You are on page 1of 28

Leesdossier 6 vwo / 2022-2023

1
2
Inhoud

Het leesdossier en de boekenlijst............................................................................................................ 5


Poëzie ...................................................................................................................................................... 7
Technische analyse .............................................................................................................................. 7
Parafraseren .................................................................................................................................... 7
Klankwerking: metrum .................................................................................................................... 7
Klankwerking: rijm ........................................................................................................................... 9
Beeldspraak ..................................................................................................................................... 9
Literaire periodes .............................................................................................................................. 11
De Renaissance .............................................................................................................................. 11
De Romantiek ................................................................................................................................ 12
De Tachtigers ................................................................................................................................. 13
De Vijftigers ................................................................................................................................... 14
Opdracht 11 ....................................................................................................................................... 15
De gedichten ..................................................................................................................................... 17
Het stoksken van Johan van Oldenbarneveldt, Vader des vaderlands ......................................... 17
Wanneer de Vorst des lichts ......................................................................................................... 18
Aan Betsy ....................................................................................................................................... 19
Herdenking .................................................................................................................................... 20
Ik ween om bloemen ..................................................................................................................... 21
Aan Mathilde ................................................................................................................................. 22
Mijn duiveglans ............................................................................................................................. 23
Te hard geschreeuwd? .................................................................................................................. 24
Boek 12 .................................................................................................................................................. 25
Opdracht 12.1: zakelijke gegevens .................................................................................................... 25
Opdracht 12.2: verslag ...................................................................................................................... 25
Opdracht 12.3: recensie .................................................................................................................... 25
Balansverslag en boekenlijst ................................................................................................................. 27
Opdracht 13.1: balansverslag ............................................................................................................ 27
Opdracht 13.2: boekenlijst ................................................................................................................ 28

3
4
Het leesdossier en de boekenlijst

Je rondt in de eerste helft van dit jaar het leesdossier af waarmee je in 4 vwo bent begonnen.
Dat leesdossier bevat grofweg het volgende:

• Voorblad
• Inhoudsopgave
• Opdrachten bij de eerste vijf boeken uit 4 vwo (als je van de havo komt: lijst met
gelezen boeken in 4 en 5 havo) én de boeken uit 5 vwo.
• Optioneel: oefeningen bij poëzie [dit geldt als boek 11]
• Opdrachten bij boek 12
• Balansverslag
• Bronnenlijst

Je hoeft dit jaar echter niet meer het hele leesdossier in te leveren, alleen boek 12, het
balansverslag en een lijstje met alle boeken die je in de bovenbouw hebt gelezen.
Dat lijstje met gelezen boeken wil je docent echter al eerder hebben. Zelfs een leraar
Nederlands heeft niet álle boeken gelezen, maar we doen ons best om op het mondelinge
literatuurexamen wél alle boeken te hebben gelezen die jij hebt gelezen. Dus graag zo snel
mogelijk, als het even kan in de eerste of de tweede schoolweek, via de opdracht op
Magister een lijstje met alle boeken die je in 4 en 5 vwo hebt gelezen (of, als je van de havo
komt, in 4 en 5 havo en in 5 vwo). Alvast bedankt!
(Tegelijk met het balansverslag moet je dat lijstje met boeken nóg een keer inleveren, maar
dan aangevuld met boek 12 en alles wat je misschien de eerste keer bent vergeten.)

5
6
Poëzie

De cursus poëzie in 6 vwo behandelt technische aspecten van poëzie én enkele van de literaire
periodes die vorig jaar in de literaire presentaties aan de orde zijn gekomen.

Technische analyse
De in dit hoofdstuk behandelde theorie wordt tijdens de les op een gedicht toegepast. Daarna
kun je zelf oefenen met de andere gedichten, die verderop in dit document staan.

Parafraseren
Parafraseren is in eigen woorden kort de inhoud van een tekst – in dit geval een gedicht –
weergeven: niet te gedetailleerd (woord voor woord), maar zeker ook niet te vluchtig.

Klankwerking: metrum
Met metrum wordt bedoeld: de regelmatige opvolging van beklemtoonde en
onbeklemtoonde lettergrepen in een versvoet. Onder een versvoet verstaan we elk van de
gelijke delen waarin een vers volgens de maat kan worden verdeeld. Bijvoorbeeld: jambe,
trochee, dactylus, anapest en amfibrachus.
Een jambe is een tweelettergrepige versvoet, een onbeklemtoonde (korte) lettergreep
gevolgd door een beklemtoonde (lange). Dus: kort – lang.
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
Een trochee is ook een tweelettergrepige versvoet, maar nu een beklemtoonde lettergreep
gevolgd door een onbeklemtoonde: lang – kort.
Denkend aan de dood kan ik niet slapen / En niet slapend denk ik aan de dood
Een dactylus is een drielettergrepige versvoet, bestaande uit een beklemtoonde (lange)
lettergreep, gevolgd door twee onbeklemtoonde (korte) lettergrepen: lang – kort – kort.
Dames en heren, de oude Germanen / vochten met knotsen en wapperende manen,
Een anapest is een omgekeerde dactylus, een drielettergrepige versvoet die bestaat uit
twee onbeklemtoonde (korte) lettergrepen en één beklemtoonde (lange) lettergreep: kort
– kort – lang.
Het werd stil in het woud en wel tienmaal zo koud / Want de wintertijd kwam (…)

7
Een amfibrachys is een drielettergrepige versvoet met een beklemtoonde (lange)
lettergreep in het midden: kort – lang – kort.
Wij komen ter wereld met rouw uit de graven
met rouw die gepast is omdat wij nog dood zijn
Antimetrie is het opzettelijk doorbreken van het metrum, meestal aan het begin van een
versregel. De functie hiervan is het doorbreken van een te saaie cadans of het benadrukken
van een woord of woordgroep.
Te Middelharnis is een kind verdronken
Sober berichtje in het avondblad
We spreken van enjambement wanneer het einde van een versregel niet samenvalt met de
natuurlijke pauze in de zin of met het einde van de zin. Ook dit is om de te saaie cadans te
doorbreken of een woord of woordgroep te benadrukken. Soms zorgt enjambement voor
meerdere betekenislagen.
Ik ben dichter
Bij de waarheid in december
Dan in juli. Ik ben dichter
Bij gratie van de kalender,
Lijkt het soms wel
Van elisie is sprake wanneer één of meer klanken worden weggelaten om de versregel in het
metrum te laten passen. De edelen (vier lettergrepen) kan bijvoorbeeld worden ingekort tot
d’ eedlen (twee lettergrepen) en Nederland (drie lettergrepen) tot Neêrland (twee
lettergrepen).

8
Klankwerking: rijm
Rijm is de klankovereenkomst in beklemtoonde lettergrepen. Er zijn verschillende soorten:
Volrijm Halfrijm
Klinkers (en medeklinkers) rijmen aan het eind Alleen klinkers rijmen (middenin een woord) of
van een woord alleen medeklinkers rijmen (aan het begin van
een woord)
Eindrijm Binnen-/middenrijm Alliteratie (stafrijm) Assonantie
Woorden rijmen aan Woorden rijmen Alleen medeklinkers Alleen opvallende
het einde van een binnenin een rijmen aan het begin klinkers rijmen in
versregel: versregel of middenin van een woord: woorden die niet te
opeenvolgende ver van elkaar staan:
Het weent in mij, versregels: We liepen samen
maar onbewogen dikwijls langs de Lieg alsjeblieft niet
zie ik de De wolken schoven stranden / Als ’t avond tegen me / niet over
waarheid onder ogen boven ons voorbij werd. / Dan zong ze iets groots niet over
naast de zee - / Ik, iets / anders. Liever
Rijmschema kleine jongen, die haar hoor ik het /
Gepaard: aabb stem zoo kende, / Ik vernietigendste dan
Gekruist: abab hield haar hand en dat je liegt / want dat
Omarmend: abba zong de liedjes mee. is nog vernietigender.
Gebroken: abcb

Beeldspraak
Hieronder staan twee gedichten die grofweg over hetzelfde gaan: iemand heeft slecht
geslapen, wordt wakker en heeft moeite om aan de dag te beginnen. In het eerste gedicht
wordt de situatie echter rechtstreeks beschreven, terwijl de schrijver van het tweede gedicht
beelden gebruikt om de werkelijkheid te beschrijven: beeldspraak.
Zonder titel Kwade morgen

slapen en laat opstaan Vuil schuim van dromen


vet van het zweet Aan de rand van de slaap
duizelend en zonder woorden Aangespoeld op een kust
Zonder één punt van herkenning
hete douche ’n Woestijn van een dag. Een giftige
gevolgd door een koude en Zon wet haar engel
dan koffie en naar buiten staren

Remco Campert Ellen Warmond

We kunnen – zoals jullie in 5 vwo ook al hebben geleerd, zie Nieuw Nederlands, vanaf bladzijde
199 – beeldspraak onderverdelen in beeldspraak die berust op overeenkomst en beeldspraak
die niet berust op overeenkomst, maar op een ander verband (metonymia).

9
Beeldspraak die berust op overeenkomst:
Vergelijking – beeld en werkelijkheid zijn beide aanwezig.
(…) verbonden door het woordje ‘als’:
Dichten is net als koken:
je pleurt maar wat in de pan
als je koken kan
(…) verbonden door het woordje ‘van’:
Een beer van een vent
(…) verbonden door het woordje ‘is’:
Dichten is fietsen op de Mont Ventoux
(…) door niets verbonden, eventueel door een leesteken (asyndetische vergelijking):
Zijn mond: een gapende holte
Metafoor – de werkelijkheid is niet meer aanwezig, alleen het beeld nog.
Hoe heb je ooit met die ezel kunnen samenwerken?
Personificatie – aan iets levenloos worden eigenschappen van een persoon toegekend.
De kleine huisjes hurkten in het landschap
Synesthesie – indrukken van zintuigen die niet bij elkaar horen, worden gekoppeld.
Een donkerbruine mannenstem; scherp licht; een zoete melodie

Metonymia: beeldspraak die niet berust op een overeenkomst, maar op een ander verband:
Pars pro toto – deel in plaats van geheel
Als jullie daar gaan staan, zal ik even de neuzen tellen
Totum pro parte – geheel in plaats van deel
Nederland won in de finale van Rusland
Materiaal in plaats van voorwerp
Even mijn ijzers onderbinden. Geef mij nog een glas.
Maker in plaats van het gemaakte
Daar hangt een Rembrandt in de gang

10
Literaire periodes

De Renaissance
De Renaissance ontstaat in het begin van de vijftiende eeuw in Italië als reactie op de
Middeleeuwen en loopt door tot het begin van de zeventiende eeuw. Een belangrijk kenmerk
is de wedergeboorte van de Griekse en Romeinse kunst uit de klassieke oudheid.
Stond in de Middeleeuwen het christelijke geloof centraal, nu heeft men ook oog voor het
wereldlijke en de mythologie. De moraal en de plaats van het individu in de samenleving zijn
belangrijk. Er is sprake van een groeiend zelfbewustzijn, zowel politiek als godsdienstig: het
Humanisme.
Enkele kenmerken van de Renaissance:

• Kunst moet voldoen aan het schoonheidsideaal van de klassieken: de teksten uit die
tijd worden geparafraseerd of nagemaakt (translatio), de stijl word geïmiteerd
(imitatio) of het origineel wordt overtroffen (emulatio);
• Teksten hebben de vorm van een tragedie, sonnet, heldendicht, herdersdicht of
lofdicht;
• De inhoud kenmerkt zich door tegenstellingen, beeldspraak en overdadige
versieringen;
• De Italiaanse dichter Petrarca is de grondlegger van het Petrarkisme: liefdessonnetten
die zich kenmerken door de uiterlijke beschrijving van de geliefde,
natuurbeschrijvingen, verwijzingen naar de klassieken;
• Het theocentrisme, waarin God de kern is, maakt plaats voor het tegenovergestelde
antropocentrisme, waarin de mens het middelpunt van het bestaan is. Dit wordt
zichtbaar in de portretkunst en het perspectief;
• Memento mori (gedenk te sterven) maakt plaats voor carpe diem (pluk de dag);
• Het ideaal homo universalis (de universele mens) ontwikkelt zich;
• De boekdrukkunst doet zijn intrede;
• Er komt steeds meer behoefte aan kennis: het menselijk lichaam wordt ontleed, men
verdiept zich in de natuur, maakt ontdekkingsreizen;
• Er wordt gestreefd naar geestelijke ontplooiing (humanisme);
• Er ontstaan Rederijkerskamers.

11
De Romantiek
De Romantiek ontstaat aan het einde van de achttiende eeuw als reactie op de Verlichting en
als gevolg van de industrialisatie en snelle verstedelijking. Centraal staat het gevoel in plaats
van het rationalisme. De rede was te ver doorgeschoten, de objectiviteit voorbij. Men wil
ontsnappen aan het alledaagse leven door middel van de verbeelding. Er ontstaat een grotere
betrokkenheid bij de maatschappij, inclusief het verzet hiertegen. Ook komt er meer aandacht
voor de geschiedenis, het kolonialisme en het nationalisme. In Nederland wordt de Romantiek
vooral gekenmerkt door de natuur en de humor.

Enkele kenmerken:

• Zwarte humor: er wordt gespot met taboes als de dood, ziekte en moord;
• Pessimisme in plaats van optimisme;
• Gevoel, intuïtie, originaliteit gaat boven ratio (verstand);
• Men ontvlucht de werkelijkheid en vlucht in de natuur, het verleden (Sir Walter Scott),
humor, religie, griezelverhalen (Edgar Allen Poe, Mary Shelley), politiek en cultureel
verzet en de dood: de ultieme vlucht;
• Avontuur en reizen spreekt aan;
• Aandacht voor het onverklaarbare;
• Kritiek op huidige maatschappij, het volk wil politieke macht, het liberalisme komt op
en men koesterde idealen.
• Opkomst van het sentimentalisme in de preromantiek (Die Leiden des jungen Werthers
van Goethe, Sturm und drang);
• De industriële revolutie.

12
De Tachtigers
“De poëzie is geen zachtogige maagd, die, ons de hand reikend op de levensbaan, met een
glimlach leert bloemen tot een tuiltje te binden (…) doch eene vrouw, fier en geweldig, wier
zengende adem niet van ons laat.”

~ Willem Kloos in het voorwoord van een bundel van Jacques Perk

In de tweede helft van de negentiende eeuw, na de Romantiek, volgt een groot aantal
stromingen elkaar snel op: het Realisme, het Impressionisme, het Symbolisme, het
Expressionisme, het Surrealisme, het Dadaïsme, het Magisch Realisme, het Modernisme en
het Post-Modernisme.

De Tachtigers (ontstaan in 1880) behoren tot het Impressionisme. De dichters en schrijvers


zetten zich af tegen de vorige generatie en breken met de kunst die op de maatschappij is
gericht. Ze krijgen oog voor het detail en het uitbeelden van stemmingen. Ze willen ‘het feest
der zintuigen’ met woorden weergeven.

De Tachtigers richten in 1885 het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids op: een platform voor
nieuwe ideeën. Het bevat niet alleen literaire, maar ook politieke, wetenschappelijke en
filosofische artikelen. De voortrekkers zijn Willem Kloos, Lodewijk van Deijssel, Herman Gorter,
Jac. Van Looy, Arij Prins en Jacques Perk.

Kenmerken:

• Ze zetten zich af tegen hun literaire voorgangers: hun taal is te ouderwets, te


hoogdravend en te moraliserend;
• Vorm en inhoud zijn één; de inhoud brengt de vorm met zich mee. Er is hernieuwde
belangstelling voor het sonnet;
• Het taalgebruik wordt ‘woordkunst’: veel neologismen en bijvoeglijke naamwoorden,
ongebruikelijke koppelingen;
• De natuur is een bron van inspiratie;
• L’art pour l’art: kunst om de kunst;
• Kunst is een persoonlijke uiting en dus niet wat men vindt;
• De auctoriale verteller afgeschaft (proza);
• Spreektaal en grove taal doen hun intrede (proza).

De kunst van de Tachtigers is individueel, subjectief en antimoralistisch. Zoals Kloos zegt:


“Kunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie.” Dit wordt vooral
zichtbaar door de oorspronkelijke beeldspraak en de poëtische sfeer.

13
De Vijftigers
De Vijftigers – een literaire beweging die aan het einde van de jaren veertig van de vorige
eeuw opkomt – verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. Deze onvrede
wordt ondermeer geuit middels de existentiële thema’s:

• Verwarring/vervreemding door de vraag naar de zin van het leven;


• Afkeer van de burgerlijke maatschappij;
• Absurditeit (pessimistische/nihilistische ondertoon);
• Grenssituaties gebruiken om tot verheldering te komen;
• Egocentrisme en het doorbreken van seksuele taboes;
• Engagement met wat er in de wereld gebeurt.

Naast de existentiële thema’s wordt ook de traditionele vorm ter discussie gesteld. Alle
kunstuitingen beïnvloeden elkaar en vormen soms een nieuwe eenheid. De beweging grijpt
terug op de historische Avant-garde. In deze tijd ontstaan ook de Cobra-groep (Cobra staat
voor Copenhagen, Brussel, Amsterdam).

Enkelen van de vertegenwoordigers van de Vijftigers zijn Lucebert, Gerrit Kouwenaar, Jan
Elburg, Simon Vinkenoog, Bert Schierbeek, Paul Rodenko, Hugo Claus en Remco Campert.

Een paar kenmerken:

• De nadruk ligt op het woord: de opeenstapeling van losse woorden roept associaties
op bij de dichter én de lezer;
• Men probeert de chaotische wereld niet te ordenen, maar juist te weerspiegelen;
• Het taalgebruik is concreet, aards, zintuigelijk, lichamelijk (vooral lichamelijke woorden
in de beeldspraak.
• Beeldspraak is geen middel, maar overheerst;
• Alles kan het onderwerp van poëzie zijn;
• Gebruik van vrije versvorm, vaak wordt interpretatie weggelaten;
• Associatief: spontaniteit en directheid staan voorop, onder invloed van de jazzmuziek.

14
Opdracht 11
Eigenlijk is er geen opdracht 11. Dat wil zeggen: je doet opdracht 11 voor jezelf, om te oefenen
voor de toets. Je hoeft hem niet in te leveren.
Op die toets krijg je vier gedichten voorgeschoteld, waarvan je er één moet kiezen. Vervolgens
moet je alles doen wat je in deze cursus hebt geleerd:

• Het gedicht parafraseren;


• Het gedicht analyseren op klankwerking (rijm en metrum) en beeldspraak (met name
vergelijking en metafoor;
• Het gedicht in zijn tijd – Renaissance, Romantiek, Tachtig of Vijftig – plaatsen aan de
hand van wat kenmerkend is voor de poëzie uit die periode;
• Een waardeoordeel uitspreken over het gedicht en dit oordeel beargumenteren met
constateringen uit de eerste drie onderdelen.
Als je de toets dus goed wilt voorbereiden, oefen je bovenstaande zaken met alle gedichten
die in dit document staan.

15
16
De gedichten

Het stoksken van Johan van Oldenbarneveldt, Vader des vaderlands


Myn wensch behoede u onverrot 1)
O STOCK en stut, die, geen' verrader,
Maer 's vrydoms stut en Hollants Vader
Gestut hebt op dat wreet schavot;
5 Toen hy voor 't bloedigh zwaert most knielen,
Veroordeelt, als een Seneka,
Door Neroos haet en ongena 6-7)
Tot droefenis der braefste zielen.
Ghy zult noch, jaeren achter een,
10 Den uitgangk van dien Helt getuigen 10)
En hoe Gewelt het Recht dorf buigen,
Tot smaet der onderdruckte steên 11-12)
Hoe dickwyl streckt ghy onder 't stappen
Naer 't hof der Staeten stadigh aen
15 Hem voor een derden voet in 't gaen
En klimmen, op de hooge trappen:
Als hy, belast van ouderdom
Papier en schriften, overleende 17-18)
En onder 't lastigh lantspack steende! 19
20 Wie ging, zoo krom gebuckt, noit krom!
Ghy ruste van uw trouwe plichten,
Na 'et rusten van dien ouden stock, 22)
Geknot door 's bloetraets bittren wrock: 23)
Nu stut en styft ghy noch myn dichten.

Joost van den Vondel (1587-1679)

1) Moge mijn wens vervuld worden, dat gij onverrot in stand blijft.
6-7) Vondel vergelijkt Maurits, die veel van de ervaren oudere staatsman Oldenbarnevelt had geleerd, met
Nero, die zijn leermeester Seneca ter liet dood brengen.
10) uitgangk: dood.
11-12) Dit slaat op Maurits' afdanking van de waardgelders, in dienst genomen door de steden.
17-18) belast hier figuurlijk en letterlijk gebruikt evenals krom in vs. 20; overleende: vooroverboog.
19) En onder de drukkende last der staatszorgen steunde, kreunde.
22) stock: grijsaard.
23) bloetraet: rechtbank

17
Wanneer de Vorst des lichts
Wanneer de Vorst des lichts slaet aen de gulden toomen 1)

Sijn handt, en beurt om hoogh aensienlijkck wter see 2)


Sijn wtgespreide pruick van levend goudt, waarmee
Hij naere anxtvallicheit, en vaeck, en creple droomen 4)

5 Van ’s menschen lichaem strijckt, en berch, en bos, en boomen


En steeden vollickrijk, en velden met het vee 6)
In duisternis verdwaelt, ons levert op haar stee, 7)
Verheucht hij, met den dach, het Aerdtrijck en de stroomen.

Maar d'andre starren als naeijvrich van sijn licht, 9)


10 Begraeft hij, met sijn glans, in duisternissen dicht,
En van d'ontelbre schaer, mach 't niemand bij hem houwen. 11)

Al eveneens, wanneer uw geest de mijne roert,


Word ick gewaar dat ghij in 't haylich aeanschijn voert 13)
Voor mij den dach, mijn Son, de nacht voor d'andre vrouwen.

PC Hooft (1581-1647)

1) Vorst des lichts: zonnegod; toomen: teugels


2) aensienlijck: schitterend
4) anxtvallicheit: angst; vaeck: slaap; creple: onware
6) vollickrijk: vol mensen
7) levert op haar stee: op hun plaats terugbrengt
8) naeijvrich: jaloers
11) schaer: menigte; mach: kan
13) in ’t aenschijn voeren: tevoorschijn brengen; haylich: heilig

18
Aan Betsy

Het heugt mij als de dag van gistren. Op het mos


In hartverovrend achtelooze houding lag
Uw rijzige figuur, wijl de anderen het bosch
Langzaam doordwaalden. 't was een vreeslijk heete dag.

Gij hield mijn veldflesch aan uw rozenlipjes, droog


Van 't lachen. Diep-gemoedlijk, als wen de avondklok
Door 't dal luidt, klonk het in uw keel. En zacht bewoog
Uw zoete strot zich op en neer bij elken slok.

Intusschen leunde ik schilderachtig op den tronk


Eens duizendjaargen eiks en vroeg mij heimlijk, wat
Voor smaak wel 't lot had, dat het aan een veldflesch schonk,
Wat droomend slechts mijn dichtermond genoten had.

O, ware 't noodlot niet alleen behept met koud


Verstand maar ook met warm gevoel, - uw poezle hand
Had plots de flesch, zoodra ze leeg was, door het woud
Gekeild, en op mijn lippen had uw mond gebrand.

Nu echter dronkt ge alleen de flesch leeg, onbewust,


Dat de inhoud nog al koppig was, - 't was witte port, -
En sloot uw loddrige oogjes dicht en sliept gerust. -
Nooit heb ik zóóveel tranen op één dag gestort.

Piet Paaltjens (pseudoniem van Francois Haverschmidt; 1835-1894)


Uit: Snikken en grimlachjes, 1867

19
Herdenking

Wij schuilden onder dropplend loover,


Gedoken aan den plas;
De zwaluw glipte 't weivlak over,
En speelde om 't zilvren gras;
Een koeltjen blies, met geur belaan,
Het leven door de wilgenblaan.

't Werd stiller; 't groen liet af van droppen;


Geen vogel zwierf meer om;
De daauw trok langs de heuveltoppen,
Waar achter 't westen glom;
Daar zong de Mei zijn avendlied!
Wij hoorden 't, en spraken niet.

Ik zag haar aan, en diep bewogen,


Smolt ziel met ziel in een.
O tooverblik dier minlijke oogen,
Wier flonkring op mij scheen!
O zoet gelispel van dien mond,
Wiens adem de eerste kust verslond!

Ons dekte vreedzaam wilgenloover;


De scheemring was voorbij;
Het duister toog de velden over;
En dralend rezen wij.
Leef lang in blij herdenken voor,
Gewijde stond! geheiligd oord!

A.C.W. Staring (1767-1840)


Uit: Gedichten, 1820

20
Ik ween om bloemen
Ik ween om bloemen in de knop gebroken
En vóór den uchtend van haar bloei vergaan,
Ik ween om liefde die niet is ontloken,
En om mijn harte dat niet werd verstaan.
Gij kwaamt, en 'k wist -- gij zijt weer heengegaan...
Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken:
Ik zat weer roerloos nà die korten waan
In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken:
Zo als een vogel in den stillen nacht
Op ééns ontwaakt, omdat de hemel gloeit,
En denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit,
Maar eer 't zijn vaakrige oogjes gans ontsluit,
Is het weer donker, en slechts droevig vloeit
Door 't sluimerend geblaarte een zwakke klacht.
Willem Kloos (1859 - 1938)
Uit: Verzen, 1894

21
Aan Mathilde

Wanneer de moeder van het licht weêr licht,


En voor heur goud den zwarten mist doet wijken,
Dan laat ze 'er stralen langs de bloemen strijken,
En dankbaar doet elk bloemeke zijn plicht.

Zoodra de bloem de lieve zon ziet prijken,


Dan wolkt ze wierook op in wolken dicht,
En geurenmoeder wordt het moederlicht....
Ik moet, Mathilde, u aan de zon gelijken!

Gij zijt de moeder van deez' liederkrans:


Gij hebt dien met uw zonneblik geschapen
In 't zwarte hart; zoo 't glanst, 't is door úw glans.

Met úwe bloemen krans ik u de slapen,


Uw eigen schepping leg ik om uw hoofd:
Zoo zij uw naam voor eeuwiglijk geloofd!

Jacques Perk (1859 -1881)


Uit: Mathilde, een sonnettenkrans, 1879

22
Mijn duiveglans
Mijn duiveglans mijn glansende adder van glas
Mijn viervoetige narennen mijn kneedbaar
Smeltpunt op de pupillen ruworige
Heester onder mijn handpalm deze
Deze stem is van stamelen een lichaam
Een vochtig voortvluchtig lichaam

Zeg-hoor je niet dat ik dood ben


Ik turner van de de warwinkel
Een zaal een tombe een toren ben je
En met kettingen doorspekt
Denkt de rechtvaardige zingende de slechte
zingende denkt hij

Dat hij het tientallen vloeistoffijne meisjeslijf


In een gipsen snaar gevangen heeft
Ja dat denkt hij
Hij denkt dat

Lucebert (pseudoniem van Lubertus Jacobus Swaanswijk (1924-1994))


Uit: De Amsterdamse school, 1952

23
Te hard geschreeuwd?

Nu Roland Holst oud geworden is


en vierregelrijmen wisselt met Vestdijk,
weggelopen demonen tracht terug te roepen,
en men Voeten een belangrijk dichter vindt,
wordt het tijd dat wij iets laten horen,
een stem dwars door puinstof heen,
die glipt door de spijlen van het bedskelet,
die nooit de baard in de keel wil hebben,
die wil bevechten een groot geluk of ongeluk
(een klein geluk is geen geluk),
die door schade en schande
nooit wijzer wil worden.
Een stem, die door alle huizen zingt
het water doet overkoken en
de stoppen der berusting doet doorslaan.
Een stem, waarvan het geluid zich voortplant
door de buizen onder de vermoeide stad
en die antennedraden op maanlichtdaken
doet trillen, trillen, trillen ...
Zo'n stem; eerder rusten wij niet.

Remco Campert (1929)


Uit: Libertinage. Jaargang 3. G.A. van Oorschot, Amsterdam 1950

24
Boek 12

Het laatste boek dat je op het vwo voor Nederlands leest, is hopelijk niet meteen het laatste
boek dat je in je leven leest. Als je Lezen voor de lijst gebruikt om dit boek te kiezen, zorg er
dan voor dat het in ieder geval niveau 4 is, het minimale eindniveau voor 6 vwo. Staat het
boek niet op Lezen voor de lijst, raadpleeg dan éérst je docent. Doe je dit niet en wordt het
boek achteraf afgekeurd, dan moet je nóg een boek lezen en hier de opdrachten bij maken.

Eerst doe je, vóór, tijdens en ná het lezen, de standaardopdrachten. Er zijn geen specifieke
verwerkingsopdrachten, want opdracht 13, die hierna komt, gaat over álle boeken die je in de
bovenbouw hebt gelezen.

Opdracht 12.1: zakelijke gegevens


Als je het écht niet meer weet, kijk dan bij opdracht 2.1 van het literatuurprogramma van 4
vwo (staat op Magister).

Opdracht 12.2: verslag


Zie opdracht 4 vwo, opdracht 2.2 (of 5 vwo, opdracht 6.2).

Opdracht 12.3: recensie


Zoek weer een recensie op Literom, arceer de uitspraken waaruit de mening van de recensent
blijkt en geef aan of jij het wel of niet eens bent met die uitspraken (in de kantlijn of door
verschillende kleuren te gebruiken). En leg ook nog even in enkele alinea’s uit waaróm je het
eens of oneens bent met de recensent.

25
26
Balansverslag en boekenlijst

De allerlaatste opdrachten vormen de ‘handleiding’ die je docent gaat gebruiken bij het
mondelinge literatuurexamen: het balansverslag en je boekenlijst.

Opdracht 13.1: balansverslag


In een balansverslag maak je de balans op van je ‘literaire vorming’: Dat is niet hetzelfde als
verslag doen: een verslag is slechts een min of meer zakelijke weergave van wat er is gebeurd,
terwijl een balans ook een oordeel geeft over wat je bereikt hebt. Je beschrijft erin welke
ontwikkeling je als lezer hebt doorgemaakt, in hoeverre je houding ten opzichte van het lezen
van boeken in het algemeen en literatuur in het bijzonder is veranderd. Het balansverslag
– dat mínstens 750 woorden moet tellen – kan uitstekend dienen als uitgangspunt van het
mondelinge literatuurexamen.
De volgende vragen kunnen je misschien een beetje op weg helpen. (Let wel: alleen op weg
helpen; een balansverslag is dus niet een reeks antwoorden op deze vragen) Gebruik de
antwoorden die je zinnig vindt in een lopend verhaal over je leesontwikkeling.

• Lees je meer (of juist minder) dan vroeger?


• Lees je met meer (of juist met minder) plezier?
• Ben je andere soorten boeken (andere genres) gaan waarderen?
• Is er iets veranderd aan de onderwerpen waarover je graag leest?
• Waarom heb je juist déze boeken gekozen? En heb je dat bewust gedaan?
• Heb je de juiste boeken gekozen?
• Zou je méér willen lezen van een schrijver (of van schrijvers) met wie je nu kennis hebt
gemaakt?
• Is er iets veranderd aan de eisen waaraan een goed boek moet voldoen?
• Zitten er gemeenschappelijke elementen in de boeken die je hebt gelezen?
• Welke literaire tekst is je het meest bijgebleven in positieve of negatieve zin?
• Als je vooroordelen had over literatuur, klopten/kloppen die dan of niet? (Of een
beetje?)
• Heb je iets (weinig? Veel?) geleerd? Over de wereld? Over jezelf? En wat dan?
• Ben je nieuwsgieriger geworden naar dingen die je nog niet kent?
• Stel je jezelf vragen tijdens het lezen?
• Denk je tijdens of na het lezen na over personages, situaties en gebeurtenissen?
• Ben je door het lezen anders over bepaalde zaken gaan denken?

27
Opdracht 13.2: boekenlijst
Ter voorbereiding op je mondelinge literatuurexamen heeft je docent, naast je balansverslag,
je boekenlijst nodig, graag op de volgorde waarin je die boeken hebt gelezen. Vergeet ook de
middeleeuwse boekjes uit 4 vwo en het voor de literaire presentatie in 5 vwo gelezen boek
niet. Het is voldoende om de naam van de schrijver en de titel van het boek te noteren.
(Dus als het goed is, is dit het lijstje dat je aan het begin van het schooljaar hebt ingeleverd,
aangevuld met boek 12.)

Boek 12, het balansverslag en de boekenlijst lever je – uiterlijk op de door je docent te bepalen
datum, maar in ieder geval vóór de kerstvakantie – via Magister in.

Succes!

28

You might also like