Professional Documents
Culture Documents
H11 Radioactiviteit
11 Radioactiviteit
Radioactiviteit in het ziekenhuis
Praktijk
1 Vermogen is energie per seconde. Het vermogen van de straling is dus de energie die in de straling zit
die in één seconde tijd op de tumor wordt gericht.
137 0 137 0
2 55 Cs → 1 e+ 56 Ba + 0
60 0 60 0
27 Co → 1 e+ 28 Ni + 0
192 0 192 0
77 Ir → 1 e+ 78 Pt + 0
3 a -straling, want deze heeft het grootste ioniserend vermogen en een zeer kleine dracht. Hierdoor
wordt er relatief veel stralingsenergie aan het zieke weefsel in de zeer nabije omgeving afgestaan.
192 192 0 0
b 77 r → 78 Pt + 1 e+ 0
c Gegevens:
m = 4,0 g = 4,0∙10−3 kg
D = 2 Gy
t = 3,5 uur = 12,6∙103 s
Eβ = 9,610−14 J
Formules:
E=D∙m
N
Agem =
t
63
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
Om toch dezelfde stralingsdosis toe te dienen moet bij een gehalveerde activiteit, de tijdsduur
3,5
verdubbeld worden, namelijk: 1 = 7,0 uur.
2
2 3 1 4
4 a 1H + 2 He → 1 p + 2 He
b Gegevens:
m = 0,145∙10−3 kg
Ep = 13,6 MeV
D = 10 Gy
E
Formule: D =
m
Voor de energie van één proton geldt:
Ep = 13,6 MeV = 13,6∙106 eV = 13,6∙106 × 1,60∙10−19 J = 2,176∙10−12 J
m = 0,145 g = 0,145∙10−3 kg
E n Ep
Noem het aantal benodigde protonen n. Dan geldt: D = =
m m
n 2,176 1012
Invullen geeft: 10 = , waaruit volgt: 10 = 1,50∙10−8 ∙ n
0,145 103
10
Dit geeft n = = 6,7∙108 protonen.
1,50 108
Theorie
3 a 28 protonen, dus atoomnummer Z = 28. De isotoop behoort tot de atoomsoort Nikkel (Ni)
(Binas tabel 25A of tabel 40A).
b Het massagetal is 28 + 36 = 64.
Ni-64
64
28 Ni
c Een atoom is neutraal. Het atoom heeft dus evenveel elektronen als protonen. Er bewegen dus 28
elektronen rond de kern van dit atoom.
4 a In Binas tabel 40A vind je dat het scheikundig symbool van rubidium Rb is en dat dit
81 85 86 87
atoomnummer 37 heeft. De isotopen zijn 37 Rb, 37 Rb, 37 Rb en 37 Rb (Binas tabel 25A).
64
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
85 87
b 37 Rb en 37 Rb (Binas tabel 25A)
c In Binas tabel 25A vind je 72,2%, dus dat zijn: 0,722 × 1000 = 722 atomen.
5 a De genoemde atomen hebben niet hetzelfde atoomnummer en dus niet evenveel protonen in de
kern. Het kunnen dus nooit isotopen zijn. Bovendien zijn het verschillende atoomsoorten. Isotopen
zijn altijd van dezelfde atoomsoort.
b Het massagetal, het aantal protonen plus het aantal neutronen, is hetzelfde. De atomen zijn dus
ongeveer even zwaar.
8 8
c 4 Be en 5 B. Je kunt dit opzoeken in Binas tabel 25A. Deze atoomkernen hebben hetzelfde
8
massagetal als 3 Li, namelijk 8.
6 Het massagetal geeft ruwweg de massa van een atoom weer. Elektronen zijn zeer veel lichter dan
protonen en neutronen. Daarvan kun je de massa dus verwaarlozen.
2 Kernstraling
4
8 a α-straling bestaat uit deeltjes met elk twee protonen en twee neutronen, oftewel uit 2 He-kernen.
Deze deeltjes hebben een lading 2+.
-straling bestaat uit elektronen. Deze zijn hebben een lading 1−.
-straling bestaat uit fotonen met een hoge frequentie. Deze hebben geen lading.
b Achtergrondstraling is straling die altijd op aarde aanwezig is.
c Kunstmatige straling is door de mens gemaakt en natuurlijke straling niet.
10 Harry heeft gelijk. Het alfadeeltje is een heliumkern die tegen andere moleculen (zoals die van lucht)
kan botsen. Bij deze botsing kunnen de moleculen elektronen verliezen, zodat deze ioniseren.
Het bewegende alfadeeltje bestraalt de moleculen van lucht niet. Het bewegende deeltje is de straling
zelf. Het zendt zelf dus geen straling uit en zal dus geen moleculen van de lucht bestralen.
+11 a Met een GM-teller kun je meteen meten of er straling vrijkomt. Op het moment dat straling in de
GM-teller komt, geeft hij een tik en telt hij. Bij een badge kun je achteraf nagaan of iemand
bestraald is, maar je kunt niet op het moment van bestraling zelf de hoeveelheid opgelopen straling
meten.
b -straling kan niet door het aluminium heen. Alleen de energierijkste -straling kan door de dunne
folie van de opening. Alleen deze beperkte hoeveelheid -straling die door de dunne folie van de
opening gaat zal worden gedetecteerd.
-straling kan niet door het aluminium heen, maar alleen door de dunne folie van de opening.
De -straling door de opening zal hoogstwaarschijnlijk wel worden gedetecteerd.
-straling heeft een heel groot doordringend vermogen en veroorzaakt vrijwel geen ionisaties in de
65
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
3 Radioactief verval
1
12 a Een proton schrijf je als 1 p.
1
Een neutron schrijf je als 0 n.
0
Een elektron schrijf je als 1 e.
b Het atoomnummer voor de pijl is even groot als de som van de atoomnummers na de pijl.
Het massagetal voor de pijl is even groot als de som van de massagetallen na de pijl.
c De moederkern is de kern die vervalt. De dochterkern is de nieuwe kern die bij dit verval ontstaat.
d Het aantal atoomkernen dat per seconde vervalt.
e In de eenheid becquerel (Bq).
13 a Het atoomnummer van de dochterkern is 2 kleiner dan het atoomnummer van de moederkern.
Het massagetal van de dochterkern is 4 kleiner dan het massagetal van de moederkern.
b Het atoomnummer van de dochterkern is 1 groter dan het atoomnummer van de moederkern.
Het massagetal van de dochterkern is even groot als het massagetal van de moederkern.
c In de kern wordt eerst een elektron gevormd als een neutron uit elkaar valt in een proton en een
elektron:
1 1 0
0n → 1p+ 1 e
0
d -straling bestaat uit fotonen (zonder massa en zonder lading): 0
14 In Binas tabel 25A vind je het soort straling dat de isotoop uitzendt.
In Binas tabel 25A vind je de isotopen en het soort straling dat ze uitzenden. Het scheikundig symbool
van de isotoop kun je ook vinden in Binas tabel 40A.
63 0 63
a 28 Ni → 1 e+ 29 Cu
243 4 239 0
b 95 Am → He + 2 93 Np + 0
19 0 19 0
c 8 O→ 1 e+ 9 F+ 0
225 4 221
d 89 Ac → 2 He + 87 Fr
76 0 76
e 33 As → 1 e+ 34 Se
76
De isotoop 34 Se staat niet in Binas tabel 25A. Dit betekent echter niet dat deze isotoop niet kan
ontstaan, omdat Binas tabel 25A alleen de meest voorkomende of meest gevormde isotopen
vermeldt. Aangezien de nieuw gevormde kern massagetal 34 heeft, kun je in Binas tabel 40A
opzoeken dat dit seleen (Se) is.
115 115 0
f 49 In → 49 In + 0
66
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
234 4 230
16 a 92 U → 2 He + 90 Th
b 4,76 MeV (Binas tabel 25A)
c 4,76 MeV = 4,76∙106 eV = 4,76∙106 × 1,60∙10−19 J = 7,62∙10−13 J
4
d De massa van het -deeltje vind je door de massa van een 2 He-atoom minus de massa van twee
elektronen.
4
In Binas tabel 25A vind je de massa van een 2 He-atoom:
4,002 603 u = 4,002 603 × 1,66∙10−27 kg = 6,64∙10−27 kg
De massa van een -deeltje is: 6,64∙10−27 − 2 × 9,11∙10−31 kg = 6,64∙10−27 kg.
De massa van de elektronen is dus eigenlijk verwaarloosbaar.
Gegevens:
E = 7,62∙10−13 J
m = 6,64∙10−27 kg
Formule: Ek = ½ ∙ m ∙ v2
Invullen van Ek = ½ ∙ m ∙ v2 geeft: 7,62∙10−13 = ½ × 6,64∙10−27 ∙ v2, waaruit volgt:
7,62∙10−13 = 3,32∙10−27 ∙ v2.
7,62 1013
Dit levert: v2 = = 2,30∙1014, waaruit volgt: v = 1,51∙107 m s−1.
3,32 1027
e 24 h = 24 × 60 × 60 s = 8,64∙104 s
Het brok materiaal heeft een activiteit van 2,0 MBq = 2,0∙106 Bq.
Dat betekent dat er iedere seconde 2,0∙106 atoomkernen uranium vervallen. Dan worden er dus ook
iedere seconde 2,0∙106 -deeltjes uitgezonden.
In 24 h worden dan dus 2,0∙106 × 8,64∙104 = 1,7∙1011 -deeltjes uitgezonden.
2,0 1015
f Dat duurt = 1,0∙109 s. Je mag er hierbij van uitgaan dat de activiteit niet verandert.
2,0 106
17 a Als isotoop 1 -straling zou uitzenden, dan daalt het aantal neutronen (N) met 2. Het
atoomnummer (Z) daalt dan eveneens met 2. De atoomkern die dan ontstaat, ligt niet dichter bij de
band met stabiele isotopen (zie figuur 1). Dat gebeurt dus niet.
67
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
figuur 1
b Als isotoop 1 -straling zou uitzenden, dan stijgt het aantal protonen met 1 en daalt het aantal
neutronen met 1. Voor de figuur betekent dit dus dat het aantal neutronen (N) met 1 afneemt en het
atoomnummer (Z) met 1 toeneemt. De atoomkern die dan ontstaat, ligt dichter bij de band met
stabiele isotopen dan de oorspronkelijke atoomkern (zie figuur 2). Dit soort verval is dus mogelijk.
figuur 2
c Isotoop 2 zendt -straling uit. Om dichter bij de band met stabiele isoptopen te komen moet het
atoomnummer (Z) kleiner worden. Dit gebeurt alleen als -straling wordt uitgezonden. De
atoomkern die dan ontstaat ligt dichter bij de band met stabiele isotopen (zie figuur 3).
figuur 3
68
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
4 Halveringstijd
1
n
t
d A = A0 waarin n =
2
t½
N
e Agem =
t
f Je tekent op dat tijdstip de raaklijn aan de vervalkromme. De activiteit is min de steilheid van deze
N
raaklijn. In formule: Agem =
t raaklijn
19 a Gegevens:
N0 = 6,0∙1024
t½ = 2,0 dagen
t = 4,0 dagen
Formules:
n
1
N = N 0
2
t
n=
t½
t 4,0
n= → 4,0 dagen komt overeen met = 2,0 halveringstijden.
t½ 2,0
n 2,0
1 1
N = N 0 → N = 6,0∙1024 × = 1,5∙1024
2 2
b Gegevens:
N0 = 6,0∙1024
t½ = 2,0 dagen
t = 6,0 dagen
Formules:
n
1
N = N0
2
t
n=
t½
t 6,0
n= → 6,0 dagen komt overeen met = 3,0 halveringstijden.
t½ 2,0
n 3,0
1 1
N = N 0 → N = 6,0∙1024 × = 0,75∙1024
2
2
Het aantal atoomkernen dat is vervallen, is gelijk aan: 6,0∙1024 − 0,75∙1024 = 5,3∙1024.
20 a Op t = 0 h geldt: A = 20 MBq.
Op t = 6,0 h geldt: A = 10 MBq, dus is de halveringstijd: 6,0 h.
69
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
21 a Op t = 0 h geldt: N = 5,0∙1016.
Kijk in de grafiek op welk tijdstip N = 2,5∙1016.
Dat is op t = 8,0 h, dus: t½ = 8,0 h.
b De activiteit is min de steilheid van de raaklijn aan de vervalkromme. Deze loopt steeds minder
steil.
c Gegevens:
Op t = 0 h geldt: N = 5,0∙1016.
Op t = 40 h (dat gelijk is aan 5 halveringstijden) geldt: N = 0,16∙1016.
N
Formule: Agem =
t
Er zijn in die 40 uur dus 5,0∙1016 − 0,16∙1016 = 4,8∙1016 atoomkernen vervallen. Dat gebeurde in:
4,8 1016
40 h = 40 ∙ 60 ∙ 60 = 1,44∙105 s. De gemiddelde activiteit is dus: Agem = = 3,3∙1011 Bq.
1,44 105
Je kunt deze opgave ook oplossen met de formule:
N 0,16 1016 5,0 1016 4,8 1016
Agem = = = = 3,3∙1011 Bq
t 40 60 60 1,44 105
N
d Formule: A =
t raaklijn
Teken op t = 15 h de raaklijn aan de vervalkromme (zie figuur 4).
Voor de raaklijn geldt:
N = 0 − 3,0∙1016 = −3,0∙1016
t = 27,5 − 0 = 27,5 h = 27,5 × 60 × 60 s = 9,90∙104 s
N 3,0 1016
A = = = 3,0∙1011 Bq
t raaklijn 9,90 104
70
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
figuur 4
241 4 237 0
22 a 95 Am → 2 He + 93 Np + 0
b De radioactieve bron zendt in alle richtingen alfastraling uit. Omdat alleen de alfadeeltjes worden
geteld die door het kleine mica venster (de opening) gaan, is het uitgezonden aantal groter dan het
aantal dat alleen ionisaties veroorzaakt in de GM-teller. Ank heeft dus gelijk.
c Gegevens:
A = 37∙103 Bq
t½ = 432 jaar (Binas tabel 25A) = 432 × 365 × 24 × 60 × 60 = 1,36∙1010 s
0, 693 N A t½
Formule: A = →N=
t½ 0, 693
A t½ 37 103 1,36 1010
N= = = 7,3∙1014
0, 693 0, 693
De atoommassa van Am-241 is 241,056 82 u (Binas tabel 25A).
Dit is 241,056 82 × 1,660 5∙10−27 = 4,00∙10−25 kg = 4,00∙10−22 g = 4,00∙10−16 μg.
In de rookmelder zit 7,3∙1014 ∙ 4,00∙10−16 = 0,29 μg radioactief Am-241.
d De halveringstijd van Am-241 is 432 jaar. De bron is vijf jaar oud, zodat de activiteit ervan
nauwelijks (en dus niet merkbaar) is afgenomen.
e De activiteit van het Am-241 bij aankoop van de rookmelder was 35,0 kBq. Omdat de
halveringstijd (432 jaar) veel groter is dan de ‘leeftijd’ van de rookmelder (5 jaar), mag je ervan
uitgaan dat de activiteit nagenoeg hetzelfde is gebleven.
Gedurende deze vijf jaar ( = 5 × 365 × 24 × 60 × 60 = 1,58∙108 s) vervielen elke seconde gemiddeld
35∙103 kernen Am-241. Dit zijn dus 1,58∙108 × 35∙103 = 5,5∙1012 kernen.
De massa van een atoom Am-241 is 4,00∙10−25 kg (zie ook opgave 22c).
De massa van het vervallen Am-241 is 4,00∙10−25 × 5,5∙1012 = 2,2∙10–12 kg.
f 5,6 MeV = 5,6 × 1,602∙10−13 = 9,0∙10−13 J
De massa van een alfadeeltje is gelijk aan de massa van een heliumkern
(Binas tabel 25A) = 4,002u = 4,002 × 1,660 5∙10−27 = 6,645∙10−27 kg.
Ekin = 1 ∙ m ∙ v2
2
2 9, 0 1013
v= = 1,6∙107 m s−1
6, 645 1027
g Zie de tabel.
soort straling halveringstijd ioniserend vermogen
60
Co − 5,27 jaar laag
241
Am 432 jaar hoog
71
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
Een Co-60-bron heeft een kleinere halveringstijd dan Am-241, waardoor de activiteit veel sneller
afneemt. Daarnaast is het ioniserend vermogen van de straling van Co-60 lager dan die van
Am-241, waardoor de werking beperkter is. Am-241 verdient de voorkeur.
24 a Een grafiek waarin de intensiteit van de straling die uit een hindernis met een bepaalde dikte komt,
wordt uitgezet tegen de dikte.
b De halveringsdikte is de dikte die een materiaal moet hebben om de helft van de straling te
absorberen.
Je kunt ook zeggen dat de halveringsdikte de dikte is die het materiaal moet hebben om de
stralingsintensiteit tot de helft (50%) te laten afnemen.
d
c Met de formule = 0 12 waarin n =
n
.
d½
25 a De stralingsbron zendt -straling uit. Dat is de enige stralingssoort die door loden wanden van
2,6 cm dikte heen komt.
b In Binas tabel 28F vind je 1,0 MeV.
72
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
c Gegevens:
d½ = 0,86 cm
d = 2,6 cm
d
Formule: n =
d½
2, 6
De wand van de container is = 3,0 halveringsdikten dik. De gemeten activiteit buiten de
0,86
12
3 1
container is dan dus = 8 van de werkelijke activiteit.
De werkelijke activiteit van de stralingsbron is dus: 8 × 20 = 1,6∙102 Bq.
26 a Elk plaatje heeft een dikte van 0,30 mm. Breid de tabel uit met de dikte.
aantal activiteit dikte
plaatjes (Bq) (mm)
0 1376 0
1 770 0,30
2 433 0,60
3 243 0,90
figuur 5
1376
b Kijk bij welke dikte de gemeten activiteit = 688 Bq is. Dat is bij een dikte van 0,37 mm.
2
Dus is de halveringsdikte 0,37 mm.
c Zes plaatjes aluminium hebben samen een dikte van 6 × 0,30 mm = 1,80 mm.
In figuur 5 is de grafiek na 0,90 mm dikte zo vloeiend mogelijk gestippeld doorgetekend tot
1,80 mm dikte. Bij 1,80 mm dikte is de activiteit ongeveer 40 Bq.
73
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
27 a De GM-teller meet bij de fout opeens veel minder gammafotonen. Dat betekent dat er door de plaat
op die plaats veel meer fotonen worden geabsorbeerd. Dus is de plaat daar te dik.
2 2 2 2
b 100% 50% 25% 12,5% 6,25%
De ijzeren plaat is dus 4,0 halveringsdikten dik.
In Binas tabel 28F vind je dat de halveringsdikte van ijzer voor gammafotonen van 1,0 MeV gelijk
is aan 1,5 cm. De ijzeren plaat is dus 4 × 1,5 = 6,0 cm dik.
c Nee, dat werkt niet. De -straling heeft een zo klein doordringend vermogen dat alles door de plaat
wordt geabsorbeerd, hoe dun die plaat ook is.
28 a Dan daalt de grafiek minder snel en loopt de grafiek dus overal hoger dan in figuur 20.
De halveringsdikte is immers groter.
b In figuur 6 is de gevraagde doorlaatkromme bij de oorspronkelijke kromme getekend. De intensiteit
van de doorgelaten straling is nu 50% bij een dikte van 10,0 cm, 25% bij een dikte van 20,0 cm en
12,5% bij een dikte van 30,0 cm
figuur 6
29 a In Binas tabel 28F vind je dat de halveringsdikte van aluminium 6,0 cm is.
Gegevens: d½ = 6,0 cm
Formules:
= 0 12
n
d
n=
d½
d 30
Het blok is n = = = 5,0 halveringsdikten dik.
d½ 6,0
1,0 1017
+30 a De activiteit is = 1,0∙109× zo klein.
1,0 108
230 = 1,07∙109 en dat is bij benadering 1,0∙109.
De activiteit is dus ongeveer 230× zo klein geworden.
74
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
6 Stralingsbelasting
31 a Je spreekt van besmetting als er radioactieve stof in of op je lichaam terechtkomt. Je spreekt van
bestraling als er straling op je lichaam terechtkomt.
b De stralingsdosis is de hoeveelheid energie die één kilogram lichaamsmassa absorbeert uit de
straling.
E
c Je berekent de stralingsdosis met de formule D = .
m
d in J kg−1 ofwel gray (Gy)
e Het dosisequivalent is de stralingsdosis vermenigvuldigd met de stralingsweegfactor.
f Je berekent het dosisequivalent met de formule H = wR ∙ D.
g Ook in J kg−1, maar die wordt nu sievert (Sv) genoemd.
h De effectieve totale dosis is het dosisequivalent vermenigvuldigd met de orgaanweegfactor.
i in J kg−1 ofwel sievert (Sv)
32 Iemand die besmet is, heeft radioactieve stof in of op zijn lichaam. Deze stof zendt straling uit,
waardoor diegene ook zelf wordt bestraald.
34 Gegevens:
m = 350 g = 0,350 kg
wR = 0,95
E = 0,21 J (in 60 s)
t = 15 s
Formules:
E
D=
m
H = wR ∙ D
0,21
De energie die de voet in 15 s ontving, is gelijk aan: × 15 = 5,25∙10–2 J.
60
E 5,25 102
D= = = 0,15 J kg–1
m 0,350
H = wR ∙ D = 0,95 × 0,15 = 0,14 Sv
75
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
60
b Per bestraling geldt D = = 2,0 Gy.
30
Gegevens:
m = 4,2 mg = 4,2∙10−6 kg
D = 2,0 Gy
Eproton = 70 MeV
E
Formule: D =
m
E
Uit D = volgt: E = D ∙ m = 2,0 × 4,2∙10−6 = 8,4∙10−6 J.
m
De energie van een proton is: 70 MeV = 70∙106 eV = 70∙106 × 1,60∙10−19 J = 1,12∙10−11 J.
De energie die het proton afgeeft, is Eproton = 0,80 × 1,12∙10−11 = 8,96∙10−12 J.
8,4 106
Het aantal protonen dat de tumor moet treffen, is gelijk aan = 9,38∙105.
8,96 1012
9,38 105
Per bestraling moet de protonenbundel: = 1,2∙102 s op de tumor vallen.
7,8 103
Gegevens:
H = 1 mSv = 0,001 Sv
m = 75 kg
wR = 1
Formules:
E
H = wR ∙
m
E E
H = wR ∙ invullen geeft: 0,001 = 1 ∙ , waaruit volgt: E = 75 × 0,001 = 0,075 J.
m 75
Het lichaam mag dus maximaal 0,075 J energie absorberen uit de straling.
Per seconde absorbeert het lichaam: 2,4∙105 × 1,06∙10−13 = 2,54∙10−8 J.
76
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
0,075
Deze persoon mag dus = 2,95∙106 s in het gebied blijven.
2,54 108
2,85 105 2,95 105
Dat is = = 34 dagen.
60 60 24 8,64 104
f De halveringstijd van Cs-137 is 30 jaar.
Over 90 jaar zijn er drie halveringstijden verstreken en is de activiteit per m2:
3,0
1
1,2∙106 × = 1,2∙106 × 8 = 1,5∙105 Bq
1
2
g 1 Bij het verbranden van de bomen komen radioactieve stoffen in de lucht die kunnen worden
ingeademd.
2 Door een dikke laag zand wordt de intensiteit van de straling afgezwakt.
Eindopdracht – Ziekenhuis
38 a -straling heeft maar een heel kleine dracht en komt amper door de lucht heen. Ze zal de badge dus
vrijwel niet bereiken, laat staan er doorheen dringen.
137 137 0 0
b 55 Cs → 56 Ba + 1 e+ 0
90 90 0
38 Sr → 39 Y+ 1 e
209 205 4
84 Po → 82 Pb + 2 He
c Sr-90, want het is van deze drie stoffen de enige die alleen -straling uitzendt.
d – Afscherming: beschermende kleding dragen tegen -straling, deze wordt dan geabsorbeerd;
vitale lichaamsdelen afschermen met een loden schort, want lood houdt -straling gedeeltelijk
tegen; een mondkapje dragen tegen het inademen van besmette stofdeeltjes.
– Afstand: het laken door een robotarm met GM-teller laten aftasten, want door de afstand tot de bron te
vergroten wordt onderweg meer -straling geabsorbeerd en minder -straling opgevangen.
– Tijd: door korter te werken wordt in totaal minder energie opgevangen.
t
e De halveringstijd van Sr-90 is 28 jaar. n = = 140 = 5,0.
t½ 28
Methode 1:
2 2 2 2
9,4∙106 Bq 4,7∙106 Bq 2,35∙106 Bq 1,18∙106 Bq 5,88∙105 Bq
2
2,9∙105 Bq
Methode 2:
n 5,0
1 1
A = A0 = 9,4∙106 × = 2,9∙105 Bq
2
2
f Gegevens:
A = 9,4∙106 Bq
t½ = 28 jaar (Binas tabel 25A) = 28 × 365 × 24 × 60 × 60 = 8,83∙108 s
0,693 N A t½
Formule: A = →N=
t½ 0, 693
A t½ 9, 4 106 8,83 108
N= = = 1,2∙1016
0, 693 0,693
De atoommassa van Sr-90 is 89,907 74 u (Binas tabel 25A).
Dit is 89,907 74 × 1,660 5∙10−27 = 1,49∙10−25 kg
Op het laken is 1,2∙1016 × 1,49∙10−25 = 1,8∙10−9 kg radioactief Sr-90.
g De halveringsdikte van lood voor röntgenstraling van 0,10 MeV is gelijk aan 0,0106 cm
(Binas tabel 28F).
77
Nova © Uitgeverij Malmberg
H11 Radioactiviteit
0,053
De dikte van 0,053 cm is dus gelijk aan: = 5,0 = 5,0 halveringsdikten.
0,0106
5
1
Het percentage van de straling dat wordt doorgelaten, is dan gelijk aan × 100% = 3,125%.
2
Hieruit volgt dat 100 − 3,125 = 96,9% wordt tegengehouden.
h E = 0,73 ∙ P ∙ t = 0,73 × 0,15∙10−6 × 25 = 2,74∙10−6 J
m = 12 kg
E 2,74 106
H = wR ∙ =1× = 2,3∙10–7 J kg−1 (Gy)
m 12
78