You are on page 1of 62

Lieu-Dit Bacqué, rue André Thévet

47400 FAUILLET - FRANKRIJK


Tel: 33 (0)5 53 79 83 20
Fax: 33 (0)5 53 79 96 90
www.atnplatforms.com E-mail: contact@atnplatforms.com
Klantenservice: 33(0)5 53 79 83 20

Bedienings-
en
veiligheidshandleiding

CX 12 – CX 15
11 / 2009
VERTALING VAN DE ORIGINELE HANDLEIDING
1NO 0027FR-01

1NO0031FR-07 herziening oktober 2015


BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

STEMPEL VAN DE DEALER

2 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

VOORWOORD
Deze handleiding werd opgesteld om u in staat te stellen uw hoogwerker CX12 of CX15 goed te
gebruiken en te onderhouden.
Iedereen die in contact komt met deze machine komt of in het kader van zijn werkzaamheden
met de machine te maken heeft, moet deze handleiding vóór elk gebruik van de machine (en
daarna regelmatig) lezen en zorgen dat hij de inhoud ervan goed begrijpt. Bewaar deze
handleiding in het documentenvak op het werkplatform.
De inlichtingen in deze handleiding vervangen in geen geval de regelgeving van de Europese
Gemeenschap, uw land of de plaatselijke overheden en evenmin de veiligheidsaanwijzingen of
clausules van verzekeringspolissen.
Vanwege de voortdurende verbeteringen die aan zijn producten doorvoert, behoudt
zich het recht voor hun eigenschappen en uitrusting zonder voorafgaande kennisgeving
te wijzigen.

WAARSCHUWINGSSYMBOLEN EN VEILIGHEIDSINSTRUCTIES

Deze symbolen waarschuwen de bediener voor eventuele risico's op


letsel en nodigen uit de bedienings- en veiligheidshandleiding te
raadplegen.
De veiligheidsinstructies die op deze symbolen volgen, moeten
nageleefd worden om ernstige verwondingen of de dood te
voorkomen.

GEVAAR LET OP
WIJST OP EEN GEVAARLIJKE WIJST OP EEN PROCEDURE OF
SITUATIE DIE ERNSTIGE WERKWIJZE WAAR MEN ZICH
VERWONDINGEN OF DE DOOD KAN ZORGVULDIG AAN MOET HOUDEN OM
VEROORZAKEN ALS DEZE HET RISICO OP SCHADE AAN DE
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES NIET MACHINE TE VERMIJDEN.
WORDEN NAGELEEFD.

- OPMERKING -

Het betreft meestal opmerkingen over een belangrijke procedure of voorwaarde voor het
gebruik van de machine.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 3
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

GEVAAR GEVAAR

DEZE MACHINE NIET GEBRUIKEN ALS OVERSCHRIJD NOOIT DE


U GEEN OPLEIDING HEBT GENOTEN HEFCAPACITEIT VAN HET PLATFORM
IN HET GEBRUIK ERVAN. OF DE UITSCHUIFBARE PLATFORMS.
EEN DERGELIJKE OPLEIDING OMVAT VERDEEL DE LAST GELIJKMATIG
KENNIS VAN DE OVER DE VLOER VAN HET
ARBEIDSREGLEMENTEN VAN UW WERKPLATFORM VAN DE
WERKGEVER, DE INSTRUCTIES IN HOOGWERKER.
DEZE HANDLEIDING EN DE HET IS VERBODEN OM HET
REGELGEVING DIE VOOR DIT TYPE PLATFORM TE HEFFEN OF MET DE
MACHINE GELDT. HOOGWERKER TE RIJDEN OP
EEN NIET-GEKWALIFICEERDE HELLENDE, ONGELIJKE OF ZACHTE
BEDIENER STELT ZICHZELF EN ONDERGRONDEN.
ANDEREN BLOOT AAN HET RISICO OP DE 4 WIELEN (OF DE 4 STEMPELS)
ERNSTIGE VERWONDINGEN OF DE MOETEN VOORTDUREND IN
DOOD. CONTACT MET DE GROND BLIJVEN.

4 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

GARANTIE

VOOR NIEUW MATERIEEL BESTAAT GEEN ANDERE GARANTIE, EXPLICIET NOCH


IMPLICIET, DAN DE GARANTIE VAN DE VERKOPER DIE GEBREKEN IN MATERIAAL OF
VAKMANSCHAP DEKT EN ALS VOLGT IS OPGESTELD:

GARANTIE VOOR NIEUW MATERIEEL

De Fabrikant biedt voor ieder nieuw product een garantie tegen gebreken in materiaal of
vakmanschap, waarbij zijn verplichtingen en zijn verantwoordelijkheid uit hoofde van deze
garantie echter beperkt blijven tot het gratis repareren of vervangen in zijn fabriek van ieder
onderdeel dat defect werd bevonden bij normaal gebruik en onderhoud, evenals de redelijke
reparatie- of vervangingskosten van die onderdelen binnen vierentwintig (24) maanden na
de eerste verkoopdatum of eerste datum (5 jaar voor de hefconstructie) van verhuur met
eventuele mogelijkheid tot aankoop, onder voorbehoud dat de eerste inbedrijfstelling van het
materieel door de Dealer werd opgetekend bij de Fabrikant. In het geval dat de eerste
inbedrijstelling niet bij de Fabrikant werd opgetekend, geldt als eerste verkoopdatum of als
eerste datum van verhuur met eventuele mogelijkheid tot aankoop: de datum waarop het
materieel uit de fabriek werd verzonden. Deze garantie vervangt iedere andere expliciete of
impliciete garantie en de verplichtingen en verantwoordelijkheid van de Fabrikant uit hoofde
van deze garantie sluiten vervoerskosten of andere kosten uit, evenals iedere
aansprakelijkheid voor directe, indirecte of vervolgschade en mogelijke vertragingen die door
het eventuele gebrek veroorzaakt kunnen worden. De duur van de garantie wordt niet
verlengd door een dergelijk feit, noch die van de vervangen onderdelen. De garantie is niet
geldig in geval van gebruik boven de capaciteiten of in omstandigheden die niet door de
Fabrikant werden voorzien, of in geval van gebruik van onderdelen die niet door de
bovenvermelde Fabrikant werden goedgekeurd.

DEZE GARANTIE VERVANGT UITDRUKKELIJK IEDERE ANDERE EXPLICIETE OF


IMPLICIETE GARANTIE, MET INBEGRIP VAN IEDERE IMPLICIETE GARANTIE OP
VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, EVENALS
IEDERE ANDERE VERPLICHTING OF VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE VERKOPER.

TER ATTENTIE VAN DE KLANT/GEBRUIKER

Als de hoogwerker betrokken raakt bij een ongeval, breng dan onmiddellijk de dealer op de
hoogte en verstrek alle details over het ongeval. Als u niet weet wie de dealer is of hem niet
kunt bereiken, neem dan contact op met:

Tel: 33 (0)5 53 79 80 60
Fax: 33 (05) 53 79 96 90
Adres: Lieu-Dit Bacqué, rue André Thevet, 47400 Fauillet, Frankrijk

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 5
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

INHOUDSOPGAVE

1. ALGEMENE BESCHRIJVING ........................................................................................................................7


1.1. BESCHRIJVING ................................................................................................................................................7
1.2. EIGENSCHAPPEN - AFMETINGEN ................................................................................................................8

2. VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................................................................................................11
2.1. ALGEMEEN.....................................................................................................................................................11
2.2. KANTELRISICO ..............................................................................................................................................12
2.3. RISICO'S VAN VERBRIJZELING EN BOTSING ............................................................................................13
2.4. ELEKTROCUTIEGEVAAR ..............................................................................................................................14
2.5. VALRISICO .....................................................................................................................................................15
2.6. GEBRUIKSLIMIETEN .....................................................................................................................................15
2.7. SLEPEN, HEFFEN, TRANSPORT..................................................................................................................16
2.8. ONDERHOUD .................................................................................................................................................16

3. VOORBEREIDING EN INSPECTIE ..............................................................................................................18


3.1 INSPECTIE VOORAFGAAND AAN DE INBEDRIJFSTELLING ......................................................................18
3.2 INSPECTIERONDE .........................................................................................................................................18
3.3 CONTROLES VAN DE WERKING ..................................................................................................................20

4. GEBRUIK ......................................................................................................................................................22
4.1. BEDIENINGSORGANEN EN CONTROLELAMPJES ....................................................................................22
4.2. WERKING VAN DE THERMISCHE MOTOR .................................................................................................28
4.3. RIJDEN - STUREN .........................................................................................................................................29
4.4. STEMPELS .....................................................................................................................................................30
4.5. HEFFEN - LATEN ZAKKEN ...........................................................................................................................32
4.6. UITSCHUIFBARE PLATFORMS INSCHUIVEN-UITSCHUIVEN (OPTIONEEL) ...........................................33
4.7. GENERATOR AAN BOORD (OPTIONEEL) ...................................................................................................33
4.8. PARKEREN - OPSLAAN ................................................................................................................................34
4.9. TRANSPORTEREN – VASTSJORREN VOOR TRANSPORT ......................................................................34

5. BEVEILIGING ................................................................................................................................................36
5.1. HELLINGSDETECTOR ...................................................................................................................................36
5.2. OVERBELASTINGSCONTROLE....................................................................................................................36

6. NOODPROCEDURES ...................................................................................................................................38
6.1. BEDIENINGSORGANEN VOOR NOODGEVALLEN .....................................................................................38
6.2. SLEPEN IN NOODGEVALLEN .......................................................................................................................39
6.3. NA EEN INCIDENT .........................................................................................................................................39

7. ONDERHOUD VOOR DE BEDIENER ..........................................................................................................40


7.1. VEILIGHEIDSSTEUNEN .................................................................................................................................40
7.2. THERMISCHE MOTOR ..................................................................................................................................41
7.3. SMERING ........................................................................................................................................................41
7.4. WIELEN ...........................................................................................................................................................43
7.5. ACCU ..............................................................................................................................................................44
7.6. FABRIEKSINSTELLINGEN.............................................................................................................................45

8. REGELMODULE ...........................................................................................................................................46
8.1. BEGINSCHERM ..............................................................................................................................................46
8.2. MENU'S ...........................................................................................................................................................47
8.3. INSTELLINGEN...............................................................................................................................................53
8.4. NAAR DE PAGINA 'DEFAULT VALUES' VAN DE IQAN ...............................................................................54

9. SCHEMA'S ....................................................................................................................................................56
9.1. ELEKTRISCH SCHEMA .................................................................................................................................56
9.2. HYDRAULISCH SCHEMA ..............................................................................................................................59

6 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

1.1. BESCHRIJVING

2.22
Bedieningspost van Draaihekje Werkplatform
het platform

2.78

POSITION HAUTE

2.30

GARDE-CORPS RABATTUS

Schuifklep motor

2.02 Manueel zakken

VOOR ACHTER

7.30
EXTENSIONS SORTIES

Startaccu Brandstoftank
10.00
(diesel)

Bedieningspost Ladder naar het


op de grond platform

Uitschuifbaar Hefconstructie Uitschuifbaar


platform achter platform voor
1.25 4.80 1.25

POSITION TRANSPORT

1.59

26° 15° 0.36

4.86 1.00 2.90 0.96

CAPACITE DE MISE A NIVEAU LONGITUDINALE CAPACITE DE MISE A NIVEAU TRANSVERSALE


ACHTER VOOR
Modèle
CX12
Dimensions
en mètres (m)
Stempels Stempels

5.5° 9.4°
Achteras Reservoir Hydraulische Oscillerende/gestuurde
hydraulische blokken vooras
olie

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 7
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

1.2. EIGENSCHAPPEN - AFMETINGEN

2.22

2.78

HOGE STAND
POSITION HAUTE

2.30

RELINGEN INGEKLAPT
GARDE-CORPS RABATTUS

2.02

7.30
UITSCHUIFBARE PLATFORMS
EXTENSIONS UITGESCHOVEN
SORTIES

10.00

1.25 4.80 1.25


TRANSPORTSTAND
POSITION TRANSPORT

1.59

26° 15° 0.36

4.86 1.00 2.90 0.96


CAPACITEIT VOOR LEVELING IN DE CAPACITEIT VOOR LEVELING IN DE
LENGTERICHTING
CAPACITE DE MISE A NIVEAU LONGITUDINALE CAPACITEDWARSRICHTING
DE MISE A NIVEAU TRANSVERSALE

Model
Modèle
CX12
CX12
Dimensions
Afmetingen in meter
en mètres (m)
(m)

5.5° 9.4°

8 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

HOGE STAND

RELINGEN INGEKLAPT

UITSCHUIFBARE PLATFORMS UITGESCHOVEN

TRANSPORTSTAND

CAPACITEIT VOOR LEVELING IN DE CAPACITEIT VOOR LEVELING IN DE


LENGTERICHTING DWARSRICHTING

Model
CX15

Afmetingen in meter
(m)

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 9
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

MODEL CX12 CX15


Max. werkhoogte 12 m 15 m
Max. hoogte van het platform 10 m 13 m
Min. hoogte van het platform 1,59 m 1,80 m
Onbeladen massa 6.900 kg 7.300 kg
Uitschuifbare platforms in 4,80 m
Lengte platform
Uitschuifbare platforms uit 7,30 m
Breedte platform 2,22 m
Uitslag van de uitschuifbare platforms 1,25 m
Op het platform 6
Max. aantal personen
Op een uitschuifbaar platf. 2
Totale capaciteit van het platform 1.100 kg 700 kg
Max. last op een uitschuifbaar platform 230 kg
Max. windsnelheid 12,5 m/s (45 km/u)
Max. handkracht 400 Newton
Dwarsrichting 3° 2°
Max. scheefstand op wielen
Lengterichting 3°
Dwarsrichting 1°
Max. scheefstand op stempels
Lengterichting 2°
Max. hellingsgraad 45%
Totale lengte 4,86 m
Totale breedte 2,30 m
Relingen in positie 2,78 m 2,99 m
Totale hoogte
Relingen ingeklapt 2,02 m 2,23 m
Wielbasis 2,90 m
Bodemvrijheid 0,36 m
Uitslag van de oscillerende as 0,20 m
Aantal aangedreven wielen 4
Aantal gestuurde wielen 2
Banden (massiefrubberen banden) 33 x 12 x 20
Inwendig 2,50 m
Draaicirkel
Uitwendig 5,60 m
Transportstand 6 km/u
Rijsnelheid
Platform geheven 0,85 km/u
Heffen 50 s
Duur van de hefbeweging
Zakken 50 s
Capaciteit voor levelen Dwarsrichting 9,4° (16,5%)
(stempels) Lengterichting 5,5° (9,6%)
Grondbelasting op een wiel Kracht 3930 daN
(*) Bodemdruk 11,7 kg/cm² (1148 kPa)
Grondbelasting op een Kracht 3670 daN
stempel (*) Bodemdruk 7,0 kg/cm² (787 kPa)

(*): De aangegeven waarden voor de grondbelasting kunnen variëren naargelang de


configuratie/stand van de machine. Het is belangrijk altijd een passende
veiligheidsmarge ten opzichte van deze waarde te hanteren.

De totale waarde van de trillingen waaraan het hand-armstelsel wordt blootgesteld,


is niet hoger dan 2,5 m/s².
De maximale kwadratische gemiddelde waarde van de frequentie van de gewogen
versnelling waaraan het gehele lichaam wordt blootgesteld, bedraagt niet meer dan
0,5 m/s².
Vanwege de voortdurende verbeteringen die Atn aan zijn producten doorvoert,
behoudt Atn zich het recht voor hun eigenschappen en uitrusting zonder
voorafgaande kennisgeving te wijzigen.

10 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

2.1. ALGEMEEN

Als bediener van de machine bent u het enige onderdeel ervan dat in staat is na te denken en
te redeneren. Uw verantwoordelijkheid wordt niet verminderd door de alarmsystemen of
werkingshulpmiddelen op de machine. U moet trachten een vals gevoel van veiligheid tijdens
het gebruik van de machine te vermijden. De controle- en alarmapparatuur is er om u te helpen
en NIET om u te leiden bij het gebruik van de machine.

Als bediener bent u de enige die verantwoordelijkheid kunt nemen voor uw veiligheid en die
van anderen in uw omgeving. Gedraag u PROFESSIONEEL en houd u aan de REGELS voor
de veiligheid.

Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt en onderhouden door opgeleid en bevoegd
personeel. Deze opleiding moet worden gegeven door gekwalificeerd personeel.
De bediener moet een grondige kennis verwerven van de eigenschappen en grenswaarden
van deze machine, ongeacht zijn ervaring met vergelijkbare machines.
De bediener moet deze handleiding lezen en de inhoud ervan begrijpen. De handleiding moet
worden bewaard in het documentenvak dat voor dit doel aanwezig is op het werkplatform,
zodat het later nogmaals kan worden geraadpleegd.
Al het bedieningspersoneel moet vertrouwd zijn met de noodbedieningsorganen en de werking
van de machine in noodgevallen.
De bediener moet het gebruik van de machine onderbreken als deze slecht functioneert en bij
veiligheidsproblemen met de machine of op de werkplek.
Personen onder invloed van alcohol of drugs en personen die lijden aan toevallen, duizeligheid
of controleverlies mogen deze machine in geen geval gebruiken.

2.1.1 OPLEIDING VAN DE BEDIENER

Tijdens de opleiding van de bediener moeten


de volgende zaken aan bod komen: GEVAAR
 Gebruik en grenswaarden van de DEZE MACHINE NIET GEBRUIKEN ALS
bedieningsorganen van het werkplatform, U GEEN OPLEIDING HEBT GENOTEN
de bedieningsorganen op de grond en de VOOR EEN VEILIG GEBRUIK ERVAN.
noodbedieningsorganen. EEN DERGELIJKE OPLEIDING OMVAT
 Werking van de veiligheidssystemen en KENNIS VAN DE
de te ondernemen stappen wanneer een ARBEIDSREGLEMENTEN VAN UW
alarm afgaat. WERKGEVER, DE INSTRUCTIES IN
DEZE HANDLEIDING EN DE
 Lezen en begrijpen van de REGELGEVING DIE VOOR DIT TYPE
waarschuwingsstickers op de machine. MACHINE GELDT.
 Kennis van de geldende regelgeving voor
dit type machine (classificatie: Groep A –
Type 3).

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 11
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

 Voldoende kennis van de werking van de machine om een verkeerde werking, storingen
en het risico op storingen te kunnen herkennen.
 Inspectie en controles vóór inbedrijfstelling.
 Risico's bij gebruik van de machine in de buurt van obstakels in de lucht, andere
bewegende machines, gaten, obstakels op de grond en hellingen.
 Risico's bij gebruik van de machine in de buurt van geleiders of elektrische installaties
onder spanning.
 Gebruik van een goedgekeurd valbeveiligingsmechanisme.
 Veiligheidseisen bij bijzondere werkzaamheden of bijzonder gebruik van de machine.

2.1.2 INSPECTIE VAN DE WERKPLEK

 De bediener moet vóór gebruik van de machine voorzorgsmaatregelen nemen om risico's


in het werkgebied te vermijden:
- Vaststellen van gevaarlijke gebieden in de werkzone.
- Vaststellen van obstakels in de lucht, elektriciteitsleidingen, rolbruggen, hijskranen en
dergelijke.
- Vaststellen van gaten, hobbels, hellingen en puin op de grond, evenals wegdek dat gaten
of andere gevaren kan verhullen.
- Controleren of de grond de wielbelasting of de belasting van de stempelvoeten kan
dragen.
 De machine mag uitsluitend in een goed geventileerde ruimte worden gebruikt.
 De machine moet worden gebruikt bij voldoende omgevingslicht.
 Het platform mag niet worden geheven als de machine op de laadvloer of oplegger van
een vrachtwagen staat, of op een trein, schip of andere mobiele of niet-gestabiliseerde
constructie.
 Gebruik de machine niet in gevaarlijke omgevingen zonder voorafgaande toestemming
van ATN
 Gebruik de machine NIET in aanwezigheid van elektromagnetische velden (radars,
hoogspanningsstroom), dit kan de elektronische onderdelen van de machine beschadigen.

2.2. KANTELRISICO

 Overschrijd nooit de hefcapaciteit van het werkplatform of de uitschuifbare platforms. Verdeel


lasten gelijkmatig over de vloer van het werkplatform.
 Houd alle lasten binnen het werkplatform. Hang geen lasten op aan enig onderdeel van het
platform. Plaats geen lasten op de reling.
 Controleer of de grond de maximale wielbelasting of de maximale belasting van de
stempelvoeten kan dragen.
 Rijd niet met de machine op hellingen of verkantingen die de maximaal toegestane
hellingsgraad overschrijden.

12 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

 Hef het platform niet en rijd niet met het platform geheven op hellende, ongelijke of zachte
ondergronden. Zorg er altijd voor dat de machine op een stevige en gelijke ondergrond staat
voordat u het platform heft of gaat rijden met het platform geheven.
 Gebruik de stempels niet op een zachte, onregelmatige of ruwe ondergrond. Controleer altijd
of de stempelvoeten stevig en vlak op de grond staan voordat u het werkplatform heft.
 Blijf met de machine op afstand van gaten, hobbels, hellingen en puin op de grond, evenals
wegdek waar gaten in kunnen zitten en andere gevaren op de grond.
 Hef het werkplatform niet als de windsnelheid hoger is dan 12,5 m/s (45 km/u).
 Vervoer geen panelen of grote voorwerpen als u de machine buiten gebruikt: deze vergroten
de windbelasting en verminderen de stabiliteit van de machine.
 Trek of duw voorwerpen niet buiten het werkplatform. Toegestane (totale) handkracht: 400N
 Gebruik de machine niet als hijskraan.
 Gebruik de machine niet om voorwerpen te trekken of duwen.
 Bevestig de machine niet aan een aanliggende constructie. Bevestig nooit
elektriciteitssnoeren of andere kabels aan het platform.

2.3. RISICO'S VAN VERBRIJZELING EN BOTSING

 Terwijl de machine in beweging is, dient u alle


lichaamsdelen binnen de reling van het platform te
houden.
 Vermijd dat obstakels tegen bedieningsorganen of
personen op het platform stoten of deze hinderen.
 Let erop dat u het platform niet laat zakken terwijl een
obstakel in de hoogte zich eronder bevindt, met name
wanneer de uitschuifbare platforms zijn uitgeschoven.
We adviseren u de uitschuifbare platforms volledig in
te schuiven voordat u het platform laat zakken.
 Waarschuw de andere personen op het platform
voordat u de machine in beweging brengt en vraag
eventueel om hun toestemming. ?!

 Let erop dat niet-bedienend personeel buiten het


werkingsgebied van de machine blijft. Waarschuw 1AU0120

personen op de grond dat zij zich niet onder het


platform mogen begeven wanneer het geheven is.
 Zorg dat de bedieners van andere machines, in de
hoogte en op de grond, weet hebben van de
aanwezigheid van de hoogwerker. Zet het gebied
waar u met de machine gaat rijden indien nodig af
met versperringen en schakel de stroomvoorziening
van rolbruggen uit.
 Stel vast welke obstakels zich rondom, boven en onder het platform bevinden voordat u de
machine in beweging brengt.

1AU0116

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 13
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

 Stem de bewegingssnelheid af op de staat van de bodem, de helling, het zicht, de


aanwezigheid van personeel in het werkgebied, obstakels op de route van de machine en
andere factoren die een risico op botsing of letsel veroorzaken.
 Laat u leiden door een persoon op de grond wanneer u geen goed zicht hebt.
 Houd rekening met de rem- en stopafstanden die horen bij de rij- of bewegingssnelheid.
Verlaag de snelheid wanneer u op hellingen rijdt (platform in lage stand).
 Haal het bedieningskastje niet van het platform af om de machine vanaf de grond te besturen
of te manoeuvreren. Tijdens het gebruik van de machine moet het bedieningskastje stevig
aan de reling van het platform bevestigd zijn.

2.4. ELEKTROCUTIEGEVAAR

 Deze machine is niet geïsoleerd en biedt geen enkele


bescherming in nabijheid van of contact met elektrische
stroom.
 Houd een minimale veiligheidsafstand aan ten opzichte
van (al dan niet geïsoleerde) elektriciteitsleidingen en
apparatuur onder spanning. De minimale
veiligheidsafstanden in de onderstaande tabel dienen
alleen ter indicatie. De regelgeving van het land of de Spanning van fase Minimale
tot fase veiligheidsafstand
locatie waar de machine wordt gebruikt, kan grotere
0 tot 300 V Contact vermijden
veiligheidsafstanden vereisen.
300 V tot 50 KV 3,05 meter
 Houd rekening met de bewegingen van de machine en 50 KV tot 200 KV 4,60 meter
mogelijke schommelingen van de elektriciteitsleidingen. 200 KV tot 350 KV 6,10 meter
 Hef het platform niet bij onweer of bliksem. 350 KV tot 500 KV 7,62 meter
500 KV tot 750 KV 10,67 meter
750 KV tot 1000 KV 13,72 meter

GEVAAR

HET IS VERBODEN DE MACHINE TE MANOEUVREREN OF PERSONEEL TE


VERPLAATSEN IN DE BUURT VAN ELEKTRISCHE KABELS OF ELEKTRISCHE
APPARATUUR.
GA ER ALTIJD VAN UIT DAT ELEKTRISCHE KABELS EN ELEKTRISCHE
APPARATUUR ONDER SPANNING STAAN, TENZIJ U ER ZEKER VAN BENT DAT DE
ELEKTRICITEITSVOORZIENING IS AFGESCHAKELD.
PERSONEEL OP DE GROND MOET UIT DE BUURT VAN DE MACHINE BLIJVEN
INDIEN DEZE WORDT GEBRUIKT IN DE BUURT VAN ELEKTRICITEITSLEIDINGEN OF
APPARATUUR ONDER SPANNING.
BIJ CONTACT MET EEN ELEKTRICITEITSLEIDING OF APPARAAT ONDER SPANNING
MOET PERSONEEL OP DE GROND AFSTAND VAN DE MACHINE HOUDEN ZOLANG
DE ELEKTRICITEITSVOORZIENING NIET IS AFGESCHAKELD.

14 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

2.5. VALRISICO

 Het is aan te bevelen dat iedereen op het platform een


veiligheidsharnas draagt, bevestigd aan een van de
verankeringspunten die hiertoe op het werkplatform aanwezig zijn.
Bevestig slechts één harnas aan elk verankeringspunt.
 Controleer voorafgaand aan het gebruik van de machine of de relingen naar behoren zijn
geïnstalleerd en vergrendeld. Controleer of de draaihekjes gesloten en vergrendeld zijn.
 Zorg dat u altijd met uw voeten plat op het platform staat. Het is verboden op de reling te
zitten of te klimmen. Gebruik geen ladder en klim niet op een voorwerp op het platform om
hoger te komen.
 Wanneer het platform geheven is, mag u het niet met behulp van de hefconstructie verlaten.
 Verlaat en betreed het werkplatform niet tenzij het is ingeklapt en de stempels zijn
ingeschoven.
 Verwijder vuil, vet en andere gladde substanties van schoenen, treden en het loopvlak van
het werkplatform.
 Uw gezicht moet altijd naar de machine gericht zijn wanneer u het werkplatform verlaat of het
betreedt. Houd altijd op 3 punten contact met de machine: beide handen en een voet of twee
voeten en een hand.

2.6. GEBRUIKSLIMIETEN

Model CX12 CX15


Max. hoogte van het platform 10 m 13 m
Max. werkhoogte 12 m 15 m
Max. aantal personen op het werkplatform 6
Max. last op het platform (gelijkmatig verdeeld) 1100 kg 700 kg
Max. aantal personen op een uitschuifbaar
2
platform
Max. last op een uitschuifbaar platform 230 kg
(gelijkmatig verdeeld)
Max. windsnelheid 12,5 m/s (45 km/u)
Max. handkracht 400 Newton
Dwarsrichting 3 graden 2 graden
Max. scheefstand op wielen
Lengterichting 3 graden
Dwarsrichting 1 graad
Max. scheefstand op stempels
Lengterichting 2 graden
Max. hellingsgraad (zie de opmerking) 45%
Gebruikstemperatuur -20 … 60 °C

- OPMERKING -
Laat de thermische motor niet meer dan 10 minuten werken bij scheefstand of bij een
hellingsgraad van meer dan 35%.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

2.7. SLEPEN, HEFFEN, TRANSPORT

 Het is verboden de machine te slepen, heffen of transporteren terwijl er personen of


materieel op het werkplatform aanwezig zijn.
 Vóór het slepen, heffen of transporteren van de machine dient u het platform volledig te laten
zakken en de uitschuifbare platforms in te schuiven.
 Slepen of heffen van de machine is uitsluitend toegestaan in noodgevallen, bij storingen,
pech of bij laden en lossen. Zie 6.2 – Slepen in noodgevallen.
 Controleer de capaciteit van de uitrusting die u gebruikt voor het slepen, heffen of
transporteren van de machine.

2.8. ONDERHOUD

 Om de machine veilig te kunnen gebruiken, moet een bevoegde persoon een programma
voor onderhoud en controle van de werking opstellen. Hierbij dient rekening te worden
gehouden met de informatie in deze handleiding en in de onderhoudshandleiding.
 Schakel de elektriciteitsvoorziening van de bedieningsposten af voordat u een onderhouds-
of reparatieverrichting uitvoert.
 Werk nooit onder het werkplatform of op de hefconstructie zonder dat deze is ondersteund
en vastgezet met twee veiligheidssteunen of met geschikte stroppen.
 Koppel de accu los tijdens werkzaamheden aan het elektrisch circuit van de machine en
tijdens laswerkzaamheden.
 Het is verboden te roken in de buurt van de accu en deze in de buurt van vuur of vonken te
houden.
 Leg geen gereedschappen of metalen voorwerpen op de poolklemmen van de accu.
 Het zuur in de accu is sterk bijtend. Zorg ervoor dat het niet in contact komt met de huid, de
ogen of kleding. Draag passende beschermingsmiddelen terwijl u onderhoud aan de accu
pleegt.
 Laad de accu uitsluitend in een goed geventileerde ruimte op.
 Zorg dat er geen ontvlambare producten op de warme delen van de thermische motor
kunnen spatten of stromen (met name het spruitstuk en de knaldemper).
 Voer nooit werkzaamheden uit aan een circuit of hydraulisch onderdeel onder druk: ontlast
de druk voordat u een onderdeel demonteert of losdraait.
 Gebruik alleen identieke vervangingsonderdelen of vervangingsonderdelen die gelijkwaardig
zijn aan de originele onderdelen.
 Voer geen werkzaamheden aan de thermische motor uit terwijl deze draait. Als
werkzaamheden aan de thermische motor nodig zijn, draagt dan geen loszittende kleding en
maak lang haar vast om te voorkomen dat deze door draaiende onderdelen worden
gegrepen. Voer geen werkzaamheden uit in de buurt van draaiende onderdelen (ventilator,
wisselstroomdynamo, riem ...).
 Open de dop van de radiateur niet wanneer de motor warm is.

16 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

 Wijzigingen aan deze machine zijn niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van de
fabrikant ( ). Dergelijke wijzigingen doen de garantie vervallen en leiden tot
aansprakelijkheid van de eigenaar en/of gebruiker bij ongevallen.
 Tijdens laswerkzaamheden of het snijden van metaal dient u het chassis te beschermen
tegen rechtstreekse blootstelling aan metaalspatten.
 Gebruik de machine niet als geleidende massa tijdens laswerkzaamheden.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 17
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

We adviseren u vóór gebruik een zorgvuldige inspectie en controle van de werking uit te voeren
om er zeker van te zijn dat de machine perfect bedrijfsklaar is.
Gebruik de machine niet als deze beschadigd is of een storing in de werking vertoont.
Volgens de nationale of plaatselijke regelgeving moet de machine periodiek worden
gecontroleerd en getest.

GEVAAR

ALS DEZE MACHINE NIET NAAR BEHOREN ONDERHOUDEN EN GECONTROLEERD


WORDT, ONTSTAAT ER EEN RISICO OP ERNSTIGE VERWONDINGEN OF ZELFS DE
DOOD.
DE MACHINE MAG NIET WORDEN GEBRUIKT ALS DEZE NIET IN PERFECTE STAAT
VAN GEBRUIK VERKEERT.

3.1 INSPECTIE VOORAFGAAND AAN DE INBEDRIJFSTELLING


1- Controleer of er geen sprake is van olie- of brandstoflekkage. Controleer of de machine
schoon is (gladde substantie op de treden of op het loopvlak van het platform).
2- Inspecteer de constructie van de machine om beschadigde onderdelen, gebarsten lasnaden
en andere afwijkingen vast te stellen.
3- Controleer of de veiligheidsstickers aanwezig zijn en of deze goed leesbaar zijn. Reinig of
vervang onleesbare stickers.
4- Controleer of er een exemplaar van de bedienings- en veiligheidshandleiding in het
documentenvak van het werkplatform aanwezig is.
5- Voer de hierna beschreven inspectieronde uit.
6- Voer de hierna beschreven controles van de werking uit.

3.2 INSPECTIERONDE
Controleer elk element van de onderstaande lijst in de genoemde volgorde. Controleer elk
element niet alleen volgens de genoemde criteria, maar ga ook na of er geen onderdelen
loszitten of ontbreken, of de elementen goed vastzitten en of er geen sprake is van lekkage of
zichtbare schade.

1- Thermische motor – Hydraulische pompen.


2- Elektrische kabels – Doorvoeren en bevestiging van de accukabels.
3- Vergrendeling van de motorklep.
4- Huizen van de stempelcilinders - Stempelvoeten.
5- Oscillerende as - Cilinders van de oscillerende as.
6- Stuurcilinder - Spoorstang.

18 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

7- Motoren voorwielen - Assen van de wielnaven: Geen ontbrekende schroeven - Schroeven


goed aangehaald.
8- Wielen: Banden in goede staat – Geen ontbrekende wielmoeren – Wielen goed aangedraaid
9- Hydraulisch compartiment: Geen olielekkage bij de hydraulische blokken of het reservoir –
Connectoren op de hydraulische aggregaten en sensoren naar behoren
geïnstalleerd/verbonden – Geen beschadigde elektrische kabels – Peil van de hydraulische
vloeistof in het reservoir in orde. Deuren van compartiment vergrendeld.
10- Bedieningshendel voor manueel laten zakken van het platform.
11- Hefcilinder - Sensor voor lage stand.
12- Scharnierassen: aanwezigheid van de asaanslagbouten en de borgveren.
13- Cilinders van de uitschuifbare platforms (alleen bij optie hydraulisch uitschuifbare platforms)
14- Compartiment brandstoftank – Bedieningspost op de grond: Brandstofpeil – Aanwezigheid
van de dop van de brandstoftank. De schakelaars van de bedieningspost zijn aanwezig en
keren terug naar neutrale stand – De noodstopschakelaar werkt naar behoren. Deuren van
compartiment vergrendeld.
15- Veiligheidssteunen naar behoren geplaatst.
16- Sensor voor hoge stand.
17- Reling: Staat en bevestiging van de reling – Aanwezigheid van de vergrendelingspennen –
Draaihekjes gesloten en vergrendeld.
18- Hendels voor manoeuvreren en vergrendelen van de uitschuifbare platforms (uitgezonderd
de optie hydraulisch uitschuifbare platforms).
19- Bedieningspost van het platform: Goed bevestigd – De hendels en schakelaars zijn
aanwezig en keren terug naar de neutrale stand -De noodstopschakelaar werkt naar
behoren – De voedingsleiding is niet beschadigd.
(18) (16) (17)

(11) (14)

(10)

(4) (4)

(17) (8) (2) (13) (16) (13) (15) (7)(8)

(12) (12)
(14)

(4) (4)

(5) (1)(2)(3) (5) (8) (9) (9) (6) (7)(8)

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 19
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

3.3 CONTROLES VAN DE WERKING


Werking van de machine: zie hoofdstuk 4 – Gebruik.

3.3.1 BEDIENINGSPOSTEN

 Bedieningspost op de grond – Bedieningsorgaan voor manueel laten zakken in


noodgevallen
1- Controleer of de controlelampjes gaan branden zodra u de machine onder spanning
brengt (zelftest).
2- Start de thermische motor en schakel alle bedieningsorganen in om hun werking te
controleren.
3- Controleer of de noodstopschakelaar de bewegingen onderbreekt en de thermische motor
afschakelt (de thermische motor stopt na ongeveer 2 seconden).
4- Controleer, terwijl het platform iets geheven is, de werking van het bedieningsorgaan om
het platform in noodgevallen te laten zakken.

 Bedieningspost van het platform:


1- Controleer of de controlelampjes gaan branden zodra u de machine onder spanning
brengt (zelftest) – Behalve het controlelampje voor het brandstofpeil.
2- Start de thermische motor en schakel alle bedieningsorganen in om hun werking te
controleren.
3- Controleer of de hoge rijsnelheid wordt onderbroken wanneer het platform wordt geheven.
4- Controleer of de noodstopschakelaar de bewegingen onderbreekt en de thermische motor
afschakelt (de thermische motor stopt na ongeveer 2 seconden).

3.3.2 OSCILLERENDE AS BLOKKEREN

1- Plaats een wig met een toegangshelling van


ongeveer 15 cm hoog voor het GEVAAR
rechtervoorwiel.
2- Controleer of het platform is ingeklapt. GEBRUIK DE MACHINE NIET ALS DE
ASBLOKKERING NIET GOED WERKT.
3- Stuur de machine langzaam vooruit tot het
wiel tegen de wig rust.
4- Hef het platform ongeveer 0,5 meter.
5- Rijd langzaam van de wig af.
6- Controleer of de as vergrendeld blijft: het rechterwiel staat niet meer in contact met de grond.
7- Zet het platform terug in zijn lage stand.
8- Voer een langzame rijbeweging uit: de as moet vrijgegeven worden en het rechterwiel moet
weer in contact komen met de grond.
9- Herhaal de beschreven procedure nadat u de wig onder het linkervoorwiel hebt geplaatst.

20 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

3.3.3 SCHEEFSTANDINDICATOR

1- Klap het platform in en rijd met de machine op een helling die steiler is dan toegestaan: het
controlelampje voor scheefstand gaat branden.
2- Hef het platform ongeveer 0,5 meter: het geluidsalarm gaat af.
3- Controleer of de bewegingen worden onderbroken, afhankelijk van de geselecteerde
bedrijfsmodus (zie Hoofdstuk 5 - Beveiliging).

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 21
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

Deze machine is een hoogwerker, bestemd om personeel, gereedschappen en materialen die


NOODZAKELIJK zijn om werkzaamheden VANAF het platform uit te voeren, naar een
werkplaats op hoogte te brengen. Neem contact op met de fabrikant voor informatie over een
bijzondere toepassing of bijzondere werkomstandigheden.
De machine heeft een hoofdbedieningspost op het werkplatform waarmee de hef- en
rijbewegingen uitgevoerd kunnen worden, evenals het uitschuiven van de stempels.
In noodgevallen, wanneer de bediener op het werkplatform niet in staat is de machine te
bedienen, kan de bedieningspost op de grond worden gebruikt om het platform te heffen of te
laten zakken. Behoudens noodgevallen mag de bedieningspost op de grond niet worden
gebruikt wanneer er personen op het werkplatform aanwezig zijn.
Lees de veiligheidsaanwijzingen in Hoofdstuk 2 van deze handleiding voordat u de machine
gebruikt.

4.1. BEDIENINGSORGANEN EN CONTROLELAMPJES


4.1.1 BEDIENINGSPOST OP DE GROND

MAX

(5)

(4)
5 sec START

(1)
O
(3)

(2) (6)

1- Keuzeschakelaar bedieningspost / machine buiten bedrijf stellen.


2- Noodstopschakelaar.
3- Knop voor voorverwarmen en starten van de thermische motor.
4- Bedieningsorgaan voor heffen/laten zakken.
5- Controlelampjes.
6- Urenteller.

22 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

Keuzeschakelaar bedieningspost:
Met deze schakelaar kunt u de bedieningsorganen van de bedieningspost
op het platform of de grond activeren. In de O-stand kan de sleutel worden
verwijderd om de machine buiten bedrijf te stellen.

Noodstopschakelaar:
DRUK in noodgevallen op de knop om alle bewegingen van de machine te
ONDERBREKEN en de thermische motor af te schakelen. Draai de knop
een kwartslag om de elektriciteitsvoorziening van het elektrisch circuit
weer in te schakelen.

Knop voor voorverwarmen en starten van de thermische motor:


Houd de voorverwarmings-/startknop ingedrukt tot de thermische motor
start.
Zie Hoofdstuk 4.2 – Werking van de thermische motor.

MAX Bedieningsorgaan voor heffen/laten zakken:


Draai de hendel omhoog om het platform te heffen.
Draai de hendel omlaag om het platform te laten zakken.
Laat de hendel los om de beweging te onderbreken.
Zie hoofdstuk 4.5 – Heffen - Laten zakken.

Controlelampje overbelasting:
Dit controlelampje knippert wanneer de hefcapaciteit van het werkplatform
wordt overschreden. Zie hoofdstuk 5 – Beveiliging.

Controlelampje temperatuur:
Dit lampje gaat branden wanneer de koelvloeistof van de thermische
motor te warm is: SCHAKEL DE THERMISCHE MOTOR zo snel mogelijk
AF. Zie hoofdstuk 4.2.3 – Beveiliging.

Controlelampje oliedruk motor:


Terwijl de motor draait, licht dit lampje op wanneer de oliedruk van de
thermische motor abnormaal laag is: SCHAKEL DE THERMISCHE
MOTOR zo snel mogelijk AF. Zie 4.2.3 – Beveiliging.
Opmerking: dit controlelampje gaat branden bij het onder spanning
brengen en moet doven nadat de motor is gestart.

Controlelampje werking van de wisselstroomdynamo:


Dit lampje gaat branden wanneer de wisselstroomdynamo een storing
vertoont: de wisselstroomdynamo laadt de accu niet goed meer op.
Opmerking: dit controlelampje gaat branden bij het onder spanning
brengen en moet doven nadat de motor is gestart.

Controlelampje voorverwarming:
Dit lampje brandt tijdens het voorverwarmen van de motor en dooft zodra
de motor start. Zie Hoofdstuk 4.2 – Werking van de thermische motor.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 23
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

Controlelampje systeemstatus / onderhoud


Dit lampje knippert langzaam wanneer een voorgeprogrammeerde
onderhoudsverrichting nodig is.
Dit lampje gaat ononderbroken branden wanneer een storing in het
bedieningssysteem of een storing in de werking wordt gedetecteerd. Zie
hoofdstuk 4.2.3 – Beveiliging.

Urenteller:
Geeft het totale aantal bedrijfsuren van de thermische motor aan.

4.1.2 BEDIENINGSPOST VAN HET PLATFORM

MAX

(10)

(9)
(8) (11)

(7)

AUTO (1)
(6)

(5)
1AU0108

5 sec

START

(4) (3) (2)


1- Noodstopschakelaar.
2- Keuzeschakelaar rij-/hefmodus.
3- Knop voor voorverwarmen en starten van de thermische motor.
4- Geluidsalarm.
5- Keuzeschakelaar voor de rijsnelheid.
6- Knop voor automatisch levelen (stempels)
7- Keuzeschakelaar stempels links / rechts (manuele modus)
8- Keuzeschakelaar stempels voor / achter (manuele modus)
9- Keuzeschakelaar uitschuifbaar platform voor / achter (optioneel)
10- Controlelampjes.
11- Joystick voor bediening van de bewegingen.

24 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

Noodstopschakelaar:
DRUK in noodgevallen op de knop om alle bewegingen van de machine te
ONDERBREKEN en de thermische motor af te schakelen. Draai de knop
een kwartslag om de elektriciteitsvoorziening van het elektrisch circuit
weer in te schakelen.

Keuzeschakelaar rij-/hefmodus:
Draai de keuzeschakelaar naar links en laat deze vervolgens los om de
Hefmodus in te schakelen. Het bijbehorende groene lampje op het
bedieningspaneel gaat branden.
De geselecteerde modus blijft 5 seconden actief.
Draai de keuzeschakelaar naar rechts en laat deze vervolgens los om de
Rij- en stuurmodus in te schakelen. Het bijbehorende groene lampje op
het bedieningspaneel gaat branden.
Zodra de rijmodus is geselecteerd, wordt deze pas uitgeschakeld wanneer
u een andere bedrijfsmodus selecteert of wanneer u tijdens een
rijbeweging de trekker loslaat voordat de joystick is teruggekeerd naar de
neutrale stand.
Zie: Hoofdstuk 4.3 – Rijden – Sturen.
Hoofdstuk 4.5 – Heffen – Laten zakken.

Knop voor voorverwarmen en starten van de thermische motor:


Houd de voorverwarmings-/startknop ingedrukt tot de thermische motor
start. Zie Hoofdstuk 4.2 – Werking van de thermische motor.

Geluidsalarm:
Druk op deze knop om personeel op te grond te waarschuwen voor
AUTO
eventueel gevaar.

Keuzeschakelaar voor de rijsnelheid:


Met deze 3-standenschakelaar kunt u de maximale rijsnelheid selecteren:
: Lage snelheid
: Gemiddelde snelheid. In deze stand zijn de aandrijfkracht en het
koppel op hun hoogst, zodat u over steile hellingen kunt rijden of de
machine over ruw terrein kunt verplaatsen.
: Hoge snelheid
Opmerking: wanneer het platform geheven is, rijdt de machine standaard
op de lage snelheid.

Knop voor automatisch levelen:


Schakel deze knop in en laat deze los om de modus 'automatisch levelen'
te activeren. Het bijbehorende groene lampje knippert wanneer de modus
actief is en u de stempels kunt bedienen.
De geselecteerde modus blijft 5 seconden actief.
Zie hoofdstuk 4.4 – Stempels.

Keuzeschakelaar stempels links / rechts (manuele modus):


Draai deze schakelaar naar links of rechts en houd deze vast om de
betreffende stempels te bedienen. Het bijbehorende groene lampje
knippert wanneer de modus actief is en u de stempels kunt bedienen.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 25
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

De modus blijft 5 seconden actief. Zie hoofdstuk 4.4 – Stempels.

Keuzeschakelaar stempels voor / achter (manuele modus):


Draai deze schakelaar naar voren of achteren en houd deze vast om de
betreffende stempels te bedienen. Het bijbehorende groene lampje
knippert wanneer de modus actief is en u de stempels kunt bedienen.
De modus blijft 5 seconden actief. Zie hoofdstuk 4.4 – Stempels.

Keuzeschakelaar uitschuifbaar platform voor / achter (optioneel):


Dit is alleen van toepassing als de optie hydraulisch uitschuifbare plaforms
is geïnstalleerd. Draai de schakelaar naar voren of achteren en houd deze
vast om het uitschuifbare platform dat u wilt bedienen, te selecteren. Zie
Hoofdstuk 4.6 – Uitschuifbare platforms inschuiven / uitschuiven.

Controlelampje voor selectie van de Hefmodus:


Dit lampje gaat branden wanneer de Hefmodus actief is.

Controlelampje voor selectie van de Rijmodus:


Dit lampje gaat branden wanneer de Rij- en stuurmodus actief is.

Controlelampje voor werking van de stempels en contact van de stempels


met de grond:
Dit controlelampje knippert wanneer de modus voor automatisch of
manueel levelen is geactiveerd en wanneer de stempels in beweging zijn.
Het brandt ononderbroken wanneer de vier stempels in contact staan met
de grond.

Controlelampje voor positie van de stempels:


Dit lampje brandt ononderbroken:
 Wanneer de stempels bewegen, maar nog niet in contact staan met
de grond.
 Wanneer de vier stempels niet volledig zijn ingeschoven.
 Wanneer ten minste één van de stempels niet of niet meer stevig in
contact staat met de grond.

GEVAAR

ALS DIT LAMPJE BRANDT EN ER EEN GELUIDSALARM KLINKT TERWIJL HET


WERKPLATFORM OMHOOG STAAT, DIENT U HET WERKPLATFORM ONMIDDELLIJK
TE LATEN ZAKKEN.

Controlelampje overbelasting:
Dit controlelampje knippert wanneer de hefcapaciteit van het werkplatform
wordt overschreden. Zie hoofdstuk 5 – Beveiliging.

26 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

Controlelampje scheefstand:
Dit lampje knippert wanneer de stempels in beweging zijn.
Dit lampje brandt ononderbroken wanneer de machine op een helling
staat die de maximaal toegestane hellingsgraad overschrijdt of wanneer
het chassis te scheef staat. Zie hoofdstuk 5 – Beveiliging.

GEVAAR

ALS DIT LAMPJE BRANDT EN ER EEN GELUIDSALARM KLINKT TERWIJL HET


WERKPLATFORM OMHOOG STAAT, DIENT U HET WERKPLATFORM ONMIDDELLIJK
TE LATEN ZAKKEN. LEVEL DE MACHINE VOORDAT U HET PLATFORM OPNIEUW
HEFT.

Controlelampje voorverwarming:
Dit lampje brandt tijdens het voorverwarmen van de motor en dooft zodra
de motor start.

Controlelampje brandstofpeil:
(2) Dit lampje gaat branden wanneer het brandstofpeil in de tank een kritisch
peil bereikt. Vul de tank bij met brandstof.

(1)
Controlelampje systeemstatus / onderhoud
Dit lampje knippert langzaam wanneer een voorgeprogrammeerde
onderhoudsverrichting nodig is.
Dit lampje gaat ononderbroken branden wanneer een storing in het
bedieningssysteem of een storing in de werking van de thermische motor
wordt gedetecteerd.
Zie hoofdstuk 4.2.3 – Beveiliging.
(2)
Joystick voor bediening van de bewegingen:
De joystick bestuurt alle bewegingen van de machine. De
bewegingssnelheid is evenredig aan de beweging van de joystick.
(1)
De hendel van de joystick heeft een trekker (1) die ingedrukt en
vastgehouden moet worden om een beweging te kunnen uitvoeren.
Bovenop de hendel vindt u een wipschakelaar (2) om de draaibeweging
van de wielen te besturen.
Aan de hand van de zwarte en witte richtingspijlen bij de joystick en op de
pictogrammen van de verschillende bedieningsorganen kunt u vaststellen
wat de bewegingsrichting is wanneer u de joystick in een bepaalde richting
beweegt. Voor rijbewegingen kunt u ook de zwarte en witte pijlen op de
plinten van het werkplatform gebruiken. Beweeg de joystick in de richting
van de pijl die overeenkomt met de gewenste rijrichting.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 27
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

4.2. WERKING VAN DE THERMISCHE MOTOR


4.2.1 STARTEN/STOPPEN

- OPMERKING -
Controleer het motoroliepeil en het koelvloeistofpeil voordat u de thermische motor start.

 Keuzeschakelaar bedieningspost
De thermische motor kan alleen vanaf de geselecteerde bedieningspost worden gestart.
De eerste keer moet de motor vanaf de bedieningspost op de grond worden gestart, zodat u
kunt controleren of de controlelampjes voor de oliedruk en de werking van de
wisselstroomdynamo doven zodra de motor is gestart.
Zodra de motor loopt, kunt u de keuze van de bedieningspost wijzigen door de
keuzeschakelaar naar de gewenste bedieningspost te draaien.

- OPMERKING -
Om de motor vanaf de bedieningspost op de grond te kunnen starten, moet de
noodstopschakelaar van deze post worden ontgrendeld.
Om de motor vanaf de bedieningspost van het platform te kunnen starten, moeten de
noodstopschakelaars van beide bedieningsposten worden ontgrendeld.
Als de motor vanaf de bedieningspost op de grond werd gestart en de
noodstopschakelaar van de bedieningspost op het platform wordt geactiveerd, wordt de
thermische motor afgeschakeld wanneer u van bedieningspost verandert.

 Starten
LET OP
Druk de voorverwarmings-/startknop van de
geselecteerde bedieningspost in en houd deze
ingedrukt tot de thermische motor start. ALS DE MOTOR NIET ONMIDDELLIJK
START, LAAT DE STARTMOTOR DAN
- Bij koudstarten duurt de voorverwarmingsfase NIET LANGDURIG WERKEN: LAAT DE
5 tot 10 seconden, waarna de motor start STARTKNOP LOS EN PROBEER HET
(tijdens deze periode brandt het OPNIEUW.
voorverwarmingslampje). Houd de knop na het ALS HET STARTEN NOGMAALS
starten van de motor nog 1 à 2 seconden MISLUKT, LAAT DE STARTMOTOR
ingeschakeld. DAN 1 À 2 MINUTEN AFKOELEN.
- Wanneer de motor warm is, start deze RAADPLEEG DE
onmiddellijk. Laat de knop los zodra de motor ONDERHOUDSHANDLEIDING VAN DE
start. MOTOR ALS DEZE NA MEERDERE
POGINGEN NIET START.
 Stoppen/noodstop
Met de noodstopschakelaar van de
geselecteerde bedieningspost kunt u de LET OP
stroomvoorziening van de bedieningsorganen
onderbreken en de thermische motor LAAT DE MOTOR ENKELE MINUTEN
afschakelen. Vanaf de bedieningspost op de OPWARMEN VOORDAT U DE MACHINE
grond kunt u de motor stoppen door de GEBRUIKT.
keuzeschakelaar van de bedieningspost in de
O-stand te zetten.

28 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

4.2.2 MOTORTOERENTAL

Het motortoerental wordt geregeld via het bedieningssysteem, afhankelijk van de uitgevoerde
beweging en/of de inschakeling van bepaalde beveiligingen.
Wanneer u met het platform in de lage stand rijdt, draait de motor op hoog toerental wanneer
de gemiddelde of hoge snelheid is geselecteerd. De motor blijft stationair draaien wanneer de
lage snelheid is geselecteerd of wanneer het platform geheven is.

4.2.3 BEVEILIGING VAN DE THERMISCHE MOTOR

Wanneer een van de volgende problemen wordt vastgesteld:


 Oliedruk van de motor te laag,
 Temperatuur van de koelvloeistof te hoog, dan:

 gaat het controlelampje voor systeemstatus/onderhoud ononderbroken branden.


 klinkt er een intermitterend geluidsalarm.
 voorkomt het bedieningssysteem dat de motor overschakelt naar het hoge
toerental.
 schakelt het bedieningssysteem de motor na 2 minuten automatisch af als het
probleem blijft bestaan.
De motor kan worden herstart nadat de noodstopschakelaar is gereset, zodat u het platform
weer kunt laten zakken. Schakel de motor onmiddellijk af zodra het platform in de lage stand
staat.

4.3. RIJDEN - STUREN

 Rijden
1- Selecteer de bedieningspost van het
platform en start de thermische motor.
GEVAAR
2- Zorg dat de joystick in neutrale stand
staat en de trekker niet is ingedrukt.
Schakel de rijmodus in door de RIJD UITSLUITEND OP EEN
keuzeschakelaar naar rechts te draaien. GELIJKMATIGE, STEVIGE EN
 Het controlelampje voor de rijmodus HORIZONTALE ONDERGROND
gaat branden. WANNEER HET PLATFORM GEHEVEN
IS.
3- Selecteer de gewenste rijsnelheid. VERMIJD ELK RISICO OP KANTELEN
4- Druk de trekker in en duw de joystick DOOR NIET IN DE BUURT TE KOMEN
naar voren als u voorwaarts wilt rijden of VAN OBSTAKELS, GATEN OF OP EEN
trek deze naar achteren als u HELLING MET EEN HELLINGSGRAAD
achterwaarts wilt rijden. De rijsnelheid DIE HOGER IS DAN DE WAARDEN
van de machine is evenredig aan de VERMELD IN HOOFDSTUK 2.
beweging van de joystick.
5- Als u de beweging wilt onderbreken, zet u de joystick in neutrale stand om de snelheid te
verlagen en laat u de trekker los.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 29
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

 Sturen
U kunt de wielen alleen draaien wanneer de rijmodus is geselecteerd.
Om de wielen in stilstand te draaien, moet u de trekker indrukken.
U kunt de machine besturen met de wipschakelaar bovenop de hendel van de joystick.
Duw de schakelaar met uw duim naar rechts om de wielen naar rechts te draaien of naar
links om de wielen naar links te draaien.
Wanneer u de schakelaar loslaat, blijven de wielen gedraaid staan: buig de schakelaar in de
tegengestelde richting om de wielen weer recht te zetten.

4.4. STEMPELS
De machine is uitgerust met vier stempels. Met deze stempels kunt u het chassis levelen
voordat u het werkplatform heft.
U kunt de stempels alleen bedienen wanneer het platform in de lage stand staat.
U kunt het chassis in automatische of manuele modus levelen.

 Automatisch levelen
1- Selecteer de bedieningspost van het platform en start de thermische motor.
2- Schakel de modus voor automatisch levelen in.
 Het groene lampje knippert.
3- Druk binnen 5 seconden de trekker in en duw de joystick naar voren om de stempels uit te
schuiven:
 Het toerental van de motor neemt toe.
 Het controlelampje voor de positie van de stempels licht op.
 Het controlelampje voor scheefstand knippert.
4- Zodra de vier stempels in contact staan met de grond:
 Het toerental van de motor neemt af.
 Het controlelampje voor de positie van de stempels dooft.
 De leveling-sequentie begint.
5- Blijf de joystick naar voren duwen totdat:
 Het groene controlelampje ononderbroken brandt.
 Het controlelampje voor scheefstand dooft.
 Een geluidssignaal (4 snelle piepjes) klinkt.
De stempels stoppen automatisch met bewegen wanneer het chassis geleveld is.
6- Als u de stempels wilt inschuiven, schakelt u de modus voor automatisch levelen in, drukt
u de trekker in en trekt u de joystick naar achteren. Wanneer de vier stempels worden
ingeschoven:
 Het controlelampje voor de positie van de stempels dooft.
 Een geluidssignaal (4 snelle piepjes) klinkt.
 Het toerental van de motor neemt af.
De stempels stoppen automatisch met bewegen wanneer ze volledig zijn ingeschoven.

 Automatisch levelen mislukt


1- Verlies van contact met de grond tijdens de sequentie voor automatisch levelen.
Als een stempel niet meer stevig op de grond steunt:
 De leveling-sequentie wordt onderbroken.

30 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

 Er klinkt een ononderbroken geluidsalarm zolang de stempels worden


uitgeschoven.
 In de automatische modus is alleen het inschuiven van de stempels toegestaan.
- Controleer de staat en stevigheid van de bodem en ga na of er geen voorwerpen onder
de stempelvoeten aanwezig zijn.
- Rijd eventueel met de machine naar een steviger ondergrond.

Schuif de vier stempels in, zodat geen van de stempels in contact staat met de grond (systeem
resetten) voordat u een nieuwe poging tot automatisch levelen doet.

2- Stempelcilinders aan het einde van de slag of toename van de scheefstand gedetecteerd.
Als de stempels aan het einde van de slag zijn voordat de leveling voltooid is, of als de
scheefstand van het chassis toeneemt in plaats van afneemt:
 De leveling-sequentie wordt onderbroken.
 Er klinkt een ononderbroken geluidsalarm zolang de stempels worden
uitgeschoven.
- Controleer de staat en stevigheid van de bodem.
- Rijd eventueel met de machine naar een ondergrond waarop het mogelijk is om de
machine te levelen.

 Manueel levelen
1- Selecteer de bedieningspost van het platform en start de thermische motor.
2- Draai de keuzeschakelaar voor het stempelpaar dat u wilt bedienen en houd de
schakelaar vast.
3- Druk de trekker in en duw de joystick naar voren om de geselecteerde stempels uit te
schuiven.

- OPMERKING -
In de manuele modus bewegen de stempels op lage snelheid
(motor stationair).
Wanneer u de stempels in manuele modus uitschuift, worden de vier stempels gelijktijdig
uitgeschoven tot ze in contact staan met de grond. Zodra er contact is met de grond,
wordt alleen het geselecteerde stempelpaar bediend.

4- Bedien de betreffende stempels tot het controlelampje voor de scheefstand dooft. Dit
betekent dat het chassis niet te scheef staat.
5- Als u de stempels wilt inschuiven: draai de keuzeschakelaar voor het stempelpaar dat u
wilt bedienen en houdt u het vast, druk de trekker in en trek de joystick naar achteren.
Bedien de juiste stempels, zodat de machine voldoende gelijk blijft staan. Zodra een van
de stempels niet meer in contact staat met de grond, worden de vier stempels tegelijkertijd
ingeschoven. Wanneer de stempels wordt ingeschoven:
 Het controlelampje voor de positie van de stempels dooft.
 Een geluidssignaal (4 snelle piepjes) klinkt.
De stempels stoppen automatisch met bewegen wanneer ze volledig zijn ingeschoven.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 31
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

4.5. HEFFEN - LATEN ZAKKEN GEVAAR


Start de thermische motor en selecteer de
HEF HET PLATFORM UITSLUITEND
gewenste bedieningspost.
ALS DE MACHINE OP EEN
GELIJKMATIGE, STEVIGE,
4.5.1 HEFFEN
HORIZONTALE EN VLAKKE
ONDERGROND STAAT.
 Vanaf de bedieningspost op de grond
GEBRUIK DE BEDIENINGSORGANEN
1- Draai de schakelaar omhoog om het VAN DE BEDIENINGSPOST OP DE
platform te heffen. GROND NIET WANNEER ZICH
PERSONEEL OP HET PLATFORM
2- Laat de schakelaar los wanneer de
BEVINDT, BEHALVE IN
gewenste hoogte is bereikt.
NOODGEVALLEN. RAADPLEEG DE
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN VAN
HOOFDSTUK 2 VAN DEZE
 Vanaf de bedieningspost van het
HANDLEIDING.
werkplatform
1- Zorg dat de joystick in neutrale stand staat en de trekker niet is ingedrukt. Schakel de
hefmodus in door de keuzeschakelaar naar links te draaien (het controlelampje voor de
hefmodus gaat branden). Druk binnen 5 seconden de trekker in en trek de joystick naar
achteren om het werkplatform te heffen.
De hefsnelheid is evenredig aan de beweging van de joystick.
2- Zet de joystick weer in neutrale stand en laat de trekker los wanneer de gewenste hoogte
is bereikt.

 Fasen van de hefbeweging


1- Vanuit de transportstand (lage stand) start de hefbeweging op lage snelheid (motor
stationair).
2- Wanneer het platform halverwege is, wordt de hefbeweging onderbroken (ongeveer 2
seconden) om weging van de last op het werkplatform mogelijk te maken. Zie hoofdstuk
5 – Beveiliging.
3- Als het platform niet overbelast is, wordt de hefbeweging automatisch op hoge snelheid
hervat (hoog toerental).
4- Wanneer het platform op maximale hoogte is, stopt de hefbeweging automatisch.

4.5.2 LATEN ZAKKEN

 Vanaf de bedieningspost op de grond


1- Draai de schakelaar omlaag om het platform te laten zakken.
2- Laat de schakelaar los wanneer de gewenste hoogte is bereikt.

 Vanaf de bedieningspost van het werkplatform


1- Zorg dat de joystick in neutrale stand staat en de trekker niet is ingedrukt. Schakel de
hefmodus in door de keuzeschakelaar naar links te draaien (het controlelampje voor de
hefmodus gaat branden). Druk binnen 5 seconden de trekker in en duw de joystick naar
voren om het werkplatform te laten zakken.
De daalsnelheid is evenredig aan de beweging van de joystick.

32 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

2- Zet de joystick weer in neutrale stand en laat de trekker los wanneer de gewenste hoogte
is bereikt of wanneer het platform in de lage stand staat.

 Fasen van de zakkende beweging


1- Tijdens het zakken stopt het platform halverwege. Er klinkt een waarschuwingsalarm
voor het personeel op de grond.
2- De zakkende beweging wordt na 3 seconden automatisch hervat en gaat verder op lage
snelheid. Het geluidsalarm stopt wanneer de positiesensor van de hefconstructie wordt
vrijgegeven, maar de onderdelen van de hefconstructie nog niet allemaal op hun aanslag
steunen. Laat het werkplatform nog 2 à 3 seconden verder zakken nadat het
geluidsalarm is gestopt.
Tussen de middenstand en lage stand van het platform gaat de zakkende beweging altijd
gepaard met een waarschuwingsalarm en begint de beweging pas 3 seconden nadat u bent
begonnen met bedienen.

4.6. UITSCHUIFBARE PLATFORMS INSCHUIVEN-UITSCHUIVEN


(OPTIONEEL)
1- Start de thermische motor en selecteer de bedieningspost van het werkplatform.
2- Draai de keuzeschakelaar voor de uitschuifbare platforms voor / achter naar het
uitschuifbare platform dat u wilt bedienen en houd de schakelaar vast.
3- Druk de trekker in en duw de joystick naar voren om het geselecteerde uitschuifbare
platform uit te schuiven of trek de joystick naar achteren om het geselecteerde
uitschuifbare platform in te schuiven.
4- Laat de keuzeschakelaar voor de uitschuifbare platforms of de joystick los om de
beweging te onderbreken.

4.7. GENERATOR AAN BOORD (OPTIONEEL)


De generator aan boord kan een spanning van 220-230 volt op het niveau van het werkplatform
leveren. Hiermee kunt u apparatuur met een maximaal vermogen van 3,5 kW bedienen.

LET OP

STEL DE GENERATOR NIET RECHTSTREEKS


BLOOT AAN EEN WATERSTRAAL OF
HOGEDRUKREINIGER.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 33
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

 Stappen voor inbedrijfstelling


1- Start de thermische motor en selecteer de bedieningspost van het
werkplatform.
2- Zet de keuzeschakelaar van de generator op ON. Het controlelampje
gaat branden om aan te geven dat de generator aan boord in werking
is.
3- Sluit de gewenste apparatuur aan op het 220V-stopcontact.
4- U kunt de apparatuur op elk moment ontkoppelen en verwisselen.

- OPMERKING -
Terwijl u de generator aan boord gebruikt, kunt u geen enkele beweging met de machine
uitvoeren. Om een beweging te kunnen uitvoeren, moet u de generator aan boord eerst
uitschakelen.
 Stappen voor uitschakeling
1- Haal de stekker van het gereedschap uit het stopcontact.
2- Zet de keuzeschakelaar op OFF. Het controlelampje dooft en de generator aan boord is
uitgeschakeld.
3- U kunt nu weer elke gewenste beweging met de machine uitvoeren.

4.8. PARKEREN - OPSLAAN

 Parkeer de machine op een horizontale ondergrond in een goed beschermde en


geventileerde ruimte.
 Schuif de uitschuifbare platforms in en laat het platform volledig zakken.
 Zet de wielen recht.
 Zet de keuzeschakelaar van de bedieningspost in de O-stand en verwijder de sleutel om
onbevoegd gebruik te voorkomen.
 Bescherm de bedieningspanelen en de instructie- en waarschuwingsstickers eventueel
met dekzeilen.
 Bij langdurige opslag:
- Ontkoppel de accu en laad deze eventueel op. Zie Hoofdstuk 7-5 Accu.
- Zet de wielen van de machine vast met wiggen.

4.9. TRANSPORTEREN – VASTSJORREN VOOR TRANSPORT


4.9.1 TRANSPORTEREN

Indien nodig kan de machine worden getransporteerd met een vorkheftruck met voldoende
capaciteit. Positioneer de vorken van de vorkheftruck op de hieronder aangegeven plaatsen.

34 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

GEVAAR

CONTROLEER DE CAPACITEIT VAN


DE HEFUITRUSTING EN
HEFTOEBEHOREN VOORDAT U DE
MACHINE OPTILT.
CONTROLEER OF DE MOTORKLEP
NAAR BEHOREN IS VERGRENDELD.
TIJDENS HET TRANSPORTEREN VAN
DE MACHINE MOGEN ER GEEN
PERSONEN OF MATERIEEL OP HET
De machine kan ook met een hijskraan of WERKPLATFORM AANWEZIG ZIJN.
vergelijkbare machine worden getransporteerd. HET PLATFORM MOET IN DE LAGE
U moet dan de hef-/sleepringen van het chassis STAND STAAN EN DE UITSCHUIFBARE
gebruiken. Er moet dan een geschikt hijsjuk PLATFORMS MOETEN INGESCHOVEN
worden gebruikt om de machine niet te ZIJN.
beschadigen.

4.9.2 VASTSJORREN VOOR TRANSPORT

Tijdens het transport:


 Het platform moet in de laagst mogelijke stand
staan.
 De uitschuifbare platforms moeten
ingeschoven zijn.
 De machine moet stevig zijn bevestigd aan de
laadvloer van het voertuig, zoals hiernaast
geïllustreerd. Gebruik kettingen of stroppen in
plaats van stoffen banden. Daarnaast kunt u
de wielen vastzetten met wiggen.
 U kunt de relingen neerklappen om u te
houden aan de maximale afmetingen voor
wegtransport.
Klap de relingen alleen neer terwijl het
platform in de lage stand staat.
- Koppel het bedieningskastje los van het
platform.
- Verwijder de bevestigingsbeugels en klap
de relingen neer in de volgorde die
hiernaast is geïllustreerd. Til de
zijrelingen van de uitschuifbare platforms
op voordat u ze omklapt.
- Plaats de bevestigingsbeugels terug
wanneer de relingen zijn ingeklapt.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 35
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

5.1. HELLINGSDETECTOR

De hellingsdetector in het compartiment van de


bedieningspost op de grond meet voortdurend GEVAAR
de scheefstand van de machine.
- OPMERKING - ONDERBREEK ALLE VERRICHTINGEN
Dit systeem is niet bedoeld om u te leiden bij ONMIDDELLIJK WANNEER HET
het gebruik van de machine. Op hellende, GELUIDSALARM KLINKT.
ongelijke of zachte ondergronden mag u het SCHUIF DE TELESCOOPARM IN, LAAT
platform niet heffen, noch rijden met het HET PLATFORM VOLLEDIG ZAKKEN
platform geheven. EN HERSTEL DE SCHEEFSTAND VAN
DE MACHINE VOORDAT U HET
 Als de hefconstructie in de lage stand staat, WERKPLATFORM OPNIEUW HEFT.
gaat het controlelampje branden wanneer de
machine te scheef staat om het werkplatform
te kunnen heffen.
 Als de hefconstructie is geheven, gaat het
controlelampje voor scheefstand branden en GEVAAR
klinkt het geluidsalarm wanneer de
maximale scheefstand wordt bereikt.
LEG NOOIT VOORWERPEN OP DE
Als het alarm afgaat, betekent dit dat de
HELLINGSDETECTOR.
machine zijn stabiliteitslimiet heeft bereikt.

Modus 1:
- Onderbreking van de rijbeweging wanneer de maximale scheefstand wordt bereikt.
 Modus 2:
- Visueel alarm en geluidsalarm.
- Onderbreking van de rijbeweging wanneer de maximale scheefstand wordt bereikt.
- Verlaging van de hef- en daalsnelheid.
- Verbod om de uitschuifbare platforms uit te schuiven (alleen bij aanwezigheid van
hydraulisch uitschuifbare platforms).
 Modus 3:
- Visueel alarm en geluidsalarm.
- Onderbreking van de rijbeweging wanneer de maximale scheefstand wordt bereikt.
- Onderbreking van de hefbeweging.
- Verlaging van de daalsnelheid.
- Verbod om de uitschuifbare platforms uit te schuiven (alleen bij aanwezigheid van
hydraulisch uitschuifbare platforms).
 Modus 4 (LET OP, deze modus voldoet niet aan de EG-norm):
- Alleen visueel en geluidsalarm (geen onderbreking van bewegingen).

5.2. OVERBELASTINGSCONTROLE
De last wordt gewogen wanneer het platform stilstaat.
Wanneer de toegestane belasting van het werkplatform wordt overschreden, knipperen de
bijbehorende controlelampjes op de bedieningsposten en klinkt er een geluidsalarm. Het
platform moet gedeeltelijk worden ontladen tot het alarm stopt.

36 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

Tijdens een hefbeweging vanuit de lage stand stopt het platform na ongeveer 0,5 meter
(halverwege) met stijgen, zodat de last kan worden gewogen. Als de toelaatbare belasting
wordt overschreden, gaat het alarm af, maar kunt u het platform nog wel laten zakken om het te
ontlasten.
U kunt verschillende modi voor onderbreking van de bewegingen instellen voor het geval dat
het alarm afgaat terwijl het platform zich hoger dan het midden (halverwege) bevindt:
 Modus 1:
- Onderbreking van alle bewegingen, behalve de mogelijkheid om het platform te laten
zakken vanaf de bedieningspost op de grond.
 Modus 2:
- Onderbreking van alle bewegingen.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 37
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

6.1. BEDIENINGSORGANEN VOOR NOODGEVALLEN

De bedieningsorganen voor noodgevallen mogen uitsluitend worden gebruikt door een persoon
met uitgebreide kennis van de werking van de machine en de werking van de
bedieningsorganen op de grond.
Als het platform beklemd zit of blijft hangen in een constructie of installatie op hoogte, dient u
onmiddellijk te stoppen met het gebruik van de machine. Gebruik andere voorzieningen om de
personen op het platform in veiligheid te brengen. Stabiliseer de machine voordat u deze
probeert te bevrijden. Voer geen enkele beweging met de machine uit die ertoe kan leiden dat
deze omvalt.

6.1.1 NOODSTOP

Elke bedieningspost heeft een noodstopschakelaar die de bewegingen van de machine


onderbreekt en de thermische motor afschakelt wanneer deze wordt ingedrukt.

6.1.2 BEDIENINGSPOST OP DE GROND

Wanneer de bediener op het werkplatform niet in staat is de machine te bedienen, kan de


bedieningspost op de grond worden gebruikt om het platform te heffen of te laten zakken.

1- Zet de keuzeschakelaar van de bedieningspost in de stand 'bedieningspost op de grond'.


2- Start de thermische motor.
3- Controleer of er geen obstakels in de hoogte zijn die de bewegingen van het platform
kunnen belemmeren.
4- Gebruik de schakelaar voor heffen/laten zakken om het platform te heffen of te laten
zakken.
5- Laat de schakelaar los om de beweging te onderbreken.

6.1.3 MANUEEL LATEN ZAKKEN

Bij storingen van de thermische motor of de machine kunt u het platform manueel laten zakken
met behulp van de zwaartekracht.

1- Laat de personen op het platform weten dat u het platform manueel wilt laten zakken.
2- Zorg dat personeel op de grond de nodige afstand houdt.
3- Trek aan de rode bedieningshendel (aan de achterkant van de machine) om het platform
te laten zakken.
4- Laat de hendel los om de zakkende beweging te onderbreken.

38 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

6.2. SLEPEN IN NOODGEVALLEN


Bij panne van de thermische motor of storingen van de machine kan de machine worden
weggesleept nadat de remmen zijn ontgrendeld.
Dit is alleen toegestaan in noodgevallen, wanneer het absoluut noodzakelijk is om de machine
te verplaatsen.
Het platform moet in de lage stand worden gezet en er mag niemand op het werkplatform
aanwezig zijn.

1- Zet de wielen van de machine vast met wiggen.


2- Demonteer de huizen van de achteras.
3- Schroef de ontgrendelingsklemmen van
de remmen los. LET OP
4- Verwijder het deksel aan de achterkant
NA REPARATIE VAN DE MACHINE
van de hydraulische motor met behulp
MOETEN VERPLICHT NIEUWE
van een schroevendraaier.
AFDICHTINGEN OP DE MOTOREN
5- Installeer de klem en draai de schroef WORDEN GEÏNSTALLEERD EN
op de remzuiger zo ver mogelijk aan, en MOETEN DE HUIZEN VAN DE
draai daarna de tegenmoer aan om de ACHTERAS WORDEN
zuiger te trekken en de rem te TERUGGEPLAATST.
ontgrendelen. Herhaal deze stappen
voor de vier hydraulische motoren.
6- Sleep de machine met een geschikte uitrusting weg, op lage snelheid en uitsluitend op
een horizontale ondergrond.
7- Zet de wielen van de machine vast met wiggen en verwijder de klemmen om de werking
van de remmen te herstellen zodra u klaar bent met slepen.

(3)

6.3. NA EEN INCIDENT


Na een incident dient u de machine zorgvuldig te inspecteren en de werking van alle
bedieningsorganen en beveiligingssystemen te controleren. Het platform mag pas meer dan 1
meter worden geheven wanneer alle schade is gerepareerd en alle bedieningsorganen goed
functioneren. Neem bij twijfel contact op met uw dealer of de fabrikant.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 39
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

Dit hoofdstuk bevat de nodige informatie om bedieners in staat te stellen de gebruikelijke


controle- en onderhoudsverrichtingen aan de machine uit te voeren. De volgende informatie is
geen vervanging van het programma voor preventief onderhoud en inspectie van de machine.

7.1. VEILIGHEIDSSTEUNEN

Het merendeel van de onderhoudswerkzaamheden


GEVAAR
kan worden uitgevoerd met het werkplatform in de
lage stand. TIJDENS INTERVENTIES AAN DE
Mocht het toch nodig zijn werkzaamheden te MACHINE TERWIJL HET PLATFORM
verrichten terwijl het platform geheven is, bent u GEHEVEN IS, BENT U VERPLICHT DE
VERPLICHT de TWEE VEILIGHEIDSSTEUNEN TWEE VEILIGHEIDSSTEUNEN TE
(aan weerszijden van de hefconstructie) te GEBRUIKEN OM DE
gebruiken om de hefconstructie te ondersteunen. HEFCONSTRUCTIE TE
ONDERSTEUNEN.
 Veiligheidssteunen plaatsen
1- Verwijder al het materiaal dat zich op het werkplatform bevindt en schuif de uitschuifbare
platforms in.
2- Gebruik de bedieningspost op de grond om het platform te heffen, zodat u de
veiligheidssteunen kunt draaien.
3- Hef het platform verder tot de veiligheidsteunen verticaal zijn en op de assen kunnen
rusten. De veiligheidssteunen moeten in hun geleiders blijven.
4- Laat het platform zakken en laat de constructie op de veiligheidssteunen rusten.
Controleer of de veiligheidssteunen goed op de steunassen rusten.
5- Zet de keuzeschakelaar van de bedieningspost in de O-stand en verwijder de sleutel.

 Veiligheidssteunen opbergen
1- Hef het platform vanaf de bedieningspost op de grond, zodat de veiligheidssteunen
vrijkomen van de steunassen.
2- Laat de veiligheidssteunen draaien om ze terug te plaatsen in hun houders.
3- Zet het platform terug in zijn lage stand.

40 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

7.2. THERMISCHE MOTOR


- OPMERKING -
Raadpleeg voor meer informatie de onderhoudshandleiding van de motor.

7.2.1 EIGENSCHAPPEN

KUBOTA V1305-E2B D1703-M-E3B


Type Viertaktmotor op diesel
Koeling Vloeistof
3
Aantal cilinders - Cilinderinhoud 4 - 1.335 cm 3 - 1647 cm3
Laag toerental 1400 tpm
Max. toerental 3100 tpm 2800 tpm
Motorinhoud in olie 6 liter 7 liter
Startmotor 12V - 1,4kW
Wisselstroomdynamo 12V - 40A
Accu 12 V - 100 Ah / 830 A
(Bruto) vermogen bij max. toerental 23,4 kW (31,4 pk) 26,1 kW (35,4 pk)

7.2.2 BRANDSTOF
LET OP
Zorg dat het brandstofpeil in de tank voldoende
is, zodat het circuit niet wordt afgeschakeld. GEBRUIK ALLEEN BRANDSTOF VOOR
Gebruik alleen brandstof voor dieselmotoren. DIESELMOTOREN.
Raadpleeg de onderhoudshandleiding van de ZORG DAT ER GEEN WATER OF
motor. ONZUIVERHEDEN IN DE MOTOR
KOMEN TERWIJL U DE TANK VULT.
7.2.3 MOTOROLIE
LET OP
De machine wordt af fabriek geleverd met
multigrade smeerolie 15W40. Met deze
HET GEBRUIK VAN SYNTHETISCHE
smeerolie kan de machine starten bij
OLIE IS NIET AAN TE BEVELEN.
temperaturen tot -15 °C.

Het kan nodig zijn een andere smeerolie te


gebruiken, afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de machine (zie
de tabel hiernaast).

7.3. SMERING Omgevingstemperatuur (C°)


(14)

7.3.1 SPECIFICATIES SMEERMIDDELEN - INHOUD

CODE BESCHRIJVING INHOUD UITLEG


Goed hechtend vet, watervast en bestand
MV Multi-purposevet -
tegen extreme druk
MO Motorolie (15W40) 9,5 l Zie hoofdstuk 7.2.3 - Motorolie
Vloeistof voor hydraulische circuits
H46 Hydraulische olie H46 100 l
Kinematische viscositeit 46 mm²/s bij 40 °C
D Brandstof voor dieselmotor 110 l -

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 41
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

7.3.2 SMEER- EN ONDERHOUDSPUNTEN

(14)

- OPMERKING -
De smeer- en onderhoudsintervallen moeten verkort worden als de machine intensief of
in een stoffige omgeving wordt gebruikt.

NR. BESCHRIJVING AANT. CODE VERRICHTING INTERVAL


(1)
PT. SMEERM. D 50 200U 400U 1200U
(5)
Reservoir met Peil controleren X
1 1 H46 (2)
hydraulische olie Aftappen X
Retourfilter hydraulische
X X
2 olie 1 - Filterelement vervangen
Filter hydraulische olie
3 (gemiddelde 1 - Filterelement vervangen X X
druk)
Peil controleren X
4 Motorolie 1 MO (3)
Aftappen X X
(3)
5 Motoroliefilter 1 - Vervangen X X
(3)
6 Dieseloliefilter 1 - Filterelement vervangen X X
7 Voorfilter dieselolie 1 - Vervangen X
Aftappen en afzetting
8 Brandstoftank 1 - X
verwijderen
9 Koelvloeistof 1 - Peil controleren X
(4)
Reinigen X
10 Luchtfilter 1 - (3)
Filterelement vervangen X
11 Smeernippels van 4 MV Applicatie: vetspuit X

42 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

fuseepennen
Smeernippels van
12 2 Applicatie: vetspuit X
stuurcilinder MV
Smeernippels van
13 2 Applicatie: vetspuit X
spoorstang MV
Smeernippels van stang
14 2 Applicatie: vetspuit X
oscillerende as MV
Smeernippels van
15 4 Applicatie: vetspuit X
cilinders oscillerende as MV
Smeernippels van
16 kogelgewrichten 4 Applicatie: vetspuit X
stempels MV
Smeernippels van
17 2 Applicatie: vetspuit X
hefcilinder MV
Afschuifvlakken van de
18 8 Applicatie: Kwast X
stempelvoeten MV
Opmerkingen:
D: Bij elke inbedrijfstelling of na elke wisseling van bediener.
(1): Na de eerste 50 bedrijfsuren.
(2): Met de aangegeven frequentie of elke 2 jaar.
(3): Met de aangegeven frequentie of elk jaar.
(4): Het huis van het luchterfilter heeft een vervuilingsindicator. Reinig het filter als de indicator
rood is voordat de aangegeven periode is verstreken.
(5) Het oliepeil moet zichtbaar zijn in het venster van het peilglas.

7.4. WIELEN
LET OP
Na de eerste 50 bedrijfsuren, en vervolgens
elke 3 maanden of 100 bedrijfsuren, dient u te GEBRUIK GEEN SLAGMOERSLEUTEL
controleren of de wielen nog goed zijn OM DE WIELMOEREN AAN TE
aangedraaid. DRAAIEN.
 Wielen vervangen
Om de stabiliteit van de machine niet in gevaar te brengen, mogen de wielen uitsluitend
worden vervangen door wielen met dezelfde eigenschappen (afmetingen, draagvermogen,
vervorming bij belasting, positie van de wielschotel, massa enz.).
De wielmoeren moeten aangedraaid worden met het geschikte aanhaalmoment en op dit
aanhaalmoment worden gehouden om losraken van wielen te voorkomen. Haal de
wielmoeren aan met een momentsleutel. Wanneer u de wielmoeren te ver aandraait,
kunnen de wielbouten breken of kan de schroefdraad vervormd raken.
 Wielen aandraaien
1- Plaats de moeren om te beginnen met de hand. Smeer de schroefdraad niet.
2- Haal de moeren om beurten aan, in de volgorde en volgens de aanhaalfasen die
hieronder worden beschreven:

Aanhaalmoment wielen
Fase 1 Fase 2 Fase 3
100-120 Nm 250-280 Nm 350-400 Nm

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 43
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

7.5. ACCU

GEVAAR

HET ELEKTROLYT IN DE ACCU'S IS STERK BIJTEND. VERMIJD CONTACT MET


KLEDING, DE HUID EN DE OGEN. BIJ CONTACT DIENT U DE GETROFFEN ZONE
ONMIDDELLIJK TE SPOELEN MET SCHOON WATER.

De accu moet in perfecte oplaadtoestand


worden gehouden om te waarborgen dat LET OP
de thermische motor in alle
omstandigheden start. VOEG NOOIT ZUIVER ZUUR TOE.
- Verwijder sporen van zout die zich op de GEBRUIK GEDISTILLEERD OF
klemmen van de accu kunnen vormen. GEDEMINERALISEERD WATER.

- Controleer het niveau van het elektrolyt in de


elementen van de accu. LET OP
- Spoel bij overloop van elektrolyt de
aangetaste metalen oppervlakken VOORDAT U DE ACCU OPLAADT,
onmiddellijk met schoon water. DIENT U DE STROOMVOORZIENING
VAN DE MACHINE AF TE SCHAKELEN
- Controleer regelmatig de oplaadtoestand door
OF DE ACCU TE ONTKOPPELEN.
de dichtheid van het elektrolyt te meten.
 Accu opladen
- Gebruik een 12V-oplader die geschikt is voor de capaciteit van de accu.
- Vermijd snelladen om de levensduur van de accu niet te verkorten.
- Laad de accu uitsluitend in een goed geventileerde ruimte op.
 Accu koppelen/ontkoppelen
Risico van kortsluiting vermijden: 1.30

1- Ontkoppel de negatieve pool (-)


Diepte van de ontlading

vóór de positieve pool (+)


1.25
2- Sluit de positieve pool (-) vóór de
negatieve pool (+) aan
 Langdurig stallen 1.20

- Wanneer u de machine langdurig moet


stallen, kunt u de accu het beste
verwijderen en deze bewaren in een 1.15
droge ruimte, beschut tegen vorst.
- Laad de accu op wanneer de
1.10
accuspanning in een open stroomkring 00% 20% 40% 60% 80% 100%
lager is dan 12,40 volt.
Dichtheid van het elektrolyt
- Controleer het niveau van
het elektrolyt en laad de
acu ongeveer eens per twee maanden opnieuw op.

44 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

7.6. FABRIEKSINSTELLINGEN

INSTELLING VAN DE SNELHEDEN / DUUR VAN DE BEWEGINGEN

Opmerkingen: De temperatuur van de hydraulische olie moet hoger zijn dan 25 oC.
Stel de duur van de bewegingen vast met een persoon die zich op het werkplatform bevindt.

BEWEGINGEN VAN DE HEFCONSTRUCTIE::

Waarden in seconden Waarden in mA

Hefbeweging 45 - 55 Raadpleeg de pagina ‘default values’ van de IQAN

Zakbeweging 45 - 55 Raadpleeg de pagina ‘default values’ van de IQAN

Uitschuiven uitschuifbaar
9 - 11 Raadpleeg de pagina ‘default values’ van de IQAN
platform (optioneel)

Inschuiven uitschuifbaar
9 - 11 Raadpleeg de pagina ‘default values’ van de IQAN
platform (optioneel)

RIJBEWEGINGEN MET HET PLATFORM NIET IN DE TRANSPORTSTAND:

Opmerking: Voer het onderzoek uit terwijl de machine is ingeschakeld."

Waarden in seconden Waarden in mA

Voorwaarts rijden met platform


42 - 45 Raadpleeg de pagina ‘default values’ van de IQAN
geheven, afstand 10 meter

Voorwaarts rijden met platform


42 - 45 Raadpleeg de pagina ‘default values’ van de IQAN
geheven, afstand 10 meter

INSTELLING VAN DE HOGE RIJSNELHEDEN

Opmerkingen: De temperatuur van de hydraulische olie moet hoger zijn dan 25 oC.
Stel de duur van de bewegingen vast met een persoon die zich op het werkplatform bevindt.
Voer het onderzoek uit terwijl de machine is ingeschakeld.

Waarden in seconden Waarden in mA

Voorwaarts rijden op ‘lage snelheid’ (*), Raadpleeg de pagina ‘default values’ van
30 - 40
afstand 10 meter de IQAN

Achterwaarts rijden op ‘lage snelheid’ Raadpleeg de pagina ‘default values’ van


30 - 40
(*), afstand 10 meter de IQAN
(*): platform in lage stand

Voorwaarts rijden op ‘snelheid helling’ Raadpleeg de pagina ‘default values’ van


25 - 35
(*), afstand 25 meter de IQAN

Achterwaarts rijden op ‘snelheid helling’ Raadpleeg de pagina ‘default values’ van


25 - 35
(*), afstand 25 meter de IQAN

Voorwaarts rijden op ‘hoge snelheid’, Raadpleeg de pagina ‘default values’ van


33 - 26
afstand 50 meter de IQAN

Achterwaarts rijden op ‘hoge snelheid’, Raadpleeg de pagina ‘default values’ van


33 - 26
afstand 50 meter de IQAN

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 45
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

De regelmodule van het besturingscircuit bevindt zich in de behuizing van de bedieningspost op


de grond. Met deze interface kunt u:
 de bedrijfsinstellingen van de thermische motor weergeven,
 de status van de verschillende sensors en aandrijvingsmechanismen van de machine
weergeven,
 afwijkingen in de werking en storingen van de machine opslaan en weergeven,
 de onderhoudsintervallen programmeren,
 storingen in het besturingscircuit diagnostiseren,
 bepaalde bedrijfsinstellingen van de machine wijzigen,
 de gegevens van de fabrikant weergeven.
U kunt de bedrijfsinstellingen uitsluitend raadplegen als u een toegangscode hebt. Enkel
bevoegd en gekwalificeerd personeel kan deze instellingen wijzigen.

8.1. BEGINSCHERM
Wanneer de machine onder spanning wordt gezet, wordt het volgende scherm getoond:
(2) (8) (4) (9)

(5) (3)

(1)

(6) (7) (10)

1- Model en serienummer van de machine


2- Datum/tijd
3- Status van de bedieningsmodulen
4- Controlelampjes - Overbrengingsstoring.
5- Urenteller
6- Aanwijzing – Onderhoud nodig
7- Knoppen voor keuze van menu/functies.

46 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

8- Knoppen voor scrollen (omhoog/omlaag)/validatie.


9- Knop om naar het menu Instellingen te gaan.
10- Knop om terug te gaan naar het vorige scherm.

8.2. MENU'S
Ecran d'acceuil
Beginscherm

F1 F2 F3 F4

Moteur
Motor Mouvements
Bewegingen Stabilisateurs Sécurités
Stempels Beveiliging
Transmission
Overbrenging Structure
Hefconstructie

F1 F4

Service Modes
Service Diagnose
Diagnostic Veiligheidsmodi
Securité

8.2.1 MOTOR/OVERBRENGING (F1)


(1 (9) (11)
3)

(2)
(3)
(4)

(5)
(6)

(1) (7) (8) (1 (12)


0)
1- Controlelampje – Motortemperatuur
2- Controlelampje – Oliedruk
3- Controlelampje – Voorverwarming
4- Controlelampje – Startbediening
5- Urenteller
6- Aanwijzing – Motorstoring.
7- Aanstuurwaarde overbrengingspomp.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 47
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

8- Instelwaarde aansturing overbrengingspomp.


9- Motortoerental
10- Actieve rijsnelheid
11- Temperatuur van de hydraulische olie
12- Druk van het overbrengingscircuit
13- Toegang tot het menu Revisie / Diagnose (zie § 8.2.5)

8.2.2 HEFFEN (F2)

(2) (6)

(1) (3) (4) (5)


1- Positie / bewegingen van de hefconstructie.
2- Bewegingen van de uitschuifbare platforms (optioneel)
3- Aanwijzing - Huidige beweging.
4- Regelwaarde van de klep voor proportionele debietregeling.
5- Instelwaarde regeling van de klep voor proportionele debietregeling.
6- Druk van het hydraulisch circuit

48 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

8.2.3 STEMPELS (F3)

AUT
(6) (5) O
MAN

(9)
(2)

(7)

(2) (3) (4) (8)

1- Regelwaarde van de klep voor proportionele debietregeling.


2- Instelwaarde regeling van de klep voor proportionele debietregeling
3- Aanwijzing - Huidige beweging.
4- Geselecteerde modus: Auto / Manu
5- Aanwijzing – Bezig met contact maken met de grond.
6- Stand van de stempels
- Rood lampje: geen contact met de grond vastgesteld
- Groen lampje: contact met de grond vastgesteld
- Lampje gedoofd: stempel volledig ingeschoven
7- Stempel bediend
8- Scheefstandwaarde dwarsrichting
9- Scheefstandwaarde lengterichting

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 49
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

8.2.4 BEVEILIGING (F4)


(6)

(7)
(4)

(a)
(1)

(5) (8) (3)

1- Staat van belasting van het werkplatform

(b) (c)

(2) (2)
11 bar
(2) (d)

a- Belasting OK
b- Overbelasting
c- Resterend drukverschil tot overbelasting
d- Waarde van toegestane overschrijding van de druk

2- Druk van hefcilinder


3- Stand van het platform
4- Hefhoek (hoeksensor)
5- Hoogte van platform (ongeveer)
6- Scheefstandwaarde dwarsrichting.
7- Scheefstandwaarde lengterichting
8- Toegang tot de instelling van de onderbrekingsniveaus

50 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

(1)

(3) (1)
1- Weergave van de ingestelde onderbrekingsniveaus
2- Toegang tot de instelling van de scheefstandmodus
3- Toegang tot de instelling van de overbelastingsmodus

- OPMERKING -
De onderbrekingsniveaus kunnen uitsluitend worden gewijzigd met behulp van een
toegangscode.

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 51
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

8.2.5 REVISIE

(2) 130u

Duidt
(3) op
voorw

(5) (4) 70u

1- Urenteller
2- Resterende tijd tot de volgende revisie
3- Validatie van de revisie
4- Toegang tot de instelling van de revisie-intervallen
5- Menu voor zelfdiagnose

- OPMERKING -
De revisie-intervallen kunnen uitsluitend worden gewijzigd met behulp van een
toegangscode.
De informatie over de instelling van de revisie-intervallen en de functies voor
zelfdiagnose staat niet in deze handleiding: raadpleeg hiervoor de servicehandleiding.

52 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

8.3. INSTELLINGEN

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 53
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

8.4. NAAR DE PAGINA 'DEFAULT VALUES' VAN DE IQAN


De waarden die getoond worden op de pagina 'default values' verschillen per machine.

Om de fabrieksinstellingen toe te passen, dient u de pagina 'default values' te raadplegen,


zodat u de waarden kunt toepassen die voor elke machine gelden.

Stap 1:
Druk op de beginpagina op [F1] om naar de pagina 'Motor/overbrenging' te gaan.

Stap 2:
Druk op de pagina 'Motor/overbrenging' op [F1] en valideer de code om naar de pagina
'Revisie/zelfdiagnose' te gaan.

Stap 3:
Druk op de pagina 'Revisie/zelfdiagnose' op [F1] om naar de pagina 'Revisie' te gaan.

54 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

Stap 4:
Op de pagina 'Revisie' drukt u tenslotte op [F4] om naar de pagina 'Default values' te gaan.

De waarden dienen slechts als voorbeeld

Hydraulisch schema
OP0111

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 55
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

9.1. ELEKTRISCH SCHEMA

56 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 57
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

58 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

9.2. HYDRAULISCH SCHEMA

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 59
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

60 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

AANTEKENINGEN

1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 61
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING

AANTEKENINGEN

62 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15

You might also like