You are on page 1of 3

Nederlands Woordenschat 30/04/10

de muzikant le musicien
oorspronkelijk originellement
de oorsprong l’origine
de kern energie l’énergie nucléaire
het vuurwerk le feu d’artifice
het strippersonnage, het stripfigure le personnage de BD
de reeks la série (aussi tv)
de tekenfilm le dessin animé
de animatiefilm le film d’animation
menselijk humain
dierlijk animal
de spons l’éponge
de vooruitgang le progrès
de achteruitgang la régression
vooruit en avant (mouvement)
vooraan à l’avant (position)
veeltalig multilingue
meerdere plusieurs
beleven vivre (une aventure…)
knap beau (pour une personne)
hou je me voor de gek ? tu me prends pour un con ?
’t is te veel eer c’est trop d’honneur
de lopende zaken les affaires courantes
de ambtenaar le fonctionnaire
de ambte l’office
de justitie – het gerecht la justice (2)
deel uit-maken van faire partie de
het bestuur la gestion, la direction
de schepen – de schepenen l’échevin, les échevins
het gemeenteraadslid le conseiller communal
doodelijk mortel
beschadigen endommager
de oorzaak la cause
veroorzaken causer
het geval le cas
dat loop uit de hand c’est hors de controle
vermijden éviter
onvermijdbaar inévitable
de betoger le manifestant
de betoging la manifestation
betogen manifester
dat betreft… cela concerne…
de vulcaan le volcan
de veroudering le vieillissement
de slijtage l’usure
de banden les pneus
verslijten – versleten user – usé
het ouderdom la vieillesse
de ziekte la maladie
de contaminatie – de besmetting la contamination (2)
de hartinfarct l’infarctus
ontwikkelen développer

Page 1 sur 3
Nederlands Woordenschat 30/04/10

de koorts la fièvre
koortsachtig fiévreux
de beurs la bourse
kinderachtig enfantin
de spier le muscle
het been la jambe; l’os
de benen les jambes
de benderen les os
de cel la cellule
de zenuw le nerf
zenuwachtig nerveux
de beweging le mouvement
bewegen bouger
weigeren refuser
het nut l’utilité
de stemming le vote
stemmen voter
de stem la voix
de verkiezing l’élection
verkiezen élire
eeuwig éternel
de eeuwigheid l’éternité
ik heb het koud/warm j’ai chaud / froid
zich haasten se dépêcher
gehaast zijn être pressé
wijzigen changer
de wijziging le changement
zojuist à l’instant
met vakantie gaan aller en vacances
op vakantie zijn être en vacances
vanmorgen ce matin
onlangs récemment
naburig du voisinage
de behandeling le traitement
goed / slecht behandelen bien / mal traiter
Het is mijn beurt c’est mon tour
Wie is aan de beurt ? A qui le tour ?
om negen uur stipt à neuf heures pile
naar bed gaan – gaan slapen aller dormir (2)
ik wacht op j’attends …
geen enkel … pas le moindre …
op-eten tout manger
de brom – de bromer – de bromfiets le scooter
ik ben aan het dromen je suis occupée de rêver
tussen haakjes entre parenthèses
het begrip la compréhension
het verleden le passé
de toekomst le futur
de reeksmoordenaar le tueur en série
verbranden brûler (qqn, qq chose)
wedden chiche
groen lachen rire jaune

Page 2 sur 3
Nederlands Woordenschat 30/04/10

de plicht l’obligation
de leerplicht l’enseignement obligatoire
de uitweg la sortir (au sens figuré)
ten einde afin de
de ontwikkeling le développement
ontwikkelen développer
duurzaam durable (écolo)
de ontwikkelingslanden les pays en voie de développement
de groeiend landen les pays émergeants
overmachtig dominant
de macht le pouvoir
de kracht la force, la puissance
de eendracht l’unité
de overmachtig positie la position dominante
in elkaar zetten mettre ensemble, créer
bedenken concevoir
zich bedenken = van mening veranderen changer d’avis
verplicht zijn (om) .. te être obligé de
afdanken remercier (le personnel)
het gesprek la discussion, la conversation
oplosbaar soluble
de solutie la solution (chimique)
toe-laten admettre
de toelating l’admission
toestaan permettre
de toestemming la permission
een akkord bereiken trouver, conclure un accord
opzettelijk exprès
de kapstok le porte-manteau
durven + te oser
op-heffen soulever
de emer le seau
Waar er wil is is er een weg quand on veut, on peut
saboteren saboter

Page 3 sur 3

You might also like