You are on page 1of 13

FUTUR EN CONDITIONNEL

VAN REGELMATIGE
WERKWOORDEN

De toekomende tijd
SIMPEL OM TE VERVOEGEN:
 neem het hele werkwoord.

 zet daarachter de uitgangen van “avoir”.

 De uitgangen van “avoir”zijn: ai, as, a, ons, ez, ont.

 Voorbeeld: parler
Je parlerai
Tu parleras
Il parlera
Nous parlerons
Vous parlerez
Ils parleront
LET OP!
FUTUR VAN ONREGELMATIGE
WERKWOORDEN
 Bijv. avoir, être, faire, aller.

 Kijk voor de vervoeging achterin je bronnenboek

 Leer de eerste onregelmatige vorm, en de rest gaat


op dezelfde manier!

 Voorbeeld: être
 Je serai
 Tu seras
 Il sera
 Nous serons

 Vous serez

 Ils seront
VERTALING VAN DE FUTUR
(SIMPLE)
 Je vertaalt de futur met “zal”

 Voorbeeld: je parlerai - ik zal praten

 Het
woordje “zal” vertaal je dus niet letterlijk,
maar dit zit al in de werkwoordsvorm.
FUTUR PROCHE (NABIJE TOEKOMST)- IK
GA......
 Vorm van “aller” + infinitif (hele werkwoord)

Je vais manger
Tu vas manger
Il va manger
Nous allons manger
Vous allez manger
Ils vont manger
ENKELE VOORBEELDEN:
Nederlands Frans

 Ik ga morgen zwemmen.  Demain, je vais nager.

 Caroline gaat reizen naar  Caroline va voyager au


Japan. Japon.

 Mijn ouders gaan volgende  La semaine prochaine, mes


week in een Frans parents vont manger dans
restaurant eten. un restaurant français.

 Wat valt je op?


LET OP! ER IS EEN VERSCHIL IN DE
ZINSCONSTRUCTIE:

 In de Franse zin moeten alle werkwoorden naast


elkaar staan.
(je vais manger au restaurant.)

 Dit hoeft niet in het Nederlands:


(Ik ga in het restaurant eten)
LE CONDITIONNEL
De conditionnel vertaal je met: zou....

 De conditionnel gaat op dezelfde manier als de futur, maar


dan met de uitgangen van de imparfait.

 In het kort:
conditionnel = hele werkwrd + uitgangen imparfait

Voorbeeld: parler
Je parlerais
Tu parlerais
Il parlerait
Nous parlerions
Vous parleriez
Ils parleraient
MEERVOUD VAN ZELFSTANDIGE
NAAMWOORDEN
 Meestal zet je een s achter het zelfst.nw en dan
heb je een meervoud.

Voorbeeld: la table les tables

 Maar het is niet altijd zo!


UITZONDERINGEN:
Enkelvoud Meervoud

 s, z, x (cours, prix, nez)  s, z, x (blijft hetzelfde in


het meervoud)
al (cheval -paard)----
 wordt aux (chevaux)
eau (oiseau-vogel)---
 Wordt eaux (oiseaux)
eu (feu-vuur)---------- 
 Wordt eux (feux)
LET OP!
 Un oeil----  des yeux
 Le genou-- des genoux

 Altijd meervoud:
 Les lunettes (de bril)

 Les devoirs (het huiswerk)

 Les vacances (de vakantie)


DE ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
LIRE EN CROIRE
 Lire : lezen
 Croire : geloven

 Leer de werkwoorden uit je hoofd in de:


présent, imparfait, passé composé en futur proche

 Kijk daarvoor achterin je bronnenboek

You might also like