You are on page 1of 11

INLEIDING OPTICA

Lens (optiek)
(Doorverwezen vanaf Lens (optisch))
Een lens is een transparant, veelal glazen voorwerp waarmee lichtstralen
geconvergeerd dan wel gedivergeerd kunnen worden. De meeste lenzen zijn zgn.
sferische lenzen, lenzen met twee bolvormige oppervlakken. Daarnaast zijn er ook
cilindrische en andervormige lenzen.
Sferische lenzen

Met sferische lenzen kunnen beelden vergroot of verkleind worden. Voor veel
doeleinden worden groepen van lenzen gebruikt die dan wel objectief worden
genoemd; ook een oculair van een microscoop of telescoop bestaat meestal uit
verscheidene lenzen. Het menselijk oog bevat ook een lens.
De mate van vergroting of verkleining hangt af van de sterkte van de lens. Deze
lenssterkte S is het omgekeerde van de brandpuntsafstand f en wordt uitgedrukt
in dioptrie (dpt = m − 1).
Brandpuntsafstand

De brandpuntafstand van een lens is de afstand tussen de lens en het punt waar
evenwijdig invallende stralen na doorgang door de lens samenkomen of samen
zouden komen. Brandpuntsafstanden kunnen uiteenlopen van fracties van enkele
millimeters (microscoopobjectieven, fisheye lens van een fototoestel), tot enkele
meters (bij een telescooplens). In onderstaande figuur wordt de brandpuntsafstand
f aangegeven. Te zien is dat het licht van een verre lichtbron (de evenwijdige
rode lijnen) na passage van de lens in het brandpunt samenkomen.

Positieve lens
Een negatieve lens heeft een virtueel brandpunt. In onderstaande figuur is te zien
dat het licht van een verre lichtbron, de rode evenwijdige lijnen aan de linkerkant
van de figuur, na het passeren van de lens uit elkaar gaan (divergeren). Het
virtuele brandpunt is het punt waar deze divergerende lichtstralen schijnbaar
vandaan komen.
Negatieve lens
Van een positieve lens, een vergrootglas of loep, kan eenvoudig de
brandpuntsafstand worden bepaald. Wordt licht van een verre lichtbron
(bijvoorbeeld de zon) afgebeeld via de lens op bijvoorbeeld een papier, dan
ontstaat een scherp beeld van de lichtbron, op een afstand van de lens gelijk aan
de brandpuntsafstand.
De oorsprong van het woord brandpuntsafstand is dat de afbeelding van de zon
het papier echt kan verbranden. De lens moet dan enige tijd exact op dezelfde
plek gehouden worden. In het brandpunt wordt het papier dan zo heet, dat het in
brand vliegt.
De afstanden van het voorwerp, beeld en brandpunt tot het optisch centrum
voldoen aan de lenzenformule.
Optische as

De mate waarin een lichtstraal van richting verandert is afhankelijk van de hoek
tussen de lichtstraal en het oppervlak van de lens. Als de hoek tussen lichtstraal
en lensoppervlak 90° is vindt geen richtingverandering plaats. Of er nu sprake is
van een positieve of negatieve lens, elke lens heeft een optische as waar het licht
rechtdoor gaat (aan de voorzijde én aan de achterzijde is de hoek tussen
lensoppervlak en lichtstraal een rechte hoek).

Fotografie
De in de fotografie gebruikte objectieven zijn samengestelde lenzen. Een objectief
is zodanig opgebouwd dat de lensfouten van de enkelvoudige lenzen elkaar zoveel
mogelijk compenseren, zodat de afbeelding zo zuiver mogelijk is.
Een van de belangrijkste afwijkingen is de sferische aberratie. Een bolvormige lens
met een niet-verwaarloosbare dikte maakt geen perfect brandpunt, zoals
geïllustreerd is in onderstaande figuur.

Sferische aberratie
Omdat een bolvormige lens het eenvoudigste is te maken, worden bolvormige
lenzen toch het meeste toegepast. Lenzen met een afwijkende (bijvoorbeeld
parabolische) vorm heten asferische lenzen. Met asferische lenzen zijn sommige
beeldafwijkingen beter te corrigeren dan met sferische. Ze worden daarom steeds
meer toegepast, ook dankzij verbeterde productietechnieken. Zo kan bijvoorbeeld
een zeer dunne geperste asferische kunststoflens gecombineerd worden met een
sferische lens van glas. Ook worden computergestuurde slijptechnieken toegepast.
De mogelijkheid om tegenwoordig met computers optiek met asferische lenzen te
berekenen, is natuurlijk ook een belangrijke voorwaarde voor de realisatie ervan.
Een andere belangrijke lensafwijking is chromatische aberratie. Chromatische
aberratie wordt veroorzaakt doordat de brekingsindex van het gebruikte
lensmateriaal afhankelijk is van de golflengte van het licht (dispersie). Hierdoor is
de brandpuntsafstand van de lens afhankelijk van de golflengte van het licht, en
treedt kleurschifting in de afbeelding op.
Zoomlenzen zijn objectieven met een instelbare brandpuntsafstand. Het brandpunt
van het lenzenstelsel wordt bepaald door de onderlinge afstand van de
samenstellende lenzen.
LENS FORMULE

Formule met f, v en b

De ene formule geeft weer hoe afstanden, voorwerp en beeld van een dunne
ideale lens zich tot elkaar verhouden. De formule wordt afgeleid uit de
gelijkvormigheid van de driehoeken van lichtstralen met voorwerp en beeld als
zijden.
Deze formule wordt gegeven door

met
f = brandpuntsafstand. Deze is positief voor een bolle (positieve) lens en
negatief voor een holle (negatieve) lens.
v = voorwerpsafstand (de afstand van het voorwerp tot het optisch middelpunt,
gemeten over de hoofdas)
b = beeldafstand (de afstand van het beeld tot het optisch middelpunt,
gemeten over de hoofdas). Deze is positief voor een reëel beeld en
negatief voor een virtueel beeld.
Uit deze lenzenformule volgen de wortelformules

waarin
d = v + b, de totale afstand van het voorwerp tot het beeld, gemeten langs de
hoofdas. Door de wortelformules voor v en b op te tellen, zien we dat we
weer d krijgen, zoals moet.

1. Zetten we voor een bolle lens een voorwerp op een afstand van de dubbele
brandpuntsafstand voor de lens, dan verschijnt het beeld even ver aan de andere
kant. Neem f = 0,50 m en v = 1,0 m, dan levert invullen van de formule b = 1,0
m. De wortelformules geven hetzelfde resultaat met d = v + b = 2,0 m.
2. Als we voor een bolle lens een voorwerp op de helft van de brandpuntsafstand
zetten, krijgen we een virtueel beeld, met een beeldsafstand kleiner dan nul
volgens de tekenafspraak. Neem f = 50 cm = 0,5 m en v = 25 cm = 0,25 m.
Invullen en oplossen geeft b = -0,5 m = -50 cm. De wortelformules geven
dezelfde uitkomsten voor d = v + b = -0,25 m.

Spiegelformule
Deze formule geldt ook voor vlakke, holle en bolle spiegels. Deze lensformule is
dus ook een "spiegelformule". Voor een vlakke spiegel is f oneindig, 1/f = 0 en
zijn v en b dus gelijk. Voor een holle spiegel is f positief, voor een bolle negatief.
Het teken van b is positief voor een reëel beeld en negatief voor een virtueel
beeld.
Formule met brekingsindex en kromtestralen

De andere formule (lense maker's equation) legt een verband tussen de


kromtestralen van de lensoppervlakken, de brekingsindex van het materiaal van de
lens en de brekingsindex. De formule kan worden afgeleid door te kijken naar de
afstanden die twee lichtbundels uit een punt in dezelfde tijd afleggen: de ene
bundel gaat door het midden van de lens, de andere scheert langs de top. Ze
komen weer tegelijk uit in een beeldpunt. De afleiding veronderstelt een dunne
lens.

Positieve lens met hoofdas, brandpunt en kromtestralen R1 en R2


De formule luidt

met
f = brandpuntsafstand. Deze is negatief voor een bolle lens en positief voor een
holle lens.
n = de brekingsindex van het lensmateriaal, bijvoorbeeld n = 1,5 voor glas.
R = de kromtestraal van de voorzijde van de lens. Keert het oppervlak zijn bolle
1

kant naar het buitenmedium (vaak lucht), dan is R1 positief. Voor een hol
oppervlak is R1 negatief.
R = hetzelfde voor de andere zijde.
2

Voorbeelden
1. Een holbolle lens van glas met brekingsindex (lucht→glas) = 1,5 wordt
begrensd door een bol vlak met een kromtestraal van 20 cm en een hol vlak van
30 cm. We rekenen dit om in meters. We krijgen R1 = +0,2 m en R2 = -0.3 m
dus
1/f = (1,5 - 1 ) x (1/0.2 - 1/(-.30) = ong. 4,17 dus f = 0,24 m = 24 cm.
2. Een lensvormig luchtinsluitsel in glas heeft een brekingsindex (glas → lucht) =
1/n = 2/3. We vinden dat n - 1 < 0 dus f < 0. De luchtbel werkt als een holle en
dus divergerende lens.

Weerkaatsing van licht


Als licht invalt op een voorwerp, zal het licht terugkaatsen en van richting
veranderen. Het is doordat licht weerkaatst wordt dat we voorwerpen die geen
licht uitzenden (donkere lichamen), kunnen zien.
Dat licht weerkaatst wordt is zo vanzelfsprekend, dat het bijna overbodig lijkt om
de weerkaatsing van licht verder te onderzoeken. Toch is het belangrijk om dit
verschijnsel te bestuderen.
Als men een smalle lichtbundel op een witte muur laat schijnen, ziet men een
lichtvlek op de muur. Als men dezelfde lichtbundel op een spiegel laat schijnen,
ziet men geen lichtvlek. De oorzaak hiervan is de verschillende manier waarop het
licht weerkaatst wordt door het voorwerp.
Als je de muur met een microscoop zou bestuderen, zou je zien dat deze heel
veel oneffenheden bevat. De muur zal het licht in alle richtingen weerkaatsen. Dit
noemen we diffuse weerkaatsing. De spiegel is helemaal vlak en zal het licht in
één richting terugkaatsen. Enkel indien we ons in de weerkaatste lichtbundel
bevinden, zullen we de lichtstralen kunnen zien.
Een lichtstraal die invalt op een voorwerp, valt altijd in op een bepaald punt van
het voorwerp. Het invalspunt is het punt waar de invallende straal het voorwerp
raakt. De lijn die loodrecht op het voorwerp staat en door het invalspunt gaat,
noemen we de normaal. De hoek die de invallende lichtstraal maakt met de
normaal, noemen we de invalshoek, en de hoek die de weerkaatste lichtstraal
maakt met de normaal, noemen we de weerkaatsingshoek.
De wet van de terugkaatsing luidt als volgt: De invalshoek van een lichtstraal is
altijd gelijk aan de weerkaatsingshoek.
We kunnen m.b.v. een experiment deze wet controleren. Door te onderzoeken
welke invalshoek overeenkomt met welke weerkaatsingshoek, kunnen we
controleren dat deze wet inderdaad klopt.

Beeldvorming bij vlakke spiegels


Bij vlakke spiegels zien we als gevolg van de wijze van terugkaatsen van de
lichtstralen, een spiegelbeeld op gelijke afstand van de spiegel als het voorwerp
voor de spiegel, en in afmetingen daaraan gelijk. De afstand van een punt tot een
rechte is de afstand van dat punt tot het voetpunt van de loodlijn uit dat punt op
die rechte.
Breking van het licht
Als een lichtstraal vanuit de lucht een wateroppervlak treft en z'n weg in het
water vervolgt, treedt een welbekend verschijnsel op: de lichtstraal gaat niet
rechtdoor, maar wordt gebroken. Als gevolg daarvan zien we een stok die
gedeeltelijk in het water staat alsof er een knik in zit. Dit verschijnsel heet
breking van het licht; het doet zich voor telkens wanneer licht het grensvlak
passeert tussen media van verschillende optische dichtheid.

Indien we een lichtstraal loodrecht op een wateroppervlak laten invallen, zal de


lichtstraal niet breken. Als we in stilstaand water recht naar beneden kijken, ziet
alles er gewoon uit.
Als licht van een stof met lage dichtheid, overgaat in een stof met hogere
dichtheid, breekt het licht naar de normaal toe. De hoek tussen de gebroken
lichtstraal en de normaal noemen we de brekingshoek. De brekingshoek zal kleiner
zijn dan de invalshoek.
De verhouding tussen de invalshoek en de brekingshoek wordt bepaald door de
optische dichtheid of brekingsindex van elk medium waar de lichtbundel doorheen
loopt.
Totale weerkaatsing

Lenzen
Wanneer we een druppel olie op een blad papier bekijken, wordt het beeld onder
de druppel vervormd. Dit komt doordat de druppel olie het licht breekt. De
druppel gedraagt zich als een bolle lens.
Een lens is een doorzichtig voorwerp dat begrensd wordt door minstens één
gebogen oppervlak.
Bolle lenzen of convexe lenzen : zijn in het midden dikker dan aan de
zijkanten.
Holle lenzen of concave lenzen : zijn in het midden dunner dan aan de
zijkanten.

Brandpunten
Een evenwijdige bundel evenwijdig met de hoofdas wordt door de lens gebroken,
waarna de gebroken stralen samenkomen in een punt op de hoofdas. Dat punt
wordt een brandpunt van de lens genoemd. Er zijn twee brandpunten, gelegen aan
weerszijden van de lens op gelijke afstanden van de lens. De afstand tussen het
midden van de lens en een brandpunt heet de brandpuntsafstand. De naam
brandpunt verwijst ernaar dat het licht van de zon dat geconcentreerd wordt in
het brandpunt, de temperatuur in het brandpunt zo hoog doet oplopen, dat
materiaal kan ontbranden. In figuren wordt een brandpunt gewoonlijk aangegeven
met de hoofdletter F en de brandpuntsafstand met de kleine letter f van het
Latijse focus.

De drie hoofdstralen
Bij de beeldconstructie zijn er 3 hoofdstralen, van waaruit een beeld kan worden
opgebouwd:
Eén evenwijdig aan de hoofdas, die na de hoofdas wordt afgebogen door het
brandpunt (parallelstraal).
Een straal, recht door het optisch middelpunt. Deze lichtstraal wordt niet
gebroken (centrumstraal).
Een straal door het brandpunt, die in de lens wordt gebroken en vanaf daar
evenwijdig aan de hoofdas verder gaat (brandstraal).
NB: De term 'hoofdas' wordt vaak juist gebruikt voor de lijn haaks op de lens (in
bovenstaande figuur aangeduidt met N)
Beeldvorming bij de bolle lens
Men kan bij een lens het beeld construeren m.b.v. twee van de drie hoofdstralen.
We voeren een aantal begrippen in:
f is de brandpuntsafstand.
v is de afstand van het voorwerp tot de lens
b is de afstand van het beeld tot de lens
V is de grootte van het voorwerp
B is de grootte van het beeld
Eerste geval: v > 2f
De voorwerpsafstand is groter dan het dubbele van de brandpuntsafstand. In dit
geval staat het beeld omgekeerd en is het verkleind. Een toepassing die gebruik
maakt van dit geval is het fototoestel. De werkelijkheid wordt verkleind en
omgekeerd op een film of CCD geprojecteerd.

Tweede geval: v = 2f
De voorwerpsafstand is gelijk aan het dubbele van de brandpuntsafstand. In dit
geval staat het beeld omgekeerd en is het even groot.

Derde geval: 2f > v > f


De voorwerpsafstand is groter dan de brandpuntsafstand maar kleiner dan het
dubbele van de brandpuntsafstand. Het beeld staat omgekeerd en is vergroot. Een
toepassing die gebruik maakt van dit geval is een diaprojector. De dia (voorwerp)
wordt vergroot op een scherm geprojecteerd.

Vierde geval: v = f
De voorwerpsafstand is gelijk aan de brandpuntsafstand. In dit geval is er geen
beeld. De stralen treden als een evenwijdige bundel uit. Dit werd toegepast in
kleinere zoeklichten die voor de bundelvorming met een lens waren uitgerust.
Vijfde geval: f > v
De voorwerpsafstand is kleiner dan de brandpuntsafstand. In dit geval is het beeld
virtueel. Het staat rechtop en is vergroot. Een toepassing die gebruik maakt van
dit geval is een vergrootglas.

Lenzenformules
Eerste lenzenwet

N: de vergrotingsfactor
v: de afstand van het voorwerp tot de lens (in meters)
b: de afstand van het beeld tot de lens (in m)
V is de grootte van het voorwerp (in m)
B is de grootte van het beeld (in m)

Tweede lenzenwet

f: de brandpuntsafstand (in m)
v: de afstand van het voorwerp tot de lens (in m)
b: de afstand van het beeld tot de lens (in m)

De afstand van het voorwerp tot de lens (v), wordt de voorwerpsafstand


genoemd. De afstand van het beeld tot de lens (b), wordt de beeldafstand
genoemd.
Als v heel groot is, dan is 1/v ongeveer gelijk aan nul. De tweede lenzenwet
wordt dan:

You might also like