You are on page 1of 10

Colour Science

Radiometrie & Fotometrie


- Kleurenindruk hangt af van licht.
- Stralingsbron -> Stralingsenergie (joule - J)

- Stralingsstroom (P)
- De hoeveelheid stralingsenergie die gemiddeld per seconde door een bundel
elektromagnetische stralen wordt meegevoerd.

- De hoeveelheid uitgestraalde energie voor tijdstip t (uitgedrukt in watt)

- ∆Qe / ∆t —> Watt = Joule per seconde (—> gemiddeld)

- Ogenblikkelijk Stralingsstroom P(t)

—> P(t) = dQe/dt

—> P(t) = De stralingsstroom op tijdstip t

—> dt = een heel klein interval rond tijdstip t

- Stralingsenergie (Qe)
- De energie die uitgestraald of ontvangen wordt door middel van elektromagnetische stralen.

- Qe —> Uitgedrukt in Joule (J)

- dQe —> De Stralingsenergie op een heel klein interval rond tijdstip t

- Hoeveelheid uitgestraalde energie voor tijdstip t

—> ∆Qe = Qe(t2) - Qe(t1)

—> ∆t = Tijdspanne (uitgedrukt in sec.)

—> ∆Qe = Hoeveelheid stralingsenergie (uitgedrukt in joule)

—> vb. t1 = 0 sec. t2 = 60 sec. —> ∆t = 60 sec.

Qe(t1) = 0J Qe(t2) = 2400J —> ∆Qe = 2400J

—> P = 2400J/60sec. = 40 Watt

- ∆ = een verloop van …

—> Kort Samengevat

1
- Stralingsverdeling = P(λ)
- Theoretisch —> P(λ) = dP / dλ

P = de oppervlakte onder P
- Praktijk —> P(λ) = ∆P / ∆λ

- P(λ) —> Uitgedrukt in Watt per nm

- 2 lampen van dezelfde hoeveelheid watt heeft dezelfde hoeveelheid straling maar een andere
samenstelling.

- Zegt voor elke golflengte hoeveel straling meegevoerd wordt.

- Samenstelling van de straling beïnvloed de kleur

- Spectrofotometer —> Dit meet P(λ)


- Het golflengtegebied waar men P(λ) wil bepalen wordt verdeeld in intervallen met een lengte ∆λ
van bv. 10nm

—> Vb. Van de opstelling:

- Stralingsstroom berekenen uit stralingsverdeling

2
- Sommatieteken —> Integraal

- Soorten Stralingsverdelingen
1. Discreet of Continu (∆λ = 1nm) 2. Relatief of Absoluut

-> vb. laserlicht -> vb. zon, gloeilamp,…

- Relatieve stralingsverdeling:

- Normaliseren = De grafieken gelijkstellen aan 1 bepaald punt.


—> 555 -> In functie van het oog.

—> 1 -> Om de uitgezonden straling te vergelijken.

- De stralingsstroom op een absoluut stralingsspectrum


—> Alles wat onder de lijn ligt.

3
- Standaard- of normdichtsoorten
- Lichtsoort A = Gemiddelde gloeilamp (2856k)

- Lichtsoort B = Gemiddeld direct zonlicht op de middag (4874k)

- Lichtsoort C = Gemiddeld daglicht van een bewolkte hemel maar met een afwijking in het U.V.-
spectrum (6774k)

- Lichtsoort D50 = Bootst benaderend neutraalwit licht daglicht na (5000k)

- Lichtsoort D65 = Gemiddeld daglicht, met UV van 300 tot 380nm (6500k)

- Lichtsoort E = Heeft een volkomen vlak spectrum —> evenveel energie per golflente (5270k)

- Kleurtemperatuur hangt af van:


- Een zwarte straler

- Theoretische holle, zwarte bol

- Een object die invallende straling:

- 100% geabsorbeerd

- 0% Gereflecteerd

- Geabsorbeerde straling —> Warmte

- Ten gevolge van die warmte —> straling uitzenden


(temperatuur straler)

- Is geen gereflecteerde straling

- P(λ) volledig bepaalde temperatuur.

- NB: lichtsoort A = P(λ) van een zwarte straler bij 2856 k

- Kleurtemperatuur van een lichtbron


- Temperatuur van een zwarte straler die straling uitzendt met dezelfde kleurindruk als de
lichtbron.

- Uitgedrukt in kelvin (k)

- Gecorreleerde kleurtemperatuur (CCT)


- Temperatuur van een zwarte straler die straling uitzendt met kleurindruk die het best de
kleurenindruk van de lichtbron benaderd..

- Uitgedrukt in kelvin (k)

4
- Illuminanten:
- Andere lamp = ander kleur

- Nooit 2 identieke lampen = complex

- Nood aan standaarden om getalwaarden aan een kleur te kunnen koppelen die we gemakkelijk
kunnen interpreteren.

—>Vb: kleur opmeten: (L, a, b) = (75, 10, 30) bij D50/2

- Illuminant = theoretische (standaard) stralingsverdeling

- Lichtstroom φ
- De stralingsstroom die ons oog waarneemt.

- Eenheid = lumen

- P(λ) . K(λ) . ∆

- Straling ≠ licht
• Straling = P

• Licht = φ (lumen)

• De vertaling van straling naar licht gebeurt niet voor elke golflengte even goed.

• 1 Watt straling P komt overeen met een andere hoeveelheid licht φ, afh λ

→ 2 functies : K(I) en V(l) -> K en V stellen hetzelfde voor

5
- Lichtrendement en ooggevoeligheid
- Lichtrendement:

- Geeft voor de gemiddelde standaardwaarnemer aan hoe groot de lichtstroom is voor 1 watt
straling van een bepaalde golflengte.

- lm/W —> 1 watt straling van …nm = … lumen

- Ooggevoeligheid:

- Bekom je door K(λ) te delen door 683lm/W (555nm)

- Dimensieloos

- Heeft dezelfde vorm als K(λ), maar strekt zich van 0 tot 1

- De lichtopbrengst van een lamp


- De verhouding van totale lichtstroom ø en totale stralingsstroom P

- K = φ/P

6
- Hoe φ berekenen uit P(λ)?

- Verschil φ en P berekenen uit P(λ)?

7
- Hoeveel licht geeft een lamp?

- Fotopisch en scotopisch zien


—> Goede verlichtingsomstandigheden (L > 30cd/m2)

• Visuele sensatie vnl bepaald door kegeltjes

• Fotopisch zien of dagzien -> helderheid én kleur

• λ = 555nm

φ = ∑ P(λ) . K(λ) . ∆ λ = Kmax ∑ P(λ) . V(λ) . ∆ λ

—> schemerlicht (0,1cd/m2 < L < 30cd/m2)



• overgangssituatie

• Mesopisch 


—> Slechte verlichtingsomstandigheden (L < 0,1 cd/m2)



• Visuele sensatie vnl bepaald door staafjes

• Scotopisch zien of nachtzien -> alleen helderheid 

• λ = 555nm

φ = ∑ P(λ) . K’(λ) . ∆ λ = K’max ∑ P(λ) . V’(λ) . ∆ λ

8
- SOS — CAS — TOA
SOS —> Sin = overstaande RHZ / Schuine Zijde

CAS —> Cos = Aanliggende RHZ / Schuine zijde

TOA —> Tan = overstaande RHZ / aanliggende RHZ

- ∆A = Stralend Oppervlak
- ρ = Reflectiegraad

- Grootheden:
—> Lichtintensiteit (I) = ∆φ / ∆ω = Lumen/steradiaal = Candela

—> Hoeveelheid licht in een richting

—> Lichtbron met de dezelfde intensiteit in alle richtingen = isotroop

—> Een klein isotrope lichtbron = puntlicht

—> Puntlicht —> I = φ / 4π = totale lichtstroom / volledige ruimtehoek

—> Verlichtingssterkte (E) = ∆φ / ∆A = Lumen/m2 = Lux (lx)

—> Loodrecht = E =I/r2

—> Onderhoek = E I/r2 . cos O

—> Verlichtingssterkte —> E = dø / dA

—> Luminantie (L) = ∆I /∆A . cos O

= Totale lichtintensiteit in de kijkrichting per eenheid van schijnbaar stralend oppervlak.

= Uitgedrukt in cd/m2

—> Luminantie in een punt

L = dI/dA . cos O = d2 ø/dw . dA . cos O

Lichtintensiteit Verlichtingssterkte Luminantie

Wat? Hoeveelheid licht in een Hoeveelheid licht op een Hoe helder je een
richting. oppervlakte. oppervlak/lichtbron ziet.

Definitie Gewoon: ∆φ / ∆ω
Gewoon: ∆φ / ∆A
Gewoon: ∆I /∆A . cos O

Puntlicht: dφ / dω Punt: dφ / dA Punt: dφ / dA


Symbool I E L

Eenheid Cd Lx Cd/m2

Formule Puntlicht: I = φ / 4π Punt: E = dφ / dA Lambertoppervlak:

L = ρ/π.E

9
- Lichtindruk
• Hoe schuiner dat je naar een oppervlakte kijkt hoe kleiner dat het lijkt.

- Als je schuin kijkt hoe helderder

- Hoe kleiner de oppervlakte hoe helderder het straalt

• L hangt af van:
1. Hoeveel licht er op een oppervlakte valt.

2. Hoe goed weerkaatst het oppervlak van het licht.

3. Hoe wordt het licht weerkaatst.

- Luminantie bij verlicht oppervlak

—> Zelfde verbanden als in algemeen geval kan

men nu in formule gieten

- Lambert oppervlak (= Alles tussen 100% speculaire reflectie en 100% diffuse


reflectie)
• Speculaire reflectie —> Mooi glad, mooi weerspiegeld. (bv. spiegel)

• Diffuse reflectie —> ruig (bv. mat papier)

• Voldoet aan cosinussen van emissie : IO = I0. Cos O

—> Luminantie = onafhankelijk van de kijkrichting

Symbolen
Delta ∆ - Lambda λ - Theta O - Omega ω / Ω - Rho ρ
Phi φ

10

You might also like