You are on page 1of 4

BEWEGINGEN VAN DE MAAN

Gebruik bijgevoegde teksten: Schijngestalten van de maan – Werking van getijden

A. De maan wentelt rond de aarde en draait rond haar as


Opgave 1: Leg het verschil tussen siderische (1) en synodische (2) omwentelingstijd uit aan de
hand van volgende figuur.

Een siderische dag is de tijd die de maan of


andere planeten nodig heeft om om zijn as te
roteren ten opzichte van de sterren

Een synodische dag is de periode die een


planeet nodig heeft om eenmaal om zijn as te
roteren gezien vanaf het hemellichaam waar hij
omheen draait, in dit geval de zon 1
2

B. Gevolgen van de bewegingen van de maan


• De maanschijf verkleint en groeit terug aan: de schijngestalten

Opgave 2: Kleur met geel en zwart de manen volgens de opgegeven namen.

Nieuwe maan Volle maan

Eerste kwartier <------> Laatste kwartier

! Op het Zuidelijk halfrond is dit anders omdat de maan daar "ondersteboven" wordt waargenomen, dus met de noordpool aan
de onderkant. De kant van de maan die verlicht is, is natuurlijk wel dezelfde kant.

Thema Kosmografie – E. Leemans – De Maan


• De maan is de hoofdoorzaak van de getijden
1) Aan zee stijgt het water gedurende ongeveer 6 uur (vloed). Een 15-tal minuten blijft de zee
op haar hoogste stand (hoogtij). Daarna daalt het water gedurende ongeveer 6 uur (eb).
Opnieuw blijft het water een 15-tal minuten op zijn laagste stand (laagtij). Dan herneemt de
stijgende beweging, enz. Een volledige cyclus duurt 12 uur 50 minuten.
2) Verschillende krachten werken samen om getijden te veroorzaken.
a) De aantrekkingskracht van de maan speelt de hoofdrol.

Opgave 3: Schrijf in het juiste kadertje: vloed – eb – hoogtij – laagtij

Eb

hoogwater

vloed

laagwater

b) De zon helpt de maan of werkt tegen: springtij en doodtij


De invloed van de zon is veel kleiner dan de invloed van de maan: wegens de grote afstand is
haar invloed slechts 1/3de van die van de maan.

Opgave 4: Spring- of doodtij? Omcirkel het juiste antwoord.

1 Springtij / Doodtij
----------
2 Springtij
----------- / Doodtij
3 Springtij / ----------
Doodtij
4 Springtij / Doodtij
------------

VM

Thema Kosmografie – E. Leemans – De Maan


Schijngestalten van de maan – Bron: http://www.allesoversterrenkunde.nl
De maan geeft zelf geen licht. Het is een koud en donker hemellichaam, dat net als de aarde beschenen
wordt door het licht van de zon. Maanlicht is dus niets anders dan gereflecteerd zonlicht. Dat is ook de
reden dat we de maan niet altijd helemaal zien. De maan wordt maar aan één kant beschenen door de zon
(daar is het dag op de maan); de andere kant is donker (daar is het nacht).
Er wordt dus altijd maar één helft van de maan door de zon verlicht, en net zoals een pingpongbal die met
een schijnwerper wordt beschenen heeft de maan altijd een verlichte helft en een donkere helft. Omdat de
maan rond de aarde draait, kijken we vanaf de aarde steeds op een andere manier tegen die verdeling van
licht en donker aan. Als de maan tegenover de zon aan de hemel staat, kijken we tegen het verlichte halfrond
aan, en zien we de maan ‘helemaal’ (in werkelijkheid is de achterkant van de maan dan donker). Dat
noemen we Volle Maan. Bij Volle Maan komt de maan rond zonsondergang op (hij staat immers tegenover
de zon aan de hemel), en is hij de gehele nacht zichtbaar. Een halve maanomloop later staat de maan min of
meer in dezelfde richting als de zon aan de hemel, en kijken we vanaf de aarde tegen het donkere halfrond
aan. Omdat er dan een nieuwe maanomloop begint, wordt dat moment Nieuwe Maan genoemd. Tijdens
Nieuwe Maan is het op de voorkant van de maan nacht (we kunnen de maan dan ook niet zien), terwijl het
op de achterkant dag is. Ongeveer een week na Nieuwe Maan wordt de maan van opzij (van rechts) door de
zon beschenen. Als de zon ’s avonds ondergaat in het westen, staat de maan boven de zuidelijke horizon.
Het zonlicht komt dan van rechts, en alleen de rechterhelft van de maan is verlicht. De linker helft is donker
en dus niet zichtbaar. Die schijngestalte wordt Eerste Kwartier genoemd. En zo is er ook een Laatste
Kwartier, ongeveer een week na Volle Maan. De maan komt dan pas rond middernacht op, en staat rond
zonsopkomst boven de zuidelijke horizon. Hij wordt dan van links door de zon beschenen, waardoor alleen
de linkerhelft zichtbaar is.
De schijngestalten van de maan (er is inderdaad sprake van een ‘schijnbare gestalte’, want in werkelijkheid
is de maan natuurlijk altijd rond) vertonen een cyclus van ongeveer 29,5 dagen. Moslims en Joden hanteren
nog steeds een kalender die op de maan is gebaseerd, met ‘maanmaanden’ van afwisselend 29 en 30 dagen.
De werkelijke omloop van de maan om de aarde duurt iets korter: ongeveer 27,5 dagen. Als de Volle Maan
op een bepaalde nacht vlak bij de heldere ster Regulus in het sterrenbeeld Leeuw staat, bevindt hij zich 27,5
dagen later opnieuw vlak bij die ster, zodat er dan precies één omloop is verstreken. Toch duurt het dan nog
ongeveer twee dagen voordat het opnieuw Volle Maan is, omdat de aarde in de tussentijd een deel van zijn
baan om de zon heeft afgelegd. De zon is dus een stuk opgeschoven ten opzichte van de sterren, en het duurt
even voordat de maan opnieuw precies tegenover de zon aan de hemel staat.
Wie regelmatig naar de maan kijkt, weet dat we vanaf de aarde altijd dezelfde kant zien. Soms wordt die
‘voorkant’ van de maan geheel door de zon verlicht (tijdens Volle Maan); soms maar voor de helft (tijdens
Eerste of Laatste Kwartier), maar de achterkant van de maan krijgen we vanaf de aarde nooit te zien. Het is
alsof de maan niet om zijn as draait. In werkelijkheid doet hij dat echter wél. De rotatieperiode van de maan
is echter precies even lang als de omloopperiode: 27,5 dagen. Terwijl hij rond de aarde beweegt, draait hij
voortdurend ook langzaam om zijn as, zodat hij steeds dezelfde kant naar de aarde gericht houdt. De
achterkant van de maan is pas dankzij de ruimtevaart in beeld gekomen. In grote lijnen lijkt hij op de
voorkant, al komen er veel minder grote donkere vlekken (‘maanzeeën) voor.

Thema Kosmografie – E. Leemans – De Maan


Veel mensen denken dat de achterkant van de maan altijd donker is (men spreekt wel van de dark side of the
moon), maar dat is een fabeltje. In werkelijkheid kent de achterkant van de maan ook een dag-nachtcyclus
van ongeveer vier weken, net als de voorkant. Tijdens Nieuwe Maan, wanneer wij vanaf de aarde tegen de
onverlichte helft van de maan aankijken, baadt de achterkant van de maan in het zonlicht.

Werking van de getijden – Bron: http://www.sigmaplan.be


Werking van eb en vloed
Twee keer per etmaal is het eb en vloed, ook opkomend en afgaand getij genoemd. Het opkomen en
wegzakken van het water volgt immers een regelmaat van de klok (ge-tijd). Het verschijnsel is terug te
voeren op de aantrekkingskracht van de maan en in mindere mate van de zon op aarde.
De maan trekt het water van de aarde in feite naar zich toe. Doordat de aarde om zijn as draait, wordt
telkens een andere watermassa door haar omhoog getrokken. Daar is het dan vloed. Ook aan de
tegenoverliggende zijde van de aarde ontstaat vloed. Dit wordt veroorzaakt doordat de aarde in feite in zijn
geheel naar de maan getrokken wordt. Het water reageert als het ware trager op die beweging, waardoor het
stijgt. In de twee richtingen van de aarde, loodrecht op de vloed, is het op dat moment eb. De maximale
waterhoogte bij vloed wordt hoogtij genoemd, de minimale hoogte bij eb heet laagtij.
Variërend getij
Het getijverschil varieert afhankelijk van de plaats op aarde, de grootte van de zee en de stroming. In open
oceanen is het verschil tussen eb en vloed relatief gering, tussen 0,5 en 1 meter. In meren en afgesloten
zeeën is het verschil zeer klein, in de Middellandse Zee bijvoorbeeld is het getijverschil ongeveer 30
centimeter. Aan de Belgische Noordzeekust is het gemiddeld 3,9 meter. Aan de Hollandse Noordzeekust is
het gemiddeld 1,5 meter. Bij zee-engten zoals in Bretagne en Normandië kan het verschil oplopen tot 15
meter.
Springtij en doodtij
Niet alleen de maan oefent zijn aantrekkingskracht uit op het water van de aarde, ook de zon doet dat. De
trekkende kracht van de zon is echter veel minder. De zon staat immers veel verder van de aarde vandaan.
De invloed van de zon is merkbaar door het optreden van springtij en doodtij. Bij springtij staan maan en
zon in één lijn met de aarde. Dit gebeurt bij volle maan of nieuwe maan, dus twee keer per maand. Zon en
maan trekken beiden vanuit dezelfde richting. Het getij-effect wordt hiermee vergroot.
Stormvloed
De vloed die optreedt, is groter dan normaal. Bij doodtij gebeurt precies het tegenovergestelde: zon en maan
staan in een hoek van negentig graden en trekken vanuit verschillende richtingen aan het water van de aarde.
Het effect wordt hierdoor gedempt. De vloed die optreedt is kleiner dan normaal. Ook dit verschijnsel treedt
tweemaal per maand op. Als springtij en storm samengaan, kan er een stormvloed optreden.

Extra informatie nodig? Gebruik de volgende websites:


– https://www.frankdeboosere.be/film/maanfasen.php
– https://www.frankdeboosere.be/film/getijden.php

Thema Kosmografie – E. Leemans – De Maan

You might also like