You are on page 1of 4

Dit blad dient als basis om zelf op

onderzoek uit te gaan, en


bestaat uit verschillende delen:
- Onderzoeksvraag
- Hypothese
- waarneming
- besluit

Heeft het gewicht van een wagentje invloed op de snelheid?

Onderzoeksvraag analyseren
Wat moet je doen? Kleur het juiste bolletje

O Een wagentje zo snel mogelijk van een helling laten rollen.

O Een wagentje van een helling laten rollen en zien of het


met meer gewicht sneller rijdt dan met een
minder gewicht.

Hypothese

Kies uit: sneller – trager – zelfde snelheid

Ik denk dat een lichter wagentje …………………………………………………… is/heeft dan een


zwaarder wagentje.
1. Meet onderaan een helling 1 meter op de grond af en markeer dit met
schildertape.
2. Plaats een wagentje bovenaan een helling en laat het naar beneden rollen.
3. Meet de tijd (in seconden) dat het wagentje voor 1m afstand nodig heeft.
4. Plaats een wagentje met meer gewicht bovenaan een helling en laat het
naar beneden rollen.
5. Meet de tijd (in seconden) dat het wagentje voor 1m afstand nodig heeft.

Wagentje zonder Wagentje met 50g Wagentje met


extra gewicht extra gewicht 100g extra
gewicht

tijd test 1

tijd test 2

tijd test 3

Gemiddelde tijd
Gemiddelde snelheid

Reken de gemiddelde tijd ook eens om naar km/h (zoek de omzettingsformule op


het internet of vraag aan je leerkracht wiskunde)

Was je hypothese juist?

O Ja O Neen

Besluit:
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
Juiste hulpmiddelen Je hebt niet de juiste Je hebt de juiste
(meetinstrumenten) meetinstrumenten meetinstrumenten
gebruiken gebruikt. (chronometer)
gebruikt.
STEM 6.43.1
Ik
De leraar
De juiste Je hebt niet de juiste Je hebt de juiste
meetmethode meettechniek meettechniek(meten
toepassen. toegepast. tot 1/10 seconde)
toegepast.
STEM 6.43.2
Ik
De leraar

Juiste eenheden Je kent de juiste Je kent de juiste


kennen en herleiden. eenheid voor tijd eenheid voor tijd.
niet.
STEM 6.44.1

Ik
De leraar
Juiste eenheden Je kan de juiste Je kan de juiste
gebruiken. eenheid tijdens dit eenheid voor tijd
onderzoek niet gebruiken.
STEM 6.44.2 gebruiken.
Ik
De leraar
Juiste eenheden Je kan de eenheid Je kan Je kan de eenheid
herleiden voor tijd niet eenheid voor tijd herleiden
herleiden (snelheid) voor tijd (snelheid) voor ons
STEM 6.44.3 met hulp onderzoek.
herleiden
(snelheid).
Ik
De leraar
Conclusies Je kan de Je hebt aan de Je hebt aan de Je hebt aan de
trekken op basis waarnemingstabel hand van de hand van de hand van de
van een tabel. niet gebruiken. waarnemingstabel waarnemingstabel waarnemingstabel
een fout besluit met hulp een juist zelfstandig een
STEM 6.45 gevormd. besluit gevormd. juist besluit
gevormd.
Ik
De leraar

Juiste stappen van Je hebt geen Je hebt niet Je hebt alle Je hebt alle stappen
het onderzoek volgen onderzoek gedaan. alle stappen stappen uitgevoerd en hebt
correct uitgevoerd een juist besluit.
STEM 6.47.2 uitgevoerd. maar hebt
geen juist
besluit.
Ik
De leraar
De juiste Je hebt niet de juiste Je hebt de juiste
onderzoekstechniek onderzoekstechniek onderzoekstechniek
toepassen. toegepast. (testwagens, helling
en meten) toegepast.
STEM 6.47.3
Ik
De leraar

You might also like