You are on page 1of 3

Activerend besturen

Inleiding
Als “buitenstaander” (ik heb geen bestuurskundige achtergrond) ben ik in 2017 in gemeenteland
betrokken geraakt. In Zeist heb ik een relevante bijdrage geleverd aan de totstandkoming van Samen
Duurzaam Zeist, een bijzondere samenwerking tussen de Zeister samenleving en de gemeente om
met elkaar ambitieuze doelen rondom duurzaamheid te halen.

Met mijn bedrijf SevenSenses – waarmee we al jaren wereldwijd participatief actieonderzoek (PAO)
uitvoeren op tal van terreinen – hebben we in 2018 een eerste project in een Nederlandse gemeente
uitgevoerd (wederom Zeist). We hebben 6 mensen van de gemeente getraind in deze aanpak en met
hen in de L-flat (één van de grootste galerijflats van West-Europa) een proces begeleid waarin we
bewoners samen met organisaties in en om de flat (gemeente, woningbouwvereniging,
welzijnsorganisatie) projecten hebben laten definiëren en uitvoeren die bijdragen aan woongeluk.
Bewoners hadden in die projecten het voortouw, het waren hun projecten.

Dit traject is opgevallen bij A&O fonds Gemeenten. Zij hebben ons gevraagd met onze aanpak mee te
doen in hun programma “Grip op Loslaten”. In dat programma hebben we medewerkers van 8
gemeenten getraind in PAO, die dit gebruiken om “autonome beweging” op gang te brengen, zowel
binnen hun organisatie als in de lokale samenleving. Op het moment van dit schrijven zijn we o.a.
actief in Den Haag in de wijken Moerwijk en Laak

De gemeente die werkt voor de samenleving


Ondertussen ben ik me wat gaan verdiepen in bestuurskundige literatuur. Wat mij daarbij opvalt is
dat het huidige bestuurskundige discours vooral gericht is op de gemeente die vóór de samenleving
werkt. Er is veel aandacht voor manieren om scherp te krijgen wat de samenleving van de gemeente
verwacht, zodat de gemeentelijke organisatie – zowel politiek als ambtelijk – de juiste keuzes kan
maken in wat zij vóór de samenleving doet. De samenleving kan haar wensen kenbaar maken, daarna
is de gemeente aan zet.

Dit sluit goed aan bij de notie van de verzorgingsstaat. Inwoners hebben het “zorgen voor elkaar en
voor de omgeving” als het ware uitbesteed aan de overheid. Dit heeft decennia goed gefunctioneerd.
De laatste jaren begint dit echter steeds meer te wringen. Inwoners vragen steeds meer van de
overheid, terwijl die overheid steeds meer moeite heeft om binnen de gegeven budgettaire kaders te
leveren.

Inwoners zijn veranderd


In haar boek “The Support Economy” (Viking Adult, 2002) laat Shoshana Zuboff samen met James
Maxmin overtuigend zien dat mensen de afgelopen decennia fundamenteel zijn veranderd. Daar
waar mensen zich 50-100 jaar geleden conformeerden aan de wensen van de groep waartoe ze
behoorden, is de moderne mens veel meer gericht op zelfbeschikking (de overwegend negatieve
kwalificatie “individualistisch” is her een gevolg van). Volgens Zuboff zoekt de moderne mens
“sanctuary” (een veilige omgeving, waar mensen zelf de dienst uitmaken en waar ze gehoord
worden), “voice” (mensen willen zichzelf laten horen) en “connection” (mensen willen wel tot een
groep behoren, maar zonder zich te conformeren aan de strikte regels die traditionele
gemeenschappen hanteren).

Aan de andere kant laat Zuboff zien dat onze organisaties – bedrijven, maar ook overheden – zich
niet hebben aangepast aan deze nieuwe “individuen”. Die organisaties blijven een traditionele logica
hanteren, die van mensen verwacht dat zij zich schijnbaar willoos overleveren aan wat die
organisaties voor hen doen. Dit leidt tot toenemende fricties, die we ook in gemeenteland terugzien
(ik heb daar geen data over, maar ik heb stellig de indruk dat er bijvoorbeeld meer geprocedeerd
wordt tegen overheidsinstanties, dan enkele decennia terug).

De participatiesamenleving
Die nieuwe individuen hebben behoefte aan een andere overheid. De participatiesamenleving kan
daar een antwoord bieden. Daar waar de notie van de participatiesamenleving vooral in het leven
geroepen lijkt te zijn om bezuinigingen te kunnen realiseren, gaat dat volgens mij veel verder. De
participatiesamenleving staat in mijn ogen voor een andere verhouding tussen overheid en
samenleving. Als de overheid wil dat inwoners meer voor elkaar gaan doen, dan dient die overheid
daar ook ruimte toe te bieden. Dat vraagt om een ander houding van die overheid.

SevenSenses geeft met haar projecten vorm aan die participatiesamenleving. Dat doen we al jaren
onder andere in sloppenwijken in Afrika en Latijns-Amerika en sinds kort dus in Nederlandse
gemeenten. Onze praktijk laat zien dat dat in die sloppenwijken veel eenvoudiger is dan in
Nederland. Wat is het verschil? In sloppenwijken heb je geen instituties, die de dienst uitmaken. In
Nederland zijn instituties (de gemeente, welzijnsorganisaties, woningbouwverenigingen, etc.)
gewend om te bepalen wat er gebeurt en inwoners verwachten dat op hun beurt ook van die
instituties en nemen een afwachtende houding aan (erfenis van de verzorgingsstaat).

Uitnodigend besturen
Dezelfde overheid die graag naar de participatiesamenleving toe wil, houdt deze tegen door de
manier waarop zij opereert. In mijn zoektocht naar bestuurskundige literatuur die hier antwoorden
voor aandraagt, werd ik aangenaam getroffen door het essay “Uitnodigend besturen” (Erasmus
School of Social and Behavioural Sciences, 2018) van Arwin van Buuren. Daarin beschrijft hij een
overheid die veel meer openstaat voor wat er in de samenleving op gang komt en daarmee de
samenwerking zoekt. In mijn ogen is dat een mooie stap in de goede richting.

Van Buuren beschrijft een aantal strategieën die overheden in dit kader kunnen hanteren:
• Coöperatieve strategieën
De overheid helpt initiatieven in de samenleving om verder te komen.
• Coproductieve strategieën
De overheid nodigt de samenleving uit om mee te doen.
• Competitieve strategieën
De overheid daagt de samenleving uit.

Wat hierbij opvalt is dat bij geen van deze strategieën de overheid activerend optreedt (behalve
misschien bij de competitieve strategieën, maar daar worden overheden en de samenleving
tegenover elkaar gezet – tegen elkaar uitgespeeld – wat echte samenwerking niet bevordert). Ik
vergelijk dat wel met een boer die maïs wil verbouwen. Die kan natuurlijk naast een braakliggend
terrein gaan wachten totdat daar uit zichzelf maïs opkomt. Wellicht dat dat hier en daar ook wel
gebeurt, maar andere planten zullen de overhand krijgen. Een boer die voldoende maïs wenst, weet
dat hij het land moet voorbewerken en vervolgens maïs moet inzaaien. Op dezelfde wijze moeten
overheden – als zij op substantiële schaal initiatieven in de samenleving willen zien – zelf aan de bak.

Activerend besturen
Een overheid die serieus werk wil maken van de participatiesamenleving, zal in mijn ogen dus een
stap verder moeten gaan. Juist in een wereld waar tot nu toe overheden de dienst uitmaken – wat
heeft geresulteerd in inwoners die afwachten wat die overheid gaat doen – zal die overheid actief die
participatiesamenleving op gang moeten brengen. Ik weet niet of hier in de bestuurskunde al een
perspectief op bestaat, ik zou het “activerend besturen” noemen.
In mijn gesprekken in Zeist heb ik dit weleens als volgt verwoord. Gemeente Zeist heeft ongeveer 400
medewerkers. De Zeister samenleving heeft ongeveer 65.000 “medewerkers”. Wat nu als je een deel
daarvan als gemeente voor je aan het werk kunt krijgen? (1% levert al meer dan een verdubbeling
van het aantal medewerkers op!) Je betaalt die mensen alleen geen salaris, je voert ook geen
beoordelingsgesprekken met ze. Je kunt ze dus niet vertellen wat ze moeten doen. Maar je kunt ze
wel laten ontdekken met welke actieplannen ze hun eigen doelen kunnen dienen, terwijl ze daarmee
tegelijk ook bijdragen aan de doelen van de gemeente. Als die actieplannen bijdragen aan de doelen
van de gemeente, geeft dat een basis voor de gemeente om daarbij mee te helpen, waardoor die
inwoners op hun beurt hun eigen doelen weer beter en/of gemakkelijker kunnen halen.

Gelijkwaardige samenwerking tussen overheid en samenleving


Op deze manier ontstaat een win-win samenwerking tussen overheid en samenleving, beide partijen
profiteren hiervan. Zo’n samenwerking vereist dat partijen elkaar als gelijkwaardig beschouwen.
Zodra de ene partij zich dominant gaat opstellen, zal de andere partij achterover gaan leunen en
komt de samenwerking niet op gang (of zakt weer in).

Wij passen PAO toe om dit op gang te brengen (er zijn vast ook andere manieren om hetzelfde te
bereiken). In onze praktijk in Nederland zien we echter veel gebeuren dat betreffende gemeenten
een houding blijven hanteren die neerkomt op “werken vóór de samenleving” in plaats van “werken
mét de samenleving”. We zien daardoor dat initiatieven niet op gang komen of dat gestarte
initiatieven alsnog stranden. Dit gebeurt niet uit onwil, maar puur door terug te vallen op manieren
waarop medewerkers van die gemeenten gewend zijn te opereren. Ongewild slachten ze de kip met
gouden eieren.

Evert Jan van Hasselt


Augustus 2020 (geactualiseerd in november 2021)

You might also like