You are on page 1of 2

Checklist periode 1 scheikunde check

§ 1.1 Je weet wat in de scheikunde bedoeld wordt met stoffen


Je weet wat stof/materiaaleigenschappen zijn en kunt hier voorbeelden
van noemen
Je kent het verschil tussen kwalitatieve en kwantitatieve
stofeigenschappen
Je weet wat het verschil is tussen natuurkunde en scheikunde.
Je kent de gevarensymbolen (blz. 262)
Je weet wat er met de dichtheid bedoeld wordt en je kunt hier mee
rekenen (zie taak)
Het onderwerp TGG-waarde hoef je niet te kennen (zie taak)!

§ 1.2 Je weet het verschil tussen een zuivere stof en een mengsel
Je kent het verschil tussen een homogeen en heterogeen mengsel
Je kent de verschillende soorten mengsels (oplossing, emulsie en
suspensie) en weet uit welke stoffen (vaste stof, vloeistof) deze kunnen
bestaan. Ook kun je er voorbeelden van geven.
Je weet wat een emulgator is en waar deze voor gebruikt wordt
Je weet wat een smelt- en kookcurve zijn.
Je kunt aan een smelt- en kookcurve zien of je met een zuivere stof of
een mengsel te maken hebt.
Je weet wat wordt bedoeld met massa- en volumepercentage en je kunt
hier mee rekenen.

§ 1.3 Je kunt de volgende scheidingsmethoden beschrijven en weet wanneer


je ze toe moet passen: centrifugeren, filtreren, indampen, destilleren,
extraheren en adsorberen.
Je weet van elk van die scheidingsmethoden op basis van welke
stofeigenschap er stoffen gescheiden worden.
Je weet wat voor soort mengsels je kunt scheiden met de verschillende
scheidingsmethoden
Je kent de begrippen filtraat, destillaat en residu
Je kunt van elk van de scheidingsmethoden voorbeelden noemen

§ 1.4 Je kent de verschillende faseovergangen


Je weet wat een reactieschema is
Je weet wat een verbrandingsreactie is en welke drie voorwaarden
hiervoor nodig zijn
Je kunt een verbrandingsreactie weergeven in een reactieschema
Je kent de definitie van een ontledingsreactie.
Je kunt een ontledingsreactie weergeven in een reactieschema
Je kunt uitleggen wanneer iets een reactie geweest is en wanneer niet

§ 2.1 Je kent de drie soorten ontledingsreacties en wat ervoor nodig is om


deze te laten verlopen.
Je weet het verschil tussen een ontleedbare en niet-ontleedbare stof en
kunt hier voorbeelden van noemen.
De begrippen element en verbinding hoef je niet te kennen
Het begrip synthesereactie hoef je niet te kennen
§ 2.2 Je weet wat bedoeld wordt met het deeltjesmodel.
Je weet wat een molecuul is.
Je kent de drie fasen (vast, vloeibaar, gas) waarin een stof kan verkeren
Je kunt met het deeltjesmodel voor elk van deze fasen uitleggen hoe de
moleculen zich gedragen.
Je kunt met het deeltjesmodel uitleggen wat er tijdens een faseovergang
gebeurt met de moleculen.
Je weet wat wordt bedoeld met macro- en microniveau.
Je kunt met het deeltjesmodel het verschil tussen een zuivere stof en
een mengsel uitleggen.
Vanaf bladzijde 56 hoef je niet te kennen!

You might also like