You are on page 1of 26

Ontwikkelingspsychologie

College 1 9/2/22
De menselijke ontwikkeling

 De ontwikkelingspsychologie: houdt zich bezig met het in kaart brengen van de


veranderingen die optreden in de levensloop; en het leren begrijpen hoe die veranderingen
zich voltrekken (welke mechanismen die veranderingen sturen)

 Het proces van de ontwikkeling

 Stapsgewijs: stadia of fasen (kwalitatieve verandering)

 Geleidelijk: vloeiend (kwantitatieve verandering)

 De oorzaken van ontwikkeling

 Biologisch bepaald (nature)

 Omgevingsinvloeden (nurture)

 Complex samenspel tussen nature en nurture

Bestudering van de menselijke ontwikkeling

 Domeinen van ontwikkeling

 Fysiek (motoriek, brein…)

 Cognitief (denken, taal…)

 Psychosociaal (persoonlijkheid, interactie…)

 Benadering van ontwikkeling

 Beschrijven (wat - gedragsbeschrijving, ethologie, observatie)

 Verklaren (waarom - experimenteel, natuurwetenschappelijk)

 Voorspellen (waar gaat de ontwikkeling naar toe)

 Interventie (hoe kunnen we ingrijpen in de ontwikkeling)

 Algemene ontwikkeling vs individuele verschillen

 Van kinderpsychologie naar levenslooppsychologie

Timing van invloeden

 Imprinting (Lorenz)

 Kritische periode: periode waarin bepaalde gebeurtenis (of de afwezigheid daarvan) zijn
ontwikkelingseffect heeft

 Sensitieve periode: periode waarin de gevoeligheid voor bepaalde ervaringen groot/groter is


Invloedenmodel van de ontwikkeling

 Normatieve en niet-normatieve invloeden op ontwikkeling

Baltes’ levensloopbenadering

 Ontwikkeling:

 Levenslang

 Multidimensioneel

 Multidirectioneel

 Verschuiving van relatieve invloed biologie en cultuur

 Verandering van bronnen

 Plasticiteit

 Onder invloed van historische en culturele context

Basismodellen van ontwikkeling

 John Locke (1632-1704) vs. Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)

 Mechanistisch vs. organismisch model

 Continue vs. discontinue ontwikkeling

 Kwantitatieve vs. kwalitatieve verandering


Theoretische perspectieven

 Freuds psychoanalyse

 Psychoseksuele ontwikkeling

 Fasen (oraal, anaal, fallisch, latentie, genitaal)

 Fixatie

 Oedipuscomplex

 Onbewuste processen

 Erikson’s psychosociale ontwikkeling in de levensloop

 Leertheorie (Pavlov)

 Behaviorisme

 John B Watson

 Skinner – shaping

 Sociale leertheorie (Albert Bandura 1925)

 Ontwikkeling is bidirectioneel: persoon en wereld beïnvloeden/bepalen elkaar


wederzijds

 Leren door imitatie van modellen: Baby doll experiment

 Jean Piaget’s theorie van de cognitie ontwikkeling

 Information-processing benadering

 Lev Vygotsky’s socioculturele theorie (1996-1934)

 Scaffolding: tijdelijke ondersteuning om het kind te helpen een taak te beheersen

 Zone van de Naaste Ontwikkeling (Zone of Proximal Development): het verschil tussen wat
het kind met hulp kan en zonder hulp

 Contextueel perspectief van Bronfenbrenner (1917-2005)

 Evolutionair/sociobiologisch perspectief

 Ethologie

 Van Lorenz naar Bowlby?

Onderzoeksmethoden

 Kwalitatief versus kwantitatief (beschrijven vs verklaren)

 Self-reports: dagboeken, vragenlijsten, interviews

 Naturalistisch vs laboratorium
 Gedragsmaten (obv vaardigheden, competenties, maar ook hartslag, breinactiviteit,
etc.
College 2 16/2/22
Het begin van ontwikkeling

 Waar begint de ontwikkeling?

 Hoe ziet de vroegste ontwikkeling eruit?

 Hoe mogen we ingrijpen op die ontwikkeling?

 Ontwikkeling beïnvloeden is ontwikkeling veranderen

 Wie bepaalt of en hoe we ontwikkeling beïnvloeden

 Wat is een goede ontwikkeling?

 Ontwikkeling is het resultaat van een complexe interactie van uiteenlopende factoren

Ontwikkeling zit in de familie

 Mechanisme van erfelijkheid – DNA de genetische code

 Wat bepaalt de sekse?

 Genetische overdracht

Nature of nurture?

 Het bestuderen van erfelijkheid: waardoor worden overeenkomsten en verschillen


veroorzaakt:

 Gezinsonderzoek

 Adoptiestudies

 Tweelingonderzoek (monozygoot en dizygoot)

Human engineering

 Genomics — studie van de functies en interacties tussen genen

 Genetisch testen: zouden kinderen moeten worden getest?

• Zijn er potentiële ethische en morele bezwaren mbt genetisch testen?

• Zou je het zelf willen weten of je genetisch belast bent met een specifieke
aandoening?

Prenatale ontwikkeling

 Stadia in de prenatale ontwikkeling

 Germinaal (o-2wk)

 embryonaal (2-8 wk)


 Foetaal (vanaf 8 wk)

 Teratogene invloeden

 voeding/gewicht moeder

 Ondervoeding

 Zwaar fysiek werk

 Alcohol, drugs

 Ziekte moeder

 Stress, depressie

 Vervuilde leefomgeving

De vroegste ontwikkeling

 De geboorte als gevaarlijke eerste stap

Eerste ontwikkelingsstappen

 Reflexgedrag (gebaseerd op automatische, onwillekeurig en aangeboren respons op


stimulatie)

 Permanente vs tijdelijke reflexen

 Primitive reflexes (rooting, Moro, grijpreflexen) https://www.youtube.com/watch?


v=PTz-iVI2mf4

 Postural reflexes

 Locomotor reflexes

 Vroege sensorische capaciteit

 Tast en pijn, reuk en smaak, horen en zien

 Motorische ontwikkeling

 Onderscheiden naar verschillende milestones

 Gebaseerd op complex handelingssysteem

 Grove motoriek (grote spieren)

 Fijne motoriek (kleine spieren)

Fysieke kennis van de wereld

 Ecologische theorie (E. en J. Gibson):

 Motoriek en perceptie zijn wederzijds afhankelijke delen van een functioneel


systeem dat gedrag aanstuurt in variërende contexten

 Visual cliff experiment

Mentale kennis van de wereld


Nieuwe kennis van de wereld

 Habituatie: type leren waarbij de bekendheid met de stimulus de response doet


afnemen en uiteindelijk stoppen

 Dishabituatie: toename responsiviteit door nieuwe stimulus

 Novelty preference

 Voorkeur voor nieuw

 Vermogen oud en nieuw te onderscheiden

Kennis van de sociale wereld

 Gevoeligheid voor sociale en emotionele signalen

 Imitatie van gezichtsuitdrukkingen (Meltzoff and Moore 1977)

 ‘Still face’ experiment (Tronick, 1975)


College 3

Voorschoolse ontwikkeling

 Kindertekeningen

 Decoratie of meer?

 Tekenontwikkeling

 Van scribble (krabbels) naar beeld en afbeelding (Rhoda Kellogg)

Tekenen en de rest van de ontwikkeling

 Hersenontwikkeling

 Hersengewicht 90% (3 jaar)

 Piek synaptische dichtheid (4 jaar)

 Aantal verbindingen in de hersenen

 Motorische ontwikkeling

 Motorische ontwikkeling: Grove/fijne motoriek, handvoorkeur

 Rond het 3e levensjaar komt er een voorkeur voor links of rechts

 Cognitieve ontwikkeling

Piagets theorie van de cognitieve ontwikkeling

 Basisprinicipes van het cognitieve process

 Schema

 Concept, idee in het lichaam en interactie met de omgeving en het kind

 Idee over hoe de werkelijkheid eruit ziet en hoe die functioneert en wat je
ermee kan doen

 Adaptatie

 Assimilatie

 Iets uit de omgeving inbrengen in jouw schema

 Accommodatie

 Jouw schema aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid

 Equilibratie

 Nieuw evenwicht van de werkelijkheid


De vroegste ontwikkeling

 Sensomotorische stadium (0-2 jaar)

 Reflexen (0-1mnd)

 Primaire circulaire reacties (1-4)

 Gebaseerd op reflexen van baby

 Secondaire circulaire reacties (4-8)

 Iets ingewikkelder

 Contact aangaan met buitenwereld

 Interactie tussen baby en omgeving

 Coördinatie van secondaire schema’s (8-12)

 Tertiaire circulaire reacties (12-18)

 Nog ingewikkelder

 Baby doet iets in de werkelijkheid

 Manipulatie van de baby om gedrag complexer te maken

 Mentale combinaties (18-24) - symboolgebruik

Mijlpalen in het sensomotorische stadium

 De ontwikkeling van kennis over objecten en symbolen

 Objectpermanentie

 Symbolische ontwikkeling, begrip van plaatjes, schaal

 Denken als uitwendig intentioneel handelen (denken als actie)


Preopertionele stadium

Cognitieve ontwikkeling

 Preoperationele stadium

 Animisme

 Egocentrisme

 Conservatieprobleem

Theory of Mind (ToM)

 Ik weet wat jij weet

 Kennis over denken en mentale toestanden

 False beliefs en bedrog

 Wat iets is en wat iets lijkt

 Fantasie en realiteit

 Individuele verschillen

Theory of Mind (en autisme)


Spel en ontwikkeling

 De spelende mens

 Cognitieve niveau’s

 Functioneel: locomotorisch, bijv. balspel

 Constructief: object gericht, bijv. bouwen

 Dramatisch: fantasie, verbeelding, bijv. doktertje spelen

 Formeel spel met regels: georganiseerd spel, bijv. verstoppertje

De basis van sociaal gedrag

 Prosociaal gedrag (altruïsme)

 Agressief gedrag

 Overt (direct)

 Relationeel (sociaal/indirect)

Zelf en zelfcontrole

 (Zelf)regulatie van emoties

 In de omgang met anderen

 Uitstel van directe behoeftebevrediging

Ontwikkeling van hechting

 John Bowlby (1907-1990)

 Hechting: wederkerige (en blijvende) emotionele band tussen kind en opvoeder

 Hechtingsgedrag

 Selectief

 Kinderen hechten zich aan bepaalde personen, niet aan iedereen

 nabijheid gericht

 troost en zekerheid

 separatie angst (rond 9 mnd)

 bang wordt als moeder/vader kind verlaat

Hechtingspatronen

 The strange situation (Mary Ainsworth)

 Veilig (60-70%)

 Onveilig
 Vermijdend (15-25%)

 angstig/afwerend (10-15%)

 Disorganized/Disoriented (10%)

 Lange termijn effecten

 Internal working model: model voor latere relaties

 Intergenerationele continuïteit: misbruik, mishandeling, trauma

 Hechting en zelfvertrouwen
College 4 2/2/22
Spelend leren

 Sesam Straat, 1969

 Mix van informeel en formeel leren

 Sterk visueel, gericht op de korte aandachtsspanne van kinderen

 Cognitieve en affectieve doelen

 Kritiek

 Vergroot de kloof tussen kinderen uit arme en middenklasse gezinnen

 Marginale rol van minderheden en sociaal minderbedeelde groepen

 TV (amusement) is een slechte opvoeder (Neil Postman)

Het schoolkind (tussen 6 en 12 jaar)

 Onderwijs: middel en doel (Être et avoir)

 School als ontwikkelingspsychologische werkplaats

 Intelligentie, cognitie, taal, zelfbeeld/waardering, routines, werkhouding, etc.

 Omgang volwassenen en peers

 Sociale regels, normen en waarden, etc.

Schoolleren en de sociale context

 Lev Vygotsky (1896-1934)

 Leren door sociale interactie

 Onderwijs als ‘guided participation’

 Zone van de naaste ontwikkeling

 Scaffolding

 Gericht op leerpotentieel (dynamic tests)

Cognitieve ontwikkeling

 Piagetiaanse benadering

 Concreet-operationele stadium

 Ruimtelijke relaties en causaliteit

 Categorisatie

 Seriatie (eerst en laatst; kleinst en grootst)

 Transitief redeneren (als a<b en b<c, dan a<c)

 Klasse inclusie (honden, katten en dieren)


 Inductief redeneren (van een particuliere observatie naar een algemene conclusie)

 Deductief redeneren (van een algemeen principe naar een bijzondere conclusie)

 Conservatie (reversibilteit)

 Concreet niet abstract

Informatieverwerkingsbenadering

 Basisprocessen

 Encoding, storage, retrieval

 Geheugen

 Sensorisch, werk- en lange termijngeheugen

 Metageheugen

 Prefrontale cortex: executieve functies


School en gezin

 Microsysteem: gezin en school

 Socio-Economische Status

 Opleiding van de ouders

 Werk

 Gezinsproblemen en stress

 Ouderlijke opvoedingsstijl

Kind en gezin I

 Gezinsstructuur

 Gezinssamenstelling

 Broers en zussen

 Scheiding
Kind en gezin II

 Gezinsatmosfeer

 Van controle naar coregulatie

 Internaliseren vs externaliseren van gedrag (bij conflicten)

 Gezinsroutines (bv. maaltijd en welzijn)

 Versterking van taalontwikkeling

 Minder emotionele problemen

 Reductie van eetstoornissen

 Gezonder eetpatroon in volwassenheid

 Bewustzijn van culturele tradities

Opvoedingsstijlen

Het kind en zijn leeftijdgenoten

 Effecten van peer relations

 Populariteit

 Vriendschap
 Agressie (pesten en school)

De school als sociale arena (pesten)

 Pesters: selectief in de keuze van hun slachtoffer

 Waarom wordt er niet ingegrepen?

 Er zijn omstanders (diffusie van verantwoordelijkheid)

 Pesters zijn vaak populair

 Attitude van de omstanders ten aanzien van de gepeste (apathie of negatief oordeel)

 Verschillen tussen omstanders: buitenstaanders, potentiële helpers, schuldgevoeligen,


onverschilligen

De rol van de leerkracht

 Leerkracht als omstander?

 Lastig om pesten te herkennen

 Probleem wordt kleiner gemaakt

 Onvoldoende toegerust om te handelen

 Leerkracht als pester?

 Sleutelrol docent: afkeuren en ingrijpen

 Positieve leerling-docentrelaties

 Tolerant schoolklimaat (inclusiviteit en diversiteit)

 Eerdere rapportage van pesten door leerlingen


 Afname van pesten

Ontwikkeling van het Zelf

 Zelfconcept: beschrijvend en evaluatief (mentale) beeld dat iemand van zijn vermogens en
trekken heeft

 Voor het 5e levensjaar overwegend: single representations (real self = ideal self), bijv.: Ik
houd van pizza; Overwegend positieve, alles-of-niks oordelen; vaak zelfoverschattend

 Zelfbeschrijvingen (5 tot 7 shift): representational mappings (logische samenhang tussen


verschillende aspecten, maar vaak nog alles of niets beschrijvingen)

 Zelfbeschrijvingen (8 plus): representational systems, integreren van specifieke kenmerken in


een algemeen, multidimensioneel en realistisch concept, waarvan kenmerken tegengesteld
aan elkaar kunnen zijn

 Self-esteem (zelf-evaluatieve deel van het zelfconcept)

 Hoog versus laag (op 5-jarige leeftijd voorspellend voor 8-jarige leeftijd)

 Feedback van omgeving (ouders, etc.)

 Kinderen tot 7 jaar accepteren alle lof, daarna zelfkritisch

 Moet specifiek zijn en oprecht

 Veel complimenten, minder taakvolharding

 Self-esteem en cultuur

Taalontwikkeling

 Vocabulair, grammatica en syntax

 Pragmatics: kennis over communicatie

 Geletterdheid

Effecten voorschoolse educatie


Informatie verwerkingsbenadering

 Van geheugen naar herinneren

 Generisch geheugen: algemene kennis, scripts

 Episodisch geheugen: speciale gebeurtenis

 Autobiografisch geheugen: persoonlijke herinneringen, bepalend voor het


levensverhaal

 Individuele verschillen

 Low/high elaborative style

School en schoolproblemen
School en schoolproblemen

 Intellectuele stoornissen of beperkingen (IQ<70, ca. 1 %)

 Leerstoornissen

 Leerhandicaps: dyslexie, dyscalculie

 Attention Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD)

 Een probleem van jongens?

Intelligentie: is er meer dan een?

 Sesam Straat, 1969

 Mix van informeel en formeel leren

 Sterk visueel, gericht op de korte aandachtsspanne van kinderen

 Cognitieve en affectieve doelen

 Kritiek

 Vergroot de kloof tussen kinderen uit arme en middenklasse gezinnen

 Marginale rol van minderheden en sociaal minderbedeelde groepen

 TV (amusement) is een slechte opvoeder (Neil Postman)

Naar school

 Voorschoolse educatie

 Maria Montessori, 1907

 Reggio Emilia, 1963

 Head start, 1965

 Succes of niet?

Ontwikkeling van het Zelf

 Zelfbeschrijvingen: representational systems

 Self-esteem (competenties): zelfevaluatie

 Emoties en prosocial gedrag

 Gender-stereotypen: Jongens en meisjes in de klas


Voor het tentamen verteld in college 4

 Onderzoeken
 Jaartallen
 Leeftijden
 Keerpunten theorie
 Namen
 Theorien
 Begrippen boek
College 5 9/2/22
Adolescentie: storm and stress?

 Transitieperiode, van 11 tot 20

 Sociale constructie (rites de passage)

 Periode van mogelijkheden en risico’s

Storm and stress

 Stanley Hall, 1904

 Tussen 12 en 22 jaar

 Biologische rijping en civilisatie: 2e geboorte

 Turbulentie

 Tegenstrijdige tendensen

 Energie vs lethargie

 Euforie vs melancholie

 Egoïsme vs altruïsme

 Onafhankelijkheid vs groepsconformisme

Problematische adolescentie?

 Start psychiatrische problemen

 Risicogedrag

 Jeugddelinquentie

Antisociaal gedrag in levensloopperspectief

 Startpunt of expressie van gedrag

 Impact van gedrag

 Invloed op gedrag (peers)


Mentale gezondheid en context (invloed van corona)

Adolescentie en puberteit

 Ontwikkeling: fysiek of psychisch

 Begin puberteit: hormonale veranderingen (mogelijk in gang gezet door het bereiken
van een specifieke maat van lichaamsvet)

 In de loop van de 20e eeuw: steeds vroeger puberen

 Uitstel van puberteit: ziekte, anorexia, extreme sport

 Eetstoornissen: obesitas, anorexia, bulimia nervosa

Adolescentie en seksuele ontwikkeling

 Biologische rijping of sociale transitie?

 Seksuele activiteit (steeds later?)

 Seksuele orientatie en mentale rijpheid

Seksualiteit en ontwikkeling

- Tienerzwangerschap

Ontwikkeling: on-time/off-time

 (Te) vroeg of (te) laat puberen?

 Jongens en meisjes

 Cognitieve rijping en onderwijs (jongens en meisjes over elkaar)

Historische trends in de overgang naar volwassenheid

 Welvaart: vroeger puberen, later volwassen?

 Globalisering van de adolescentie


Het adolescente brein

 Het onrijpe brein

 Pruning (snoeien) van neuronale verbindingen

 Groei van de prefrontale cortex (executieve functies)

 Risico of functionaliteit van onrijpheid?

Fysieke en mentale gezondheid

 Slaapproblemen (ca. 45 %)

 Laat naar bed, laat weer op

 Concentratie

 Gezondheid

 Risico’s

 Verslaving

 Risicogedrag

Morele ontwikkeling

 Kohlbergs theorie van moreel redeneren

 Adolescenten ontwikkelen zich naar het vierde stadium (wat als iedereen dat deed?)

 Postconventioneel niveau (niet door iedereen bereikt)

Ontwikkeling van het zelf

 Zelfconcept: beschrijvend en evaluatief (mentale) beeld dat iemand van zijn vermogens en
trekken heeft

 Voor het 5e levensjaar overwegend: single representations (real self = ideal self), bijv.: Ik
houd van pizza; Overwegend positieve, alles-of-niks oordelen; vaak zelfoverschattend

 Zelfbeschrijvingen (5 tot 7 shift): representational mappings (logische samenhang tussen


verschillende aspecten, maar vaak nog alles of niets beschrijvingen)

 Zelfbeschrijvingen (8 plus): representational systems, integreren van specifieke kenmerken in


een algemeen, multidimensioneel en realistisch concept, waarvan kenmerken tegengesteld
aan elkaar kunnen zijn

 Self-esteem (zelf-evaluatieve deel van het zelfconcept)

 Hoog versus laag (op 5-jarige leeftijd voorspellend voor 8-jarige leeftijd)

 Feedback van omgeving (ouders, etc.)

 Kinderen tot 7 jaar accepteren alle lof, daarna zelfkritisch

 Moet specifiek zijn en oprecht


 Veel complimenten, minder taakvolharding

 Self-esteem en cultuur

Psychosociale ontwikkeling

 Wie ben ik?

 Zelf-concept: consistente opvattingen over wie je bent

 De zoektocht naar een identiteit: het gevoel de zelfde persoon te zijn

 Erik Erikson (1902-1994)

 Elke ontwikkelingsfase is het product van een crisis in de persoonlijkheid

 The child and Society (1950)

 Identity (1968)

Stadia van de ontwikkeling

 Van psychoseksueel (Freud) naar psychosociaal (Erikson)

 Adolescentie: Identiteit en identiteitsverwarring

Identiteitsstatussen-model

 James E. Marcia

 Identiteitsstatussen: de aan- of afwezigheid van crisis (exploratie) en commitment


Relatie met ouders

 Adolescentie en toename van conflicten: piek rond 13 jaar, afname tot 17 jaar

Relatie met leeftijdgenoten

 Gevoeligheid voor groepsdruk van leeftijdgenoten vs ouders

You might also like