Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Examenstof 1
Samenvatting Examenstof 1
examenstof
Nederlands
1
Algemeen
Hieronder volgen een paar tips die ook gelden voor andere examens.
4. Schrijf niet met potlood, behalve als je bijvoorbeeld voor wiskunde moet tekenen.
Antwoorden met potlood worden fout gerekend.
6. Je mag overal op schrijven. Doe dit dan ook om bijvoorbeeld belangrijke dingen
te onderstrepen of te markeren. Streep door wat je beantwoord hebt.
7. Lees de vragen goed. Het is zonde als je bijvoorbeeld het tweede deel van een
vraag vergeet te beantwoorden.
8. Je krijgt een woordenboek bij alle examens. Maak er ook gebruik van!
2
Begrijpend lezen
Op het examen Nederlands krijg je een aantal teksten te lezen. Een tekst heeft altijd
een titel. De titel geeft je vaak een hint over het onderwerp. De woorden in een
tekst zijn gegroepeerd in alinea’s. Een alinea is een deel van een tekst. Een tekst is
zo opgemaakt dat duidelijk is welke zinnen bij elkaar horen. Iedere alinea heeft een
eigen deelonderwerp. Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Wanneer jij schrijft, sla je voor een nieuwe alinea een regel over. Tussen de alinea’s
kan een tekst ook tussenkopjes bevatten. Deze helpen je om de deelonderwerpen
te vinden.
Inleiding tekst
Voorbeeldexamenvraag
3
Slot tekst
In het slot rondt de schrijver de tekst af. Dit kan op verschillende manieren. Hieronder
een paar voorbeelden.
1. Een korte samenvatting geven van het belangrijkste uit de tekst (let op
signaalwoorden)
2. Een conclusie uit het voorafgaande te trekken (let op signaalwoorden)
3. Een advies te geven (goede raad geven)
4. Een waarschuwing uit te spreken
5. Een toekomstverwachting te beschrijven
6. Eigen mening over het onderwerp te geven
Voorbeeldexamenvraag
Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten. Welke twee
manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?
A door een aanbeveling te doen + door een conclusie te maken
B door een toekomstverwachting te geven + door een conclusie te doen
C door een waarschuwing te geven + door een aanbeveling te doen
D door een waarschuwing te geven + door een conclusie te geven
Tekstdoelen/schrijfdoelen
De schrijver van een tekst heeft altijd een bepaald doel met die tekst. Je moet de
volgende tekstdoelen/schrijfdoelen kennen:
Een tekst heeft vaak één belangrijk doel, maar kan ook nog andere minder
belangrijke doelen hebben.
4
Voorbeeldexamenvragen
Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst.
Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?
A amuseren en informeren
B amuseren en overtuigen
C informeren en overtuigen
D informeren en tot handelen aanzetten
TIP: een artikel bevat altijd feitjes, dus het tekstdoel is in ieder geval informeren. Een
reclametekst wil altijd dat jij wat gaat doen, dus het tekstdoel is in ieder geval
activeren/overhalen/tot handelen aansporen.
Alineaverbanden en signaalwoorden
Verschillende delen van een tekst hebben altijd een relatie met elkaar. Ze hebben
een verband. De relatie die verschillende alinea’s onderling hebben, is belangrijk bij
het beantwoorden van vragen. Signaalwoorden helpen je bij het bepalen van deze
relatie. Signaalwoorden geven verbanden aan tussen zinnen en alinea’s. Het zijn
verbindingswoorden, die delen van een tekst met elkaar verbinden.
5
Je moet deze verbanden en signaalwoorden uit je hoofd leren!
Verband Signaalwoorden
Opsomming ook
en
Handig als je meerdere dingen bovendien
moet noemen, bijv. ‘Geef drie eveneens
redenen voor…’ dan
verder
zowel
ten eerste, ten tweede
ten slotte
tevens
daarnaast
vervolgens
nog
niet alleen … maar ook
Tegenstelling toch
maar
in tegenstelling tot
echter
enerzijds … anderzijds
hoewel
evenwel
daarentegen
daar staat tegenover
niettemin
desondanks
integendeel
Oorzaak-gevolg daardoor
doordat
waardoor
door
zodat
te danken aan
te wijten aan
hierdoor
daarmee
Reden-verklaring omdat
daarom
waarom
want
namelijk
aangezien
immers
6
Doel-middel met de bedoeling om
door middel van
met behulp van
om
om te
daartoe
waarmee
daarmee
met dat doel
het doel is
Toelichting-uitleg-voorbeeld bijvoorbeeld
dat is het geval bij
ter illustratie
door middel van
zo
als voorbeeld
dat wil zeggen
ter toelichting
Vergelijking zo ook
evenals
net als
zoals
evenals
eenzelfde
hetzelfde/dezelfde
als
vergeleken met
Voorwaarde mits
tenzij
stel dat
als
indien
op voorwaarde dat
7
Samenvatting samengevat
samenvattend
in het kort
kortom
al met al
met andere woorden
alles bij elkaar
Kopjesvragen
Dit zijn vragen als: “Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van alinea 2 tot en
met 4?” Dit zijn instinkvragen. Je moet de tijd nemen om deze vragen te
beantwoorden. Je kiest het antwoord dat bij alle genoemde alinea’s past. Er staan
namelijk altijd antwoorden tussen die maar bij één of twee genoemde alinea’s
passen. Als je dat antwoord kiest, ben je er dus ingestonken.
Citeren is het letterlijk overnemen van een zin of een stukje tekst. Het volgende kan
voorkomen op je examen:
“Hele zin.”
Wees precies met citeren! Sla geen woorden over, of verander niet per ongeluk
woorden.
Wanneer in de vraag staat dat je antwoord moet geven in eigen woorden, mag je
absoluut niet citeren. Let op! Vaak staat bij dit soort vragen dat je een maximum
aantal woorden mag gebruiken. Ga hier dan ook niet overheen.
Voorbeeldexamenvraag
De schrijver is het niet eens met journalisten die aangeven dat er geen verschillen
bestaan tussen jongens en meisjes.
Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet
eens is met deze journalisten.
8
Schrijfopdracht
In je examen Nederlands kun je de volgende schijfopdrachten krijgen. Welke het
wordt, weet alleen de maker van het examen.
1. Zakelijke brief
2. Zakelijke e-mail
3. Artikel
- Inhoud 6 punten
Per fout punt eraf. Als je bijvoorbeeld jezelf moet voorstellen met naam, klas
en school en je bent de klas en school vergeten, worden er meteen al twee
punten van de inhoud afgetrokken. TIP: streep door in de opdracht wat je al
behandeld hebt.
- Conventie 2 punten
Hoe de brief, e-mail of het artikel eruit moeten zien. Per fout punt eraf. Heb je
bijvoorbeeld niet tenminste drie alinea’s, dan gaat er een punt af.
- Taal, spelling en interpunctie 5 punten
Dit wordt heel streng beoordeeld. Als je één spelfout maakt, wordt er al
meteen een punt afgetrokken. Gebruik je woordenboek, lees alles goed na en
wees niet slordig met hoofdletters en punten.
De inhoud van de schrijfopdracht bestaat uit tenminste 100 woorden. Zijn het er
minder, dan krijg je sowieso 0 punten voor taal, spelling en interpunctie.
Conventies artikel
Titel
-
Inleiding
-
Middenstuk
-
Slot
-
Voornaam + achternaam
School
Klas
9
Conventies zakelijke brief
Hanneke Engbers
Zomerweg 45
1245 FG Zwolle
Achter ‘Betreft:’ schrijf je waar de brief over gaat. Bijvoorbeeld ‘uitnodiging voor een
les’.
Op de volgende bladzijde vind je een voorbeeld van een uitgewerkte zakelijke brief.
10
Sven van de Velde
Berninistraat 90
2589 AH Leusden
Dierenambulance
T.a.v. de heer P. Pietersen
Hooiweg 9
2333 AG Amsterdam
Over twee weken ga ik samen met een klasgenoot een werkstuk maken over de
dierenambulance. Hiervoor hebben we nog een heleboel informatie nodig.
Dit onderwerp hebben wij gekozen, omdat we veel van dieren houden en later ook
op een dierenambulance willen rijden. In dit werkstuk willen we zo veel mogelijk
informatie over de dierenambulance schrijven. Op het internet hebben we al
gekeken, maar daar konden we niet zoveel informatie vinden. Soms waren de
teksten niet goed te begrijpen.
Mijn klasgenoot en ik willen van u in ieder geval antwoord op een paar vragen.
Wanneer en waarom is de dierenambulance opgericht? Welke dieren halen de
medewerkers op? Ook willen we weten bij wie ze de dieren ophalen en waar ze de
dieren naartoe brengen. We vragen ons af waar de dieren terechtkomen. Misschien
kunt u ons ook laten weten hoeveel dierenambulances er in Nederland zijn. Als
laatste willen we weten of er alleen vrijwilligers bij de dierenambulance werken.
11
Conventies zakelijke e-mail
Achter ‘CC’ schrijf je het e-mailadres van andere personen dan aan wie je de e-mail
stuurt. Als hierover niets in de opdracht staat, doe je dit niet.
Achter ‘Onderwerp’ schrijf je waarover de e-mail gaat. Dit is hetzelfde als de ‘Betreft’
in een zakelijke brief.
Op de volgende bladzijde vind je een voorbeeld van een uitgewerkte zakelijke e-mail.
12
Aan: j.pietersen@gmail.com
CC:
Over twee weken ga ik samen met een klasgenoot een werkstuk maken over de
dierenambulance. Hiervoor hebben we nog een heleboel informatie nodig.
Dit onderwerp hebben wij gekozen, omdat we veel van dieren houden en later ook
op een dierenambulance willen rijden. In dit werkstuk willen we zo veel mogelijk
informatie over de dierenambulance schrijven. Op het internet hebben we al
gekeken, maar daar konden we niet zoveel informatie vinden. Soms waren de
teksten niet goed te begrijpen.
Mijn klasgenoot en ik willen van u in ieder geval antwoord op een paar vragen.
Wanneer en waarom is de dierenambulance opgericht? Welke dieren halen de
medewerkers op? Ook willen we weten bij wie ze de dieren ophalen en waar ze de
dieren naartoe brengen. We vragen ons af waar de dieren terechtkomen. Misschien
kunt u ons ook laten weten hoeveel dierenambulances er in Nederland zijn. Als
laatste willen we weten of er alleen vrijwilligers bij de dierenambulance werken.
13
Voorbeeldzinnen
Mijn naam is Hanneke Engbers. Ik ben zestien jaar oud en ik zit in de vierde klas van
de mavo van het Veluws College Twello.
Naar aanleiding van de discussie in de klas wil ik u vragen om uitleg te komen geven
over het onderwerp.
U wordt op 12 april 2017 om 14.00 uur verwacht op het Veluws College te Twello.
14
Woordenlijst
relativeren Afzwakken, laten zien dat er ook een andere kant aan
iets zit
motief Reden
beschrijven Precies vertellen hoe het eruit ziet of hoe het gaat
hypothese De schrijver zegt iets wat hij wil bewijzen of het klopt of
niet
nuancering De schrijver zwakt wat hij zegt af door te laten zien dat
je er ook anders over kunt denken, het gedetailleerder
maken door er meer over te vertellen.
15
toelichting De schrijver maakt iets duidelijk met behulp van
voorbeelden of uitleg
Soorten vragen
Voorwaarden. Eisen.
16
Geef 3 kenmerken. Vertel 3 dingen over.
Geef het verband aan tussen. Leg uit wat het één met het ander te
maken heeft.
17