You are on page 1of 7

H8.

Taal
Taal: meestal in linker hemisfeer
vereist verschillende vaardigheden

8.1 Spreken
Spreken door cognitief (leren, geheugen) en sociale interactie
Relatief goed spreken vanaf 2-3 jaar
Grammatica op 5 jaar

8.1.1 Van brabbelen naar zinnen


Alle culturen spreken rond zelfde leeftijd en zelfde ontwikkelingsstadia → sterk nature

Voorlopers van taal:


- Na 4 dagen voorkeur voor eigen taal
- Pre-linguïstische taalontwikkeling

1) Huilen als communicatiemiddel

3) da ba

4) dadadadada babababababa

5) daba

- kinkers makkelijk, medeklinkers veel spiercontrole nodig (vooral m en p)


- brabbelen vanaf 6 maanden (nog heel universeel)
- 8 maanden: merkbare invloed van omgevingstaal op spraak

Eerste woordjes
- Veel interindividuele verschillen (tussen mensen) in snelheid
- Sensomotorische kennis gebruiken voor taal: dingen in je
Omgeving, vooral zelfstandige naamwoorden
o Auto, oma, poes, bah

Telegrafische spraak = korte zinnetjes


- 18-24 maanden: woordcombinaties (2-3 woorden)
o Kort maar duidelijk
- Enkel inhoudswoorden, geen functiewoorden
- Betekenis afleiden uit:
o Woordvolgorde: onderwerp – werkwoord – lijdend voorwerp
• Vb bal stoel → bal onderwerp
o Klemtoon en intonatie
• Vb Lotte koekje → Lotte wil koekje, Lotte koekje → koekje is van Lotte
Verdere ontwikkeling
- 21 maanden: 200 woorden
Ongeveer 3-4 woorden leren per dag
7 jaar: 5000-8000 basiswoorden
o ook verbuigingen: meervoud, verkleinwoord, trappen van vergelijking…
- steeds langere zinnen en preciezer
→ grammatica (taalregels)
o 2-5 jaar: werkwoorden vervoegen
o Meervouden
o Functiewoorden: lidwoorden, voegwoorden, voornaamwoorden, voorzetsels…
o Woordvolgorde
5-9 jaar: bijna volledige grammatica

Individuele verschillen in taalontwikkeling


- Invloed van hoeveelheid taal in omgeving
o Beter als ouders veel met babbelen
o Beter als ouders veel verschillende woorden en zinsconstructies gebruiken
o Beter als ouders lezen uit boekjes (andere zinsconstructies dan praten)
o TV, video’s… enkel positieve invloed als het werkt met sociale interactie
• Vb ‘ooh kijk, wat doet Bumba nu’
- Niveau van taalvaardigheid
o 0.25 correlatie tussen snelheid taalontwikkeling en latere taalprestatie
Redelijk laag
- Taalontwikkelingsstoornis
o Niet goed kunnen praten en niet goed kunnen begrijpen wat er gezegd wordt
o Specifieke taalontwikkelingsstoornis indien geen gevolg van onderliggend probleem
Vb verstandelijke beperking
o Komt voor bij 7% van de kinderen

8.1.2 Van preverbale boodschap naar spraakklanken


Pim Levelt spraakproductiemodel: stadia is spraakproces
1. Preverbale boodschap: idee dat men wil uitdrukken, activeert concepten
2. concepten: abstracte representaties van de elementen in het idee
3. lemmata: abstracte representaties van woorden die grammaticale info bevatten, maar niet
de uitspraak
4. lexemen/ woordvormen: uitspraak, bevat info over de fonemen (20-50): klank dat een
verschil in betekenis maakt
o kan per taal verschillen
o vb hand  hond
5. lettergrepen bepalen
→ fonemen verspringen van lettergreep/woord
hergroepering want we praten niet met spaties
6. activatie articulatorische codes, heeft contexteffecten
vb c uitspreken als s of k
7. Articulatorische bewegingen → geluidsgolven (je praat)
8. Spraakmonitor: controle, ook voor uitspraak
o stotteren is overactieve spraakmonitor
o ook fout corrigeren vooraleer uitgesproken ‘eu’
8.1.3 Kenmerken van normale spraak
Spraak
- Is zeer complex
- Praten ± 4,6 lettergrepen per seconde
o Verschillen tussen landen, maar ook regio’s (Oost-Vlaanderen VS Limburg)
- Praten 160-180 woorden per minuut
- Keuze uit zo’n 50.000 woorden
- 16.000 woorden per dan (geen verschil is geslacht)

Spreekfouten → inzicht in onderliggende processen


- Haperingen, euh door:
o preverbale boodschap of concept wordt niet snel genoeg geactiveerd
o wel lemma maar geen lexeem (uitspraak, hoe zeggen) → op het puntje van je tong
o verwerkingsmoeilijkheid: bij moeilijke uitleg sneller euh zeggen
→ zorgt voor beter begrip moeilijke passage (niet zo bij afgelezen speech)
- spreekfouten
o verkeerd woord: probleem met omzetten preverbale boodschap → concept/ lemma
o fout toewijzen fonemen aan lettergrepen
• vaak bestaande woorden
▪ sneller fout gapen en scheiten dan lapen en schammeren
• 3 types
▪ duplicatie: klank van naburig lettergreep toevoegen
o vb hooghoek
▪ omissie: klank weglaten
o vb achtig procent
▪ verwisseling: klanken omwisselen
o vb slipje van de tuier oplichten

herhalen van constructies


- syntactisch priming
o Voorgaande constructie herhalen door restactivatie/ kopie van woordvolgorde
o Vb tegen de muur staat een fiets → onder de tafel ligt een bal
LV o LV o

8.1.4 Afasie
Afasie = probleem taalverwerking door letsel aan linker hemisfeer
- Vaak gedeeltelijk spontaan herstel
- Meeste symptomen merkbaar in spraak
- Twee grote vormen (grote verscheidenheid aan symptomen mogelijk)

1. Broca afasie
o anterieur/frontaal letsel (links vooraan)
o spraakproductie: moeizame, trage, gebrekkige articulatie
• Geen motorisch probleem
• Telegrafisch
▪ Inhoudswoorden
▪ Geen functiewoorden, vervoegingen
▪ Moeilijk met taal uitdrukken
o begrip relatief intact, begrijpen het wel
2. Wernicke afasie
o Posterieur letsel (links achteraan)
o probleem spraakbegrip, begrijpen taal niet meer (ook eigen gesproken taal)
o moeite met lezen (ook eigen teksten)
o vloeiende, grammaticale maar nonsensicale productie, inhoudsloze output
• normaal ritme, intonatie, klankvorming, geen ommissies
• woordsla: mengelmoes van onrelevante woorden
• parafasieën: verkeerde woorden gebruiken
▪ Semantisch: grote link, foute selecteren (appel – peer)
▪ Fonemisch: uitspraak lijkt hetzelfde (haas – baas)
▪ neologismen met respect voor klankregels: nieuwe woorden
verzinnen (padilon)
o geen ziektebesef, merken probleem niet

8.2 Luisteren en lezen


8.2.1 Luisteren
Hoe uit spreektaal betekenis afleiden?
- Probleem: woordsegmentatie
o Leren waar woorden zitten, we praten niet met de letterlijke spaties
Pauzes komen niet overeen met waar woorden beginnen of eindigen
o Vb mama appelsap
→ systeem mag niet gevoelig zijn voor pauzes
Cutler: alle mogelijk inputs activeren
Vb er ris is z’n een ba bar bars barst ar tin in het glas las
→ daaruit selectie maken
• Concurrentie van woorden met dezelfde input: vb bar en barst
• Trucjes
▪ Klemtoon vaak begin van woord
▪ bepaalde foneemsequenties vaak woordgrens
o vb n en b niet vaak in zelfde woord → grens
▪ uitsluiten omdat overschot geen woord kan vormen
• top-down context: betekenis, grammaticale beperkingen
is een statistical learning system (niet bewust)

neuraal netwerk: computermodel van spraakherkenning


- visuele woordherkenning → meteen herkennen, mondeling altijd afwachten wat erna komt
vb voet: mogelijk voetbal
- beginklank activeert cohort: lijst met mogelijke woorden die met die klank beginnen
nog onzekerheid/ambiguatie
- preactivatie: woord al geactiveerd doordat het voorspeld is op basis van context
vb: ork ork ork, soep eet je met een…

woordkandidaten in cohort moeten zijn opgeslagen in mentaal lexicon


- ‘woordenboek in het geheugen’
- Gaskell en Dumay: experiment nepwoorden leren
o 5 dagen na elkaar een woord leren (cathedruke, yothedral, hurricarb)
• Tussen leren een lijst met woorden (oa catherdral) → echt/ nep woord?
→ Bij leren van cathedruke meer tijd nodig om te beslissen of cathedral echt is
Zelfde beginklank als cathedral, effect pas na 3 dagen (cathedruke beter geleerd)
→ bij leren van yothedral (andere beginklank als cathedral) of hurricarb geen probleem
8.2.2 Lezen
Lezen
- 220-250 woorden per minuut (sneller dan praten)
- Duidelijke woordsegmentatie door spaties
- Je krijgt heel woord ineens (voetbal)
- Stimulus blijft aanwezing, herlezen is mogelijk

Leessnelheid
- Individuele (jezelf) verschillen door:
o Complexiteit en zinsbouw
o Leesdoel (vb studerend lezen, snellezen…)

Oogbewegingstudies
- Fixaties: 3-4 per seconde
- Sacades: 4-12 letters, 20-40 milliseconde, even virtueel blind (wordt ingevuld door hersenen)
- Skipping: korte voorpselbare woorden overslaan, + 1/3e van de tekst
- Regressie: even niet goed gevolgd → stukje opnieuw lezen

Visuele → auditieve code


- WG: integratie woorden in de zinnen op basis van auditieve code
→ inner voice: horen wat je leest in je hoofd
- Evidentie/ bewijs:
o Tongue twisters/ tongbrekers: ook trager lezen als je het niet moet uitspreken
• Vb: als vliegen vliegen en bijen vrijen, vliegen de vliegen de vrijende bijen
vliegensvlug voorbij
o Niet hoorbare fouten worden niet opgemerkt tijdens lezen
• Vb: dt-fouten Schrijfstijl zonder spaties
o Evolutionair logisch: in stilte lezen of leestekens
• Vroeger altijd luidop lezen om spaties te horen: Scriptio contiua
• Beginnende lezers lezen luidop

8.2.3 Dyslexie
Kenmerken die niet persé tot dyslexie behoren
- 20% van 15-jarigen mist basisvaardigheden van begrijpend lezen
o 7% kan geen letterlijk info uit eenvoudige tekst halen
- Zwakke leesvaardigheden door:
o Een zwak algemeen taalbegrip
• Zwakke taalintelligentie
• taalontwikkelingsstoornis
o dyslexie

dyslexie: probleem om accuraat en vlot geschreven woorden te herkennen


- komt voor bij 3,6%
- criteria:
o Achterstand op lezen en schrijven (in de slechtste 10%)
o Ligt niet aan ander probleem (vb intelligentie)
o Therapie helpt niet
- Ouders dyslexie? → 45% meer kans dat jij het hebt

Veel kennis uit geschreven taal 


Verschillende oorzaken
- moeilijkheid om gesproken woord op te delen in reeks fonemen
→ zwak fonologisch bewustzijn
(vb. foneem detectie taak: welke woorden beginnen met dezelfde klank?)
o probleem bij ‘verklanken’ woorden
o vooral intransparante talen (zelfde letter, andere uitspraak)
• → Engels: 7-10% Dyslexie
▪ vb wave vs. have, bury vs. jury, tough vs. although
▪ 1j: 40% probleemloos woorden & non-woorden lezen
• Duits, Italiaans ± 100% (Nederlands tussenin)
o compensatie/preventie door fonologische spelletjes
• bewust fouten maken → kind herkent fout
• vb Winnie de koe

8.5 Andere taalvormen


8.5.1 Gebaren en taal
Taal is een symbolisch systeem, klank is een bijproduct
Gebaren gebruiken in taal:
- betekenis ondersteunen voor luisteraar
- ondersteunen spreker om boodschap te formuleren (ook aan telefoon)

gebarentaal:
- heeft verschillende dialecten (in Nederland en België wel hetzelfde)
- is een volwaardige taal geworden
o semantiek: handconfiguratie + plaats (elk woord heeft exact gebaar)
o syntax: syntactisch indexeren in de ruimte (vb wat is onderwerp, wat LV)
o spontane ontwikkeling van grammatica
o heeft zelfde karaktiristieken als spreektaal
• nature en nurture (communicatie)
o heeft zelfde hersengebieden als spreektaal (ook afasie gebarentaal)

8.5.2 Meertaligheid
Meertaligheid
- meer dan 50% van wereldbevolking is tweetalig
o vooral landen met een niet dominante economie en cultuur
- basiskenmerk: hebben meerdere woorden voor 1 betekenis

Hoe ziet het eruit

Hoe ziet het woord eruit, hoe


schrijven, welke letters

Hoe uitspreken
Kroll en de Groot: klassiek model
- graduele semantische overlap tussen talen
o conceptueel: dit is hond, stoel, auto…
o woordenboek voor beide met verbindingen
- asymmetrisch
o L2 (2e taal) verbindingen lexicon-semantisch systeem zwak
o L2-L1: eerst vertalen vooraleer begrijpen
• Na een tijdje vertaling niet meer nodig
o Weinig hinder van irrelevante taal
• Onderdrukking lexicon

Dijkstra: alternatief model


- Onderzoek homografen
o zelfde geschreven, andere betekenis vb. room, big
o Trager herkend als NL woord tussen ENG woorden
• Irrelevante taal niet onderdrukt
→ Woorden uit beide talen actief tijdens L2 lezen
- Dijkstra: tweetalige versie van IAM
o Gedeeld lexicon (beide talen verbonden en samen gepropt)
o Taalverwerking tweetalige gelijkaardig aan eentalige

Vervlechting van talen ook op niveau van syntax


- Cross-linguale sytactische priming
o De truck wordt achtervolgd door de taxi → the bottle is hit by the bullet

8.5.3 Kunnen dieren taal leren gebruiken


Washoe de chimpansee kan ASL (amerikaanse gebarentaal)
- Na 7 maanden: 4 gebaren
- Na 5 jaar: 160 tekens
- Generaliseert: vb zwaan is een water vogel

Andere dieren
- Rico de hond: kende na 2-3 jaar 200 speelgoedjes
- Kanzi de bonobo: kent 50 symbolen en 800 combinaties, vooral door observerend leren

Betekenisvolle band nodig tussen onderzoeker en dier


Maar onderzoeker overschat vaak hun capaciteit


- kunnen meer dan vermoed maar blijft beperkt
- gebruiken ze taal of is het een doorgedreven conditionering?
o Vb betekenis s-il vous plaît of weten dat ze daarna iets krijgen?
o Spreken over niet-aanwezige voorwerpen
o Kunnen niet bij het horen van woorden informatie activeren over de betekenis
o Imiteren maar produceren niet zelf
- Grammatica (wat is werkwoord, wat is zelfstandig naamwoord)?
- Veel minder gelateraliseerd (minder specifiek deel in hersenen)

You might also like