You are on page 1of 8

GROEPSOPDRACHT PSD 3 KLP

Docenten: Laura Debray & Veerle Decaluwé

Jana Herremans (r0841474)


Ianthe Vanagtmael (r08393314)
Anouk Van Aerde (r0738069)
Dagmar van Geeteruyen (r0888420)
Femke Voet (r0896583)
02_04 Team 1
9/12/2022
Handtekening studenten
GROEPSOPDRACHT | Samenstellen van een onderzoeksbatterij en
opstellen van toetsingscriteria

Psychodiagnostiek 3 KLP
Academiejaar 2022-2023 (1EP)

Hypothesen:
Bij de longlist hebben we ervoor gekozen om telkens de hypothesen die we niet meenemen te
beargumenteren. Hierbij zeggen we waarom we deze hypothesen niet meenemen naar de
shortlist. De argumentatie voor de hypothesen die we wel meenemen naar de shortlist vindt u in
het deel ‘shortlist’.

Longlist
 Onderkennende hypothesen
o Ella heeft stress- en spanningsklachten.
 Argumentatie: De klachten zijn voldoende getoetst door de SCL-90-S en
worden meermaals bevestigd in de voorgaande gesprekken.

o Ella piekert overmatig.


 Argumentatie: Het piekergedrag is voldoende getoetst door SCL-90-S en
wordt meermaals bevestigd in de voorafgaande gesprekken. Ella behaalt
een zeer hoge score op de schaal ‘Passief reactiepatroon’ van de Utrechtse
Coping Lijst (UCL).

o Ella heeft een sociale-angststoornis (inclusief faalangst).

o Ella heeft depressieve klachten.

o Ella is onzeker over haar lichaam/ uiterlijk.


 Argumentatie: Haar lichamelijke onzekerheid werd reeds duidelijk
gemaakt in de eerste gesprekken. Zo haalt ze aan dat ze op jonge leeftijd
al reeds borstontwikkeling had en ze hiermee uitgelachen werd. Het is
moeilijk om verder te toetsen.

o Ella is maladaptief perfectionistisch.

o Ella is introvert.
 Argumentatie: Introversie is een persoonlijkheidskenmerk waarvan Ella
geen hinder ondervindt in het dagelijks leven. Bovendien heeft ze een
aantal goede vriendinnen. De hypothese staat dus niet centraal en is
irrelevant.

o Ella vertoont kenmerken van een angststoornis.


o Of Ella vertoont kenmerken van een angststoornis, o.m. bang om mensen te
besmetten/ zelf besmet te geraken, sociale angst, zonder te voldoen aan alle
criteria van een angststoornis.

o Ella hanteert een copingstijl waarbij ze weinig sociale steun zoekt.


 Argumentatie: Deze hypothese is voldoende getoetst via de UCL, waarop
Ella een lage score behaalt op de schaal ‘Sociale steun zoeken’ in
vergelijking met andere vrouwen van 18-25 jaar. Ook meldt ze bij de
eerste gesprekken dat ze weinig sociaal contact heeft wegens de
coronapandemie.

o Ella vertoont kenmerken van OCD.

2
o Of Ella poetst en ontsmet regelmatig dingen zonder te voldoen aan de criteria
voor OCD.

 Verklarende hypothesen:
Cluster depressieve klachten
o Ella ervaart depressieve klachten, omdat ze weinig sociaal contact ervaart en
zichzelf isoleert.
o Er is een wederzijds versterkende band tussen Ella’s depressieve klachten en
haar stress- en spanningsklachten.
 Argumentatie: Ella heeft ervoor gekozen om tijdens de grote vakantie
op kot te blijven wonen, omdat haar ouders de coronamaatregelen niet
naleven. Ze voelt zich somber hierdoor. Ook vermijd ze
gemeenschappelijke ruimtes op kot. Het contact met haar vriendin,
Alejandra, is ook verminderd vanaf Alejandra naar Spanje op
familiebezoek ging. Verder is dit moeilijk te toetsen. We toetsen wel
naar de aanwezigheid van een mogelijke depressie in de
onderkennende vorm.

Cluster sociale angst


o Ella trekt zich sociaal terug waardoor ze in sociaal isolement terecht komt.
o Ella’s wantrouwen is een mediator voor het verband tussen haar angst om
corona te krijgen en het door te geven aan anderen en haar sociaal
terugtrekgedrag.
o Ella’s contact met haar familie is minimaal omdat moeder zich niet wil laten
vaccineren.
 Argumentatie: Deze drie verklarende hypothesen hebben betrekking op
hetzelfde onderdeel, namelijk angst(stoornis). Ze worden niet
meegenomen in de shortlist, aangezien ze in onderkennende vorm wél
meegenomen worden. De toetsing van onderkennende hypothesen is
meer haalbaar dan het toetsen van een verband, via o.m. registratie.

Cluster faalangst
o Het piekeren leidt tot spanningsklachten en faalangst.
o Ella ervaart faalangst wegens haar perfectionisme.
o Omwille van haar moeilijke schoolloopbaan heeft Ella faalangst ontwikkeld.
 Argumentatie: Deze drie verklarende hypothesen hebben betrekking op
hetzelfde onderdeel: faalangst. Zowel de faalangst; het perfectionisme
als het piekeren zijn toetsbaar, maar het verband leggen tussen deze
zaken is een complex gegeven. De moeilijke schoolloopbaan uit het
verleden valt nu ook niet meer te onderzoeken. Alsook wordt dit thema
reeds meegenomen met de onderkennende hypothesen, wat de
toetsbaarheid vergemakkelijkt.

Cluster obsessieve compulsieve klachten


o Ella ontsmet/ poetst dwangmatig, omdat ze zichzelf en anderen niet wil
besmetten met het coronavirus.
o Ella probeert haar angstklachten te verminderen door dwangmatig alles te
ontsmetten.
o Er is een wederzijds versterkend verband tussen Ella’s angst om corona te
krijgen en door te geven aan anderen en het poetsen/ ontsmetten.
 Argumentatie: In voorgaande gesprekken geeft Ella aan dat ze klinken
en lichtschakelaars in de gemeenschappelijke delen op kot voortdurend
ontsmet. Ook haar boodschappen ontsmet ze grondig en kuist ze
meermaals haar kot. Het is verder moeilijk toetsbaar.

3
o Ella’s overmatig snoepen is een reactie op haar stress- en
spanningsklachten.

Shortlist
 Onderkennende hypothesen:
o Hypothese 1: Ella heeft een sociale-angststoornis (inclusief faalangst).
 Argumentatie: Het is reeds duidelijk geworden in de eerste gesprekken
met Ella dat er sprake is van kenmerken van actieve faalangst. Zo
koopt ze haar boeken zeer vroeg aan en werkt ze reeds op voorhand
uitbundig voor haar lessen. Zelf meent ze zich ook zorgen te maken
over hoe ze het schooljaar moet doorkomen. Faalangst is een aspect
dat makkelijk toetsbaar is en dat via therapie verholpen kan worden.
Indien er sprake zou zijn van deze faalangst, is het belangrijk deze te
overwinnen aangezien Ella nog een lange academische weg dient af te
leggen. Doordat faalangst op zich niet in de DSM staat, past deze
problematiek best onder een sociale-angststoornis. Angst is ten slotte
een centraal thema binnen deze casus.

o Hypothese 2: Ella heeft OCD.


o Of Ella vertoont dwangmatige klachten, o.m. herhaaldelijk haar kot
poetsen, deurklinken ontsmetten en boodschappen ontsmetten, zonder te
voldoen aan de criteria van OCD.
 Argumentatie: Het is een zeer centraal thema dat doorheen de
gesprekken met Ella meermaals terugkomt. Ella ervaart door de
aanwezige kenmerken ook duidelijk hinder in het dagelijks leven. Ook
bestaat er ruim voldoende testmateriaal om al dan niet de
diagnose/kenmerken vast te stellen.

o Hypothese 3: Ella heeft een depressie.


o Of Ella vertoont depressieve klachten, o.m. een eenzaam en somber
gevoel, een veranderd eetgedrag en ze komt niet meer buiten.
 Argumentatie: Deze klachten zijn een duidelijke hinder in Ella haar
dagelijks leven. Tijdens het eerste gesprek barstte ze dan ook in
tranen uit. Zowel zij zelf als haar omgeving lijdt hieronder. Zo heeft ze
bijvoorbeeld meer ruzies met haar moeder.

o Hypothese 4: Ella heeft een angststoornis.


o Of Ella vertoont kenmerken van een angststoornis, o.m. bang om mensen
te besmetten/ zelf besmet te geraken, sociale angst, zonder te voldoen aan
alle criteria van een angststoornis.
 Argumentatie: Angst is het centrale thema van het gesprek. Ella zegt
zelf dat ze op meerdere terreinen angst ervaart, voornamelijk omtrent
de coronapandemie. Zo ervaart ze angst om zelf besmet te worden,
anderen te besmetten en is ze angstig omtrent anderen die mogelijk de
coronamaatregelen niet volgen. Het nieuwe academiejaar bezorgt haar
ook veel angst. Ze is bang om terug fysiek aanwezig te moeten zijn op
de campus. Daarnaast vraagt ze ook om de consultaties met de
psychologisch consulent online te doen. Dit thema dient duidelijk
onderzocht te worden.

o Hypothese 5: Ella is maladaptief perfectionistisch.


 Argumentatie: Uit de voorgaande gesprekken met Ella kan er
vastgesteld worden dat ze zeer strikt de coronamaatregels volgt,
4
overmatig veel tijd besteed aan schoolwerk en poetsen. Ze krijgt hier
heel wat stress door, waardoor het noodzakelijk is om dit verder af te
toetsen. Het perfectionisme staat centraal op vele vlakken, waardoor
het zelfs een persoonlijkheidsstijl lijkt.

 Verklarende hypothesen:
o Hypothese 6: Ella’s overmatig snoepen is een reactie op haar stress- en
spanningsklachten.
 Argumentatie: Ella geeft zelf aan dat ze hulp wil bij het onder controle
krijgen van het overmatig snoepen. Ze denkt zelf dat het te maken
heeft met stress en spanning die ze momenteel ondervindt. Het is
relevant, omdat Ella tijdens de gesprekken zelf aangeeft het belangrijk
te vinden om gezond te leven. Bovendien traint ze momenteel voor een
marathon, dus staat dit vrij centraal.

Onderzoeksbatterij en toetsingscriteria:
1. Onderkennende hypothesen
 Onderzoeksmiddel 1: Prestatie Motivatie Test (PMT)
o Te toetsen hypothese(n): Ella heeft een sociale angststoornis (inclusief
faalangst).
o Argumentatie keuze instrument: De PMT is een vragenlijst die
persoonlijkheidskenmerken die te maken hebben met productiviteit en
werkhouding in kaart brengt. Deze bestaat uit 90 items die worden onderverdeeld
over drie schalen: positieve faalangst (F+), negatieve faalangst (F-) en
prestatiemotief (P). De PMT neemt 20 tot 30 minuten in beslag en kan worden
afgenomen vanaf 16 jaar. Een testafname kan zowel individueel als in groep
plaatsvinden. Eveneens bestaat er zowel een pen-papier-versie als een
geautomatiseerde versie.
o Toetsingscriteria: Ella behaalt minstens een stanine score van 8 op de schaal F-,
wat overeenkomt met een hoge score, in vergelijking met de normgroep.

 Onderzoeksmiddel 2: Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie (DAPP-


BQ)
o Te toetsen hypothese:
 Ella heeft OCD.
 Of Ella vertoont dwangmatige klachten, o.m. herhaaldelijk haar kot
poetsen, deurklinken ontsmetten en boodschappen ontsmetten, zonder te
voldoen aan de criteria van OCD.

o Argumentatie keuze instrument: Met de DAPP-BQ wordt er een gedifferentieerd


beeld geschetst van iemands positie op verscheidene persoonlijkheidsdimensies
die relevant zijn voor het psychisch welzijn en relationeel functioneren. De DAPP-
BQ is ontwikkeld om persoonlijkheidsstoornissen bij volwassenen in kaart te
brengen. Specifieke kenmerken van persoonlijkheidspathologie staan centraal.

Dit instrument bestaat uit 290 items verdeeld over 18 dimensies op 4 domeinen.
De 4 domeinen zijn: emotionele disregulatie, niet-sociaal gedrag, inhibitie en
compulsiviteit. Domein ‘emotionele disregulatie’ bevat de volgende dimensies:
Achterdochtigheid, Affectieve labiliteit, Cognitieve vervorming,
Identiteitsproblemen, Narcisme, Onderdanigheid, Onveilige hechting, Passieve
agressiviteit, Sociale vermijding en Zorgelijkheid. Onder het domein ‘niet sociaal
gedrag’ horen de dimensies Behoefte aan prikkels, Dominantie, Gedragsproblemen
en Hardvochtigheid. Daarnaast is er het domein Inhibitie met de dimensies
Geslotenheid en Intimiteitsproblemen. Ten slotte is er nog het domein
5
Compulsiviteit en een overig domein zelfbeschadiging. Naast deze verschillende
dimensies is er nog een laatste schaal, nl. Sociaalwenselijkheid. Om de aard en
ernst van Ella’s dwangklachten in kaart te brengen gaan we vooral kijken naar de
dimensie Compulsiviteit. Hoge scores op dit domein betekent dat de persoon een
voorkeur voor structuur, netheid en orde heeft, zorg voor details heeft en dat er
een hoge mate van consciëntieusheid is.

o Toetsingscriteria:
Sinds kort zijn er Vlaamse normen: mannen versus vrouwen, DAPP-BQ (18-54 jaar)
versus DAPP-screening (18-54 jaar en 55-86 jaar). De normgroep waarmee Ella
vergeleken zal worden zijn dus Vlaamse vrouwen van 18 tem. 54 jaar.

Voor de scoring & interpretatie behoor je eerst per dimensie de ruwe score te
bepalen. Deze ruwe score zet je daarna om in percentielscore a.d.h.v.
normtabellen. Indien de ruwe score niet exact overeenkomt met een
percentielscore, dan kies je voor de hoogste pc-score. Bij de DAPP-BQ wordt er
enkel in de hoogte geïnterpreteerd. Vanaf een percentielscore van 90 is het
pathologisch. De scores onder 90 worden als niet afwijkend geïnterpreteerd.

Toetsingscriteria toegepast op Ella:

 Ella scoort hoog, zeer hoog of uitzonderlijk hoog op de dimensie


Compulsiviteit in vergelijking met de normgroep ‘Vlaamse vrouwen 18-54
jaar’, d.w.z. ze behaalt een percentielscoren van minimum 90.

 Ella heeft een percentielscore onder 90 en scoort dus niet afwijkend op de


dimensie Compulsiviteit in vergelijking met de normgroep’Vlaamse
vrouwen 18-54 jaar’.

Percentielscore Betekenis
99 Uitzonderlijk hoog
95-98 Zeer hoog
90-94 Hoog

 Onderzoeksmiddel 3: Nederlandse persoonlijkheidsvragenlijst 2 herziene editie (NPV-2-


R)
o Te toetsen hypothese:
 Ella heeft een angststoornis.
 Of Ella vertoont kenmerken van een angststoornis, o.m. bang om mensen
te besmetten/ zelf besmet te geraken, sociale angst, zonder te voldoen
aan alle criteria van een angststoornis.
o Argumentatie keuze instrument: De NPV-2-R is een zelfrapportagevragenlijst
met als doel om persoonlijkheidseigenschappen bij adolescenten vanaf 15 jaar en
volwassenen te meten. In de vragenlijst is een schaal ‘Sociale Inadequatie SI’
aanwezig, die de aan-of afwezigheid van sociale angst meet. De schaal wordt
opgedeeld in verlegenheid en sociale vermijding. Aangezien Ella weinig sociale
contacten ervaart, is deze vragenlijst interessant om af te nemen. Indien Ella nog
steeds niet in real-life naar de consultaties wenst te komen, bestaat er ook een
digitale versie, NPV-2-R: Digitale afname. Ook is de COTAN-beoordeling over het
algemeen voldoende tot goed.

Uitgangspunten testconstructie Goed


Kwaliteit van het testmateriaal Goed

6
Kwaliteit van de handleiding Goed
Normen Goed
Betrouwbaarheid Goed
Begripsvaliditeit Goed
Criteriumvaliditeit Voldoende

o Toetsingscriteria: Ella behaalt een percentielscore van 61 of hoger op de NPV-2,


wat overeenstemt met een score die bovengemiddeld is of hoger.

Percentielscore Betekenis
97-100 Zeer hoog
90-96 Hoog
78-89 Hoog
61-77 Bovengemiddeld
41-60 Gemiddeld
24-40 Beneden gemiddeld
12-23 Laag
5-11 Laag
1-4 Zeer laag

 Onderzoeksmiddel 4: NEO-FFI-3 persoonlijkheidsvragenlijst


o Te toetsen hypothese:
 Ella is maladaptief perfectionistisch.
o Argumentatie keuze instrument:
o Toetsingscriteria: De NEO-FFI-3 is de verkorte variant van NEO-PI-3. Deze
verkorte vragenlijst bestaat uit 60 vragen, duurt 10 minuten en kan ingezet
worden bij adolescenten vanaf 16 jaar tot volwassenen van 70 jaar. De
zelfrapportagelijst wordt gebruikt om de individuele persoonlijkheid in kaart te
brengen aan de hand van het Big-Five-model. Het gaat de vijf belangrijkste
domeinen van persoonlijkheid na, namelijk: neuroticisme, extraversie, openheid,
altruïsme en consciëntieusheid.
o Toetsingscriteria:

- Onderzoeksmiddel 5: BDI-II (Beck Depression Inventory)


o Te toetsen hypothese:
 Ella heeft een depressie.
 Of Ella vertoont depressieve klachten, o.m. een eenzaam en somber
gevoel, een veranderd eetgedrag en ze komt niet meer buiten.
o Argumentatie keuze instrument: De BDI-II is een zelfrapportagevragenlijst om de
mate van depressiviteit na te gaan bij personen vanaf een leeftijd van 13 jaar. De
lijst toetst depressieve symptomen die overeenstemmen met de DSM-IV-criteria
voor depressieve stoornissen en bestaat uit items omtrent hopeloosheid,
prikkelbaarheid, schuldgevoelens en fysieke problemen (moeheid, slaapproblemen
of gewichtsverlies).
o Toetsingscriteria: Ella behaalt een totaalscore van 14 of hoger op de BDI-II.
Een belangrijk detail om in beeld te nemen, is dat de BDI-II de ernst van de
depressieve klachten in kaart brengt, maar geen diagnose stelt. De BDI-II bestaat
uit drie dimensies (Affectief – Cognitief – Somatisch) die elk apart ook extra
informatie bieden, ondanks er geen toetsingscriteria voor bestaan. Ook indien Ella
een totaalscore beneden 14 behaalt, is het belangrijk om naar de subcategorieën
te kijken. Wanneer ze bijvoorbeeld een score van 2 of 3 geeft aan item 2,
7
pessimisme, dient onderzocht te worden of er mogelijk sprake is van suïcidale
neigingen.

Totaalscore Categorie
0-13 Minimaal
14-19 Licht
20-28 Matig
29-63 Ernstig

2. Verklarende hypothesen
 Onderzoeksmiddel 6: Registratieopdracht (G-schema), interview
o Te toetsen hypothese: Ella’s overmatig snoepen is een reactie op haar stress- en
spanningsklachten.
o Argumentatie keuze instrument: Een G-schema is een goede methode om zicht
te krijgen op gedragspatronen, het overmatig snoepen in dit geval. Er kan op deze
manier gekeken worden naar wat voor haar stressvolle situaties zijn waardoor ze
overmatig gaat snoepen.
o Toetsingscriteria: Ella bevestigt via de registratieopdracht en het interview de
vicieuze cirkel tussen overmatig snoepen en stress- en spanningsklachten.

Toelichting onderzoeksbatterij als geheel:


[Verantwoord de onderzoeksbatterij in haar geheel (i.e. samenspel van onderzoeksmethoden).
Geef aan waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt en met welke factoren je rekening hebt
gehouden bij het samenstellen van de onderzoeksbatterij. Geef voor- en nadelen aan van je
onderzoeksbatterij.]

NEO-FFI-3: Verkort voor spaarzaamheid

G-schema is tijdsintensief

Bronnen:
https://www.hogrefe.com/nl/shop/neo-pi-3-en-neo-ffi-3-
persoonlijkheidsvragenlijsten.html#1+1
Pearson, https://www.pearsonclinical.nl/pmt-handleiding

You might also like