Professional Documents
Culture Documents
5. Geometrische optica
5.1. De terugkaatsing.
• De invallende straal i, de teruggekaatste straal t en de normaal n liggen in één vlak.
• De invalshoek θi is gelijk aan de teruggekaatste hoek θt .
5.2. De lichtbreking.
• De invallende straal, de gebroken straal en de normaal liggen in één vlak.
• Brekingsindex:
n2
n21 = .
n1
Hier is n21 de brekingsindex van het tweede medium ten opzichte van het eerste me-
dium. n2 (resp. n1 ) is de absolute brekingsindex, dit is de brekingsindex van het tweede
medium t.o.v. van vacuüm (resp. brekingsindex van eerste medium t.o.v. vacuüm).
• Wet van Snellius (invalshoek: θi , brekingshoek: θb ):
sin θi
= n21 ⇐⇒ n1 sin θi = n2 sin θb .
sin θb
• Men zegt dat een stof met kleinere brekingsindex optisch ijler is. Als een lichtstraal
dus van een optisch ijler naar een optisch dichter medium gaat, is er breking naar de
normaal toe.
5.3. Totale inwendige terugkaatsing.
• We laten een lichtstraal invallen van een optisch dichter naar een optisch ijler milieu.
• Voor een bepaalde invalshoek zal θb = π2 , de invalshoek die correspondeert met θb
noemen we de grenshoek.
• Invalshoeken groter dan deze grenshoek θc geven aanleiding tot een effect dat men
totale inwendige terugkaatsing noemt, voor deze θi > θc wordt al de inkomende energie
volledig teruggekaatst in het oorspronkelijke medium.
• Men kan de grenshoek θc vinden door in de betrekking van Snellius te stellen dat
θb = π2 .
π n2
n1 sin θc = n2 sin , sin θc = .
2 n1
5.4. Beeldvorming bij sferische spiegels.
• Formule van Descartes:
1 1 2 1
+ = = ,
v b r f
met f afstand tot het brandpunt, b afstand tot het beeld, r de straal en v de afstand
tot het oorspronkelijke voorwerp (allemaal t.o.v. de spiegel).
• De interpretatie van deze formule is als volgt: in de gevolgde paraxiale benadering gaan
alle stralen die door een bepaald punt P van een voorwerp gaan, onafhankelijk van de
hoek met de hoek van de optische as, na reflectie door hetzelfde punt P 0 (beeldpunt).
• Het gevormde beeld van een sferische spiegel kan dus gevonden worden door de con-
structie van enkele bijzondere stralen zoals deze door de pool O en deze door het
centrum C.
• Tekenconventies:
– Als de lichtstraal van links naar rechts loopt (dus van het centrum van de cir-
kel) dan zullen de voorwerpsafstanden positief genomen worden, indien ze van
rechts naar links lopen dan zullen ze negatief zijn. De beeldsafstanden zullen
positief genomen worden als ze links liggen (dus aan de kant van het voorwerp),
en negatief als ze rechts liggen van het scheidingsoppervlak.
– De brandpuntsafstanden en kromtestralen worden eveneens positief gerekend
wanneer respectievelijk het brandpunt en het middelpunt aan de kant liggen van-
waar het licht komt, ze worden negatief gerekend als ze achter de spiegel liggen.
– Voorwerp- en beeldgrootte zijn positief wanneer ze rechtop staan en negatief
wanneer ze omgekeerd staan.
ALGEMENE NATUURKUNDE — FORMULARIUM 7
6. Relatieve beweging
6.1. Relatieve snelheid en relatieve beweging.
• De snelheid van B t.o.v. A wordt gedefinieerd als:
d~rBA d~rB d~rA
~vBA = = − = ~vB − ~vA = −~vAB met ~rBA = ~rB − ~rA = −~rAB .
dt dt dt
• Analoog definieert men:
d~vBA d~vB d~vA
~aBA = = − = ~aB − ~aA = −~aAB .
dt dt dt
6.2. De eenparige relatieve rechtlijnige translatie van twee coördinatenstelsels.
• We beschouwen twee waarnemers O en O0 .
• Galilei-transformatie:
x0 = x − vt
y0 = y
z0 = z
t0 = t.
~ (resp. V
• V ~ 0 ) is de snelheid van het deeltje t.o.v. O (resp. O0 ), ~v is de snelheid van O0
t.o.v. O:
Vx0 = Vx − v
Vy0 = Vy
Vz0 = Vz .
• De versnelling is invariant bij de overgang tussen twee assenstelsels in eenparige trans-
latie. De Tweede Wet van Newton is dus geldig in zowel het assenstelsel O0 x0 y 0 z 0 als
in het assenstelsel Oxyz. Dit is in overeenstemming met het zogenaamde klassiek
relativiteitsbeginsel:
Alle wetten van de dynamica zijn dezelfde voor alle inertiaalwaarnemers die
met constante snelheid ten opzichte van elkaar bewegen.
6.3. Voorbeeld: beschrijving van de vrije val in een bewegende lift.
• Coördinaat van het vallend deeltje in de bewegende lift (aL is de versnelling van het
bewegende assenkruis):
1
y(t) = − (g + aL )t2 + y(0).
2
• Dan hebben we:
d2 y
m = −mg − maL .
dt2
• Voor versnelde assenkruisen schrijven we algemeen:
d2~r
m = F~reëel + F~pseudo .
dt2
6.4. Berekening van de snelheid en de versnelling bij rotatiebewegingen van het
assenkruis.
• De snelheid in het roterend assenkruis:
~0 =V
V ~ −ω~ × ~r.
• De versnelling in het roterend assenkruis:
~a0 = ~a − 2(~ ~ 0) − ω
ω×V ~ × (~
ω × ~r).
Hier is ~acor = +2(~ω×V ~ 0 ) de Coriolis-versnelling (deze is enkel verschillend van nul
indien het deeltje in beweging is t.o.v. het roterend assenstelsel). Ook is ~acent = −~
ω×
ALGEMENE NATUURKUNDE — FORMULARIUM 9
ω ×~r) (dus acent = ω 2 R met R de afstand van het beschouwde punt tot de rotatie-as)
(~
de centrifugale versnelling.
~a0 = ~a − ~acor + ~acent .
Dan hebben we (pseudokrachten):
– De Coriolis-kracht: F~cor = +2m(~ ω×V~ 0 ).
– De centrifugale kracht: F~cent = −m~
ω × (~ ω × ~r).
6.5. De Lorentz-transformatie.
• De Lorentz-transformatie:
x − vt
x0 = k(x − vt) = q
2
1 − vc2
y0 = y
z0 = z
t − vx2
t0 = k(t − bx) = q c .
2
1 − vc2
• Inverse transformatie:
x0 + vt
x= q
2
1 − vc2
y = y0
z = z0
t0 + vx2
t= q c .
2
1 − vc2
• Voor de snelheden:
dx0 Vx − v
Vx00 = =
dt0 1 − vV2
x
qc
2
dy 0 Vy 1 − vc2
Vy00 = 0 =
dt 1 − vV 2
x
q c
2
dz 0 Vz 1 − vc2
Vz00 = 0 = .
dt 1 − vV
c2
x
Een tijdsinterval is de tijd die verloopt tussen 2 gebeurtenissen op dezelfde plaats van
de ruimte.
10 ALGEMENE NATUURKUNDE — FORMULARIUM
7. Relativistische mechanica
7.1. Klassiek relativiteitsprincipe.
• Klassiek relativiteitsprincipe:
Alle wetten van de dynamica blijven dezelfde voor alle inertiaalwaarnemers
die met een constante snelheid t.o.v. elkaar bewegen.
7.3. Impuls.
• De massa wordt niet meer constant beschouwd, maar varieert zoals:
m0
m= q .
2
1 − vc2
7.4. Kracht.
• De fundamentele definitie van kracht blijft geldig:
d~
p d(m~v ) d m0 v
F~ = = = q .
dt dt dt 1− v
2
c2