Professional Documents
Culture Documents
Klemtoon
De hoofdklemtoon ligt in Nederlandse woorden achteraan: in de meeste gevallen op de voorlaatste, in alle
andere gevallen op de laatste of de voorvoorlaatste syllabe. Bijklemtoon is het duidelijkst op de eerste
syllabe.
In gelede woorden draagt over het algemeen de stam hoofdklemtoon. In samenstellingen is de
plaatsing van de hoofdklemtoon afhankelijk van de woordsoort van het rechterdeel. Is het rechterdeel een
substantief of een verbum dan ligt de hoofdklemtoon op het linkerdeel; is het rechterdeel een adjectief of een
prepositie, dan draagt het rechterdeel hoofdklemtoon.
Syllabes kunnen beklemtoond of onbeklemtoond zijn. Beklemtoonde syllabes worden met een hogere toonhoogte,
luider en langer uitgesproken dan onbeklemtoonde syllabes. Elk Nederlands woord (behalve woordjes zoals 'm, 'dr
en -ie, zogenaamde clitics) heeft één hoofdklemtoon. Daarnaast kunnen (in langere woorden) andere syllabes
bijklemtoon dragen.
Een combinatie van een beklemtoonde en een onbeklemtoonde syllabe vormt een ritmische eenheid die voet wordt
genoemd, een term ontleend aan de poëzie. Het type voet dat in het Nederlands het meest voorkomt, is de trochee.
Hierbij is de eerste syllabe beklemtoond, de tweede onbeklemtoond. Voorbeelden voor trocheïsche
voeten/woorden zijn lopen, klinker en auto.
Hoofdklemtoon in het Nederlands
Bijklemtoon in het Nederlands
Klemtoon in gelede woorden
Het klemtoonpatroon van het Nederlands daarentegen is tamelijk ingewikkeld. Eén duidelijke regel is in ieder geval
dat de klemtoon in ongelede woorden nooit verder links mag liggen dan op de derde syllabe van achteren.
Daaruit volgt dat zowel de laatste syllabe als ook de voorlaatste als ook de voorvoorlaatste syllabe in aanmerking
komen voor toekenning van hoofdklemtoon.
Voorlezen
Pauze
Wanneer de hoofdklemtoon op de laatste syllabe ligt, hebben we bijna altijd te maken met een 'superzware' syllabe,
d.w.z. een gesloten syllabe met of een lange klinker in de nucleus en één medeklinker in de coda (zoals in banáan)
of een korte klinker in de nucleus en twee consonanten in de coda (zoals in riskánt).
Als de laatste syllabe niet superzwaar is, ligt de hoofdklemtoon meestal op de voorlaatste syllabe zoals in generátie
of klínker. Hij ligt in dat geval op de syllabe in de sterkste positie in de laatste voet. Omdat de gebruikelijkste
Nederlandse voeten trocheïsch zijn, dus uit een beklemtoonde plus een onbeklemtoonde syllabe bestaan, is de
syllabe met de sterkste positie vaak de voorlaatste syllabe.
ònomàtopoésis
àntropòlogíe
ìndivìduéel
màthemáticus
Voorlezen
Pauze
In een woord als organisatie ligt in het Nederlands de hoofdklemtoon op de voorlaatste syllabe: organisátie.
Daarnaast heeft dit woord een bijklemtoon of secundaire klemtoon op de eerste syllabe: òrganisátie. Ook de
toekenning van de bijklemtoon volgt bepaalde regels.
In het Nederlands worden de syllabes links van de syllabe met de hoofdklemtoon vanaf de linkerrand van een woord
in trocheïsche voeten onderverdeeld, dus in combinaties van beklemtoonde en onbeklemtoonde syllabes. Dat
verklaart waarom in organisatie de bijklemtoon op de eerste syllabe ligt.
Hetzelfde principe leidt tot de klemtoonverdeling in een woord als onomatopoësis. Hier ligt de hoofdklemtoon op de
voorlaatste syllabe en de secundaire klemtoon wordt vanaf de linkerrand toebedeeld: de eerste syllabe heeft de
sterkste bijklemtoon en daarnaast krijgt ook de derde syllabe bijklemtoon.
Het ritmische patroon dat uit de klemtoontoekenning in het Nederlands volgt – hoofdklemtoon achteraan, sterkste
bijklemtoon op de eerste syllabe – wordt ook 'hangmat' genoemd.
on-schéid-bàar
lé-zer
òn-rús-tig
ge-lú-kkig
be-bó-ssen
knòei-eríj
Voorlezen
Pauze
Zware suffixen kunnen een bijklemtoon krijgen zoals -baar in het genoemde voorbeeld onschéidbàar.
Lichte suffixen daarentegen vormen in fonologisch opzicht één geheel met de stam. Een voorbeeld hiervoor is het
nomen agentis suffix -er. In het woord lezer stemt de syllabische structuur niet met de morfologische opbouw
overeen: de morfologische structuur is [lez]er], de fonotaktische le-zer. De verdeling van de klemtoon volgt in dat
geval fonologische regels: de hoofdklemtoon ligt op de voorlaatste syllabe: le.
Zware prefixen kunnen klemtoon dragen, zoals bijvoorbeeld on- in ònrústig. Lichte prefixen daarentegen zoals ge- en
be- zijn nooit beklemtoond: vgl. gelúkkig en bebóssen.
radiolóog
elektricitéit
intensíef
argumént
ópvallen
ónrust
heldín
lerarés
Voorlezen
Pauze
Ten slotte zijn er nog een aantal uitzonderingen op de net genoemde regels. Affixen in leenwoorden dragen
namelijk wel vaak klemtoon: voorbeelden zijn woorden als radiolóog, elektricitéit, intensíef en argumént. Kennelijk
wordt hier geen rekening gehouden met de morfologische structuur van de woorden en wordt alleen de regel
toegepast dat 'superzware' syllabes aan het einde meestal de hoofdklemtoon krijgen.
Daarnaast zijn er nog enkele
gevallen waar een inheems suffix hoofdklemtoon draagt en waar de toebedeling van de hoofdklemtoon ook niet in
overeenstemming is met de klemtoonregels voor ongelede woorden: ópvallen, ónrust, heldín, lerarés.
Samenstellingen
Ook wanneer twee woorden tot een nieuw woord gecombineerd worden, zijn er regels voor welk deel van de
samenstelling de hoofdklemtoon krijgt. Bepalend hierbij is bij welke woordsoort het rechterdeel hoort. Er kunnen twee
regels geformuleerd worden.
Wanneer het rechterdeel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord (substantief) of een werkwoord
(verbum) is, ligt de hoofdklemtoon op het linkerdeel. Vergelijk de volgende voorbeelden:
hárdlopen hérfstvakantie
dróogvallen snélbus
wáterfietsen líefdesroman
Voorlezen
Pauze
Wanneer het rechterdeel van een samenstelling een bijvoeglijk naamwoord (adjectief) of voorzetsel (prepositie)
is, ligt de klemtoon op het rechterdeel:
kersvérs bovenóp
lichtbláuw binnenín
gloedníeuw achteráan
ijskóud haasje-óver
Voorlezen
Pauze