Professional Documents
Culture Documents
Groepsopdracht PSD 3 - Team 1 02 - 04
Groepsopdracht PSD 3 - Team 1 02 - 04
Psychodiagnostiek 3 KLP
Academiejaar 2022-2023 (1EP)
Hypothesen:
Bij de longlist hebben we ervoor gekozen om telkens de hypothesen die we niet meenemen te
beargumenteren. Hierbij zeggen we waarom we deze hypothesen niet meenemen naar de
shortlist. De argumentatie voor de hypothesen die we wel meenemen naar de shortlist vindt u in
het deel ‘shortlist’.
Longlist
Onderkennende hypothesen
o Ella heeft stress- en spanningsklachten.
Argumentatie: De klachten zijn voldoende getoetst door de SCL-90-S en
worden meermaals bevestigd in de voorgaande gesprekken.
o Ella is introvert.
Argumentatie: Introversie is een persoonlijkheidskenmerk waarvan Ella
geen hinder ondervindt in het dagelijks leven. Bovendien heeft ze een
aantal goede vriendinnen. De hypothese staat dus niet centraal en is
irrelevant.
2
o Of Ella poetst en ontsmet regelmatig dingen zonder te voldoen aan de criteria
voor OCD.
Verklarende hypothesen:
Cluster depressieve klachten
o Ella ervaart depressieve klachten, omdat ze weinig sociaal contact ervaart en
zichzelf isoleert.
o Er is een wederzijds versterkende band tussen Ella’s depressieve klachten en
haar stress- en spanningsklachten.
Argumentatie: Ella heeft ervoor gekozen om tijdens de grote vakantie
op kot te blijven wonen, omdat haar ouders de coronamaatregelen niet
naleven. Ze voelt zich somber hierdoor. Ook vermijd ze
gemeenschappelijke ruimtes op kot. Het contact met haar vriendin,
Alejandra, is ook verminderd vanaf Alejandra naar Spanje op
familiebezoek ging. Verder is dit moeilijk te toetsen. We toetsen wel
naar de aanwezigheid van een mogelijke depressie in de
onderkennende vorm.
Cluster faalangst
o Het piekeren leidt tot spanningsklachten en faalangst.
o Ella ervaart faalangst wegens haar perfectionisme.
o Omwille van haar moeilijke schoolloopbaan heeft Ella faalangst ontwikkeld.
Argumentatie: Deze drie verklarende hypothesen hebben betrekking op
hetzelfde onderdeel: faalangst. Zowel de faalangst; het perfectionisme
als het piekeren zijn toetsbaar, maar het verband leggen tussen deze
zaken is een complex gegeven. De moeilijke schoolloopbaan uit het
verleden valt nu ook niet meer te onderzoeken. Alsook wordt dit thema
reeds meegenomen met de onderkennende hypothesen, wat de
toetsbaarheid vergemakkelijkt.
3
o Ella’s overmatig snoepen is een reactie op haar stress- en
spanningsklachten.
Shortlist
Onderkennende hypothesen:
o Hypothese 1: Ella heeft een sociale-angststoornis (inclusief faalangst).
Argumentatie: Het is reeds duidelijk geworden in de eerste gesprekken
met Ella dat er sprake is van kenmerken van actieve faalangst. Zo
koopt ze haar boeken zeer vroeg aan en werkt ze reeds op voorhand
uitbundig voor haar lessen. Zelf meent ze zich ook zorgen te maken
over hoe ze het schooljaar moet doorkomen. Faalangst is een aspect
dat makkelijk toetsbaar is en dat via therapie verholpen kan worden.
Indien er sprake zou zijn van deze faalangst, is het belangrijk deze te
overwinnen aangezien Ella nog een lange academische weg dient af te
leggen. Doordat faalangst op zich niet in de DSM staat, past deze
problematiek best onder een sociale-angststoornis. Angst is ten slotte
een centraal thema binnen deze casus.
Verklarende hypothesen:
o Hypothese 6: Ella’s overmatig snoepen is een reactie op haar stress- en
spanningsklachten.
Argumentatie: Ella geeft zelf aan dat ze hulp wil bij het onder controle
krijgen van het overmatig snoepen. Ze denkt zelf dat het te maken
heeft met stress en spanning die ze momenteel ondervindt. Het is
relevant, omdat Ella tijdens de gesprekken zelf aangeeft het belangrijk
te vinden om gezond te leven. Bovendien traint ze momenteel voor een
marathon, dus staat dit vrij centraal.
Onderzoeksbatterij en toetsingscriteria:
1. Onderkennende hypothesen
Onderzoeksmiddel 1: Prestatie Motivatie Test (PMT)
o Te toetsen hypothese(n): Ella heeft een sociale angststoornis (inclusief
faalangst).
o Argumentatie keuze instrument: De PMT is een vragenlijst die
persoonlijkheidskenmerken die te maken hebben met productiviteit en
werkhouding in kaart brengt. Deze bestaat uit 90 items die worden onderverdeeld
over drie schalen: positieve faalangst (F+), negatieve faalangst (F-) en
prestatiemotief (P). De PMT neemt 20 tot 30 minuten in beslag en kan worden
afgenomen vanaf 16 jaar. Een testafname kan zowel individueel als in groep
plaatsvinden. Eveneens bestaat er zowel een pen-papier-versie als een
geautomatiseerde versie.
o Toetsingscriteria: Ella behaalt minstens een stanine score van 8 op de schaal F-,
wat overeenkomt met een hoge score, in vergelijking met de normgroep.
Dit instrument bestaat uit 290 items verdeeld over 18 dimensies op 4 domeinen.
De 4 domeinen zijn: emotionele disregulatie, niet-sociaal gedrag, inhibitie en
compulsiviteit. Domein ‘emotionele disregulatie’ bevat de volgende dimensies:
Achterdochtigheid, Affectieve labiliteit, Cognitieve vervorming,
Identiteitsproblemen, Narcisme, Onderdanigheid, Onveilige hechting, Passieve
agressiviteit, Sociale vermijding en Zorgelijkheid. Onder het domein ‘niet sociaal
gedrag’ horen de dimensies Behoefte aan prikkels, Dominantie, Gedragsproblemen
en Hardvochtigheid. Daarnaast is er het domein Inhibitie met de dimensies
Geslotenheid en Intimiteitsproblemen. Ten slotte is er nog het domein
5
Compulsiviteit en een overig domein zelfbeschadiging. Naast deze verschillende
dimensies is er nog een laatste schaal, nl. Sociaalwenselijkheid. Om de aard en
ernst van Ella’s dwangklachten in kaart te brengen gaan we vooral kijken naar de
dimensie Compulsiviteit. Hoge scores op dit domein betekent dat de persoon een
voorkeur voor structuur, netheid en orde heeft, zorg voor details heeft en dat er
een hoge mate van consciëntieusheid is.
o Toetsingscriteria:
Sinds kort zijn er Vlaamse normen: mannen versus vrouwen, DAPP-BQ (18-54 jaar)
versus DAPP-screening (18-54 jaar en 55-86 jaar). De normgroep waarmee Ella
vergeleken zal worden zijn dus Vlaamse vrouwen van 18 tem. 54 jaar.
Voor de scoring & interpretatie behoor je eerst per dimensie de ruwe score te
bepalen. Deze ruwe score zet je daarna om in percentielscore a.d.h.v.
normtabellen. Indien de ruwe score niet exact overeenkomt met een
percentielscore, dan kies je voor de hoogste pc-score. Bij de DAPP-BQ wordt er
enkel in de hoogte geïnterpreteerd. Vanaf een percentielscore van 90 is het
pathologisch. De scores onder 90 worden als niet afwijkend geïnterpreteerd.
Percentielscore Betekenis
99 Uitzonderlijk hoog
95-98 Zeer hoog
90-94 Hoog
6
Kwaliteit van de handleiding Goed
Normen Goed
Betrouwbaarheid Goed
Begripsvaliditeit Goed
Criteriumvaliditeit Voldoende
Percentielscore Betekenis
97-100 Zeer hoog
90-96 Hoog
78-89 Hoog
61-77 Bovengemiddeld
41-60 Gemiddeld
24-40 Beneden gemiddeld
12-23 Laag
5-11 Laag
1-4 Zeer laag
Totaalscore Categorie
0-13 Minimaal
14-19 Licht
20-28 Matig
29-63 Ernstig
2. Verklarende hypothesen
Onderzoeksmiddel 6: Registratieopdracht (G-schema), interview
o Te toetsen hypothese: Ella’s overmatig snoepen is een reactie op haar stress- en
spanningsklachten.
o Argumentatie keuze instrument: Een G-schema is een goede methode om zicht
te krijgen op gedragspatronen, het overmatig snoepen in dit geval. Er kan op deze
manier gekeken worden naar wat voor haar stressvolle situaties zijn waardoor ze
overmatig gaat snoepen.
o Toetsingscriteria: Ella bevestigt via de registratieopdracht en het interview de
vicieuze cirkel tussen overmatig snoepen en stress- en spanningsklachten.
G-schema is tijdsintensief
Bronnen:
https://www.hogrefe.com/nl/shop/neo-pi-3-en-neo-ffi-3-
persoonlijkheidsvragenlijsten.html#1+1
Pearson, https://www.pearsonclinical.nl/pmt-handleiding