You are on page 1of 26

Van de bergen naar de zee

§1 De vorming van de Alpen


Het ontstaan van de Alpen

► De Alpen zijn het hoogste gebergte


van Europa, maar dat was niet altijd
zo.

- vroeger was op de plek van de


Alpen een zee
- op de zeebodem ontstond een
dikke laag overblijfselen van
schelpen, koraal en krabben
- ook kwamen er lagen zand en steen
- door het gewicht van lagen zand en
steen 🡪 sedimentsgesteenten
§1 De vorming van de Alpen
Het ontstaan van de Alpen

• Breuken verdelen de
aardkorst in schollen
of platen.
- schollen bestaan uit
zee of land
- schollen bewegen
• uit elkaar
• naar elkaar toe
• langs elkaar
- bij botsen ontstaan
bergen
§1 De vorming van de Alpen
A
tropische zee 🡪 pakket
sedimentgesteenten:
- kalk (dode zeedieren / planten)
- zand
- stenen
B en C
De Afrikaanse plaat beweegt naar
het noorden 🡪 plooiing

D
De Afrikaanse plaat botst op
Europa 🡪 gesteente werd
geplooid 🡪 plooiingsgebergte
§1 De vorming van de Alpen
Jong gebergte

► Alpen zijn een jong gebergte.


Verschillen met oude gebergtes:
Jong Oud
gebergte gebergte
Voorbeel Alpen Jura
d
Hoogte hoger lager
Top spits afgerond
Hellingen steil flauw
Dalen dieper breder
§1 De vorming van de Alpen
Jonge Oud
• Door exogene krachten (wind, neerslag, gebergte gebergte
temperatuurverschillen) slijten bergen Hoogte hoger lager
langzaam af.
Top spits afgerond
jong gebergte 🡪 oud gebergte
Hellingen steil flauw

Verwering = Het uiteenvallen van Dalen dieper breder


gesteenten onder invloed van weer en
plantengroei.

• Voorbeeld: vorstverwering
1. Overdag smelt sneeuw in de bergen.
2. Water stroomt in spleten van gesteente.
3. ’s Nachts bevriest het water en zet uit.
4. Het gesteente scheurt steeds verder en
brokkelt af.
§1 De vorming van de Alpen
Erosie

► Gletsjers, rivieren, zee en wind nemen verweringsmateriaal mee naar


andere plekken. Bij het vervoer wordt het land verder afgebroken.

Erosie = Het uitschuren


en afschuren van hard
gesteente door met
verweringsmateriaal
geladen water, ijs of
wind.
§2 Rivieren van ijs
Het ontstaan van gletsjers

► Tijdens ijstijden (glacialen) waren de Alpen bedekt met enorme gletsjers


(grote meren in de Alpen laten zien waar de gletsjers lagen).

• Neerslag in ijstijd 🡪 sneeuw


🡪 firn 🡪 firnbekken 🡪
begin gletsjer
§2 Rivieren van ijs
Gletsjerpuin

► Gletsjers worden nu kleiner.

Grauwe kleur = puin van om-


liggende bergwanden dat de
gletsjer meeneemt en fijnmaalt.

Gletsjerpuin aan de zijkant:


zijmorenen
Gletsjerpuin aan de onderkant:
grondmorenen
Gletsjerpuin aan het eind:
eindmorenen
§2 Rivieren van ijs
Het einde van een gletsjer

► Gletsjer schuift langzaam naar beneden, maar met veel kracht.

Gevolg: erosie 🡪 ijs schuurt dalen uit en maakt van V-dalen U-dalen 🡪
steile berg-
wanden, vlakke
bodem
§2 Rivieren van ijs
Het einde van een gletsjer

• In het dal is het warmer en smelt de gletsjer:


🡪 gletsjertunnel
🡪 gletsjerpoort
🡪 gletsjerrivier
§2 Rivieren van ijs
De bovenloop van de Rijn

► Veel rivieren in Europa hebben hun bron bij de gletsjers in de Alpen.


Gletsjerrivier verandert al snel in een gemengde rivier.

• Bovenloop = het deel van de rivier dicht bij de bron.


- hoge stroomsnelheid
- veel erosie
- V-dalen
- watervallen
§2 Rivieren van ijs
De bovenloop van de Rijn

• Ontstaan waterval Schaffhausen:

1 hard en zacht gesteente


op elkaar
2 zacht gesteente slijt
weg door kracht water
3 hard gesteente blijft
liggen
4 overhangende rots
waar water afstort
§3 Het stroomgebied van de Rijn
De Bovenrijnse Laagvlakte

► Bij de stad Basel stroomt de Rijn de grote Bovenrijnse Laagvlakte in.


Laagvlakte is weggezakt = slenk
Aan weerszijde hoger gelegen delen = horst

slenk
horst
§3 Het stroomgebied van de Rijn
De Bovenrijnse Laagvlakte

• Rijn stroomt langzamer


minder insnijding
ruimte bochten (meanders)
• Meanders worden steeds groter:
- Water stroomt het hardst in de
buitenbocht
🡪 afbrokkelen, erosie
- Water stroom het langzaamst in
de binnenbocht
🡪 zand, klei, grind zakken naar
de bodem (oever groeit aan).
▪ Lage stroomsnelheid 🡪 veel sedimentatie in Bovenrijnse Laagvlakte
§3 Het stroomgebied van de Rijn
De Bovenrijnse Laagvlakte
§3 Het stroomgebied van de Rijn
De Middenrijn

► Tussen Bingen en Bonn moet de Rijn door een middelgebergte. Rijn heeft
zich een weg gebaand, rivierdal is smal en diep.

• Handelsroute in de
middeleeuwen 🡪
veel steden en kastelen

▪ Mooi dal 🡪
veel toerisme en
werelderfgoed
§3 Het stroomgebied van de Rijn
De benedenloop van de Rijn

► Na Bonn:
- weinig hoogteverschillen
- lage stroomsnelheid
- meanders
- in Nederland splitsing van de rivier
• Waardoor die splitsingen?
- lage stroomsnelheid
- veel sedimentatie
- rivierbedding raakt verstopt
- rivier zoekt een nieuwe uitgang 🡪 splitsing
- zo ontstaat een delta
▪ West-Nederland is delta. Vruchtbaar, maar ook gevaar voor overstromingen.
§4 Kustvormen
Golven

► Golven (rimpels in het water): ze bouwen sommige kusten op en breken


sommige kusten af.
De hoogte en de kracht van een golf hangen af van:
• de kracht van de wind
• de tijd dat de wind waait
• de afstand die de golven
hebben afgelegd
§4 Kustvormen
De zee bouwt op

► Golven slaan vlak bij de kust over de kop doordat ze aan de onderkant
geremd worden 🡪 branding
§4 Kustvormen
De zee bouwt op

• Water stroomt na de branding het strand op en daarna weer terug.


Het hangt van de terugstroom (nr 7) af wat voor kust het is:
- sterke terugstroom 🡪 veel zand mee terug 🡪 afbraak landschap
(afbraakkust)
- zwakke terugstroom 🡪 weinig zand mee terug 🡪 opbouw landschap
(aanslibbingskust)
§4 Kustvormen
De zee bouwt op

▪ Nederland heeft een aanslibbingskust. Er komt meer zand bij dan dat er
weggaat.

- onder water ontstaan


zandbanken
- als ze bij eb droogvallen
heten ze strandwallen
- de wind vormt kustduinen
§4 Kustvormen
De zee breekt af

► Bij een sterke terugstroom verdwijnt meer materiaal dan dat er bij komt.

• Een klifkust is een voorbeeld van een afbraakkust.


De zee breekt de onderkant van de rots af, waardoor de rots steeds verder
instort.
§4 Kustvormen

de
Britse
kust
Zoom in: Wat is hier gebeurd?

You might also like