Professional Documents
Culture Documents
1
2
Inhoud
3
4
Het leesdossier en de boekenlijst
Je rondt in de eerste helft van dit jaar het leesdossier af waarmee je in 4 vwo bent begonnen.
Dat leesdossier bevat grofweg het volgende:
• Voorblad
• Inhoudsopgave
• Opdrachten bij de eerste vijf boeken uit 4 vwo (als je van de havo komt: lijst met
gelezen boeken in 4 en 5 havo) én de boeken uit 5 vwo.
• Optioneel: oefeningen bij poëzie [dit geldt als boek 11]
• Opdrachten bij boek 12
• Balansverslag
• Bronnenlijst
Je hoeft dit jaar echter niet meer het hele leesdossier in te leveren, alleen boek 12, het
balansverslag en een lijstje met alle boeken die je in de bovenbouw hebt gelezen.
Dat lijstje met gelezen boeken wil je docent echter al eerder hebben. Zelfs een leraar
Nederlands heeft niet álle boeken gelezen, maar we doen ons best om op het mondelinge
literatuurexamen wél alle boeken te hebben gelezen die jij hebt gelezen. Dus graag zo snel
mogelijk, als het even kan in de eerste of de tweede schoolweek, via de opdracht op
Magister een lijstje met alle boeken die je in 4 en 5 vwo hebt gelezen (of, als je van de havo
komt, in 4 en 5 havo en in 5 vwo). Alvast bedankt!
(Tegelijk met het balansverslag moet je dat lijstje met boeken nóg een keer inleveren, maar
dan aangevuld met boek 12 en alles wat je misschien de eerste keer bent vergeten.)
5
6
Poëzie
De cursus poëzie in 6 vwo behandelt technische aspecten van poëzie én enkele van de literaire
periodes die vorig jaar in de literaire presentaties aan de orde zijn gekomen.
Technische analyse
De in dit hoofdstuk behandelde theorie wordt tijdens de les op een gedicht toegepast. Daarna
kun je zelf oefenen met de andere gedichten, die verderop in dit document staan.
Parafraseren
Parafraseren is in eigen woorden kort de inhoud van een tekst – in dit geval een gedicht –
weergeven: niet te gedetailleerd (woord voor woord), maar zeker ook niet te vluchtig.
Klankwerking: metrum
Met metrum wordt bedoeld: de regelmatige opvolging van beklemtoonde en
onbeklemtoonde lettergrepen in een versvoet. Onder een versvoet verstaan we elk van de
gelijke delen waarin een vers volgens de maat kan worden verdeeld. Bijvoorbeeld: jambe,
trochee, dactylus, anapest en amfibrachus.
Een jambe is een tweelettergrepige versvoet, een onbeklemtoonde (korte) lettergreep
gevolgd door een beklemtoonde (lange). Dus: kort – lang.
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
Een trochee is ook een tweelettergrepige versvoet, maar nu een beklemtoonde lettergreep
gevolgd door een onbeklemtoonde: lang – kort.
Denkend aan de dood kan ik niet slapen / En niet slapend denk ik aan de dood
Een dactylus is een drielettergrepige versvoet, bestaande uit een beklemtoonde (lange)
lettergreep, gevolgd door twee onbeklemtoonde (korte) lettergrepen: lang – kort – kort.
Dames en heren, de oude Germanen / vochten met knotsen en wapperende manen,
Een anapest is een omgekeerde dactylus, een drielettergrepige versvoet die bestaat uit
twee onbeklemtoonde (korte) lettergrepen en één beklemtoonde (lange) lettergreep: kort
– kort – lang.
Het werd stil in het woud en wel tienmaal zo koud / Want de wintertijd kwam (…)
7
Een amfibrachys is een drielettergrepige versvoet met een beklemtoonde (lange)
lettergreep in het midden: kort – lang – kort.
Wij komen ter wereld met rouw uit de graven
met rouw die gepast is omdat wij nog dood zijn
Antimetrie is het opzettelijk doorbreken van het metrum, meestal aan het begin van een
versregel. De functie hiervan is het doorbreken van een te saaie cadans of het benadrukken
van een woord of woordgroep.
Te Middelharnis is een kind verdronken
Sober berichtje in het avondblad
We spreken van enjambement wanneer het einde van een versregel niet samenvalt met de
natuurlijke pauze in de zin of met het einde van de zin. Ook dit is om de te saaie cadans te
doorbreken of een woord of woordgroep te benadrukken. Soms zorgt enjambement voor
meerdere betekenislagen.
Ik ben dichter
Bij de waarheid in december
Dan in juli. Ik ben dichter
Bij gratie van de kalender,
Lijkt het soms wel
Van elisie is sprake wanneer één of meer klanken worden weggelaten om de versregel in het
metrum te laten passen. De edelen (vier lettergrepen) kan bijvoorbeeld worden ingekort tot
d’ eedlen (twee lettergrepen) en Nederland (drie lettergrepen) tot Neêrland (twee
lettergrepen).
8
Klankwerking: rijm
Rijm is de klankovereenkomst in beklemtoonde lettergrepen. Er zijn verschillende soorten:
Volrijm Halfrijm
Klinkers (en medeklinkers) rijmen aan het eind Alleen klinkers rijmen (middenin een woord) of
van een woord alleen medeklinkers rijmen (aan het begin van
een woord)
Eindrijm Binnen-/middenrijm Alliteratie (stafrijm) Assonantie
Woorden rijmen aan Woorden rijmen Alleen medeklinkers Alleen opvallende
het einde van een binnenin een rijmen aan het begin klinkers rijmen in
versregel: versregel of middenin van een woord: woorden die niet te
opeenvolgende ver van elkaar staan:
Het weent in mij, versregels: We liepen samen
maar onbewogen dikwijls langs de Lieg alsjeblieft niet
zie ik de De wolken schoven stranden / Als ’t avond tegen me / niet over
waarheid onder ogen boven ons voorbij werd. / Dan zong ze iets groots niet over
naast de zee - / Ik, iets / anders. Liever
Rijmschema kleine jongen, die haar hoor ik het /
Gepaard: aabb stem zoo kende, / Ik vernietigendste dan
Gekruist: abab hield haar hand en dat je liegt / want dat
Omarmend: abba zong de liedjes mee. is nog vernietigender.
Gebroken: abcb
Beeldspraak
Hieronder staan twee gedichten die grofweg over hetzelfde gaan: iemand heeft slecht
geslapen, wordt wakker en heeft moeite om aan de dag te beginnen. In het eerste gedicht
wordt de situatie echter rechtstreeks beschreven, terwijl de schrijver van het tweede gedicht
beelden gebruikt om de werkelijkheid te beschrijven: beeldspraak.
Zonder titel Kwade morgen
We kunnen – zoals jullie in 5 vwo ook al hebben geleerd, zie Nieuw Nederlands, vanaf bladzijde
199 – beeldspraak onderverdelen in beeldspraak die berust op overeenkomst en beeldspraak
die niet berust op overeenkomst, maar op een ander verband (metonymia).
9
Beeldspraak die berust op overeenkomst:
Vergelijking – beeld en werkelijkheid zijn beide aanwezig.
(…) verbonden door het woordje ‘als’:
Dichten is net als koken:
je pleurt maar wat in de pan
als je koken kan
(…) verbonden door het woordje ‘van’:
Een beer van een vent
(…) verbonden door het woordje ‘is’:
Dichten is fietsen op de Mont Ventoux
(…) door niets verbonden, eventueel door een leesteken (asyndetische vergelijking):
Zijn mond: een gapende holte
Metafoor – de werkelijkheid is niet meer aanwezig, alleen het beeld nog.
Hoe heb je ooit met die ezel kunnen samenwerken?
Personificatie – aan iets levenloos worden eigenschappen van een persoon toegekend.
De kleine huisjes hurkten in het landschap
Synesthesie – indrukken van zintuigen die niet bij elkaar horen, worden gekoppeld.
Een donkerbruine mannenstem; scherp licht; een zoete melodie
Metonymia: beeldspraak die niet berust op een overeenkomst, maar op een ander verband:
Pars pro toto – deel in plaats van geheel
Als jullie daar gaan staan, zal ik even de neuzen tellen
Totum pro parte – geheel in plaats van deel
Nederland won in de finale van Rusland
Materiaal in plaats van voorwerp
Even mijn ijzers onderbinden. Geef mij nog een glas.
Maker in plaats van het gemaakte
Daar hangt een Rembrandt in de gang
10
Literaire periodes
De Renaissance
De Renaissance ontstaat in het begin van de vijftiende eeuw in Italië als reactie op de
Middeleeuwen en loopt door tot het begin van de zeventiende eeuw. Een belangrijk kenmerk
is de wedergeboorte van de Griekse en Romeinse kunst uit de klassieke oudheid.
Stond in de Middeleeuwen het christelijke geloof centraal, nu heeft men ook oog voor het
wereldlijke en de mythologie. De moraal en de plaats van het individu in de samenleving zijn
belangrijk. Er is sprake van een groeiend zelfbewustzijn, zowel politiek als godsdienstig: het
Humanisme.
Enkele kenmerken van de Renaissance:
• Kunst moet voldoen aan het schoonheidsideaal van de klassieken: de teksten uit die
tijd worden geparafraseerd of nagemaakt (translatio), de stijl word geïmiteerd
(imitatio) of het origineel wordt overtroffen (emulatio);
• Teksten hebben de vorm van een tragedie, sonnet, heldendicht, herdersdicht of
lofdicht;
• De inhoud kenmerkt zich door tegenstellingen, beeldspraak en overdadige
versieringen;
• De Italiaanse dichter Petrarca is de grondlegger van het Petrarkisme: liefdessonnetten
die zich kenmerken door de uiterlijke beschrijving van de geliefde,
natuurbeschrijvingen, verwijzingen naar de klassieken;
• Het theocentrisme, waarin God de kern is, maakt plaats voor het tegenovergestelde
antropocentrisme, waarin de mens het middelpunt van het bestaan is. Dit wordt
zichtbaar in de portretkunst en het perspectief;
• Memento mori (gedenk te sterven) maakt plaats voor carpe diem (pluk de dag);
• Het ideaal homo universalis (de universele mens) ontwikkelt zich;
• De boekdrukkunst doet zijn intrede;
• Er komt steeds meer behoefte aan kennis: het menselijk lichaam wordt ontleed, men
verdiept zich in de natuur, maakt ontdekkingsreizen;
• Er wordt gestreefd naar geestelijke ontplooiing (humanisme);
• Er ontstaan Rederijkerskamers.
11
De Romantiek
De Romantiek ontstaat aan het einde van de achttiende eeuw als reactie op de Verlichting en
als gevolg van de industrialisatie en snelle verstedelijking. Centraal staat het gevoel in plaats
van het rationalisme. De rede was te ver doorgeschoten, de objectiviteit voorbij. Men wil
ontsnappen aan het alledaagse leven door middel van de verbeelding. Er ontstaat een grotere
betrokkenheid bij de maatschappij, inclusief het verzet hiertegen. Ook komt er meer aandacht
voor de geschiedenis, het kolonialisme en het nationalisme. In Nederland wordt de Romantiek
vooral gekenmerkt door de natuur en de humor.
Enkele kenmerken:
• Zwarte humor: er wordt gespot met taboes als de dood, ziekte en moord;
• Pessimisme in plaats van optimisme;
• Gevoel, intuïtie, originaliteit gaat boven ratio (verstand);
• Men ontvlucht de werkelijkheid en vlucht in de natuur, het verleden (Sir Walter Scott),
humor, religie, griezelverhalen (Edgar Allen Poe, Mary Shelley), politiek en cultureel
verzet en de dood: de ultieme vlucht;
• Avontuur en reizen spreekt aan;
• Aandacht voor het onverklaarbare;
• Kritiek op huidige maatschappij, het volk wil politieke macht, het liberalisme komt op
en men koesterde idealen.
• Opkomst van het sentimentalisme in de preromantiek (Die Leiden des jungen Werthers
van Goethe, Sturm und drang);
• De industriële revolutie.
12
De Tachtigers
“De poëzie is geen zachtogige maagd, die, ons de hand reikend op de levensbaan, met een
glimlach leert bloemen tot een tuiltje te binden (…) doch eene vrouw, fier en geweldig, wier
zengende adem niet van ons laat.”
~ Willem Kloos in het voorwoord van een bundel van Jacques Perk
In de tweede helft van de negentiende eeuw, na de Romantiek, volgt een groot aantal
stromingen elkaar snel op: het Realisme, het Impressionisme, het Symbolisme, het
Expressionisme, het Surrealisme, het Dadaïsme, het Magisch Realisme, het Modernisme en
het Post-Modernisme.
De Tachtigers richten in 1885 het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids op: een platform voor
nieuwe ideeën. Het bevat niet alleen literaire, maar ook politieke, wetenschappelijke en
filosofische artikelen. De voortrekkers zijn Willem Kloos, Lodewijk van Deijssel, Herman Gorter,
Jac. Van Looy, Arij Prins en Jacques Perk.
Kenmerken:
13
De Vijftigers
De Vijftigers – een literaire beweging die aan het einde van de jaren veertig van de vorige
eeuw opkomt – verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. Deze onvrede
wordt ondermeer geuit middels de existentiële thema’s:
Naast de existentiële thema’s wordt ook de traditionele vorm ter discussie gesteld. Alle
kunstuitingen beïnvloeden elkaar en vormen soms een nieuwe eenheid. De beweging grijpt
terug op de historische Avant-garde. In deze tijd ontstaan ook de Cobra-groep (Cobra staat
voor Copenhagen, Brussel, Amsterdam).
Enkelen van de vertegenwoordigers van de Vijftigers zijn Lucebert, Gerrit Kouwenaar, Jan
Elburg, Simon Vinkenoog, Bert Schierbeek, Paul Rodenko, Hugo Claus en Remco Campert.
• De nadruk ligt op het woord: de opeenstapeling van losse woorden roept associaties
op bij de dichter én de lezer;
• Men probeert de chaotische wereld niet te ordenen, maar juist te weerspiegelen;
• Het taalgebruik is concreet, aards, zintuigelijk, lichamelijk (vooral lichamelijke woorden
in de beeldspraak.
• Beeldspraak is geen middel, maar overheerst;
• Alles kan het onderwerp van poëzie zijn;
• Gebruik van vrije versvorm, vaak wordt interpretatie weggelaten;
• Associatief: spontaniteit en directheid staan voorop, onder invloed van de jazzmuziek.
14
Opdracht 11
Eigenlijk is er geen opdracht 11. Dat wil zeggen: je doet opdracht 11 voor jezelf, om te oefenen
voor de toets. Je hoeft hem niet in te leveren.
Op die toets krijg je vier gedichten voorgeschoteld, waarvan je er één moet kiezen. Vervolgens
moet je alles doen wat je in deze cursus hebt geleerd:
15
16
De gedichten
1) Moge mijn wens vervuld worden, dat gij onverrot in stand blijft.
6-7) Vondel vergelijkt Maurits, die veel van de ervaren oudere staatsman Oldenbarnevelt had geleerd, met
Nero, die zijn leermeester Seneca ter liet dood brengen.
10) uitgangk: dood.
11-12) Dit slaat op Maurits' afdanking van de waardgelders, in dienst genomen door de steden.
17-18) belast hier figuurlijk en letterlijk gebruikt evenals krom in vs. 20; overleende: vooroverboog.
19) En onder de drukkende last der staatszorgen steunde, kreunde.
22) stock: grijsaard.
23) bloetraet: rechtbank
17
Wanneer de Vorst des lichts
Wanneer de Vorst des lichts slaet aen de gulden toomen 1)
PC Hooft (1581-1647)
18
Aan Betsy
19
Herdenking
20
Ik ween om bloemen
Ik ween om bloemen in de knop gebroken
En vóór den uchtend van haar bloei vergaan,
Ik ween om liefde die niet is ontloken,
En om mijn harte dat niet werd verstaan.
Gij kwaamt, en 'k wist -- gij zijt weer heengegaan...
Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken:
Ik zat weer roerloos nà die korten waan
In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken:
Zo als een vogel in den stillen nacht
Op ééns ontwaakt, omdat de hemel gloeit,
En denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit,
Maar eer 't zijn vaakrige oogjes gans ontsluit,
Is het weer donker, en slechts droevig vloeit
Door 't sluimerend geblaarte een zwakke klacht.
Willem Kloos (1859 - 1938)
Uit: Verzen, 1894
21
Aan Mathilde
22
Mijn duiveglans
Mijn duiveglans mijn glansende adder van glas
Mijn viervoetige narennen mijn kneedbaar
Smeltpunt op de pupillen ruworige
Heester onder mijn handpalm deze
Deze stem is van stamelen een lichaam
Een vochtig voortvluchtig lichaam
23
Te hard geschreeuwd?
24
Boek 12
Het laatste boek dat je op het vwo voor Nederlands leest, is hopelijk niet meteen het laatste
boek dat je in je leven leest. Als je Lezen voor de lijst gebruikt om dit boek te kiezen, zorg er
dan voor dat het in ieder geval niveau 4 is, het minimale eindniveau voor 6 vwo. Staat het
boek niet op Lezen voor de lijst, raadpleeg dan éérst je docent. Doe je dit niet en wordt het
boek achteraf afgekeurd, dan moet je nóg een boek lezen en hier de opdrachten bij maken.
Eerst doe je, vóór, tijdens en ná het lezen, de standaardopdrachten. Er zijn geen specifieke
verwerkingsopdrachten, want opdracht 13, die hierna komt, gaat over álle boeken die je in de
bovenbouw hebt gelezen.
25
26
Balansverslag en boekenlijst
De allerlaatste opdrachten vormen de ‘handleiding’ die je docent gaat gebruiken bij het
mondelinge literatuurexamen: het balansverslag en je boekenlijst.
27
Opdracht 13.2: boekenlijst
Ter voorbereiding op je mondelinge literatuurexamen heeft je docent, naast je balansverslag,
je boekenlijst nodig, graag op de volgorde waarin je die boeken hebt gelezen. Vergeet ook de
middeleeuwse boekjes uit 4 vwo en het voor de literaire presentatie in 5 vwo gelezen boek
niet. Het is voldoende om de naam van de schrijver en de titel van het boek te noteren.
(Dus als het goed is, is dit het lijstje dat je aan het begin van het schooljaar hebt ingeleverd,
aangevuld met boek 12.)
Boek 12, het balansverslag en de boekenlijst lever je – uiterlijk op de door je docent te bepalen
datum, maar in ieder geval vóór de kerstvakantie – via Magister in.
Succes!
28