Professional Documents
Culture Documents
Bedienings-
en
veiligheidshandleiding
CX 12 – CX 15
11 / 2009
VERTALING VAN DE ORIGINELE HANDLEIDING
1NO 0027FR-01
2 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
VOORWOORD
Deze handleiding werd opgesteld om u in staat te stellen uw hoogwerker CX12 of CX15 goed te
gebruiken en te onderhouden.
Iedereen die in contact komt met deze machine komt of in het kader van zijn werkzaamheden
met de machine te maken heeft, moet deze handleiding vóór elk gebruik van de machine (en
daarna regelmatig) lezen en zorgen dat hij de inhoud ervan goed begrijpt. Bewaar deze
handleiding in het documentenvak op het werkplatform.
De inlichtingen in deze handleiding vervangen in geen geval de regelgeving van de Europese
Gemeenschap, uw land of de plaatselijke overheden en evenmin de veiligheidsaanwijzingen of
clausules van verzekeringspolissen.
Vanwege de voortdurende verbeteringen die aan zijn producten doorvoert, behoudt
zich het recht voor hun eigenschappen en uitrusting zonder voorafgaande kennisgeving
te wijzigen.
WAARSCHUWINGSSYMBOLEN EN VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
GEVAAR LET OP
WIJST OP EEN GEVAARLIJKE WIJST OP EEN PROCEDURE OF
SITUATIE DIE ERNSTIGE WERKWIJZE WAAR MEN ZICH
VERWONDINGEN OF DE DOOD KAN ZORGVULDIG AAN MOET HOUDEN OM
VEROORZAKEN ALS DEZE HET RISICO OP SCHADE AAN DE
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES NIET MACHINE TE VERMIJDEN.
WORDEN NAGELEEFD.
- OPMERKING -
Het betreft meestal opmerkingen over een belangrijke procedure of voorwaarde voor het
gebruik van de machine.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 3
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
GEVAAR GEVAAR
4 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
GARANTIE
De Fabrikant biedt voor ieder nieuw product een garantie tegen gebreken in materiaal of
vakmanschap, waarbij zijn verplichtingen en zijn verantwoordelijkheid uit hoofde van deze
garantie echter beperkt blijven tot het gratis repareren of vervangen in zijn fabriek van ieder
onderdeel dat defect werd bevonden bij normaal gebruik en onderhoud, evenals de redelijke
reparatie- of vervangingskosten van die onderdelen binnen vierentwintig (24) maanden na
de eerste verkoopdatum of eerste datum (5 jaar voor de hefconstructie) van verhuur met
eventuele mogelijkheid tot aankoop, onder voorbehoud dat de eerste inbedrijfstelling van het
materieel door de Dealer werd opgetekend bij de Fabrikant. In het geval dat de eerste
inbedrijstelling niet bij de Fabrikant werd opgetekend, geldt als eerste verkoopdatum of als
eerste datum van verhuur met eventuele mogelijkheid tot aankoop: de datum waarop het
materieel uit de fabriek werd verzonden. Deze garantie vervangt iedere andere expliciete of
impliciete garantie en de verplichtingen en verantwoordelijkheid van de Fabrikant uit hoofde
van deze garantie sluiten vervoerskosten of andere kosten uit, evenals iedere
aansprakelijkheid voor directe, indirecte of vervolgschade en mogelijke vertragingen die door
het eventuele gebrek veroorzaakt kunnen worden. De duur van de garantie wordt niet
verlengd door een dergelijk feit, noch die van de vervangen onderdelen. De garantie is niet
geldig in geval van gebruik boven de capaciteiten of in omstandigheden die niet door de
Fabrikant werden voorzien, of in geval van gebruik van onderdelen die niet door de
bovenvermelde Fabrikant werden goedgekeurd.
Als de hoogwerker betrokken raakt bij een ongeval, breng dan onmiddellijk de dealer op de
hoogte en verstrek alle details over het ongeval. Als u niet weet wie de dealer is of hem niet
kunt bereiken, neem dan contact op met:
Tel: 33 (0)5 53 79 80 60
Fax: 33 (05) 53 79 96 90
Adres: Lieu-Dit Bacqué, rue André Thevet, 47400 Fauillet, Frankrijk
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 5
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
INHOUDSOPGAVE
2. VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................................................................................................11
2.1. ALGEMEEN.....................................................................................................................................................11
2.2. KANTELRISICO ..............................................................................................................................................12
2.3. RISICO'S VAN VERBRIJZELING EN BOTSING ............................................................................................13
2.4. ELEKTROCUTIEGEVAAR ..............................................................................................................................14
2.5. VALRISICO .....................................................................................................................................................15
2.6. GEBRUIKSLIMIETEN .....................................................................................................................................15
2.7. SLEPEN, HEFFEN, TRANSPORT..................................................................................................................16
2.8. ONDERHOUD .................................................................................................................................................16
4. GEBRUIK ......................................................................................................................................................22
4.1. BEDIENINGSORGANEN EN CONTROLELAMPJES ....................................................................................22
4.2. WERKING VAN DE THERMISCHE MOTOR .................................................................................................28
4.3. RIJDEN - STUREN .........................................................................................................................................29
4.4. STEMPELS .....................................................................................................................................................30
4.5. HEFFEN - LATEN ZAKKEN ...........................................................................................................................32
4.6. UITSCHUIFBARE PLATFORMS INSCHUIVEN-UITSCHUIVEN (OPTIONEEL) ...........................................33
4.7. GENERATOR AAN BOORD (OPTIONEEL) ...................................................................................................33
4.8. PARKEREN - OPSLAAN ................................................................................................................................34
4.9. TRANSPORTEREN – VASTSJORREN VOOR TRANSPORT ......................................................................34
5. BEVEILIGING ................................................................................................................................................36
5.1. HELLINGSDETECTOR ...................................................................................................................................36
5.2. OVERBELASTINGSCONTROLE....................................................................................................................36
6. NOODPROCEDURES ...................................................................................................................................38
6.1. BEDIENINGSORGANEN VOOR NOODGEVALLEN .....................................................................................38
6.2. SLEPEN IN NOODGEVALLEN .......................................................................................................................39
6.3. NA EEN INCIDENT .........................................................................................................................................39
8. REGELMODULE ...........................................................................................................................................46
8.1. BEGINSCHERM ..............................................................................................................................................46
8.2. MENU'S ...........................................................................................................................................................47
8.3. INSTELLINGEN...............................................................................................................................................53
8.4. NAAR DE PAGINA 'DEFAULT VALUES' VAN DE IQAN ...............................................................................54
9. SCHEMA'S ....................................................................................................................................................56
9.1. ELEKTRISCH SCHEMA .................................................................................................................................56
9.2. HYDRAULISCH SCHEMA ..............................................................................................................................59
6 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
1.1. BESCHRIJVING
2.22
Bedieningspost van Draaihekje Werkplatform
het platform
2.78
POSITION HAUTE
2.30
GARDE-CORPS RABATTUS
Schuifklep motor
VOOR ACHTER
7.30
EXTENSIONS SORTIES
Startaccu Brandstoftank
10.00
(diesel)
POSITION TRANSPORT
1.59
5.5° 9.4°
Achteras Reservoir Hydraulische Oscillerende/gestuurde
hydraulische blokken vooras
olie
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 7
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
2.22
2.78
HOGE STAND
POSITION HAUTE
2.30
RELINGEN INGEKLAPT
GARDE-CORPS RABATTUS
2.02
7.30
UITSCHUIFBARE PLATFORMS
EXTENSIONS UITGESCHOVEN
SORTIES
10.00
1.59
Model
Modèle
CX12
CX12
Dimensions
Afmetingen in meter
en mètres (m)
(m)
5.5° 9.4°
8 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
HOGE STAND
RELINGEN INGEKLAPT
TRANSPORTSTAND
Model
CX15
Afmetingen in meter
(m)
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 9
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
10 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
2.1. ALGEMEEN
Als bediener van de machine bent u het enige onderdeel ervan dat in staat is na te denken en
te redeneren. Uw verantwoordelijkheid wordt niet verminderd door de alarmsystemen of
werkingshulpmiddelen op de machine. U moet trachten een vals gevoel van veiligheid tijdens
het gebruik van de machine te vermijden. De controle- en alarmapparatuur is er om u te helpen
en NIET om u te leiden bij het gebruik van de machine.
Als bediener bent u de enige die verantwoordelijkheid kunt nemen voor uw veiligheid en die
van anderen in uw omgeving. Gedraag u PROFESSIONEEL en houd u aan de REGELS voor
de veiligheid.
Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt en onderhouden door opgeleid en bevoegd
personeel. Deze opleiding moet worden gegeven door gekwalificeerd personeel.
De bediener moet een grondige kennis verwerven van de eigenschappen en grenswaarden
van deze machine, ongeacht zijn ervaring met vergelijkbare machines.
De bediener moet deze handleiding lezen en de inhoud ervan begrijpen. De handleiding moet
worden bewaard in het documentenvak dat voor dit doel aanwezig is op het werkplatform,
zodat het later nogmaals kan worden geraadpleegd.
Al het bedieningspersoneel moet vertrouwd zijn met de noodbedieningsorganen en de werking
van de machine in noodgevallen.
De bediener moet het gebruik van de machine onderbreken als deze slecht functioneert en bij
veiligheidsproblemen met de machine of op de werkplek.
Personen onder invloed van alcohol of drugs en personen die lijden aan toevallen, duizeligheid
of controleverlies mogen deze machine in geen geval gebruiken.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 11
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Voldoende kennis van de werking van de machine om een verkeerde werking, storingen
en het risico op storingen te kunnen herkennen.
Inspectie en controles vóór inbedrijfstelling.
Risico's bij gebruik van de machine in de buurt van obstakels in de lucht, andere
bewegende machines, gaten, obstakels op de grond en hellingen.
Risico's bij gebruik van de machine in de buurt van geleiders of elektrische installaties
onder spanning.
Gebruik van een goedgekeurd valbeveiligingsmechanisme.
Veiligheidseisen bij bijzondere werkzaamheden of bijzonder gebruik van de machine.
2.2. KANTELRISICO
12 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Hef het platform niet en rijd niet met het platform geheven op hellende, ongelijke of zachte
ondergronden. Zorg er altijd voor dat de machine op een stevige en gelijke ondergrond staat
voordat u het platform heft of gaat rijden met het platform geheven.
Gebruik de stempels niet op een zachte, onregelmatige of ruwe ondergrond. Controleer altijd
of de stempelvoeten stevig en vlak op de grond staan voordat u het werkplatform heft.
Blijf met de machine op afstand van gaten, hobbels, hellingen en puin op de grond, evenals
wegdek waar gaten in kunnen zitten en andere gevaren op de grond.
Hef het werkplatform niet als de windsnelheid hoger is dan 12,5 m/s (45 km/u).
Vervoer geen panelen of grote voorwerpen als u de machine buiten gebruikt: deze vergroten
de windbelasting en verminderen de stabiliteit van de machine.
Trek of duw voorwerpen niet buiten het werkplatform. Toegestane (totale) handkracht: 400N
Gebruik de machine niet als hijskraan.
Gebruik de machine niet om voorwerpen te trekken of duwen.
Bevestig de machine niet aan een aanliggende constructie. Bevestig nooit
elektriciteitssnoeren of andere kabels aan het platform.
1AU0116
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 13
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
2.4. ELEKTROCUTIEGEVAAR
GEVAAR
14 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
2.5. VALRISICO
2.6. GEBRUIKSLIMIETEN
- OPMERKING -
Laat de thermische motor niet meer dan 10 minuten werken bij scheefstand of bij een
hellingsgraad van meer dan 35%.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
2.8. ONDERHOUD
Om de machine veilig te kunnen gebruiken, moet een bevoegde persoon een programma
voor onderhoud en controle van de werking opstellen. Hierbij dient rekening te worden
gehouden met de informatie in deze handleiding en in de onderhoudshandleiding.
Schakel de elektriciteitsvoorziening van de bedieningsposten af voordat u een onderhouds-
of reparatieverrichting uitvoert.
Werk nooit onder het werkplatform of op de hefconstructie zonder dat deze is ondersteund
en vastgezet met twee veiligheidssteunen of met geschikte stroppen.
Koppel de accu los tijdens werkzaamheden aan het elektrisch circuit van de machine en
tijdens laswerkzaamheden.
Het is verboden te roken in de buurt van de accu en deze in de buurt van vuur of vonken te
houden.
Leg geen gereedschappen of metalen voorwerpen op de poolklemmen van de accu.
Het zuur in de accu is sterk bijtend. Zorg ervoor dat het niet in contact komt met de huid, de
ogen of kleding. Draag passende beschermingsmiddelen terwijl u onderhoud aan de accu
pleegt.
Laad de accu uitsluitend in een goed geventileerde ruimte op.
Zorg dat er geen ontvlambare producten op de warme delen van de thermische motor
kunnen spatten of stromen (met name het spruitstuk en de knaldemper).
Voer nooit werkzaamheden uit aan een circuit of hydraulisch onderdeel onder druk: ontlast
de druk voordat u een onderdeel demonteert of losdraait.
Gebruik alleen identieke vervangingsonderdelen of vervangingsonderdelen die gelijkwaardig
zijn aan de originele onderdelen.
Voer geen werkzaamheden aan de thermische motor uit terwijl deze draait. Als
werkzaamheden aan de thermische motor nodig zijn, draagt dan geen loszittende kleding en
maak lang haar vast om te voorkomen dat deze door draaiende onderdelen worden
gegrepen. Voer geen werkzaamheden uit in de buurt van draaiende onderdelen (ventilator,
wisselstroomdynamo, riem ...).
Open de dop van de radiateur niet wanneer de motor warm is.
16 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Wijzigingen aan deze machine zijn niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van de
fabrikant ( ). Dergelijke wijzigingen doen de garantie vervallen en leiden tot
aansprakelijkheid van de eigenaar en/of gebruiker bij ongevallen.
Tijdens laswerkzaamheden of het snijden van metaal dient u het chassis te beschermen
tegen rechtstreekse blootstelling aan metaalspatten.
Gebruik de machine niet als geleidende massa tijdens laswerkzaamheden.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 17
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
We adviseren u vóór gebruik een zorgvuldige inspectie en controle van de werking uit te voeren
om er zeker van te zijn dat de machine perfect bedrijfsklaar is.
Gebruik de machine niet als deze beschadigd is of een storing in de werking vertoont.
Volgens de nationale of plaatselijke regelgeving moet de machine periodiek worden
gecontroleerd en getest.
GEVAAR
3.2 INSPECTIERONDE
Controleer elk element van de onderstaande lijst in de genoemde volgorde. Controleer elk
element niet alleen volgens de genoemde criteria, maar ga ook na of er geen onderdelen
loszitten of ontbreken, of de elementen goed vastzitten en of er geen sprake is van lekkage of
zichtbare schade.
18 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
(11) (14)
(10)
(4) (4)
(12) (12)
(14)
(4) (4)
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 19
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
3.3.1 BEDIENINGSPOSTEN
20 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
3.3.3 SCHEEFSTANDINDICATOR
1- Klap het platform in en rijd met de machine op een helling die steiler is dan toegestaan: het
controlelampje voor scheefstand gaat branden.
2- Hef het platform ongeveer 0,5 meter: het geluidsalarm gaat af.
3- Controleer of de bewegingen worden onderbroken, afhankelijk van de geselecteerde
bedrijfsmodus (zie Hoofdstuk 5 - Beveiliging).
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 21
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
MAX
(5)
(4)
5 sec START
(1)
O
(3)
(2) (6)
22 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Keuzeschakelaar bedieningspost:
Met deze schakelaar kunt u de bedieningsorganen van de bedieningspost
op het platform of de grond activeren. In de O-stand kan de sleutel worden
verwijderd om de machine buiten bedrijf te stellen.
Noodstopschakelaar:
DRUK in noodgevallen op de knop om alle bewegingen van de machine te
ONDERBREKEN en de thermische motor af te schakelen. Draai de knop
een kwartslag om de elektriciteitsvoorziening van het elektrisch circuit
weer in te schakelen.
Controlelampje overbelasting:
Dit controlelampje knippert wanneer de hefcapaciteit van het werkplatform
wordt overschreden. Zie hoofdstuk 5 – Beveiliging.
Controlelampje temperatuur:
Dit lampje gaat branden wanneer de koelvloeistof van de thermische
motor te warm is: SCHAKEL DE THERMISCHE MOTOR zo snel mogelijk
AF. Zie hoofdstuk 4.2.3 – Beveiliging.
Controlelampje voorverwarming:
Dit lampje brandt tijdens het voorverwarmen van de motor en dooft zodra
de motor start. Zie Hoofdstuk 4.2 – Werking van de thermische motor.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 23
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Urenteller:
Geeft het totale aantal bedrijfsuren van de thermische motor aan.
MAX
(10)
(9)
(8) (11)
(7)
AUTO (1)
(6)
(5)
1AU0108
5 sec
START
24 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Noodstopschakelaar:
DRUK in noodgevallen op de knop om alle bewegingen van de machine te
ONDERBREKEN en de thermische motor af te schakelen. Draai de knop
een kwartslag om de elektriciteitsvoorziening van het elektrisch circuit
weer in te schakelen.
Keuzeschakelaar rij-/hefmodus:
Draai de keuzeschakelaar naar links en laat deze vervolgens los om de
Hefmodus in te schakelen. Het bijbehorende groene lampje op het
bedieningspaneel gaat branden.
De geselecteerde modus blijft 5 seconden actief.
Draai de keuzeschakelaar naar rechts en laat deze vervolgens los om de
Rij- en stuurmodus in te schakelen. Het bijbehorende groene lampje op
het bedieningspaneel gaat branden.
Zodra de rijmodus is geselecteerd, wordt deze pas uitgeschakeld wanneer
u een andere bedrijfsmodus selecteert of wanneer u tijdens een
rijbeweging de trekker loslaat voordat de joystick is teruggekeerd naar de
neutrale stand.
Zie: Hoofdstuk 4.3 – Rijden – Sturen.
Hoofdstuk 4.5 – Heffen – Laten zakken.
Geluidsalarm:
Druk op deze knop om personeel op te grond te waarschuwen voor
AUTO
eventueel gevaar.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 25
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
GEVAAR
Controlelampje overbelasting:
Dit controlelampje knippert wanneer de hefcapaciteit van het werkplatform
wordt overschreden. Zie hoofdstuk 5 – Beveiliging.
26 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Controlelampje scheefstand:
Dit lampje knippert wanneer de stempels in beweging zijn.
Dit lampje brandt ononderbroken wanneer de machine op een helling
staat die de maximaal toegestane hellingsgraad overschrijdt of wanneer
het chassis te scheef staat. Zie hoofdstuk 5 – Beveiliging.
GEVAAR
Controlelampje voorverwarming:
Dit lampje brandt tijdens het voorverwarmen van de motor en dooft zodra
de motor start.
Controlelampje brandstofpeil:
(2) Dit lampje gaat branden wanneer het brandstofpeil in de tank een kritisch
peil bereikt. Vul de tank bij met brandstof.
(1)
Controlelampje systeemstatus / onderhoud
Dit lampje knippert langzaam wanneer een voorgeprogrammeerde
onderhoudsverrichting nodig is.
Dit lampje gaat ononderbroken branden wanneer een storing in het
bedieningssysteem of een storing in de werking van de thermische motor
wordt gedetecteerd.
Zie hoofdstuk 4.2.3 – Beveiliging.
(2)
Joystick voor bediening van de bewegingen:
De joystick bestuurt alle bewegingen van de machine. De
bewegingssnelheid is evenredig aan de beweging van de joystick.
(1)
De hendel van de joystick heeft een trekker (1) die ingedrukt en
vastgehouden moet worden om een beweging te kunnen uitvoeren.
Bovenop de hendel vindt u een wipschakelaar (2) om de draaibeweging
van de wielen te besturen.
Aan de hand van de zwarte en witte richtingspijlen bij de joystick en op de
pictogrammen van de verschillende bedieningsorganen kunt u vaststellen
wat de bewegingsrichting is wanneer u de joystick in een bepaalde richting
beweegt. Voor rijbewegingen kunt u ook de zwarte en witte pijlen op de
plinten van het werkplatform gebruiken. Beweeg de joystick in de richting
van de pijl die overeenkomt met de gewenste rijrichting.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 27
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
- OPMERKING -
Controleer het motoroliepeil en het koelvloeistofpeil voordat u de thermische motor start.
Keuzeschakelaar bedieningspost
De thermische motor kan alleen vanaf de geselecteerde bedieningspost worden gestart.
De eerste keer moet de motor vanaf de bedieningspost op de grond worden gestart, zodat u
kunt controleren of de controlelampjes voor de oliedruk en de werking van de
wisselstroomdynamo doven zodra de motor is gestart.
Zodra de motor loopt, kunt u de keuze van de bedieningspost wijzigen door de
keuzeschakelaar naar de gewenste bedieningspost te draaien.
- OPMERKING -
Om de motor vanaf de bedieningspost op de grond te kunnen starten, moet de
noodstopschakelaar van deze post worden ontgrendeld.
Om de motor vanaf de bedieningspost van het platform te kunnen starten, moeten de
noodstopschakelaars van beide bedieningsposten worden ontgrendeld.
Als de motor vanaf de bedieningspost op de grond werd gestart en de
noodstopschakelaar van de bedieningspost op het platform wordt geactiveerd, wordt de
thermische motor afgeschakeld wanneer u van bedieningspost verandert.
Starten
LET OP
Druk de voorverwarmings-/startknop van de
geselecteerde bedieningspost in en houd deze
ingedrukt tot de thermische motor start. ALS DE MOTOR NIET ONMIDDELLIJK
START, LAAT DE STARTMOTOR DAN
- Bij koudstarten duurt de voorverwarmingsfase NIET LANGDURIG WERKEN: LAAT DE
5 tot 10 seconden, waarna de motor start STARTKNOP LOS EN PROBEER HET
(tijdens deze periode brandt het OPNIEUW.
voorverwarmingslampje). Houd de knop na het ALS HET STARTEN NOGMAALS
starten van de motor nog 1 à 2 seconden MISLUKT, LAAT DE STARTMOTOR
ingeschakeld. DAN 1 À 2 MINUTEN AFKOELEN.
- Wanneer de motor warm is, start deze RAADPLEEG DE
onmiddellijk. Laat de knop los zodra de motor ONDERHOUDSHANDLEIDING VAN DE
start. MOTOR ALS DEZE NA MEERDERE
POGINGEN NIET START.
Stoppen/noodstop
Met de noodstopschakelaar van de
geselecteerde bedieningspost kunt u de LET OP
stroomvoorziening van de bedieningsorganen
onderbreken en de thermische motor LAAT DE MOTOR ENKELE MINUTEN
afschakelen. Vanaf de bedieningspost op de OPWARMEN VOORDAT U DE MACHINE
grond kunt u de motor stoppen door de GEBRUIKT.
keuzeschakelaar van de bedieningspost in de
O-stand te zetten.
28 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
4.2.2 MOTORTOERENTAL
Het motortoerental wordt geregeld via het bedieningssysteem, afhankelijk van de uitgevoerde
beweging en/of de inschakeling van bepaalde beveiligingen.
Wanneer u met het platform in de lage stand rijdt, draait de motor op hoog toerental wanneer
de gemiddelde of hoge snelheid is geselecteerd. De motor blijft stationair draaien wanneer de
lage snelheid is geselecteerd of wanneer het platform geheven is.
Rijden
1- Selecteer de bedieningspost van het
platform en start de thermische motor.
GEVAAR
2- Zorg dat de joystick in neutrale stand
staat en de trekker niet is ingedrukt.
Schakel de rijmodus in door de RIJD UITSLUITEND OP EEN
keuzeschakelaar naar rechts te draaien. GELIJKMATIGE, STEVIGE EN
Het controlelampje voor de rijmodus HORIZONTALE ONDERGROND
gaat branden. WANNEER HET PLATFORM GEHEVEN
IS.
3- Selecteer de gewenste rijsnelheid. VERMIJD ELK RISICO OP KANTELEN
4- Druk de trekker in en duw de joystick DOOR NIET IN DE BUURT TE KOMEN
naar voren als u voorwaarts wilt rijden of VAN OBSTAKELS, GATEN OF OP EEN
trek deze naar achteren als u HELLING MET EEN HELLINGSGRAAD
achterwaarts wilt rijden. De rijsnelheid DIE HOGER IS DAN DE WAARDEN
van de machine is evenredig aan de VERMELD IN HOOFDSTUK 2.
beweging van de joystick.
5- Als u de beweging wilt onderbreken, zet u de joystick in neutrale stand om de snelheid te
verlagen en laat u de trekker los.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 29
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Sturen
U kunt de wielen alleen draaien wanneer de rijmodus is geselecteerd.
Om de wielen in stilstand te draaien, moet u de trekker indrukken.
U kunt de machine besturen met de wipschakelaar bovenop de hendel van de joystick.
Duw de schakelaar met uw duim naar rechts om de wielen naar rechts te draaien of naar
links om de wielen naar links te draaien.
Wanneer u de schakelaar loslaat, blijven de wielen gedraaid staan: buig de schakelaar in de
tegengestelde richting om de wielen weer recht te zetten.
4.4. STEMPELS
De machine is uitgerust met vier stempels. Met deze stempels kunt u het chassis levelen
voordat u het werkplatform heft.
U kunt de stempels alleen bedienen wanneer het platform in de lage stand staat.
U kunt het chassis in automatische of manuele modus levelen.
Automatisch levelen
1- Selecteer de bedieningspost van het platform en start de thermische motor.
2- Schakel de modus voor automatisch levelen in.
Het groene lampje knippert.
3- Druk binnen 5 seconden de trekker in en duw de joystick naar voren om de stempels uit te
schuiven:
Het toerental van de motor neemt toe.
Het controlelampje voor de positie van de stempels licht op.
Het controlelampje voor scheefstand knippert.
4- Zodra de vier stempels in contact staan met de grond:
Het toerental van de motor neemt af.
Het controlelampje voor de positie van de stempels dooft.
De leveling-sequentie begint.
5- Blijf de joystick naar voren duwen totdat:
Het groene controlelampje ononderbroken brandt.
Het controlelampje voor scheefstand dooft.
Een geluidssignaal (4 snelle piepjes) klinkt.
De stempels stoppen automatisch met bewegen wanneer het chassis geleveld is.
6- Als u de stempels wilt inschuiven, schakelt u de modus voor automatisch levelen in, drukt
u de trekker in en trekt u de joystick naar achteren. Wanneer de vier stempels worden
ingeschoven:
Het controlelampje voor de positie van de stempels dooft.
Een geluidssignaal (4 snelle piepjes) klinkt.
Het toerental van de motor neemt af.
De stempels stoppen automatisch met bewegen wanneer ze volledig zijn ingeschoven.
30 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Schuif de vier stempels in, zodat geen van de stempels in contact staat met de grond (systeem
resetten) voordat u een nieuwe poging tot automatisch levelen doet.
2- Stempelcilinders aan het einde van de slag of toename van de scheefstand gedetecteerd.
Als de stempels aan het einde van de slag zijn voordat de leveling voltooid is, of als de
scheefstand van het chassis toeneemt in plaats van afneemt:
De leveling-sequentie wordt onderbroken.
Er klinkt een ononderbroken geluidsalarm zolang de stempels worden
uitgeschoven.
- Controleer de staat en stevigheid van de bodem.
- Rijd eventueel met de machine naar een ondergrond waarop het mogelijk is om de
machine te levelen.
Manueel levelen
1- Selecteer de bedieningspost van het platform en start de thermische motor.
2- Draai de keuzeschakelaar voor het stempelpaar dat u wilt bedienen en houd de
schakelaar vast.
3- Druk de trekker in en duw de joystick naar voren om de geselecteerde stempels uit te
schuiven.
- OPMERKING -
In de manuele modus bewegen de stempels op lage snelheid
(motor stationair).
Wanneer u de stempels in manuele modus uitschuift, worden de vier stempels gelijktijdig
uitgeschoven tot ze in contact staan met de grond. Zodra er contact is met de grond,
wordt alleen het geselecteerde stempelpaar bediend.
4- Bedien de betreffende stempels tot het controlelampje voor de scheefstand dooft. Dit
betekent dat het chassis niet te scheef staat.
5- Als u de stempels wilt inschuiven: draai de keuzeschakelaar voor het stempelpaar dat u
wilt bedienen en houdt u het vast, druk de trekker in en trek de joystick naar achteren.
Bedien de juiste stempels, zodat de machine voldoende gelijk blijft staan. Zodra een van
de stempels niet meer in contact staat met de grond, worden de vier stempels tegelijkertijd
ingeschoven. Wanneer de stempels wordt ingeschoven:
Het controlelampje voor de positie van de stempels dooft.
Een geluidssignaal (4 snelle piepjes) klinkt.
De stempels stoppen automatisch met bewegen wanneer ze volledig zijn ingeschoven.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 31
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
32 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
2- Zet de joystick weer in neutrale stand en laat de trekker los wanneer de gewenste hoogte
is bereikt of wanneer het platform in de lage stand staat.
LET OP
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 33
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
- OPMERKING -
Terwijl u de generator aan boord gebruikt, kunt u geen enkele beweging met de machine
uitvoeren. Om een beweging te kunnen uitvoeren, moet u de generator aan boord eerst
uitschakelen.
Stappen voor uitschakeling
1- Haal de stekker van het gereedschap uit het stopcontact.
2- Zet de keuzeschakelaar op OFF. Het controlelampje dooft en de generator aan boord is
uitgeschakeld.
3- U kunt nu weer elke gewenste beweging met de machine uitvoeren.
Indien nodig kan de machine worden getransporteerd met een vorkheftruck met voldoende
capaciteit. Positioneer de vorken van de vorkheftruck op de hieronder aangegeven plaatsen.
34 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
GEVAAR
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 35
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
5.1. HELLINGSDETECTOR
Modus 1:
- Onderbreking van de rijbeweging wanneer de maximale scheefstand wordt bereikt.
Modus 2:
- Visueel alarm en geluidsalarm.
- Onderbreking van de rijbeweging wanneer de maximale scheefstand wordt bereikt.
- Verlaging van de hef- en daalsnelheid.
- Verbod om de uitschuifbare platforms uit te schuiven (alleen bij aanwezigheid van
hydraulisch uitschuifbare platforms).
Modus 3:
- Visueel alarm en geluidsalarm.
- Onderbreking van de rijbeweging wanneer de maximale scheefstand wordt bereikt.
- Onderbreking van de hefbeweging.
- Verlaging van de daalsnelheid.
- Verbod om de uitschuifbare platforms uit te schuiven (alleen bij aanwezigheid van
hydraulisch uitschuifbare platforms).
Modus 4 (LET OP, deze modus voldoet niet aan de EG-norm):
- Alleen visueel en geluidsalarm (geen onderbreking van bewegingen).
5.2. OVERBELASTINGSCONTROLE
De last wordt gewogen wanneer het platform stilstaat.
Wanneer de toegestane belasting van het werkplatform wordt overschreden, knipperen de
bijbehorende controlelampjes op de bedieningsposten en klinkt er een geluidsalarm. Het
platform moet gedeeltelijk worden ontladen tot het alarm stopt.
36 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Tijdens een hefbeweging vanuit de lage stand stopt het platform na ongeveer 0,5 meter
(halverwege) met stijgen, zodat de last kan worden gewogen. Als de toelaatbare belasting
wordt overschreden, gaat het alarm af, maar kunt u het platform nog wel laten zakken om het te
ontlasten.
U kunt verschillende modi voor onderbreking van de bewegingen instellen voor het geval dat
het alarm afgaat terwijl het platform zich hoger dan het midden (halverwege) bevindt:
Modus 1:
- Onderbreking van alle bewegingen, behalve de mogelijkheid om het platform te laten
zakken vanaf de bedieningspost op de grond.
Modus 2:
- Onderbreking van alle bewegingen.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 37
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
De bedieningsorganen voor noodgevallen mogen uitsluitend worden gebruikt door een persoon
met uitgebreide kennis van de werking van de machine en de werking van de
bedieningsorganen op de grond.
Als het platform beklemd zit of blijft hangen in een constructie of installatie op hoogte, dient u
onmiddellijk te stoppen met het gebruik van de machine. Gebruik andere voorzieningen om de
personen op het platform in veiligheid te brengen. Stabiliseer de machine voordat u deze
probeert te bevrijden. Voer geen enkele beweging met de machine uit die ertoe kan leiden dat
deze omvalt.
6.1.1 NOODSTOP
Bij storingen van de thermische motor of de machine kunt u het platform manueel laten zakken
met behulp van de zwaartekracht.
1- Laat de personen op het platform weten dat u het platform manueel wilt laten zakken.
2- Zorg dat personeel op de grond de nodige afstand houdt.
3- Trek aan de rode bedieningshendel (aan de achterkant van de machine) om het platform
te laten zakken.
4- Laat de hendel los om de zakkende beweging te onderbreken.
38 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
(3)
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 39
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
7.1. VEILIGHEIDSSTEUNEN
Veiligheidssteunen opbergen
1- Hef het platform vanaf de bedieningspost op de grond, zodat de veiligheidssteunen
vrijkomen van de steunassen.
2- Laat de veiligheidssteunen draaien om ze terug te plaatsen in hun houders.
3- Zet het platform terug in zijn lage stand.
40 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
7.2.1 EIGENSCHAPPEN
7.2.2 BRANDSTOF
LET OP
Zorg dat het brandstofpeil in de tank voldoende
is, zodat het circuit niet wordt afgeschakeld. GEBRUIK ALLEEN BRANDSTOF VOOR
Gebruik alleen brandstof voor dieselmotoren. DIESELMOTOREN.
Raadpleeg de onderhoudshandleiding van de ZORG DAT ER GEEN WATER OF
motor. ONZUIVERHEDEN IN DE MOTOR
KOMEN TERWIJL U DE TANK VULT.
7.2.3 MOTOROLIE
LET OP
De machine wordt af fabriek geleverd met
multigrade smeerolie 15W40. Met deze
HET GEBRUIK VAN SYNTHETISCHE
smeerolie kan de machine starten bij
OLIE IS NIET AAN TE BEVELEN.
temperaturen tot -15 °C.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 41
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
(14)
- OPMERKING -
De smeer- en onderhoudsintervallen moeten verkort worden als de machine intensief of
in een stoffige omgeving wordt gebruikt.
42 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
fuseepennen
Smeernippels van
12 2 Applicatie: vetspuit X
stuurcilinder MV
Smeernippels van
13 2 Applicatie: vetspuit X
spoorstang MV
Smeernippels van stang
14 2 Applicatie: vetspuit X
oscillerende as MV
Smeernippels van
15 4 Applicatie: vetspuit X
cilinders oscillerende as MV
Smeernippels van
16 kogelgewrichten 4 Applicatie: vetspuit X
stempels MV
Smeernippels van
17 2 Applicatie: vetspuit X
hefcilinder MV
Afschuifvlakken van de
18 8 Applicatie: Kwast X
stempelvoeten MV
Opmerkingen:
D: Bij elke inbedrijfstelling of na elke wisseling van bediener.
(1): Na de eerste 50 bedrijfsuren.
(2): Met de aangegeven frequentie of elke 2 jaar.
(3): Met de aangegeven frequentie of elk jaar.
(4): Het huis van het luchterfilter heeft een vervuilingsindicator. Reinig het filter als de indicator
rood is voordat de aangegeven periode is verstreken.
(5) Het oliepeil moet zichtbaar zijn in het venster van het peilglas.
7.4. WIELEN
LET OP
Na de eerste 50 bedrijfsuren, en vervolgens
elke 3 maanden of 100 bedrijfsuren, dient u te GEBRUIK GEEN SLAGMOERSLEUTEL
controleren of de wielen nog goed zijn OM DE WIELMOEREN AAN TE
aangedraaid. DRAAIEN.
Wielen vervangen
Om de stabiliteit van de machine niet in gevaar te brengen, mogen de wielen uitsluitend
worden vervangen door wielen met dezelfde eigenschappen (afmetingen, draagvermogen,
vervorming bij belasting, positie van de wielschotel, massa enz.).
De wielmoeren moeten aangedraaid worden met het geschikte aanhaalmoment en op dit
aanhaalmoment worden gehouden om losraken van wielen te voorkomen. Haal de
wielmoeren aan met een momentsleutel. Wanneer u de wielmoeren te ver aandraait,
kunnen de wielbouten breken of kan de schroefdraad vervormd raken.
Wielen aandraaien
1- Plaats de moeren om te beginnen met de hand. Smeer de schroefdraad niet.
2- Haal de moeren om beurten aan, in de volgorde en volgens de aanhaalfasen die
hieronder worden beschreven:
Aanhaalmoment wielen
Fase 1 Fase 2 Fase 3
100-120 Nm 250-280 Nm 350-400 Nm
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 43
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
7.5. ACCU
GEVAAR
44 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
7.6. FABRIEKSINSTELLINGEN
Opmerkingen: De temperatuur van de hydraulische olie moet hoger zijn dan 25 oC.
Stel de duur van de bewegingen vast met een persoon die zich op het werkplatform bevindt.
Uitschuiven uitschuifbaar
9 - 11 Raadpleeg de pagina ‘default values’ van de IQAN
platform (optioneel)
Inschuiven uitschuifbaar
9 - 11 Raadpleeg de pagina ‘default values’ van de IQAN
platform (optioneel)
Opmerkingen: De temperatuur van de hydraulische olie moet hoger zijn dan 25 oC.
Stel de duur van de bewegingen vast met een persoon die zich op het werkplatform bevindt.
Voer het onderzoek uit terwijl de machine is ingeschakeld.
Voorwaarts rijden op ‘lage snelheid’ (*), Raadpleeg de pagina ‘default values’ van
30 - 40
afstand 10 meter de IQAN
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 45
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
8.1. BEGINSCHERM
Wanneer de machine onder spanning wordt gezet, wordt het volgende scherm getoond:
(2) (8) (4) (9)
(5) (3)
(1)
46 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
8.2. MENU'S
Ecran d'acceuil
Beginscherm
F1 F2 F3 F4
Moteur
Motor Mouvements
Bewegingen Stabilisateurs Sécurités
Stempels Beveiliging
Transmission
Overbrenging Structure
Hefconstructie
F1 F4
Service Modes
Service Diagnose
Diagnostic Veiligheidsmodi
Securité
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 47
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
(2) (6)
48 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
AUT
(6) (5) O
MAN
(9)
(2)
(7)
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 49
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
(7)
(4)
(a)
(1)
(b) (c)
(2) (2)
11 bar
(2) (d)
a- Belasting OK
b- Overbelasting
c- Resterend drukverschil tot overbelasting
d- Waarde van toegestane overschrijding van de druk
50 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
(1)
(3) (1)
1- Weergave van de ingestelde onderbrekingsniveaus
2- Toegang tot de instelling van de scheefstandmodus
3- Toegang tot de instelling van de overbelastingsmodus
- OPMERKING -
De onderbrekingsniveaus kunnen uitsluitend worden gewijzigd met behulp van een
toegangscode.
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 51
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
8.2.5 REVISIE
(2) 130u
Duidt
(3) op
voorw
1- Urenteller
2- Resterende tijd tot de volgende revisie
3- Validatie van de revisie
4- Toegang tot de instelling van de revisie-intervallen
5- Menu voor zelfdiagnose
- OPMERKING -
De revisie-intervallen kunnen uitsluitend worden gewijzigd met behulp van een
toegangscode.
De informatie over de instelling van de revisie-intervallen en de functies voor
zelfdiagnose staat niet in deze handleiding: raadpleeg hiervoor de servicehandleiding.
52 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
8.3. INSTELLINGEN
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 53
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Stap 1:
Druk op de beginpagina op [F1] om naar de pagina 'Motor/overbrenging' te gaan.
Stap 2:
Druk op de pagina 'Motor/overbrenging' op [F1] en valideer de code om naar de pagina
'Revisie/zelfdiagnose' te gaan.
Stap 3:
Druk op de pagina 'Revisie/zelfdiagnose' op [F1] om naar de pagina 'Revisie' te gaan.
54 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
Stap 4:
Op de pagina 'Revisie' drukt u tenslotte op [F4] om naar de pagina 'Default values' te gaan.
Hydraulisch schema
OP0111
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 55
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
56 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 57
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
58 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 59
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
60 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
AANTEKENINGEN
1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15 61
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
AANTEKENINGEN
62 1NO0031NL-07 CX 12 – CX 15