dementie op zichzelf geen reden is om euthanasie te uit
te voeren, omdat dementie niet direct ‘uitzichtloos en ondraaglijk lijden’ biedt. Een patiënte
zal bijkomende klachten, zoals hevige benauwdheid of hevige pijn als gevolg van ernstige
decubitus,7 moeten hebben om dit verzoek met succes uit te kunnen voeren. Of de
euthanasie dan ook wordt uitgevoerd, blijft de arts bepalen. 8
Het is van belang dat de arts de patiënt inlicht over de strenge zorgvuldigheidseisen en de
toetsing daarvan. 9
De arts en de patiënt hebben dus beide een belangrijke rol met veel verplichtingen.
In de zaak Miss Pretty Vs. UK wordt er diep ingegaan op artt. 2 en 8 van het EVRM, ‘’het
recht op leven en het recht op respect voor het privéleven’’.14 In deze zaak wordt bepaald dat
‘’het recht op leven’’ niet dezelfde betekenis heeft als ‘’het recht op sterven’’, volgens het
EHRM is er geen ‘’recht om te sterven’’ in de zin van het EVRM.
Echter, geeft het EHRM hierbij een ruime beleidsvrijheid aan de lidstaten over het gebruik
van deze artikelen.
Ook heeft het EHRM in een andere zaak bepaald dat de levensbeëindiging van een
wilsonbekwaam patiënt wél toelaatbaar is.15
Hieruit kan worden ontleend dat de arts in de koffie-euthanasiezaak bevoegd was de
euthanasie op de patiënte uit te voeren, ook zonder de betreffende verificatieplicht. Aan het
vereiste van wilsonbekwaamheid van het EHRM is immers voldaan.
10
Rb. Leeuwarden 21 februari 1973
11
HR 27 november 1984, R.O. 7 en 8
12
HR 21 april 2020
13
J. WöretsHofer, Volgens de regelen van de kunst, p. 132
14
EHRM 29 april 2002, R.O. 38 en 39
15
PHR 17 december 2019, R.O. 13.3
Rozemond stelt ook dat de Rechtbank de artikelen 2 en 8 EVRM helemaal niet heeft
meegenomen in de beoordeling en dat er sprake is van schending van deze artikelen.
Een arts heeft volgens Rozemond nog steeds de verificatieplicht om zo de mensenrechten te
blijven beschermen.16
Door de ruime discretionaire bevoegdheid van de lidstaten met betrekking tot art. 2 en 8
EVRM en het feit dat volgens het EHRM, de arts mag bepalen over de omstandigheden van
de patiënt, kan gesteld worden dat hier geen mensenrechten worden geschonden. Verder
heeft het EHRM weinig andere regelingen met betrekking tot euthanasie opgesteld.
In een tweede artikel, genaamd ‘’wat gaat voor: mijn wilsbekwame ik of mijn demente ik’’,
wordt verder ingegaan op de wilsverklaring en welke ‘wil’ nou eigenlijk geldt in de situatie van
de patiënt. Het artikel stelt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat er geen duidelijkheid is over
de afweging tussen de wilsbekwame doodswens en de wilsonbekwame levenswens. Een
wilsonbekwaam persoon is niet in staat om een wilsverklaring betreffende een
euthanasieverzoek te herroepen, dit betekent dus eigenlijk dat de wilsbekwame doodswens
eerder geldt dan de wilsonbekwame levenswens, maar wat heeft dit dan voor gevolgen voor
de arts? Dit neemt volgens de auteur niet weg dat, de arts alsnog rekening moet houden met
de situatie van de patiënt en dat er wel mogelijkheid is voor gegronde redenen, om de
euthanasie niet uit te voeren. Maar, zoals al eerder genoemd is, blijft dit de keuze van de
arts.17
Conclusie
De arts is het best op de hoogte van de situatie van de patiënt en kan dus ook het best
bepalen of de euthanasie wel of niet uitgevoerd moet worden.
In de uitspraak van de Hoge Raad is de rechtbank in het gelijk gesteld. Ook heeft de Hoge
raad bekend gemaakt dat de wil niet alleen via verbale communicatie bekend gemaakt hoeft
te worden, maar dat de arts dit ook kan opmaken uit de omstandigheden en de situatie van
de patiënt, wat eerder ook is genoemd in het boek van WöretsHofer.
Rust op de arts de plicht tot verificatie van de actuele levens-of stervenswens bij een
wilsonbekwame, diep demente patiënt om te spreken van een vrijwillig en weloverwogen
verzoek tot euthanasie?
Ouidad El Hihi
Bronnenlijst
Wet-en regelgeving
16
Klaas Rozemond, mensen met dementie hebben het recht om euthanasie te weigeren, p. 2-4
17
Miriam de Bontridder, wat gaat voor: mijn wilsbekwame ik of mijn demente ik?
- Kamerstukken II 1998/99, 26 691 nr. 3, p. 8
- Kamerstukken II, 2000/01, 26 691, nr. 9, p. 25
- Kamerstukken II, 1999/00, 26 691, nr. 6, p. 68 en p. 94
- Kamerstukken II, 2000/01, 26 691, nr. 22, p. 70
Jurisprudentie
- Rb. Den Haag 11 september 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:9506 (RO 5.3.2.)
- Rb. Leeuwarden 21 februari 1973, ECLI:NL:RBLEE:1973:AB5464
- HR 27 november 1984, ECLI:NL:PHR:1984:AC8615
- HR 27 november 1984, ECLI:NL:PHR:1984:AC8615
- EHRM 29 april 2002, ECLI:NL:XX:2002:AP0678
- HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:712
Literatuurlijst
Bontridder, de, NJB 2019/2267
M. de Bontridder, ‘Wat gaat voor: mijn wilsbekwame ik of mijn demente ik?’, NJB 2019/2267