You are on page 1of 3

§2.

1 De vorming van de Alpen


Het ontstaan van de Alpen

Sedimentgesteente is gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat is aangevoerd door ijs, water of
wind.

Aardkorst is de dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder
oceanen en 35 km onder continenten.

Endogene kracht is de kracht die de aardkorst van binnenuit verandert.

Gebergten ontstaan als schollen of platen waarop oceanen en continenten liggen op elkaar botsen.
Door plooiing van stukken van de aardkorst ontstaat een plooiingsgebergte (Alpen).

Metamorf gesteente is stollings- of afzettingsgesteente dat onder invloed van hoge druk en/of hoge
temperatuur andere eigenschappen heeft gekregen.

Verwering en erosie

Jong gebergte (Alpen): tientallen miljoenen jaar oud. Hoog, steile hellingen, spitse bergtoppen en
diepe dalen.
Oud gebergte: honderden miljoen jaren oud. Lager, flauwe hellingen, afgeronde toppen: wordt
afgesleten door exogene krachten (kracht die de aardkorst van buitenaf verandert).

Verwering is het uiteenvallen van gesteenten onder invloed van weer en plantengroei. Het puin dat
bij verwering ontstaat heet verweringsmateriaal.

Erosie is het uit- en afschuren van hard gesteente door verweringsmateriaal dat met water, ijs of
wind wordt meegevoerd.

Sedimentatie is afzetting van materiaal dat is meegenomen door water, wind of ijs.

§2.2 Rivieren van ijs (gletsjers)


Het ontstaan van gletsjers

Door het telkens ontdooien en bevriezen verandert sneeuw in firn: korrelige, ijsachtige sneeuw. Op
plaatsen hoog in de bergen hoopt de firn zich op en vormt een firnbekken: het begin van een
gletsjer.

Een gletsjer is een enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift. Deze ontstonden tijdens een
ijstijd/glaciaal (koude periode waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen).

Mechanische verwering is het uiteenvallen van het gesteente (puin) waarbij de samenstelling van
het gesteente niet verandert.

Zijmorene is het puin aan de zijkant van een gletsjer.

Grondmorene is gletsjerpuin dat onder het ijs ligt en dat achterblijft als de gletsjer smelt.

Eindmorene is verpulverd materiaal dat de gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het
afsmelten van de gletsjer is blijven liggen.
Het einde van een gletsjer

V-dal is een dal dat de vorm van een V heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een
rivier-> erosie -> U-dal, een dal dat de vorm van een U heeft en is ontstaan door de uitschurende
werking van een gletsjer. Deze dalen hebben steile bergwanden en een vlakke bodem.

Als een gletsjer smelt ontstaat er een gletsjertunnel, doordat zich daar te veel smeltwater verzamelt.
De gletsjerpoort is de plek waar het smeltwater uit de gletsjertunnel stroomt. Dit is het begin van
een gletsjerrivier (rivier die het smeltwater van de gletsjer afvoert). Vele meren zijn het gevolg van
smeltwater van gletsjers.

Bovenloop van de Rijn

De rijn is een gemengde rivier. Dit houdt in dat het behalve regenwater, ook smeltwater van gletsjers
afvoert.

Bovenloop is het eerste stuk van een rivier, dicht bij de bron.

Een waterval ontstaat doordat het zachte gesteente wegslijt door de kracht van het stromende
water. Het harde gesteente is sterker en blijft liggen, waardoor er een overhangende rots ontstaat.

Hydro-elektriciteit

Door het krachtige stromende water kan hydro-elektriciteit worden opgewekt. Dat is elektriciteit
opgewekt door water. De hydro-elektriciteit wordt opgewekt in een hogedrukcentrale (een centrale,
meestal in de bergen, waar elektriciteit wordt opgewekt door water).

§2.3 Het stroomgebied van de Rijn


De Boven/Rijnse Laagvlakte

Een slenk is een langs een breukvlak omlaag gezakt deel van de aardkorst. Aan weerszijden van de
slenk liggen horsten: een langs een breukvlak liggend deel van het aardoppervlak dat minder naar
beneden is gezakt dan de slenk.

Meanders zijn natuurlijke bochten in de rivier. In de buitenbocht vindt erosie plaats. De afgesneden
bocht heet een hoefijzermeer

You might also like