You are on page 1of 3

Vocabulaire trede 12

Clichés:
het cliché le cliché
het jeu de boules la pétanque
staken être en grève

Het strand:

het strand la plage


de plaats le lieu
de zee la mer
de oceaan l’océan (m)
het zand le sable
de rotsen les rochers (m)
bij mooi weer par beau temps
de wind le vent
de voorspellingen, de weersverwachting les prévisions (v)
vloed la marée haute
eb la marée basse
de kust la côte

Etenswaren:

de regionale specialiteit la spécialité régionale


het product le produit
de kaas le fromage
de vleeswaren la charcuterie
de bakkerij, de broodwaren la boulangerie
de banketbakkerij, het gebak la pâtisserie
de visvangst la pêche
het voorgerecht l’entrée (v)
het hoofdgerecht le plat
het nagerecht, het dessert le dessert

Beoordelingswoorden:

aan tafel A table


lekker goed bon
niet lekker pas bon
vriendelijk, leuk sympa(thique)
gezond sain
orgineel original
duur cher
onvriendelijk désagréable
de sfeer l’ambiance (v)

De camping:

de camping le camping
de tent la tente
het animatieteam l’équipe (v) d’animation /
les animateurs (m)
het zwembad la piscine
(berg)wandelen faire des randonnées
het huisje la cabane
in de buurt à proximité
de voorstelling le spectacle
de rust le repos
de natuur la nature
dol zijn op adorer

een activiteit une activité


kunnen, mogen pouvoir
willen vouloir
uitrusten se reposer

Vraagwoorden en informatie inwinnen :

het VVV-kantoor l’office (m) de tourisme


helpen aider
de plattegrond le plan (de visite)
informeren informer, renseigner
de winkelstraat la rue commerçante
hoe laat à quelle heure ?
hoe comment
waarvandaan d’où?
Waar Où?
Waarom Pourquoi?
Wanneer quand
Wat que
Wie qui

Telefoneren:

reserveren réserver
spellen épeler
Kunt u dat spellen? Vous pouvez épeler ?
het telefoonnummer le numéro de téléphone
Wat is uw telefoonnummer ? Quel est votre numéro de téléphone
Ik herhaal : Je répète :
Graag gedaan. Je vous en prie.

Sport/hobb + être-huis:

arriver aankomen
descendre naar beneden gaan, uitstappen
écouter de la musique muziek luisteren
entrer naar binnen gaan
faire du ski nautique waterskiën
faire du surf surfen
jouer au foot / faire du foot voetballen
monter naar boven gaan, instappen
mourir sterven
nager zwemmen
naître geboren worden
partir vertrekken
rentrer naar huis gaan, weer binnenkomen
rester blijven
sortir naar buiten gaan
tomber vallen
venir komen

You might also like