Professional Documents
Culture Documents
Studierichting
Eerste graad A - stroom
Referentiekaders
Eindtermen https://onderwijsdoelen.be
Inhoudsopgave
1 Waarom leer je dit vak?
4 Het examen
1
1 Waarom leer je dit vak?
We leven in een snel veranderende wereld waarbij thema’s als duurzaamheid, ecologie, energie,
gezondheid, globalisering en vergrijzing een steeds grotere plaats innemen in onze maatschappij. Deze
thema’s bieden ons voortdurend uitdagingen. Vakken zoals aardrijkskunde, wetenschappen, techniek en
wiskunde bekijken samen deze uitdagingen en gaan op zoek naar oplossingen. Ze maken hiervoor gebruik
van steeds nieuwe technieken.
In het onderdeel wetenschappen leer je onder andere over gezond leven, vormen van
energie en verschillende organismen. Je voert hierover ook een onderzoek.
Denk bijvoorbeeld aan het glas appelsap dat je ‘s morgens bij je ontbijt drinkt. Dat sap is afkomstig van de
vrucht van een boom. Die vrucht is ontstaan doordat een bij de bevruchting mogelijk maakte. Die bij heeft
het stuifmeel uit de meeldraad van de bloesem van de boom nodig als energiebron. Deze energie wordt
gebruikt om te bewegen. Beweging is een noodzaak om gezond door het leven te gaan. Gezond leven doen
we door gezond te eten. En daar hoort een appelsapje zeker bij.
2
3 Wat moet je leren?
Materie
Voorbeeld:
Bij het maken van pralines wordt de chocolade in een vloeibare toestand (temperatuur 31°C) in een vorm
gebracht. Na enkele minuutjes rusten zal de chocolade gestold zijn en komt de praline los van de vorm. De
chocolade krimpt wanneer de temperatuur afgenomen is en constant blijft tijdens de faseovergang. De
deeltjes bewegen minder snel, komen dichter bij elkaar te zitten en komen zo opnieuw in een vaste
structuur terecht.
Voorbeeld:
Je familie komt op bezoek en je mama serveert koffie. Ze zet er een schoteltje suikerklontjes en een
kannetje melk bij. Suiker bestaat enkel uit suikermoleculen en is daarom een zuivere stof. Koffie en melk
zijn beide een mengsel omdat er verschillende soorten moleculen in aanwezig zijn.
3
Je licht het onderscheid tussen een verandering van aggregatietoestand en
waarneembare chemische omzetting toe.
Je krijgt op het examen een voorbeeld uit het dagelijks leven.
Je gebruikt het deeltjesmodel om de verandering van aggregatietoestand te onderscheiden van een
chemische omzetting.
Voorbeelden:
Als water kookt, is er een fysische verandering naar waterdamp. Als de damp aanslaat op een raam, is het
water opnieuw zichtbaar. De watermoleculen zijn niet veranderd en de stof blijft hetzelfde.
Als we een stukje papier verbranden, wordt dit omgezet naar as. De moleculen in het papier zijn niet meer
dezelfde, er is een nieuwe stof ontstaan.
Voorbeeld:
Onderzoeksprobleem
Je hebt dorst en wilt een glas water drinken. Je broer heeft net het laatste glas flessenwater genomen, dus
vul je een glas met kraantjeswater. Het valt je op dat de smaak anders is dan wat je gewoon bent van het
flessenwater. Je vraagt je af wat dit verschil veroorzaakt?
Een goede onderzoeksvraag hierbij kan zijn:
• “Hoe verschilt de samenstelling van kraantjeswater in mijn regio van die uit andere regio's?"
• "Hoe verschilt de samenstelling van kraantjeswater in mijn regio van de samenstelling van verschillende
soorten flessenwater?”
4
Kracht en snelheid
Voorbeeld:
Wanneer je aan het fietsen bent, zorgt jouw duwkracht voor een beweging voorwaarts, maar de
wrijvingskracht tussen je wiel en de weg zorgt voor een tegengestelde kracht. Als je stopt met trappen, zal
je daardoor afremmen en uiteindelijk stil komen te staan. In dit voorbeeld is de zin van de resultante van de
krachten tegengesteld aan de bewegingsrichting. Wanneer je blijft trappen, is de zin van de resultante
gelijk aan de bewegingsrichting.
5
Energie en straling
Voorbeelden:
Bovenaan een knikkerbaan bezit een knikker potentiële energie. Deze energie wordt omgezet naar
kinetische energie als de knikker naar beneden rolt.
Als we voldoende voedingsstoffen opnemen, kan chemische energie in onze cellen omgezet worden
naar thermische energie. Daardoor hebben we het voldoende warm.
In de bladgroenkorrels van planten wordt lichtenergie omgezet naar chemische energie.
Voorbeeld:
Wanneer je het koud hebt in de winter, kan je jezelf verwarmen met een kopje warme chocolademelk.
Via je kopje is er transport van thermische energie (geleiding). Je ziet warme damp opstijgen uit het
kopje (convectie).
Voorbeeld:
Een tandarts neemt rontgenfoto’s om je gebit te onderzoeken. Om de weefsels van zijn lichaam te
beschermen, draagt hij een loodvest
6
Duurzaamheid
Je krijgt op het examen bronmateriaal.
Je legt met dit bronmateriaal uit hoe de ontginning van fossiele brandstoffen leidt tot klimaatverandering.
Je legt met dit bronmateriaal uit wat de gevolgen zijn van de ontginning van fossiele brandstoffen.
Je legt met bronmateriaal uit dat hernieuwbare energiebronnen een duurzame oplossing kunnen zijn.
Voorbeeld:
Onderzoeksprobleem
Je gaat op reis naar een zonnig land en wilt jezelf goed beschermen tegen de stralen van de zon. Je gaat
naar de winkel en ziet een heel divers aanbod aan verschillende zonnebrandcrèmes. Je twijfelt welke je
moet nemen.
Een goede onderzoeksvraag hierbij kan zijn:
“De beschermingsfactor van een zonnebrandcrème wordt aangegeven met een cijfer. Wat betekent dit
cijfer?”
Een hypothese hierbij kan zijn:
“Een zonnebrandcrème met factor 10 is minder beschermend dan een zonnebrandcrème met factor 50.”
7
Levende systemen
Je legt uit hoe de niveaus met elkaar samenhangen met de cel als basiseenheid.
Op het examen kunnen al deze onderdelen met of zonder bronmateriaal bevraagd worden.
Stelsels
Je benoemt de organen van:
• het ademhalingsstelsel: neus, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, luchtpijptak, longen, longtak,
longtakje, longblaasjes, middenrif, huig, strottenklep;
• het spijsverteringsstelsel: mondholte, speekselklieren, keelholte, slokdarm, maag, dunne darm, dikke
darm, twaalfvingerige darm, endeldarm, alvleesklier, galblaas, lever, anus;
• het uitscheidingsstelsel: zweetklieren, longen, blaas, nieren (+ delen van de nier: piramide, schors,
merg, kapsel, bekken), urineleider, urinebuis, lever;
• het transportstelsel: hart, slagaders, aders, aorta, longslagader, kransslagaders, holle aders, longader,
haarvaten, linkerkamer, rechterkamer, linkerboezem, rechterboezem.
Je duidt de ligging van de organen aan op een figuur van de mens of een dier.
Je legt de functie en de werking van de verschillende stelsels en organen uit en geeft aan waarom ze
belangrijk zijn om in leven te blijven.
Je legt uit welke stoffen en cellen betrokken zijn bij de gasuitwisseling ter hoogte van de longblaasjes.
Je legt uit hoe de vertering gebeurt op de verschillende plaatsen in het spijsverteringsstelsel.
Je legt uit welke stoffen en cellen betrokken zijn bij stofomzettingen in het spijsverteringsstelsel.
Je onderscheidt gezonde en ongezonde voeding van elkaar.
Je legt uit op welke manier ons lichaam afvalstoffen en overtollige stoffen verwijdert. Je legt ook uit welke
afvalstoffen dit zijn.
Je legt uit hoe het transport van stoffen via het bloed gebeurt.
Je legt de stofuitwisseling op de verschillende plaatsen in het transportstelsel uit.
Je benoemt de samenstelling van het bloed (rode en witte bloedcellen, bloedplaatjes, bloedplasma).
Je beschrijft de kleine en grote bloedsomloop.
8
Je legt uit hoe stofomzettingen, stofuitwisselingen en energieomzettingen het
functioneren van mens en dieren mogelijk maken.
Je legt uit wat de rol is van elk stelsel bij de stof- en energieomzettingen ter hoogte van de cel.
Je legt uit hoe deze stelsels samenwerken ter hoogte van de cel.
Je legt de uit dat deze stof- en energieomzettingen noodzakelijk zijn om te overleven.
Stofomzettingen door het spijsverteringsstelsel
• Stofuitwisselingen door het ademhalingsstelsel
• Stofuitwisselingen door het transportstelsel
• Stofuitwisselingen door het uitscheidingsstelsel
• Energieomzettingen in de cel
9
Voortplanting
Lichamelijke ontwikkelingen
Je benoemt en onderscheidt de primaire en secundaire geslachtskenmerken bij de man en vrouw.
10
Fotosynthese
Voorbeeld:
In de voedselrelatie tussen weegbree (plant) en een konijn is het konijn heterotroof en de weegbree
autotroof.
Weegbree neemt via de wortel water en voedingsstoffen op, dat door de stengel naar het blad
getransporteerd wordt. Via de huidmondjes van het blad neemt het koolstofdioxide en licht op. De stoffen
water en koolstofdioxide worden door de bladgroenkorrels omgezet naar glucose en zuurstofgas.
Dieren en de mens gebruiken zuurstofgas om te leven en planten als voedsel
11
Biotopen en diversiteit
Je krijgt op het examen bronmateriaal. Daarmee leg je uit hoe organismen zich aanpassen
aan hun omgeving.
Voorbeelden:
o Dieren hebben een bepaalde schutkleur.
o Sommige planten zijn voorzien van doornen.
o Vissen leven in het water en hebben kieuwen.
Je krijgt voorbeelden uit het dagelijks leven. Daarmee verklaar je waarom organismen met bepaalde
kenmerken beter zullen overleven dan andere.
Je onderzoekt voor een biotoop de onderlinge afhankelijkheid van verschillende organismen en de rol van
biotische en abiotische factoren.
• Je gebruikt determineertabellen en -kaarten tijdens een biotooponderzoek.
• Je stelt voedselrelaties van organismen voor in een voorstelling (voedselketen, voedselweb of
voedselpiramide)
• Je bepaalt biotische en abiotische factoren van een biotoop.
• Je voert metingen uit en gebruikt hiervoor de gepaste meettoestellen.
• Je verwerkt je waarnemingen op een overzichtelijke manier.
12
Gezondheid en veiligheid
Je benoemt de kenmerken van het ongeval en de risico’s ervan. Je legt uit hoe je de gewonde persoon kan
verzorgen.
Je krijgt een situatieschets van een van volgende noodsituaties:
• verdrinking
• verstikking
• hart- en ademhalingsstilstand
Je benoemt de kenmerken van de noodsituatie en de risico’s die eraan verbonden zijn. Je legt uit hoe je de
persoon in nood eerste hulp kan toedienen.
Duurzaamheid
Je krijgt voorbeelden uit het dagelijkse leven.
• Je vergelijkt verschillende vervoersmiddelen op vlak van duurzaamheid.
• Je herkent alternatieve vervoersmiddelen uit bronnenmateriaal. Voorbeelden zijn: deelfietsen, e-
bike, deelstep, speedpedelec
• Je herkent initiatieven van de overheid om mobiliteitsproblemen op te lossen uit bronnenmateriaal.
Voorbeelden zijn: rekeningrijden, belasting op bedrijfswagens
13
4 Het examen
14
Hoe beoordelen we je examen?
Onderdeel Gewicht
Materie 10%
Voortplanting 20%
Fotosynthese 10%
Open vragen
• Je antwoord moet voldoen aan deze criteria:
• Soms kan je ook voor een gedeeltelijk juist antwoord punten scoren.
• We houden geen rekening met taalfouten.
15
Met welk materiaal bereid je je voor?
We hebben voor jou een selectie gemaakt van interessante boeken, websites en ander materiaal.
Uiteraard mag je ook ander studiemateriaal gebruiken.
Let op! Mogelijk is bepaald studiemateriaal niet langer verkrijgbaar of zijn de meest recente werken
nog niet opgenomen. Ook websites veranderen soms van naam of worden aangepast. Nieuwe links
vind je via zoekmachines als Google.
Leerboeken en methodes
Methode Uitgeverij Gegevens
Websites
Website Hoe kan deze site je helpen? Wat vind je hier?
https://winkel.ivn.nl/zoekkaart-waterdieren-
geplastificeerd.html
https://winkel.ivn.nl/zoekkaart-waterplanten-
24999460.html
16