You are on page 1of 7

Hand-out spellingregels

Wie goed spelt, laat zien dat hij zijn lezers serieus neemt. Wie zijn lezers serieus neemt, wordt zelf ook serieus
genomen. Als je dus iets wilt bereiken met bijvoorbeeld een sollicitatiebrief of een e-mailtje, is het belangrijk dat
je de spelling beheerst! En de regels? Die vind je in dit boekje! Twijfel je? Kijk op onzetaal.nl , spellingsite.nu of op
woordenlijst.org. Wil je oefenen? Doe dat op cambiumned.nl, meld je aan op beterspellen.nl en/of werk met de
online ‘Test Jezelf’-opdrachten van Ta!ent.

1
Werkwoordspelling
De werkwoordspellingregels ken je in principe al. Ze zitten alleen een beetje verstopt. Het werkwoord ‘lopen’
tovert ze vaak tevoorschijn. Leer de regels snel uit je hoofd met het werkwoordspellinglied! 1
 Zet je de zin in een andere tijd? Dan is de pv het werkwoord dat verandert.
 Weet je het verschil tussen sterke, zwakke, onregelmatige, gemengde of onregelmatige werkwoorden?
Sterk: lezen – las – gelezen
Zwak: leven – leefde – geleefd
Gemengd: vragen – vroeg – gevraagd
Onregelmatig: hebben – had – gehad ,
Deze regel werkt vaak ook:
 Kun je het werkwoord vervangen door loop, loopt of lopen? Dan is het meestal een persoonsvorm
tegenwoordige tijd. Je hoort meteen hoe je het schrijft.
 Kun je het werkwoord vervangen door liep of liepen? Dan is het een persoonsvorm verleden tijd. Bij
zwakke werkwoorden komt er dan +te(n) of +de(n) achter de ikvorm. En het ’t ex-kofschip zegt welke van
de twee.
 Kun je het werkwoord vervangen door gelopen? Dan is het een voltooid deelwoord. Bij zwakke
werkwoorden zegt ’t ex-kofschip hoe je het schrijft.
 Kun je het werkwoord vervangen door ‘mooi’ of ‘mooie’? Dan is het bijvoeglijk gebruikt. Je schrijft het ‘zo
kort mogelijk’ Maar let op: eindigt een voltooid deelwoord op een -n? Dan laat je die mooi staan.
De vergrote foto / de gelopen race

Andere bijvoeglijke naamwoorden


Bn’s die van een stofnaam zijn afgeleid [hout, goud, ijzer] eindigen op -en: een houten/gouden/ijzeren been.
Uitzonderingen: een aluminium buis, een platina horloge …

Vergeten hoe ’t ex-kofschip werkt?


In ‘t kofschip zitten alle scherpe medeklinkers: t, x, k, f, s, ch, p. Als de stam van een werkwoord [hele ww minus –
en] eindigt op één van deze letters, sluit je het werkwoord af met een scherpe ‘t’. De zachte medeklinkers d, v, z,
g en b of een klinker als laatste letter in de stam maakt dat je het werkwoord laat eindigen op een ‘d’.
Het draait dus om de klank van die laatste letter. ‘Nieuwe’ werkwoorden als douchen, sms’en, rutschen, wiien,
tutoyeren houden zich daar ook aan.
Engelse werkwoorden
Werkwoorden die we overnemen uit andere talen, behouden in het algemeen de spellingvorm van de stam,
maar we vervoegen ze zoals we dat doen met Nederlandse zwakke werkwoorden.
Bijvoorbeeld: to fax – faxen (hele ww) – fax (stam) – ik fax – jij faxt – zij faxt – wij faxten
 Als het woord in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, vernederlandsen we de stam en
schrijven we een enkele medeklinker, tenzij dit een andere uitspraak oproept.
Bijvoorbeeld: to cross – crossen (hele ww)– cros (stam)- ik cros – jij crost – zij crost – wij crosten
 Als het woord in het Engels in de laatste uitgesproken lettergreep een lange /oo/ of een daaraan
verwante klank heeft, vernederlandsen we de stam en schrijven we oo met dubbel klinkerteken.
Bijvoorbeeld: to score – scoren (hele ww)– scoor (stam)- ik scoor- jij scoort – zij scoort – zij scoorden
 Als het Engelse woord eindigt op /le/ schrijven we in de Nederlandse stam -el, tenzij dat een andere
uitspraak oproept.
Bijvoorbeeld: tackelen (hele ww) - tackle (Eng) – tackel (NL) – ik tackel – jij tackelt – zij tackelt – wij tackelen
settelen (hele ww) – settle (Eng) – settel (NL) – ik settel – jij settelt – zij settelt – wij settelen
googelen … ik googel, …heb gegoogeld, ik scrabbel heb gescrabbeld

Algemene spelling

1
Hét lied gemaakt op het Corderius College, gewoon te vinden op Youtube.

2
Samenstelling
Zelfstandige naamwoorden die samen iets betekenen, schrijf je in het Nederlands altijd aan elkaar. Dit noem je
samenstellingen.
 politieagent Twee zelfstandige naamwoorden schrijf je aan elkaar.
 ruimteverhaal Twee zelfstandige naamwoorden schrijf je aan elkaar.
 snoepfabriekterrein Meerdere zelfstandige naamwoorden schrijf je ook aan elkaar.
 achtuurjournaal Een samenstelling met een uitgeschreven getal ervoor schrijf je ook aan elkaar.
Streepjes en tussenletters
Soms komt er iets tussen de samengevoegde woorden te staan. Hieronder zie je wat en wanneer.

Klankvermenging
 auto-onderdeel: het streepje voorkomt dat er een lange oo-klank ontstaat.
 gala-uitnodiging: het streepje voorkomt dat er een au-klank ontstaat.
 alinea-indeling: het streepje voorkomt dat er een aj-klank ontstaat.
Let op:
 antiapartheid2,
politieagent i/ie en a vormen geen nieuwe klank, dus kunnen zonder streepje aan elkaar.
 ruimteobservatie e en o vormen geen nieuwe klank, dus kunnen zonder streepje aan elkaar.
 4 meiherdenking Een combinatie van een getal/bedag/datum en een samenstelling schrijf je met
een spatie.

Losse letters, cijfers, symbolen of hoofdletterwoorden


 vwo-leerling Een afkorting met losse letters, maak je vast met een streepje.
 06-nummer In een samenstelling ‘cijfer + zelfstandig naamwoord’ moet een streepje.
 %-teken, T-shirt Een symbool + zelfstandig naamwoord krijgt ook een streepje.
 anti-Amerika Als het rechterdeel een hoofdletter heeft, gebruik je ook een streepje.
Let op:
 top 40; vitamine B Als het rechterdeel een volgorde aangeeft, schrijf je het zonder streepje.
 havoleerling Havo spreek je gewoon uit en behandel je als een gewoon woord.

Beide helften even belangrijk


 minister-president Hij is én minister én president.
 dichter-componist Hij is én dichter én componist.
 café-restaurant Het is én een café én een restaurant.

Bij bepaalde voorvoegsels


niet, non, bijna, oud, ex, aspirant, adjunct, substituut, chef, kandidaat, interim, stagiair, leerling, assistent,
collega, meester, sint (Leer ze snel uit je hoofd met het spellinglied ‘niet, non, bijna, oud’). Let op bij anti.
 niet-lid Iemand die geen lid is.
 non-actief Iemand die niet actief is.
 oud-docent Iemand die vroeger docent was.
 ex-vrouw Iemand die vroeger iemands vrouw was.
 interim-directeur Iemand die ergens tijdelijk directeur is.
Let op:
 leerlingbegeleider Zonder streepje: iemand die leerlingen begeleidt.
 leerling-begeleider Met streepje: iemand die aan het leren is om begeleider te worden.

2
In een samenstelling met ‘anti’ gevolgd door een kleine letter  geen streepje;
,, ‘anti’ gevolgd door een hoofdletter  altijd een streepje.

3
Tussen-s
 stationschef Met een extra s, want stationsplein is ook met een extra s.

Tussen-n
Twee zelfstandige naamwoorden aan elkaar?
 paardenbloem Schrijf altijd een tussen – n als het eerste zelfstandig naamwoord uitsluitend
een meervoud op –n heeft.
 zonnestraal Behalve als er van links maar eentje is.
 gemeenteavond Je schrijft dus geen -n als het eerste zelfstandig naamwoord meerdere
meervouden heeft (gemeentes/gemeenten).
Verder hier altijd een ‘e’
 apezuur, bruidegom bij versteende uitdrukkingen
 reuzeleuk, beregoed bij bijv.nw. met versterkende werking
 wiegelied, spinnewiel als het eerste woord een ww is

Weglatingsstreepje
Als je een deel van een woord weglaat om het niet te hoeven herhalen, vervang je dit door een liggend streepje.
Het laat zien: er is een stuk van het woord ‘afgescheurd’.
 voor- en nadelen van voordelen laat je het tweede stukje woord weg: streepje!
 Dorpsplein en –straat van dorpsstraat valt het eerste stuk woord weg: streepje!
maar
 rode en witte wijn van rode wijn en witte wijn laat je een heel woord weg; er is niks
‘afgescheurd’, dus: geen streepje!
Trema
 Ruïne, cafeïne, Uitspraakverwarring binnen een enkel woord? Los het op met een trema.
officieel/officiële
 opticien, carrière … Helaas zijn er wel een paar uitzonderingen…

Meervoud
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoudsvorm.
 etiketten De klemtoon valt op de laatste lettergreep; er komt een extra letter bij.
 monniken De klemtoon valt niet op de laatste lettergreep; er hoeft geen extra letter bij.
 ideeën De klemtoon valt op de laatste lettergreep; er komt een extra letter bij.
 bacteriën De klemtoon valt niet op de laatste lettergreep; er hoeft geen extra letter bij.
 oma’s, pony's Alleen met een apostrof blijft de uitspraak duidelijk bij de klinker en de ‘y’,
 cowboys, deejays behalve bij een ‘losse y’, dan is geen apostrof nodig
 cafés Door het leesaccent raakt de uitspraak niet in de war: de –s moet eraan vast.
 lentes De laatste lettergreep bevat een ‘stomme e’: de -s mag eraan vast.

Verkleinwoorden
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben ook een verkleinwoord.
 etiketje Geen uitspraakprobleem? Schrijf het verkleinend achtervoegsel eraan vast.
 koninkje -ing wordt meestal verkleind met –inkje.
 koninginnetje - in wordt – innetje (vgl: pannetje, pennetje, knulletje …)
 machientje -ine wordt verkleind met –ientje.
 Omaatje/cafeetje Is er maar één klinker? Je verkleint door het woord juist heel lang te maken.
 pony'tje De y kun je niet verdubbelen. Met de apostrof blijft de uitspraak duidelijk.
 cowboytje Dankzij de twee klinkers blijft de uitspraak duidelijk; -tje moet eraan vast
 lentetje De laatste lettergreep bevat een ‘stomme e’. –tje moet er dan aan vast.
 cd’tje, 6’je, +’je Losse letters, symbolen of cijfers verklein je met een apostrof.

4
Let op:
 jongen jongetje
 blad blaadje
 rad radertje
 chocola(de) chocolaatje
 la(de) laatje
 diner dinertje
 cake cakeje
 schip scheepje
Bezitsvormen
Bezit kun je aangeven met een s achter een woord.
 Jaaps grap, Annes pen De uitspraak is duidelijk; de -s moet eraan vast.
 oma’s lach, Anna’s pen Alleen met een apostrof blijft de uitspraak duidelijk.
 Frits’ auto, Max’ ei Als er al een s-klank staat, hoef je alleen een apostrof te zetten.

Hoofdletters
 Paul, Snoopy, de Eiffeltoren Eigennamen van personen, dieren en zaken.
 mevrouw Van Druten Het eerste stukje van de naam schrijf je met een hoofdletter.
 Thea van Druten Als er voor ‘van’ of ‘de’ al een naam staat: geen hoofdletter.
 IJsland, IJslander, IJslandtocht Aardrijkskundige namen en samenstellingen.
 Fries, Franstalig Namen van talen en dialecten en de afleidingen daarvan.
 de Tweede Wereldoorlog, Pasen Namen van historische gebeurtenissen en feesten.
 de Tweede Kamer, het Rode Kruis Officiële namen van unieke instellingen.
 Shell, Heineken Merknamen.
 De Reünie, de Elfstedentocht Titels van boeken, films en namen van prijzen/evenementen.
 God, Allah, de Koran, de Bijbel Namen van heilige personen en heilige boeken.
 Zuid-Italië, West-Fries, Soest-Noord Aardrijkskundige namen NOZW: hoofdletters.
 Mondriaanschilderij Samenstellingen met een naam behouden hun hoofdletter.
Let op:
 de islam, de christen Een geloof en een gelovige schrijf je met een kleine letter.
 paasfeest, kerstviering Afgeleiden van het basisfeest schrijf je met een kleine letter.
 het zuiden van Frankrijk Als (wind)richting alleen wordt genoemd, schrijf je een kleine
letter. Als economisch, geografisch, politiek gebied moet er
een hoofdletter: het rijke Westen, maar pas op: westerse
gewoonten
Onbepaalde voornaamwoorden
Alle, beide, enkele: wel of geen n erachter? Schrijf alleen een -n, als het over mensen gaat en het woord
zelfstandig is gebruikt:
 Allen hebben mij aangekeken.
 Van de meesten heb ik een kaart gekregen, van sommigen niet.
 De meeste mannen lachten, sommige niet. ‘meeste’ en ‘sommige’ zijn hier niet zelfstandig! Achter
‘sommige’ hoort ‘mannen’ en dat woord is in dezelfde zin
al genoemd. Zou de zin luiden: ‘De meeste mannen
lachten. Sommigen niet,’ dan moet er wel een –n achter
sommige. Sommige verwijst dan natuurlijk net zo goed
naar ‘mannen’ maar die zijn niet in dezelfde zin genoemd
 De telefoons zijn beide aangezet. Als het over dingen, dieren, kortom niet-mensen gaat,
schrijf je het zonder n.
Getallen
 Eén, twee, achttien, negentien De getallen één t/m negentien schrijf je voluit.

5
 Twintig, honderd, driehonderdtachtig Ronde getallen schrijf je voluit.
 honderdvijftienduizend Hoofdtelwoorden schrijf je aan elkaar.
 honderdvijftienduizend twee Na het woord duizend zet je een spatie àls je voluit wilt
schrijven, maar 115.002 mag dus ook.
 Tachtig miljard, 24 miljoen Miljoen en miljard zijn altijd aparte woorden.
Interpunctie
punt
 Een punt zet je aan het eind van een zin.
 etc. – enz. – P.J. Pietersen Bij afkortingen is de regel wel: als je een afkoring niet als
afkorting uitspreekt, schrijf je ‘m ook niet als afkorting.
Dus niet d.w.z. maar dat wil zeggen, niet etc. maar et
cetera.
 CDA, NEC, EEG, VARA Niet bij alle afkortingen!

komma
 Komma’s gebruik je om een zin overzichtelijk te maken, zodat de zin gemakkelijk leest.
 Een komma staat op de plaats waar je bij het hardop lezen even een rust neemt, zoals je merkt.
 Toen ze thuiskwam, zag ze dat de kerstverlichting al brandde. Tussen twee pv’s
 Hij kocht andijvie, wortelen, aardappelen en een CD. Bij een opsomming
 Peter, kom eten. Dat mag niet, jongen. Nee, meneer. Na of voor een aanhef

dubbele punt
 De bezwaren tegen de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog. Voor een opsomming.
 Ik wil van de zomer niet naar Athene: het is me daar te warm. Voor een verklaring.
 Ik zei: ‘Ik wil van de zomer niet naar Athene.’ Voor de directe rede.

aanhalingstekens
 ‘Als het aan mij ligt,’ zei Bush,’ krijgt hij een eerlijk proces.’ Bij een directe rede/citaten
 ‘Waarom ga je niet mee?’ vroeg Jeroen. ‘Het wordt gezellig.’ Let op punten en komma’s. En
 ’Ik wil van de zomer niet naar Athene,‘ zei ik. zet punten, komma’s,
 Ik zei: ‘Ik wil van de zomer niet naar Athene, Sofie.’ vraagtekens links van het
aanhalingsteken
 Hij had daar tijdens de oorlog een ‘prettige’ tijd. Bij een andere betekenis,
bijvoorbeeld als ironieteken
uitroepteken
 Hou daar mee op! Ga even opzij, gast! Na een bevel
 Geweldig! Nee, ik! Na een uitroep

vraagteken
 Was jij de eerste die de berg beklom, Mozes? Aan het eind van een vraag.
 Hij vroeg me of ik de eerste was. Maar: niet bij indirecte rede.

puntkomma
 Ik haatte hem; daar had ik zo mijn redenen voor. Als twee zinnen te dicht bij elkaar

horen voor een punt maar niet


dicht genoeg voor een komma,
kun je een puntkomma
gebruiken.

6
Accent
Alleen als dat nodig is vanwege de uitspraak
Het was een van de strategieën dat er één bankrover de bank binnenging: het moest een eenmansactie lijken.

You might also like