Professional Documents
Culture Documents
Het maken van deze graad proef symboliseert het afsluiten van mijn studies secundair
onderwijs. Ik wil hiervoor vele leerkrachten bedanken, het is door hun motivatie dat ik door
mijn secundair onderwijs geraakt ben en daarvoor verdienen ze een bedankje. Nog een
speciale dank naar mijn promotor en copromotor mevrouw Tine Doornaert, ze heeft me veel
geholpen tijdens het maken van deze graad proef. Ze gaf me de nodige en gepreciseerde
commentaren waaruit ik heb bijgeleerd. Mijn taalbuddy’s Amelie Vercaemer en Alyssa De
Ruyck, zij hebben mijn tekst tal van keren gelezen en opmerkingen gegeven bij het
herschrijven van mijn teksten. Dankzij het voeren van een interview met Tim Moreels,
natuurinspecteur voor de Vlaamse bossen heb ik antwoorden kunnen krijgen op vragen die
ik nog had over mijn graad proef. Meneer Thomas Moeyaert heeft me een zeer interessant
boek gegeven over aangereden wild die men niet in de winkel kan kopen, dit boek was zeer
informatief en boeiend om te lezen. Ook geef ik speciale dank aan mr. W. White waar ik
altijd terecht kon voor advies. Mijn stageplaats heeft me ook goed op weg geholpen,
bedankt voor de leerzame stage en de extra hulp van mijn stagebegeleiders. Ze hebben me
extra info gegeven over de statistieken van aangereden wild. Werken in voc Merelbeke heeft
me veel bijgebracht over het houden en rehabiliteren van dieren. Ik vond dit een zeer leuke
werkervaring.
Inhoudsopgave
Inleiding.................................................................................................................................... 1
1 Dieren die het vaakst slachtoffer zijn van verkeersongevallen......................................3
1.1 De gewone pad (Bufo bufo)...........................................................................................3
1.2 De egel (Erinaceus europaeus).......................................................................................4
1.3 De vos (Vulpes vulpes)................................................................................................... 5
1.4 De bruine kikker (Rana temporaria)..............................................................................5
1.5 De merel (Turdus merula)..............................................................................................6
1.6 De rode eekhoorn (Sciurus vulgaris)..............................................................................7
1.7 De steenmarter (Martes foina)......................................................................................7
1.8 De houtduif (Columba palumbus)..................................................................................8
1.9 Het konijn (Oryctolagus cuniculus)................................................................................9
1.10 De bunzing (Mustela putorius).....................................................................................10
2 Grotere slachtoffers in het verkeer..............................................................................11
2.1 Het damhert (Dama dama)..........................................................................................11
2.2 Het edelhert (Cervus elaphus)......................................................................................12
2.3 De ree (Capreolus capreolus).......................................................................................13
2.4 Het everzwijn (Sus scrofa)............................................................................................14
2.5 De bever (Castor fiber).................................................................................................16
3 De preventiemiddelen in het verkeer..........................................................................18
3.1 Snelheidsbeperkingen..................................................................................................18
3.2 Bruggen en tunnels......................................................................................................19
3.2.1 Ecoducten.................................................................................................................... 19
3.2.2 Variaties op de standaard ecoducten..........................................................................20
3.2.3 Natuurtunnels..............................................................................................................21
3.3 Wildreflectoren............................................................................................................22
3.4 Wildwaarschuwingssystemen......................................................................................24
3.5 Natuurlijke preventiemiddelen....................................................................................25
3.5.1 Schrale bermen............................................................................................................25
3.5.2 Karkassen verwijderen.................................................................................................25
3.5.3 Afwezigheid van water.................................................................................................26
3.6 Paddenoverzet acties...................................................................................................26
3.7 Soortenbeschermingsprogramma...............................................................................27
3.7.1 De bever.......................................................................................................................27
3.7.2 De gladde slang............................................................................................................27
3.7.3 Het vliegend hert......................................................................................................... 28
3.7.4 De hazelmuis................................................................................................................29
3.8 Hekken.........................................................................................................................30
3.8.1 ‘hotspot’ omheining.....................................................................................................30
3.8.2 Grootschalige omheining.............................................................................................30
3.9 Gekleurd asfalt.............................................................................................................31
3.10 Geur als preventiemiddel.............................................................................................31
4 De andere effecten van wegen op wild.......................................................................32
4.1 Biotoopverlies..............................................................................................................32
4.2 Versnippering...............................................................................................................32
Algemeen besluit.................................................................................................................... 34
Bijlagen................................................................................................................................... 35
Bijlage 1: interview deskundige.............................................................................................. 35
Bijlage 2: lijst van afbeelding...................................................................................................37
Bijlage 3: Curriculum vitae...................................................................................................... 40
Bronvermelding...................................................................................................................... 41
Inleiding
Het doel van deze graadproef is het vinden van het beste preventiemiddel voor aangereden
wild. Dit wordt gedaan door als eerste te kijken naar welke dieren er worden aangereden.
Eenmaal je weet welke dieren aangereden worden kan je gaan onderzoeken waarom ze
worden aangereden. Als je dit weet kan je het beste preventiemiddel zoeken.
De eerste stap is best makkelijk, de laatste jaren hebben natuurpunt samen met tal van
vrijwilligers samen gewerkt om bij te houden hoeveel en welke dieren worden aangereden
op het Belgische wegennet. Eenmaal je de dieren kent kan je eindelijk onderzoeken waarom
specifiek deze dieren worden aangereden. Is het omdat ze zo talrijk zijn of zit er iets anders
achter?
In het tweede deel van deze graad proef herhaal ik deze stap voor groter wild, dit wordt
gedaan omdat aanrijdingen met grotere dieren in België niet zo vaak voorkomen. Ondanks
ze minder gebeuren zijn ze toch gevaarlijker voor de mens. Een aanrijding met een egel van
enkele kilo’s is niet gevaarlijk voor een mens maar een aanrijding met bijvoorbeeld een
everzwijn van wel 100 kilo kan desastreuze gevolgen hebben.
In het derde deel zullen de preventiemiddelen zelf besproken worden. In dit hoofdstuk
wordt vooral gekeken naar welke preventiemiddelen het beste werken aan de laagste prijs.
Helaas zal er waarschijnlijk niet één preventiemiddel zijn dat goed werkt voor alle dieren. Dit
omdat vele dieren op andere manieren hulp nodig hebben.
Het laatste hoofdstuk gaat over de andere effecten van het wegennet op dieren in het wild.
Veel mensen weten niet dat aanrijdingen niet het enige schadelijke zijn voor dieren. Ook
dingen zoals artificieel licht en geluidsoverlast kunnen grote consequenties hebben op de
biodiversiteit van België.
In dit hoofdstuk zal besproken worden welke dieren het meest aangereden worden in
België. Ook wordt er besproken wanneer en waarom ze het meest slachtoffer worden van
aanrijdingen. Latijnse namen zullen schuin worden getypt het is gebruikelijk om dit te doen
De gewone pad is een grotere amfibie (ongeveer 10 cm) met een opvallend wrattige huid.
Hij behoort tot de familie Bufonidae, ook echte padden genoemd. Ze zijn vooral te vinden in
Europa en het verenig koninkrijk maar niet in het binnenland van Noorwegen en Zweden
door de ongeschikte klimaat.
Op heden is de gewone pad het grootste slachtoffer bij aanrijdingen. Tussen 2008-2018 zijn
er maar liefst 23.000 gerapporteerde aanrijdingen van deze soort. Als je de niet
De gewone pad wordt het meest aangereden in februari omdat ze rond deze periode
ontwaken uit hun winterslaap en maar 1 doel hebben: paren. De meeste slachtoffers van
deze soort vallen onderweg naar de paarpoel.
De egel (Erinaceus europaeus)
De egel is een klein zoogdier die vooral bekend staat door zijn stekels, hij maakt deel uit van
de familie Erinaceidae ook gekend als egels. De egel is vooral te vinden in West-Europa.
F IGUUR 2: EGEL
Dit dier staat op de 2e plaats met 10.000 gerapporteerde aanrijdingen tussen 2008 en 2018.
Ze worden het meest aangereden in de zomer. Tijdens het herfst- en winterseizoen zijn de
egels in winterslaap. Hun paarseizoen valt in de lente en zomer. De mannetjes worden als
eerste wakker uit hun winterslaap, dit doen ze zodat ze de vrouwtjes kunnen opwachten en
zodat ze zich kunnen voorbereiden op het paarseizoen. Doordat de vrouwtjes langer in hun
winterslaap blijven dwalen de mannetjes vroeger rond. Hierdoor zijn de mannetjes vaakst
het slachtoffer van aanrijdingen.
F IGUUR 3: VOS
Tussen 2008 -2018 is de vos 5138 keer het slachtoffer geweest van aanrijdingen. De reden
hiervan is dat de vos ’s nachts jaagt en dus moeilijker zichtbaar is voor chauffeurs.
Vooral in de winter gaan sommige vossen langs de baan jagen. Dit doen ze omdat er dan
aangereden dieren langs de baan liggen die ze kunnen opeten. In de zomer kunnen ze
bessen, insecten en fruit eten.
Tussen 2008-2018 waren er 4422 gerapporteerde gevallen van aangereden bruine kikkers.
Waarom dit er zoveel minder zijn dan de gewone pad komt omdat kikkers sneller zijn en in
tegenstelling tot de pad, kan de kikker wel springen.
De bruine kikker heeft hetzelfde paarproces als de gewone pad. Ze doen ‘s winters een
winterslaap en worden wakker in februari om dan naar de paarpoel te trekken.
De bruine kikker en de gewone pad zijn een van de weinigen van hun soort die hun
winterslaap zo ver van de paarpoel doen, niemand weet waarom ze dit gedrag vertonen.
Daardoor moeten ze een grotere afstand afleggen en lopen ze het meeste gevaar om
aangereden te worden.
F IGUUR 5: MEREL
De merel werd de laatste 10 jaar maar liefst 4001 keer aangereden. Hij wordt vooral
aangereden omdat ze te laag bij de grond vliegen. Dit doen ze omdat ze insecten zoeken,
om twijgen te verzamelen voor een nest en omdat dichter bij de grond vliegen minder
energie verspilt. In de lente is er ook een verhoogde kans om een van deze vogels aan te
rijden, in dit seizoen leggen de vogels eieren en hebben ze dus kuikens. Deze kuikens
moeten ze ook voeden wat betekent dat het moeder of vaderdier extra eten zal zoeken. Het
resultaat is dat deze dieren langer en dichter bij grond moeten vliegen om eten te zoeken.
Er zijn 3184 gerapporteerde gevallen van aanrijdingen tussen 2008-2018. Dit is zeker niet
vreemd als je weet dat ze net zoals de egel stoppen wanneer ze een auto zien. Dit is een
tactiek die ze op predatoren gebruiken.
Ze zullen recht voor de auto stoppen zodat ze zelf een onverwachte beweging kunnen
maken op het laatste moment. Dit werkt bij de predatoren, maar helaas niet bij voertuigen.
F IGUUR 7: STEENMARTER
Het zijn nocturne jagers en ze zijn het meest actief ‘s nachts of bij schemering, dit is ook de
voornaamste reden dat ze zo vaak worden aangereden. Ze worden tegenwoordig ook vaker
gevonden in steden, in plaats van een bos of het platteland. Dit komt doordat deze dieren
een enorm aanpassingsvermogen hebben. Helaas worden ze hierdoor wel vaker
omvergereden.
F IGUUR 8: HOUTDUIF
De reden voor deze aanrijdingen is ongeveer hetzelfde als deze van de merel. Ze gaan laag
bij de grond vliegen omdat ze insecten en vruchten zoeken, omdat ze twijgen zoeken voor
een nest en omdat laag vliegen bij de grond minder energie verspilt.
F IGUUR 9: KONIJN
Ze worden vooral aangereden omdat ze meteen de straat over sprinten als ze een auto zien.
Dit doen ze omdat ze een slecht dieptezicht hebben door hun monoculair zicht. Dit betekent
dat hun ogen aan de zijkant van hun kop staan. Het resultaat hiervan is dat ze een groter
gezichtsveld hebben maar een zeer slecht dieptezicht. Doordat ze niet kunnen inschatten
wat of hoe snel de auto is, zullen ze instinctief lopen.
Er vielen de laatste 10 jaar (2008-2018) 2541 bunzings als slachtoffer van een aanrijding. De
redenen hiervoor zijn ongeveer dezelfde als die van de steenmarter, het zijn nocturne jagers
en ze gaan vaker in steden resideren.
Damherten worden door de Belgische regering beschouwd als exoot. Dit wil zeggen dat ze
hier niet thuishoren en dat alle wilde damherten in België komen van ontsnapte privé
eigenaren. Het gevolg hiervan is dat je als mens ook op deze soort mag jagen tijdens het
jachtseizoen.
Het damhert is een kudde dier, bijgevolg lopen ze blindelings achter hun leider en worden
ze hierdoor vaker aangereden. Ze worden ook aangetrokken door dichtbegroeide bermen
omdat ze graag gras eten. Een roedel damherten zal vaak blijven staan als ze schrik hebben
van iets zoals een auto, hierdoor worden ze ook vaak aangereden.
Omdat edelherten minder vaak voorkomen in ons land, staan ze ook niet zo hoog op deze
lijst. Ze zijn enkel te vinden in de Ardennen waar minder auto’s rijden.
De reden van aanrijding op deze soort, sluiten aan bij deze van het damhert. Ze volgen ook
een leider dus zullen ze net zoals het damhert de leider de baan op volgen en aangereden
worden. Het trekgedrag is ook een probleem in verband met wegenverkeer, vóór, tijdens en
na de bronstperiode (september – december) stijgt het aantal aanrijdingen drastisch. Het
zijn vooral de mannelijke herten die aangereden worden. Edelherten hebben ook een
specifieke voederperiode dit betekent dus dat ze tussen 16.00 en 22.00 uur het meest actief
zullen zijn en er dus meer kans is dat ze omver gereden zullen worden.
De ree is een solitair dier dat enkel ‘s winters in kleine groepjes leeft, die groepjes noemen
we sprongen. Ze hebben een zandgele vacht in de zomer en 's winters is deze meer
grijsbruin, ze hebben ook een witgele rompvlek. De mannetjes bezitten over een kleiner
eenvoudiger gewei dan dat van het dam- en edelhert. Ze behoren tot de familie Cervidae
ook gekend als de hertachtigen. Ze zijn te vinden in het grootste deel van Eurazië. Vooral in
bosachtige gebieden met open plaatsen en aangrenzende velden.
De ree heeft een grootte populatie in België van ongeveer 20.000 dieren. Naar schatting
vallen er ongeveer 100 slachtoffers per jaar.
In de maanden maart en april zien we een sterke stijging in aanrijdingen. Dit komt doordat
de sprongen 1die ‘s winters worden gevormd uit elkaar gaan. Als gevolg zullen de oudere
reeën terugtrekken naar hun zomer territorium en de jongere reeën zullen zelf een
territorium moeten zoeken. Terwijl ze dit doen leggen ze soms wel 10 km af. Er is ook een
grotere kans op aanrijdingen tussen 17.00 uur en 08.00 uur omdat ze dan het meest actief
zijn en eten zullen zoeken. Net zoals het damhert worden reeën ook aangetrokken naar
1
Sprongen = In de winter gaan reeën in groepen leven. Zo'n groep reeën wordt een sprong genoemd.
Het everzwijn ook wel bekend als het wild zwijn is een evenhoevig zoogdier dier dat in de
familie Suidae zit, ook bekend als de varkens. Ze hebben een ruwe zwarte vacht met een
bruine kop en rug. De beren (mannelijke everzwijnen) hebben 2 slagtanden die in de
onderkaak zitten. De zeugen en biggen leven samen in matriarchale rotten, dit betekent dat
de zeugen de leiding hebben. De beren leven solitair. Ze komen voor in grote delen van
Europa, Azië en delen van Noord-Afrika. Hun biotoop bestaat uit natte loofbossen.
Er worden naar schatting 500 tot 1000 everzwijnen aangereden in Nederland per jaar. Dit
aantal is in de laatste jaren fors gestegen en loopt gelijk met de stijging van de populatie
everzwijnen in Nederland en ook in België.
De redenen van aanrijding op deze soort, sluiten aan bij deze van het damhert en het
edelhert. Ze volgen ook een leider dus zullen ze net zoals het damhert en het edelhert de
leider de baan op volgen en aangereden worden. Ze hebben ook geen afschuw van verkeer
en zullen dus ook niet uitkijken of wijken voor auto’s of moto’s. Ze hebben een donkere
vacht waardoor ze moeilijk te zien zijn in het donker. Wat hun meest actieve periode is. Het
Het vermijden van gewonde wilde dieren in het verkeer
16
seizoen heeft ook een drastische inpakt op de aanrijdingen. De hoogste kans op een
aanrijding met een everzwijn is tussen 3.00 uur en 7.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur
omdat dit de periodes zijn dat het everzwijn op zoek gaat naar voedsel. Een rotte
everzwijnen omvangt ongeveer 3 zeugen en een aantal biggen, grotere groepen van 50
everzwijnen zijn ook al gevonden. Dit is een extra risicofactor voor het everzwijn, ze zijn
meestal in groep dus kan je er soms 20 raken met 1 auto. Bermen zijn ook een heel
aantrekkelijke plek voor everzwijnen omdat ze er graag gaan wroeten. Als ze wroeten,
woelen ze met hun snuit de bermbodem om. Dit doen ze in de hoop dat ze eten zoals:
wortels, knollen, insectenlarven, muizen en salamanders zullen vinden.
De bever wordt zelden aangereden in België, maar toch gebeurt het. Er worden jaarlijks 1 of
2 bevers aangereden. Dit lage aantal is niet verwonderlijk raar aangezien de populatie
bevers in België zeer klein is.
De bever is een nachtdier, in de zomer is hij actief vanaf 22 uur en ’s winters is hij enkel
actief als het donker is. Dit samen met de lage snelheid van een bever zijn 2 van de meest
voorkomende redenen dat de bever omver wordt gereden.
De bever verlaat het water weinig, als hij het water verlaat is dit voor één van de volgende
twee redenen: Hij zoekt eten of zijn waterpoel is te klein. Als ze eten zoeken zal hij het
water verlaten, maar zal hij maar enkele meters van het water weggaan. Dit doen ze omdat
ze zich veiliger voelen in water. Zijn huis en water verlaten en een andere waterpoel zoeken
is iets dat de bever enkel zal doen uit absolute noodzaak bijvoorbeeld als de poel te klein
wordt of opdroogt.
Als de bever besluit een nieuwe poel te zoeken zal hij dit ‘s nachts doen. Dit is het moment
waar kans op aanrijding het grootst is.
1.14 Snelheidsbeperkingen
De meeste ongevallen in verband met aangereden wild gebeuren buiten de bebouwde kom.
Hier is de gemiddelde snelheid in België 70km/h, uit enkele testen blijkt dat deze snelheid
net iets te hoog is om op tijd te kunnen reageren.
Deze snelheid is te hoog omdat mensen aan deze snelheid minder dingen kunnen
waarnemen in hun primair2 en secundair gezichtsveld. 3Een hogere snelheid betekent ook
een langere stopafstand, dus zelf als je het dier ziet afkomen kan het al te laat zijn. Als de
snelheid verlaagd wordt zal dit niet enkel preventief werken maar het zal er ook voor zorgen
dat een aanrijding minder schade kan doen aan uw auto en aan het dier.
3
Primair gezichtsveld= is het deel waar de 2 gezichtsvelden van je 2 ogen kruisen in deze zone is alles duidelijk.
Secundair gezichtsveld= het deel waar de gezichtsvelden elkaar niet kruisen, je ziet dus maar met 1 oog, dit is
alles wat je nog net kan zien zonder dat dit mooi of duidelijk is.
Het gevolg dat een verlaging van de snelheid buiten de bebouwde kom zou hebben is
enorm. Een kleine verlaging van de snelheid naar 60km/h zou ervoor zorgen dat
bestuurders het wild kunnen zien en dat ze op tijd zullen stoppen. Zelfs als er aanraking zou
zijn zou de schade aan het dier en uw voertuig veel minder zijn. (Dit geldt enkel als u remt)
1.15.1 Ecoducten
Ecoducten zijn het meest gekende voorbeeld van deze soort preventiemiddelen. Het zijn
enorme door de mens gemaakte bruggen die gebouwd worden boven snelwegen. Deze
natuurbruggen moeten perfect aansluiten op de biotoop errond. Dingen zoals vegetatie
ondergrond en geur moeten allemaal perfect gerecreëerd worden. In combinatie met het
kersteiland. Op dit eiland zijn miljoenen rode kersteiland krabben die ieder jaar migreren
vanuit het bos naar de zee om te paren en zich voor te planten. Het gevolg hiervan is dat
wegen geblokkeerd worden door deze grootte hoeveelheid krabben, dus werd er een
speciale brug gebouwd die enkel de krabben kunnen gebruiken. Ze migreren ieder jaar rond
oktober als het regenseizoen start.
Over de hele wereld zijn ook aantal kleine natuurbruggen te vinden voor tal van redenen. In
Amerika zijn er bruggen voor eekhoorns en in Australië zijn er zelfs bruggen voor kaketoes.
Deze bruggen zijn simpel te installeren. Vaak is een gewoon touw genoeg, ondanks ze zo
goedkoop zijn bewijzen ze toch uiterst effectief.
4
Kiritimati = een klein eiland ten noordoosten van Australië
1.15.3 Natuurtunnels
Natuurtunnels zijn tunnels onder wegen die de biotoop her verbindt. Natuurlijk lijkt dit
enorm op ecoducten, maar er zijn wel een aantal verschillen zoals kost, effectiviteit en
welke dieren deze gebruiken. Als eerste zullen we kost bespreken. Natuurtunnels zijn
namelijk een stuk goedkoper dan natuurbruggen omdat ze namelijk simpel en zonder
begroeiing zijn.
Helaas zijn deze natuurtunnels niet overal mogelijk, in plaatsen waar de weg veel lager
gelegen is dan de omringende natuur is een tunnel zeker niet mogelijk. Dus voor veel
autosnelwegen in België is het onmogelijk om een tunnel aan te leggen. De effectiviteit van
deze tunnels is moeilijk te vergelijken met een ecoduct aangezien een ecoduct gefocust is
op het verlengen van de biotoop en ervoor zorgen dat elke diersoort deze kan gebruiken.
Natuurtunnels zijn vaak bedoelt om 1 diersoort te beschermen, er bestaan ook algemenere
tunnels maar deze worden minder gebruikt door kleine dieren zoals muizen en kikkers.
Alhoewel grotere natuurtunnels bestaan zijn deze minder prevalent5.
5
Prevalent = heersend, vaak voorkomend
1.16 Wildreflectoren
Wildreflectoren zijn kleine reflectors aan de kant van de weg. Deze dienen om het licht van
je voorlichten te reflecteren naar de aangrenzende berm en of boskant met de hoop dieren
af te schrikken.
Wildreflectoren zijn meestal blauw of blauw-wit van kleur, omdat blauw licht minder
verstorend is voor de dieren dan andere kleuren licht. Blauw licht heeft namelijk een kortere
golflengte dan andere kleuren, wat betekent dat het minder ver reikt en minder intens is.
Dit maakt het minder storend voor nachtdieren en kan hen helpen om hun normale
activiteiten voort te zetten zonder te worden afgeschrikt door fel licht.
Deze reflectors komen voor in vele vormen zoals molentjes, halve cirkels en prisma’s. De
meeste doen ongeveer hetzelfde. Deze reflectors hebben een enorm effect op het aantal
aanrijdingen. In sommige gevallen daalt het aantal aanrijdingen met 70 procent.
Wildreflectoren hebben daarom een enorm lage kost naar effectiviteit ratio, ze maken
namelijk een enorme impact op het aantal aanrijdingen en zijn toch zeer goedkoop.
Vaak wordt groter aangereden wild zoals herten en reeën van de weg verwijderd maar
kleinere dieren zoals hazen en egels blijven vaak liggen. Dit is een probleem omdat
predatoren dit zullen zien als een gemakkelijke maaltijd. Predatoren zoals vossen en raven
zullen de karkassen proberen op te eten met als gevolg dat ze zelf overreden worden. Er zijn
geen statistieken over hoe effectief dit zou zijn maar vele specialisten denken dat het zeker
zou helpen.
6
Schraal = weinig of vaak geen begroeiing
Zoals de meeste weten hebben alle dieren water nodig. Daarom zijn watergangen 7 en
andere beken langs de weg een zeer slecht idee. Door deze water elementen te verwijderen
zouden er veel minder dieren aangetrokken zijn tot wegen. Dit zou natuurlijk het aantal
aanrijdingen verminderen.
De paddenoverzet is een actie die natuurpunt ieder jaar organiseert. Het is een bijeenkomst
van vrijwilligers in februari. Zoals reeds vermeld in hoofdstuk 1.1 en 1.4 ontwaken amfibieën
rond februari en gaan ze op pad naar de paarpoel. Tijdens deze periode steken ze wegen
over en worden er veel omver gereden. De actie wil zoveel mogelijk amfibieën redden door
ze te verplaatsen. Dit doen ze door schermen te plaatsen waardoor de dieren in emmers
worden geleid. Deze emmers worden dan geleegd aan de overkant van de weg, zo
minimaliseren ze aanrijdingen.
7
Watergangen = inkepingen aan de kant van de weg die bedoeld zijn om water op te vangen, ook wel sloot
genoemd
1.20.1 De bever
De bever was tot op enkele jaren geleden nog uitgestorven in België, maar in het jaar 2000
zijn er weer enkele gevonden in West-Vlaanderen en sindsdien zijn ze beschermt. Zoals
vermeld in hoofdstuk 2.5 moeten bevers enkel de weg oversteken als hun burcht 8 vernield is
of als er geen eten of water meer te vinden is. Nu zijn alle Habitats van bevers beschermd
en planten ze zelfs eten bij als er niet genoeg beschikbaar is. Zo moet de bever zijn veilige
omgeving nooit verlaten.
De gladde slang is een kleine grijze slang, samen met de ringslang en adder zijn ze de enige
slangen die voorkomen in België. Helaas zijn er steeds minder en minder te vinden. Het is
dus logisch dat deze soort beschermd is. Gladde slangen zijn zeer gevoelige dieren die zich
niet goed kunnen aanpassen. Het geluid en de trillingen van zowel fietsers, brommers als
auto’s op deze slangen is enorm. en van de aanpassingen dat we kunnen maken is
recreatief vervoer verbannen op plaatsen waar een grootte densiteit aan slangen is. Een
ander voorstel is het veranderen van het asfalt. Het moderne zwarte asfalt slaat namelijk
heel gemakkelijk warmte op. De slangen zullen dit warm gesteente gebruiken als
verwarming en erop gaan liggen. Met als gevolg dat ze worden aangereden. In een van de
8
Burcht = de woon plaats van een bever, vaak dam genoemd
Het vliegend hert ook wel hertkever genoemd is een grootste insecten van België. Hij is te
herkennen aan zijn grootte gewei-achtige kaken, maar helaas is hij de laatste jaren minder
en minder te vinden. Er zijn vele redenen hiervoor één ervan is verkeer, ieder jaar vallen
toch en aantal slachtoffers.
1.20.4 De hazelmuis
De hazelmuis is een lichtbruin muisje met een typisch behaarde staart. Hij is vaak te vinden
in wegbermen met hoog struweel9. Omdat hij zo vaak in bermen zit zal hij af en toe
proberen om de begroeiing aan de overkant eens te proberen. Het gevolg hiervan is
natuurlijk dat hij wordt aangereden. Dit is makkelijk te voorkomen door dicht begroeide
wegbermen te snoeien en maaien. Hierdoor zal de muis er niet meer zitten en zal hij dus
ook minder de weg oversteken.
9
Struweel = vegetatievorm die wordt gedomineerd door struiken
1.21 Hekken
Het plaatsen van hekken lijkt op papier een van de gemakkelijkste preventiemiddelen, maar
er zijn enkele nadelen en voordelen en meerdere manieren van omheinen. In dit hoofdstuk
worden de 2 soorten omheiningsmethoden besproken en hun voor- en nadelen.
Er zijn zoals vermeld in hoofdstuk 3.4 een aantal hotspots waar dieren regelmatig
oversteken. Het plan bij dit soort omheining is enkel de plaatsen waar dieren oversteken te
omheinen. Dit zou potentieel overstekende dieren stoppen. Dit soort omheining is nog niet
getest maar onderzoekers denken dat het potentieel zou kunnen werken. Het enige nadeel
is dat er nieuwe hotspots zouden ontstaan, maar deze kunnen ze dan weer omheinen.
Uiteindelijk zal er een plek ontstaan waar weinig auto’s rijden en dieren kunnen oversteken.
Naast aanrijdingen heeft het wegennet nog enkele andere grootte effecten op dieren. In dit
hoofdstuk zal ik enkele van de grootste aankaarten.
1.24 Biotoopverlies
In simpelste termen is een biotoop een gebied waar dieren, planten en andere organismen
leven en zich kunnen voortplanten. Wegen nemen plaats in waar deze biotopen vroeger
waren. Een snelweg van 2 keer 2 rijvakken inclusief wegberm kan al snel een breedte van
gemiddeld 40 meter innemen. Dit betekent dat er per kilometer snelweg zo’n 4 hectare
natuur wordt vernield. Je kan zelf wel bedenken welke desastreuze gevolgen zo veel
biotoop verlies heeft op de biodiversiteit van België.
1.25 Versnippering
Wegen nemen niet alleen biotoopruimte in beslag, maar versnipperen ook bestaande
biotopen. Dit betekent dat een weg het leefgebied van een populatie in meerder kleine
stukken kan verdelen. Elke van deze kleine stukken zijn dan vaak te klein om de populatie
van een soort te onderhouden. Vaak is er dan te weinig eten, met als gevolg dat vele
sterven. Er is dan vaak ook een probleem met de genetische variatie. Dit omdat kleine
populaties gevangen zijn op deze versnipperde biotopen, de dieren in deze populaties zullen
zich enkel voortplanten met elkaar. In de eerste paar generaties zal dit vaak geen probleem
zijn, maar uiteindelijk zal alle voortplanting inteelt zijn. Het zal grote effecten hebben op de
gezondheid van de dieren. De andere optie is de weg oversteken, helaas worden ze dan
vaak aangereden.
Er is een enorme verscheidenheid als het aankomt op aangereden dieren in het wild. De tijd
van de aanrijdingen speelt een grote rol met als topper het paarseizoen. Ook bepaalde
eetpatronen kunnen aanleiding geven tot meer aanrijdingen. Er zijn dus verschillende
redenen, maar er zit ook wel een bepaalde logica in hoe het komt dat bepaalde dieren meer
worden aangereden. Sommige dieren zoals de houtduif, de merel en de bunzing worden
aangereden als ze eten zoeken, anderen zoals de gewone pad en de bruine kikker worden
aangereden als ze op weg zijn naar de paarpoel. Hierdoor zullen we dus ook verschillende
preventiemiddelen nodig hebben.
Vele van deze preventiemiddelen maken al een heuse impact op lokaal vlak, de impact na
plaatsing in bepaalde regio’s is enorm. Helaas zijn er globaal gezien in België nog te weinig
preventiemiddelen geplaatst. Er sterven jaarlijks nog altijd meer den tienduizenden dieren.
Het is nog niet te laat om in te grijpen, in de laatste jaren zijn er vele nieuwe effectieve
preventiemiddelen gevonden doordat er meer onderzoek naar gedaan is. Ik denk
persoonlijk dat er nog hoop is voor de biodiversiteit van België, maar als we niet snel
ingrijpen zullen vele soorten uitsterven in België.
Ik kan met zekerheid zeggen dat ik geen antwoord gevonden heb op mijn initiële vraag
waarop ik mijn graad proef heb gebaseerd. Wat is het beste preventiemiddel om dierlijke
verkeerslachtoffers te vermijden.
Door het maken van deze graad proef weet ik nu dat er geen beste of slechtste
preventiemiddel is. Omdat zowel de tijd, het soort dier, de omgeving en de wetgeving een
impact hebben.
Ook het gebrek aan het vinden van de juiste gegevens in België is opvallend. Hier kan ik
zeker stellen dat Nederland meer onderzoek doet naar deze data. Ze staan naar mijn eigen
mening ook ver voor met het bijhouden van data (zowel tijden als aantallen) over dit
onderwerp. Op Nederlandse websites vond ik verschillende grafieken en nuttige info.
Figuur 2: egel............................................................................................................................4
Figuur 3: vos............................................................................................................................. 5
Figuur 5: merel......................................................................................................................... 6
Figuur 7: steenmarter...............................................................................................................8
Figuur 9: konijn.........................................................................................................................9
Bijlage 4: Stageverslag
1) Info over het stagebedrijf
Mijn stage werd gedaan in Het opvangcentrum voor Vogels & Wilde Dieren in Merelbeke,
beter gekend als VOC Merelbeke. Het hoofddoel van deze organisatie is het opvangen en
verzorgen van noodlijdende vogels en wilde dieren om ze na volledig herstel terug vrij te
laten in de natuur.
VOC staat voor Vlaams opvang centrum voor vogels en wilde dieren. Er zijn er 10 verspreid
over geheel België. De VOC’s beschikken over een vergunning om beschermde noodlijdende
wilde dieren op te vangen met de bedoeling ze te verzorgen, te revalideren en terug te
plaatsen in hun natuurlijke biotoop.
Het opvangcentrum in Merelbeke bestaat al sinds 1982 en werd opgericht door Guy De
Meulemeester. Jaarlijks ontvangt het zo’n 7000 wilde dieren, dit betekent dat er dagelijks
zo’n 20 tal dieren worden ontvangen. De oorzaken van opname zijn zeer uiteenlopend:
slachtoffers van hoogspanningskabels, verkeerslachtoffers, jachtmisbruiken, botulisme en
andere vergiftigingen, geroofde of uit het nest gevallen jongen, stookolieslachtoffers, in
beslag genomen vogels op basis van de wet op de vogelbescherming enz.…
Meer dan 60% van de patiënten onder de Europese soorten kunnen terug vrijgelaten
worden. Dit moet dan wel gebeuren in het correcte gebied en op een gepast tijdstip. Dit
betekent zowel de tijd van de dag (dag of nacht) en de tijd van het jaar ( het geschikte
seizoen).
Niet alle dieren zijn welkom in het voc. Enkel wilde vogels, amfibieën, insecten, wilde
zoogdieren, afgestane waterschildpadden, sommige gevonden gedomesticeerde dieren, in
beslag genomen dieren en reptielen zijn toegestaan in het VOC. Katten, honden
valkerijroofvogels, grote exoten, afgestane gedomesticeerde dieren en grote
boerderijdieren zoals koeien mogen niet binnen in het voc.
Het VOC Merelbeke heeft ook een educatief nut, vele scholen en andere organisaties die
met kinderen werken mogen langskomen voor een rondleiding. Tijdens deze rondleiding
word er info gegeven over de meest voorkomende ziektes en verwondingen. Ook leren
kinderen nieuwe dieren kennen die in België te vinden zijn. Naast de rondleidingen werken
ze samen met verschillende universiteiten, musea en instellingen voor wetenschappelijke
onderzoeken. Bv onderzoek naar ziektes, parasieten, marternetwerk, ringwerk ,enz.…
Het VOC heeft ook vaak contact met tal van andere organisaties, dit kan voor vele redenen
zijn, bv als er een nieuwe variant zou zijn van een bepaalde ziekte zou het kunnen dat het
opvangcentrum stalen en foto’s moeten nemen en leveren aan de correcte organisatie.
Vaak worden er ook kadavers van besmette dieren gehouden om later nog testen op te
doen of een autopsie.
Raad van bestuur Iedereen die werkt bij het VOC, vergadert
3x per jaar
En de vrijwilligers
3) grondplan en dieren
Benodigdheden:
Handdoek Krantenpapier
Vod Handschoenen
Lege bak/emmer (hoog genoeg, zodat je egel Vuilbak voor het hooi
niet kan ontsnappen)
Groene map van de egels
Spoelbak met heet water Afwasbak met heet water en (weinig!) Dreft
Als eerste zet je je bak of emmer op je weegschaal en druk je op tare zodat je de egel
gemakkelijk kan wegen.
De egels zitten in genummerde plastic dozen, je begint door bak 1 op tafel te zetten en je
handschoenen aan te doen. Vervolgens neem je de egels uit de doos en zet je ze in de bak
of emmer om ze te wegen. Je schrijft het gewicht van egel op in het groene boek, elke
genummerde bak heeft zijn eigen fiche. Als je ziet dat de egel heel snel gewicht verliest of
bijkomt meld je dit aan een van de vaste medewerkers. Bekijk het dier ook eens, welke
indruk maakt hij op je? Bloed hij, hoest hij heeft hij andere problemen, indien ja verwittig
een vaste medewerker. Let zeker goed op de ademhaling van de egel want deze kan veel
zeggen over de gezondheid.
Hierna begin je met het kuisen van de doos. Als eerste neem je de water en voedingsbakjes
eruit en kuis je deze indien nodig in de emmers. Dit doe je door ze poetsen met een vod in
de eerste emmer met Dreft en ze dan even af te spoelen in de 2 de emmer zonder Dreft. Dit
zorgt ervoor dat het dier zeker geen Dreft binnen heeft. Vers katteneten voor de
voederbakjes is te vinden in het voederhok en water komt van de dichtstbijzijnde kraan.
Vervolgens haal je het huisje uit de bak en kijk je welk hooi opnieuw gebruikt kan worden.
Indien het hooi bevuild is mag het naar de composthoop. De bodem van iedere doos is
bedekt met krantenpapier, dit omdat het een goede en goedkope isolator is. Indien het
3) De buitentoer
Het vermijden van gewonde wilde dieren in het verkeer
47
De buitentoer omvat alle dieren die buiten zitten te voederen en water te geven. Ook
verwijder je alle oude of vuile voedingsresten.
Benodigdheden:
Als eerste zal ik uitleggen hoe je alle vogels voedert en daarna zullen de zoogdieren en
reptielen besproken worden.
Op de deur van het voederlokaal staat welk dier welk eten nodig heeft dus voor je begint
kijk je eerst welk eten je nodig hebt. Eenmaal je het geschikte voer vindt ga je naar de
volière die je eerst wil doen. Als eerste ga je naar binnen met je schep en emmer voor
voedingsresten en kijk je of je enkele dingen moet verwijderen, nat voer wordt ook altijd
verwijdert. Eenmaal de etensresten verwijdert zijn bekijk je of de voeder en drinkschalen
vuil zijn. Is dit het geval dan kuis je ze af aan de dichtstbijzijnde kraan en zet je ze terug op
de correcte plaats. Kijk altijd nog eens dat de schalen niet onder zitstokken staan, anders
kunnen deze snel bevuild worden. Als ze niet vuil zijn mag je het water en eten erbij gieten.
Als het water een abnormale kleur heeft vraag je eerst aan een vaste medewerker waarom
dit is, want vaak zitten er medicijnen in het water en kan het rap zeer duur worden als je
deze ieder dag vervangt.
Toch zijn er enkele uitzonderingen op deze algemenen regel, alle roofvogels worden
’s avonds gevoederd en moest ik dus niet doen. Het water moet wel ververst worden. Als er
nog eendagskuikens of voedermuizen in de volières liggen mogen deze blijven liggen. Ook
zijn er af en toe wel wat viseters in het VOC . Deze mocht ik wel voederen, je geeft groter
vogels zoals reigers een 8 tal vissen en kleinere zoals meeuwen een 5 tal vissen. Deze vissen
worden op het VOC gekweekt en als je er nodig hebt zijn er te vinden in de vriezer. Geef wel
nooit bevroren vis aan en vogel, laat hem eerst even ontdooien.
Buiten zitten ook enkele schildpadden, vooraan zit 1 landschildpad en in het achterste
schildpaddenverblijf zitten nog enkele exotische waterschildpaden waarvan 1 bijtschildpad.
Deze worden gevoederd door Nick en hebben enkel water nodig.
Benodigdheden:
Vod dweil
Trekker Disinfectiespray
Het kuisen van hokjes die in gebruik zijn is heel simpel je neemt de water en voedingsbakjes
eruit en vult ze aan. Als ze vuil zijn was je ze even af aan de lavabo in het lokaal. Ieder hokje
heeft een uitschuifbare bodem die je makkelijk kan kuisen. Op de bodem van ieder hokje ligt
wat krantenpapier. Als het krantenpapier vuil is leg je nieuw en schuif je de plaat terug in de
kooi. Hierna zet je de voeder- en waterbakjes terug op de correcte plaats, kijk ook eens dat
de bakjes niet onder een zitstok staan.
Eenmaal alle hokjes proper zijn kan je beginnen aan het kuisen van het eerste hulp lokaal.
Als eerste desinfecteer je alle oppervlakken zoals tafels en lavabo’s. hierna veeg je het hele
lokaal proper. Als laatste dweil je nog eens het gehele lokaal aan de hand van je emmer
dweil en trekker.
6) De paddenoverzet
De paddenoverzet is een actie die jaarlijks word gedaan op vele plaatsen. Dit werkje vond ik
het meest leerzame van mijn stage omdat ik erover schreef in mijn gip.
Benodigdheden:
De paddenoverzet bevindt zich op een kleine wandeling van het VOC. Als eerste ga je kijken
in alle emmers langs de weg of er salamanders, kikkers of padden inzitten. Als dit het geval
is neem je ze eruit en steek je ze in je eigen emmer. Eenmaal je alle emmers zijn
gecontroleerd ga je terug naar het VOC
1) Besluit
Over het algemeen vond ik de stage niet zo leerrijk. Ik heb het gevoel dat ik er vooral was als
hulp voor hen maar niet dat ze me iets wouden bijleren. Ik deed bijna iedere dag dezelfde
taken en mocht zelden iets nieuws doen of leren. Ik weet dat een groot deel van werk met
dieren kuisen is, maar ik had toch gehoopt om af en toe eens te mogen helpen of meekijken
met de eerste hulp. In de plaats daarvan heb ik het overgrote deel van mijn tijd gekuist,
opgeruimd, afgewassen en andere niet leerzame werken. Toen ik met andere stagiaires had
gebabbeld lieten ze weten dat ze dezelfde problemen hadden.
Helaas waren de mensen die er werken ook geen pretje. De baas Nick was nogal
terughoudend om uitleg te geven maar om kritiek te geven was hij er wel snel bij. Mijn
stagebegeleider Donovan probeerde wel uitleg te geven maar er was onduidelijkheid over
wat er juist verwacht werd van mij. En richtlijnen van verschillende mensen met
verschillende visies opvolgen is niet leuk. Doordat er een vaste medewerker ook net in
dienst kwam hadden ze allebei wat tijdsgebrek om zich met de stagairs of vrijwilligers bezig
te houden. De vrijwilligers die er werkten waar wel zeer aardig en wouden me wel info
geven of mijn vragen beantwoorden.
2) Werkpunten
Soms heb ik een iets te traag tempo. Ik kon goed zelfstandig werken.
Ik was snel afgeleid van mijn taak als IK was zeer zorgvuldig met mijn werk .
anderen me om hulp vroegen.
Bronvermelding