You are on page 1of 17

Samenvatting

examenstof
Nederlands

1
Algemeen

Hieronder volgen een paar tips die ook gelden voor andere examens.

1. Op je examen wordt het eerste wat je hebt opgeschreven nagekeken. Als je


bijvoorbeeld twee dingen moet noemen en je noemt er dan drie, worden alleen de
eerste twee nagekeken. Ook al zijn het eerste en derde antwoord juist.

2. Schrijf de antwoorden van meerkeuzevragen op met een hoofdletter: A B C D.


Kleine letters worden fout gerekend.

3. Typex is verboden. Je antwoord of examen kan ongeldig verklaard worden.

4. Schrijf niet met potlood, behalve als je bijvoorbeeld voor wiskunde moet tekenen.
Antwoorden met potlood worden fout gerekend.

5. Schrijf netjes en duidelijk op je examen. Je antwoorden worden ook door een


tweede corrector nagekeken. Je staat meteen 1-0 achter als je slordig werk hebt
ingeleverd.

6. Je mag overal op schrijven. Doe dit dan ook om bijvoorbeeld belangrijke dingen
te onderstrepen of te markeren. Streep door wat je beantwoord hebt.

7. Lees de vragen goed. Het is zonde als je bijvoorbeeld het tweede deel van een
vraag vergeet te beantwoorden.

8. Je krijgt een woordenboek bij alle examens. Maak er ook gebruik van!

2
Begrijpend lezen

Opbouw van een tekst

Op het examen Nederlands krijg je een aantal teksten te lezen. Een tekst heeft altijd
een titel. De titel geeft je vaak een hint over het onderwerp. De woorden in een
tekst zijn gegroepeerd in alinea’s. Een alinea is een deel van een tekst. Een tekst is
zo opgemaakt dat duidelijk is welke zinnen bij elkaar horen. Iedere alinea heeft een
eigen deelonderwerp. Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Wanneer jij schrijft, sla je voor een nieuwe alinea een regel over. Tussen de alinea’s
kan een tekst ook tussenkopjes bevatten. Deze helpen je om de deelonderwerpen
te vinden.

Inleiding tekst

Een schrijver kan in de inleiding de aandacht van de lezer op verschillende manieren


trekken. Hieronder een paar belangrijke voorbeelden.

1. Het onderwerp van de tekst noemen (waar gaat de tekst over)


2. De belangrijkste aspecten van het onderwerp noemen (de deelonderwerpen)
3. Een anekdote vertellen (kort verhaaltje)
4. Een vraag stellen (er staat tenminste één zin in de inleiding met een vraagteken)
5. De aanleiding noemen (er is wat gebeurd, bijvoorbeeld tentoonstelling geopend,
boek verschenen, onderzoek gepubliceerd)
6. Een deskundige voorstellen (er staat een naam in de inleiding en die is niet van
de schrijver zelf)

Voorbeeldexamenvraag

Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid?


A door de aandacht te trekken met een persoonlijke ervaring van de schrijver
B door de bijzondere deskundigheid van de schrijver te laten blijken
C door de directe aanleiding te noemen voor het schrijven van de tekst
D door de mening van de schrijver over het onderwerp te geven

3
Slot tekst

In het slot rondt de schrijver de tekst af. Dit kan op verschillende manieren. Hieronder
een paar voorbeelden.

1. Een korte samenvatting geven van het belangrijkste uit de tekst (let op
signaalwoorden)
2. Een conclusie uit het voorafgaande te trekken (let op signaalwoorden)
3. Een advies te geven (goede raad geven)
4. Een waarschuwing uit te spreken
5. Een toekomstverwachting te beschrijven
6. Eigen mening over het onderwerp te geven

Voorbeeldexamenvraag

Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten. Welke twee
manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?
A door een aanbeveling te doen + door een conclusie te maken
B door een toekomstverwachting te geven + door een conclusie te doen
C door een waarschuwing te geven + door een aanbeveling te doen
D door een waarschuwing te geven + door een conclusie te geven

Tekstdoelen/schrijfdoelen

De schrijver van een tekst heeft altijd een bepaald doel met die tekst. Je moet de
volgende tekstdoelen/schrijfdoelen kennen:

1. Informeren (informatie verstrekken, feiten)


2. Een mening geven (geen argumenten)
3. Overtuigen (mening geven + argumenten / schrijver wil graag dat de lezer zijn
mening overneemt)
4. Activeren/overhalen/tot handelen aansporen (schrijver wil dat jij iets doet,
koopt, stort, lid wordt, enz.)
5. Amuseren
6. Gevoelens oproepen/uitdrukken

Een tekst heeft vaak één belangrijk doel, maar kan ook nog andere minder
belangrijke doelen hebben.

Het belangrijkste doel van een reclametekst is activeren/overhalen/tot handelen


aansporen, maar informeren kan bijvoorbeeld een minder belangrijk doel zijn. Het
belangrijkste doel van een artikel (lange tekst) is informeren, maar kan als minder
belangrijk doel bijv. overtuigen hebben.

4
Voorbeeldexamenvragen

Wat is het voornaamste doel van de schrijver met deze tekst?


A activeren
B adviseren
C informeren
D overtuigen

Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst.
Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?
A amuseren en informeren
B amuseren en overtuigen
C informeren en overtuigen
D informeren en tot handelen aanzetten

TIP: een artikel bevat altijd feitjes, dus het tekstdoel is in ieder geval informeren. Een
reclametekst wil altijd dat jij wat gaat doen, dus het tekstdoel is in ieder geval
activeren/overhalen/tot handelen aansporen.

Alineaverbanden en signaalwoorden

Verschillende delen van een tekst hebben altijd een relatie met elkaar. Ze hebben
een verband. De relatie die verschillende alinea’s onderling hebben, is belangrijk bij
het beantwoorden van vragen. Signaalwoorden helpen je bij het bepalen van deze
relatie. Signaalwoorden geven verbanden aan tussen zinnen en alinea’s. Het zijn
verbindingswoorden, die delen van een tekst met elkaar verbinden.

5
Je moet deze verbanden en signaalwoorden uit je hoofd leren!

Verband Signaalwoorden
Opsomming ook
en
 Handig als je meerdere dingen bovendien
moet noemen, bijv. ‘Geef drie eveneens
redenen voor…’ dan
verder
zowel
ten eerste, ten tweede
ten slotte
tevens
daarnaast
vervolgens
nog
niet alleen … maar ook

Tegenstelling toch
maar
in tegenstelling tot
echter
enerzijds … anderzijds
hoewel
evenwel
daarentegen
daar staat tegenover
niettemin
desondanks
integendeel

Oorzaak-gevolg daardoor
doordat
waardoor
door
zodat
te danken aan
te wijten aan
hierdoor
daarmee

Reden-verklaring omdat
daarom
waarom
want
namelijk
aangezien
immers

6
Doel-middel met de bedoeling om
door middel van
met behulp van
om
om te
daartoe
waarmee
daarmee
met dat doel
het doel is

Toelichting-uitleg-voorbeeld bijvoorbeeld
dat is het geval bij
ter illustratie
door middel van
zo
als voorbeeld
dat wil zeggen
ter toelichting

Vergelijking zo ook
evenals
net als
zoals
evenals
eenzelfde
hetzelfde/dezelfde
als
vergeleken met

Voorwaarde mits
tenzij
stel dat
als
indien
op voorwaarde dat

Conclusie hieruit volgt


concluderend
dus
aldus
dan ook
dat houdt in
alles overziend

7
Samenvatting samengevat
samenvattend
in het kort
kortom
al met al
met andere woorden
alles bij elkaar

Kopjesvragen

Dit zijn vragen als: “Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van alinea 2 tot en
met 4?” Dit zijn instinkvragen. Je moet de tijd nemen om deze vragen te
beantwoorden. Je kiest het antwoord dat bij alle genoemde alinea’s past. Er staan
namelijk altijd antwoorden tussen die maar bij één of twee genoemde alinea’s
passen. Als je dat antwoord kiest, ben je er dus ingestonken.

Citeren en eigen woorden

Citeren is het letterlijk overnemen van een zin of een stukje tekst. Het volgende kan
voorkomen op je examen:

1. Citeren van een zin (van hoofdletter tot en met punt)


2. Citeren zinsgedeelte (stuk van een zin)
3. Citeren woord/woordgroep (een heel klein stukje, niet meer dan een paar
woorden)

Je citeert als volgt:

“Eerste (…) laatste.”

“Hele zin.”

Wees precies met citeren! Sla geen woorden over, of verander niet per ongeluk
woorden.

Wanneer in de vraag staat dat je antwoord moet geven in eigen woorden, mag je
absoluut niet citeren. Let op! Vaak staat bij dit soort vragen dat je een maximum
aantal woorden mag gebruiken. Ga hier dan ook niet overheen.

Voorbeeldexamenvraag

De schrijver is het niet eens met journalisten die aangeven dat er geen verschillen
bestaan tussen jongens en meisjes.
Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet
eens is met deze journalisten.

8
Schrijfopdracht
In je examen Nederlands kun je de volgende schijfopdrachten krijgen. Welke het
wordt, weet alleen de maker van het examen.

1. Zakelijke brief
2. Zakelijke e-mail
3. Artikel

Je moet de conventies leren. Waarover je moet schrijven staat in de opdracht. De


puntenverdeling is als volgt:

- Inhoud 6 punten
Per fout punt eraf. Als je bijvoorbeeld jezelf moet voorstellen met naam, klas
en school en je bent de klas en school vergeten, worden er meteen al twee
punten van de inhoud afgetrokken. TIP: streep door in de opdracht wat je al
behandeld hebt.
- Conventie 2 punten
Hoe de brief, e-mail of het artikel eruit moeten zien. Per fout punt eraf. Heb je
bijvoorbeeld niet tenminste drie alinea’s, dan gaat er een punt af.
- Taal, spelling en interpunctie 5 punten
Dit wordt heel streng beoordeeld. Als je één spelfout maakt, wordt er al
meteen een punt afgetrokken. Gebruik je woordenboek, lees alles goed na en
wees niet slordig met hoofdletters en punten.

Als je de conventies leert en de opdracht goed leest, moet je gemakkelijk tenminste


acht van de dertien punten voor de schrijfopdracht kunnen halen.

De inhoud van de schrijfopdracht bestaat uit tenminste 100 woorden. Zijn het er
minder, dan krijg je sowieso 0 punten voor taal, spelling en interpunctie.

Conventies artikel

Titel
-
Inleiding
-
Middenstuk
-
Slot
-
Voornaam + achternaam
School
Klas

9
Conventies zakelijke brief

In de uitwerkbijlage staat een aantal elementen al voorgedrukt.

Helemaal bovenaan schrijf je je eigen gegevens op. Bijvoorbeeld:

Hanneke Engbers
Zomerweg 45
1245 FG Zwolle

Achter ‘Betreft:’ schrijf je waar de brief over gaat. Bijvoorbeeld ‘uitnodiging voor een
les’.

Onder de aanhef (Geachte…) schrijf de je brief. Je behandelt alle puntjes die in de


opdracht staan. Je maakt ten minste drie alinea’s door steeds een regel over te
slaan.

Wanneer je brief af is, sluit je af met: Met vriendelijke groet,

Je slaat een regel over en daaronder schrijf je je voornaam + achternaam.

Op de volgende bladzijde vind je een voorbeeld van een uitgewerkte zakelijke brief.

10
Sven van de Velde
Berninistraat 90
2589 AH Leusden

Leusden, 18 januari 2016

Dierenambulance
T.a.v. de heer P. Pietersen
Hooiweg 9
2333 AG Amsterdam

Betreft: werkstuk dierenambulance

Geachte heer Pietersen,

Over twee weken ga ik samen met een klasgenoot een werkstuk maken over de
dierenambulance. Hiervoor hebben we nog een heleboel informatie nodig.

Dit onderwerp hebben wij gekozen, omdat we veel van dieren houden en later ook
op een dierenambulance willen rijden. In dit werkstuk willen we zo veel mogelijk
informatie over de dierenambulance schrijven. Op het internet hebben we al
gekeken, maar daar konden we niet zoveel informatie vinden. Soms waren de
teksten niet goed te begrijpen.

Mijn klasgenoot en ik willen van u in ieder geval antwoord op een paar vragen.
Wanneer en waarom is de dierenambulance opgericht? Welke dieren halen de
medewerkers op? Ook willen we weten bij wie ze de dieren ophalen en waar ze de
dieren naartoe brengen. We vragen ons af waar de dieren terechtkomen. Misschien
kunt u ons ook laten weten hoeveel dierenambulances er in Nederland zijn. Als
laatste willen we weten of er alleen vrijwilligers bij de dierenambulance werken.

Wilt u de vragen beantwoorden en de antwoorden naar ons toesturen? Als u folders


of zo hebt, mag u die ook opsturen. Als het geld kost, betalen we u.

Alvast bedankt voor het beantwoorden van de vragen.

Met vriendelijke groet,

Sven van de Velde

11
Conventies zakelijke e-mail

In de uitwerkbijlage staat een aantal elementen al voorgedrukt.

Achter ‘CC’ schrijf je het e-mailadres van andere personen dan aan wie je de e-mail
stuurt. Als hierover niets in de opdracht staat, doe je dit niet.

Achter ‘Onderwerp’ schrijf je waarover de e-mail gaat. Dit is hetzelfde als de ‘Betreft’
in een zakelijke brief.

Onder de aanhef (Geachte…) schrijf je de e-mail. Je behandelt alle puntjes die in de


opdracht staan. Let op: ook een zakelijke e-mail heeft tenminste drie alinea’s.

Wanneer je e-mail af is, sluit je af met: Met vriendelijke groet,

Je slaat een regel over en daaronder schrijf je je voornaam + achternaam.

Op de volgende bladzijde vind je een voorbeeld van een uitgewerkte zakelijke e-mail.

12
Aan: j.pietersen@gmail.com

CC:

Onderwerp: werkstuk Dierenambulance

Geachte heer Pietersen,

Over twee weken ga ik samen met een klasgenoot een werkstuk maken over de
dierenambulance. Hiervoor hebben we nog een heleboel informatie nodig.

Dit onderwerp hebben wij gekozen, omdat we veel van dieren houden en later ook
op een dierenambulance willen rijden. In dit werkstuk willen we zo veel mogelijk
informatie over de dierenambulance schrijven. Op het internet hebben we al
gekeken, maar daar konden we niet zoveel informatie vinden. Soms waren de
teksten niet goed te begrijpen.

Mijn klasgenoot en ik willen van u in ieder geval antwoord op een paar vragen.
Wanneer en waarom is de dierenambulance opgericht? Welke dieren halen de
medewerkers op? Ook willen we weten bij wie ze de dieren ophalen en waar ze de
dieren naartoe brengen. We vragen ons af waar de dieren terechtkomen. Misschien
kunt u ons ook laten weten hoeveel dierenambulances er in Nederland zijn. Als
laatste willen we weten of er alleen vrijwilligers bij de dierenambulance werken.

Wilt u de vragen beantwoorden en de antwoorden naar ons toesturen? Als u folders


of zo hebt, mag u die ook opsturen. Als het geld kost, betalen we u.

Alvast bedankt voor het beantwoorden van de vragen.

Met vriendelijke groet,

Sven van de Velde

13
Voorbeeldzinnen

Mijn naam is Hanneke Engbers. Ik ben zestien jaar oud en ik zit in de vierde klas van
de mavo van het Veluws College Twello.

Naar aanleiding van de discussie in de klas wil ik u vragen om uitleg te komen geven
over het onderwerp.

De aanleiding voor het schrijven van deze brief is, dat…

De aanleiding voor het schrijven van dit artikel is, dat…

Alvast bedankt voor het beantwoorden van mijn vragen.

Zou u misschien zo spoedig mogelijk willen reageren?

Zou u misschien binnen twee weken willen reageren?

Ik zou graag binnen twee weken een reactie willen ontvangen.

U wordt op 12 april 2017 om 14.00 uur verwacht op het Veluws College te Twello.

14
Woordenlijst

De onderstaande woorden zijn ook handig voor andere vakken.

relativeren Afzwakken, laten zien dat er ook een andere kant aan
iets zit

motief Reden

oorzaak Hoe iets komt, waardoor iets is ontstaan of is zoals het


is

argument Reden, aangeven waarom je iets vindt

beschrijven Precies vertellen hoe het eruit ziet of hoe het gaat

aanbeveling De schrijver geeft goede raad

afweging De schrijver geeft voor- en nadelen of verschillende


mogelijke oplossingen en vergelijkt ze met elkaar. Hij
weegt ze tegen elkaar af

constatering De schrijver stelt iets vast, het is zo

definitie De schrijver geeft een zo nauwkeurig mogelijke


beschrijving van iets

hypothese De schrijver zegt iets wat hij wil bewijzen of het klopt of
niet

karakterisering De schrijver noemt de belangrijkste kenmerken van


iets

nuancering De schrijver zwakt wat hij zegt af door te laten zien dat
je er ook anders over kunt denken, het gedetailleerder
maken door er meer over te vertellen.

ontkenning De schrijver geeft aan ergens niet mee eens te zijn

probleemstelling De schrijver geeft aan wat het probleem is

standpunt De schrijver geeft zijn mening over iets

stelling De schrijver zegt iets wat hij probeert te bewijzen of het


klopt of niet

tegenwerping De schrijver zegt iets wat tegenover de mening van


iemand anders staat of wat tegenover de beschrijving
van iets staat

15
toelichting De schrijver maakt iets duidelijk met behulp van
voorbeelden of uitleg

uitkomst De resultaten van een onderzoek

uitwerking De schrijver licht iets toe met meer voorbeelden of


gevolgen

verklaring De schrijver legt uit hoe iets komt

voorwaarde De schrijver noemt iets wat eerst moet gebeuren


voordat iets anders kan gebeuren

weerlegging De schrijver bestrijdt de mening van iemand anders


met argumenten, tegenargumenten of bewijzen

Soorten vragen

De onderstaande vragen zijn ook handig voor de andere vakken.

Komt dit in de vraag voor: Doe dan …

Benoem Geef de juiste naam.

Verschil Noem het één en het ander. (2 dingen)

Hoe luidt? Wat is?

Noteer. Schrijf dit op.

Trek daar een conclusie uit? Begin je zin met ‘dus’.

Licht de bewering toe. Leg uit wat hier staat.

Aantonen Bewijs met feit of mening.

Beperk je tot. Doe alleen dat.

Beredeneer. Uitleg geven waarom/redenen geven.

Overeenkomst tussen Gebruik het woord ‘beide’


(wat hebben beide hetzelfde?)

Voorwaarden. Eisen.

Toon aan dat. Duidelijk uitleg geven.

Geef 2 voorbeelden. Gebruik niet meer dan 2 voorbeelden,


anders is het fout.

16
Geef 3 kenmerken. Vertel 3 dingen over.

Geef het verband aan tussen. Leg uit wat het één met het ander te
maken heeft.

Noem de oorzaak. Waardoor is iets begonnen?

Noem het gevolg. Wat is het resultaat/afloop?

Tip: Lees de vraag en deel de vraag op in stappen.


Bijvoorbeeld:
Wat is het verband tussen de val van Antwerpen en de bloei van Amsterdam?
Gebruik in je antwoord het begrip ‘grachtengordel’.
Stap 1.) Leg uit wat Antwerpen met Amsterdam heeft te maken heeft.
Stap 2.) Verwerk het woord grachtengordel in je uitleg.

17

You might also like