You are on page 1of 61

H1 Elektriciteit

4 vwo
Schooljaar 2022/2023
1
De elektrische stroomkring
• Elektrische apparaten hebben elektrische energie nodig om te kunnen werken.

• Elektronen (hele kleine geladen deeltjes) zijn de koeriers die de energie brengen.
1

Elektronen
• Elektronen zijn hele kleine geladen deeltjes.
• De lading van één deeltje is 1,602 x10-19 C.
• C : Coulomb, de eenheid van lading.
1

Stroomsterkte
• Stroomsterkte: de hoeveelheid lading die per seconde voorbij stroomt.
• De eenheid is Ampère [A] en het symbool voor stroomsterkte is I.
• Je kunt de stroom meten met een ampèremeter.
1

Stroomsterkte
• Stroomsterkte: hoeveel lading er per seconde voorbij stroomt.
• I = 5 A, betekent er stroomt 5 Coulomb aan lading voorbij per seconde.

I=
I = stroomsterkte [A]
Q = lading [C]
t = tijd[s]

De lading van 1 elektron is e= 1,602 x 10-19  aantal elektronen =


1

Oefening 1
Mevrouw Frehé kookt een kopje thee en dit duurt 2,0 minuten en 23
seconden. De stroomsterkte door een waterkoker is 4,8 A.

Bereken hoeveel elektronen er in die tijd door de waterkoker is


gestroomd.
Let op! Het antwoord is een erg groot getal, dus denk niet dat je iets fout hebt gedaan.
1

Spanning
• Spanning: de hoeveelheid energie die de elektronen bij zich hebben.
• De eenheid is Volt [V]. Het symbool voor spanning is U.
• Spanning kan worden gemeten met een voltmeter.
• Een voltmeter sluit je altijd parallel aan op het
apparaat. Je kunt zo meten hoeveel volt erop
een apparaat staat.

• Er zijn verschillende spanningsbronnen:


batterijen, stopcontacten, accu’s, dynamo’s etc.
1

Spanningsbronnen
• Vaak gebruik je meerdere batterijtjes in een apparaat. Je kunt de
batterijtjes op twee manieren aansluiten.

Parallel Serie
1

Oefening 2
• Teken een elektrische schakeling waarin:

“Een lampje moet branden op een spanning van 9V. Je hebt twee
batterijen van 4,5 V. De stroomsterkte en de spanning worden gemeten
door/op het lampje. Er is een schakelaar waarmee de stroomkring zou
kunnen worden onderbroken. Geef met pijltjes ook de richting van de
stroom aan.”
1

Oefening 3
• Bij een blikseminslag is de stroomsterkte door een bliksemafleiding
7,5 kA. De hoeveelheid lading die in die tijd door de bliksemafleider is
gestroomd is 1,5x102 C.

a) Bereken de tijd waarin deze lading door de bliksemafleider is


gestroomd.
b) Bereken het aantal elektronen dat door de bliksemafleider is
gestroomd.
2

Vermogen
• Vermogen = hoeveel energie het apparaat per seconde verbruikt.

• Dit hangt af van:


- Hoeveel elektronen er per seconde
naar het apparaat komen.
- De energie de een elektron afgeeft.

P=UxI
P = vermogen [W]
U = spanning [V]
I = stroomsterkte [A]
2

Energie
• Het vermogen van een apparaat is doorgaans niet zo interessant,
omdat een apparaat nooit 1 seconde aanstaat.

E=Pxt
E = energie [J]
P= vermogen [W]
t = tijd [s]
2

Oefening 1
In de Champions league speelt Manchester City tegen Real Madrid en
ik wil dit graag zien op de tv. Door de tv stroomt een stroomsterkte van
5,2 A en is aangesloten op het stopcontact. De wedstrijd, inclusief voor
en nabeschouwing duurt 150 minuten.

Bereken hoeveel energie de tv in die tijd heeft verbruikt.


2

Een nieuwe eenheid


• Nederlandse energie maatschappijen meten energie verbruik niet in
Joule, maar in kWh.

E=Pxt
E : Elektrische energie [J] E: Elektrische energie [kWh]
P: vermogen [W] P: vermogen [kW]
t: tijd [s] t: tijd [h]

Let dus altijd op de eenheden voor je de formule gaat gebruiken.


2

Oefening 2
Een waterkoker gebruikt 0,10 kWh aan energie om water aan de kook te
brengen. Dit duurt 3,0 minuten en 48 s.
a) Bereken het vermogen van de waterkoker.
b) Bereken de stroomsterkte door de waterkoker.
c) Hoeveel elektronen zijn er in die tijd door de
waterkoker gestroomd?
2

Rendement
• Rendement= hoeveel procent van de energie nuttig wordt gebruikt.

• Rendement = x 100% of Rendement = x 100%


2

Oefening 3
Wessel wil weten wat het rendement is van zijn waterkoker. Hij kijkt op het etiket, maar
dat is beschadigd en hij kan het niet lezen. Hij doet een liter in de waterkoker, want hij
weet dat het 0,10 kWh kost om een liter water te laten koken. Met een stopwatch ziet hij
dat het 3,0 minuten en 36 seconde duurt eer het water kookt.

a) Bereken met de gegevens van hierboven wat minimaal het vermogen is van de
waterkoker als hij aanstaat.
Helaas kan Wessel het rendement nog niet uitrekenen, want hij weet nog niet de totale
energie die de waterkoker gebruikt heeft. Hij kijkt nog eens op het etiket en kan net aan
lezen dat er 10A op staat.
b) Bereken het rendement van de waterkoker.
3

Weerstand
• Weerstand= de tegenwerkende kracht die elektronen ervaren.
• Als elektronen weerstand ervaren, remmen ze af en hebben ze tijd om
hun energie (spanning, in Volt) af te geven.

Elektronen kunnen weerstand ervaren op twee punten:


- In het apparaat 
- In de draden onderweg 
3

Weerstand
• Hoe meer weerstand een apparaat heeft, hoe meer elektronen
worden afgeremd en hoe meer spanning het apparaat ontvangt.

R=
R = weerstand [Ω]
U= Spanning [V]
I= stroomsterkte [A]

Geleidbaarheid is het tegenovergestelde van weerstand: G=


3

Oefening 1
a) Teken het schakelschema van
de schakeling hiernaast.
b) Leg uit dat de linker meter de
voltmeter is en de rechter
meter de ampère meter.
c) Bereken de weerstand van het
lampje.
3

Weerstand van draden


• Helaas hebben draden ook weerstand…, dit is vervelend, omdat:
(1) De elektronen dan onderweg al een beetje worden afgeremd en daar
hun energie gaan afgeven, dan komt er minder aan bij het apparaat.
(2) Elektronen dan langer onderweg zijn.
3

Hoe reken ik de weerstand van een draad uit?


R=

l = lengte van de draad [m]


ρ = soortelijke weerstand [Ωm]
A = oppervlakte dwarsdoorsnede van de draad [m2]
3

Omschrijven van de formule


RxA=lx⍴
3

Oefening 2
Koper is een veel gebruikt materiaal in
elektriciteitskabels. Er loopt een kabel van
Nederland naar Engeland. De kabel is
260 km lang en heeft een dikte
van 4,0 cm.

Bereken de weerstand van


deze koperen kabel.
3

Oefening 3
Om een stukje hout is geïsoleerd koperdraad gewikkeld. Met een
multimeter meten we de weerstand van 16Ω. De dikte van de draad
(diameter) is 0,24 mm.
Bereken de lengte van de koperdraad.
Verschillende soorten weerstanden 3

NTC: negatieve temperatuur coëfficiënt.


De waarde van de weerstand hangt af van de temperatuur.

Hoe hoger de temperatuur, hoe lager de weerstand.


Hoe lager de temperatuur, hoe hoger de weerstand.
3

Voorbeeld NTC
Als de NTC koud is, dan is de weer-
stand hoog. Dit betekent dat het
lampje nauwelijks spanning krijgt
van de elektronen. Het lampje
brandt dus niet.

Als de NTC warm wordt, dan is de


weerstand laag. Dit bekent dat het
lampje meer spanning ontvangt van
de elektronen en dus kan branden.
Verschillende soorten weerstanden 3

LDR: light dependent resistor


De waarde van de weerstand hangt af van de lichtintensiteit.

Hoe hoger de lichtintensiteit, hoe lager de weerstand.


Hoe lager de lichtintensiteit, hoe hoger de weerstand.
Verschillende soorten weerstanden 3

Diode
Een weerstand die de stroom maar in 1 richting er doorlaat.

- Doorlaat richting
- De sperrichting

Daarnaast heeft een diode een minimale spanning nodig om stroom door te laten.

Een LED lampje is een voorbeeld van een diode.


Verschillende soorten weerstanden 3

Schuifweerstand (Regelbare weerstand)


Een weerstand die variabel is en dus is in te stellen qua waarde.
3

Samenvatting
Oefening 1
4

Wat allemaal al best goed gaat:


• Elektrische energie (E) uitrekenen. E=Pxt
• Vermogen (P) uitrekenen. P=UxI
• Rekenen met lading en aantal elektronen. Q=Ixt
• Rekenen met weerstanden aan draden. RxA=lx⍴
• De wet van Ohm U=RxI

Deze week gaan we ons richten op (gemende) schakelingen!


4

Overzicht

Begrippen Formules

• Q = Lading [C] • Q=Ixt


• U = Spanning [V] • Elektronen =
• I = Stroomsterkte [A] • P=UxI
• P = vermogen [W] = [J/s] •R=
• RxA=lx⍴
• R = Weerstand [Ω]
4

Oefening 1
Een elektrische waterboiler is aangesloten op het
lichtnet en de stroomsterkte door de stroomkring is 10
A. De boiler heeft een verwarmingselement. Dit element
is een weerstand in de schakeling.
a. Bereken de weerstand van het verwarmingselement

Het verwarmingselement van 23 ohm, bestaat eigenlijk


uit twee verwarmingsspiralen R1 en R2 parallel
geschakeld. Zie de figuur hiernaast. De weerstand R1 =
40 Ω. Bereken de weerstandwaarde van R2
4

Oefening 2
Op een lamp staat 10V/0,2A. De lamp en een weerstand R zijn geschakeld volgens
het schema hiernaast. De batterij levert een spanning van 12 V. De lamp brandt op
de juiste spanning.

a. Leg uit hoeveel spanning er over de weerstand R staat en


hoeveel stroomsterkte er door de weerstand R loopt.
b. Bereken de weerstandwaarde R.
Oefening 3
Twee weerstanden (R1 = 40 Ω en R2 = 15 Ω) zijn in serie aangesloten op
een spanningsbron van 15 V.

a. Teken het schakelschema.


b. Bereken de vervangingsweerstand Rv (de totale weerstand).
c. Bereken de stroomsterkte door de twee weerstanden.
d. Bereken de spanning U1 over R1 en de spanning U2 over R2.
Oefening 4
Bekijk de schakeling in de afbeelding hiernaast.

a) Hoe groot is de vervangingsweerstand van de twee weerstanden R1


en R2 ?
b) Hoe groot is de stroom I2 door weerstand R2 ?
5

Voorbeeld 1
Ik wil graag gaan
uitrekenen hoe groot R1 en R2
zijn in deze gemende
schakeling.

R1 =

R2 =
5

Voorbeeld 1
Ik begin bij R1

Ik vul de gegevens in voor de


lampen, zodat die goed branden.
Wat blijft er dan nog over voor de
weerstanden?
5

Voorbeeld 1

R1 =
R1 =
R1 = 60Ω
5

Voorbeeld 1

R2 =
R2 =
R2 =20 Ω
5

Voorbeeld 2
Hoe pak je dit aan?

- Eerst de twee
parallelstukken
samen nemen.
5

Voorbeeld 2

Rv
Rv
5

Voorbeeld 2
Nu is het een serie schakeling.

Rtotaal = 100 + 187,5 + 240 + 50


Rtotaal = 577,5 Ω
5

Voorbeeld 3
5

Gemengde schakeling
Een combinatie van parallel schakelingen en serie schakelingen.
Soms gelden dus de regels omtrent een serie schakeling en op andere plekken regels omtrent een
parallel schakeling.
5

Oefening 1
• Bereken Rtot
• Bereken Itot
• Bereken U6
• Bereken andere
spanningen:
U2
U3
U4
U5
Oefenopgaven
• In de slides hieronder beginnen de oefenopgaven.
• Sommigen zullen we in de les behandelen, maar we komen niet aan
alles toe. Er is immers zo veel!
• Je kunt ze natuurlijk wel erg goed gebruiken om je voor te bereiden
op tentamens.
• Antwoorden zijn er niet digitaal, maar mocht je ze willen nakijken of
er niet uitkomen, dan zie ik je graag bij een vak-swt!
Oefening 1
Oefening 2
Zie de schakeling hieronder. Gegeven is onderstaande schakeling met vier
weerstanden. De spanning over weerstand R1 is 20,0 V. De stroomsterkte door R2 is
0,50 A. De weerstanden R3 en R4 zijn identiek (= ze zijn hetzelfde).

a) Bereken de stroomsterkte die de bron levert.

b) Bereken de grootte van weerstand R3.


Oefening 3

Gegeven is onderstaande
schakeling.
R1 = R2 = R3 = 50 Ω en
R5 = R6 = 25 Ω.
De spanning is 230 V en It = 2,0 A.

Bereken R4
Oefening 4
Een stukje ijzerdraad is 40 cm lang en heeft een diameter van 0,80 mm.
Men steekt de uiteinden van de draad in een wandcontactdoos met
een spanning van 230 V.

a) Waarom is dit onverstandig?


b) Bereken de stroomsterkte door de draad.
Oefening 5
In de kabel (40 m lang) zitten twee koperen aders (een aanvoerdraad en een afvoerdraad).
Elke ader heeft een cirkelvormige doorsnede met een diameter van 1,0 mm.
1) Een ader heeft een weerstand van 0,87 Ω. Toon dat aan.

Een bouwlamp wordt aangesloten met behulp van de kabel. Je ziet hierin ook de
weerstanden van de aders meegenomen. De lamp heeft een weerstand van 70 Ω.

2) Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt, als hij 2 uur aanstaat.


3) Bereken hoeveel elektronen er in die tijd door de lamp
zijn gestroomd.
Oefening 6
In de schakeling van figuur 5 wordt de schuif van de schuifweerstand met constante snelheid
van P naar Q geschoven. De afstand van P tot het schuifcontact noemen we x.
Leg uit welke van de diagrammen in figuur 6 het beste de aanwijzing van de stroommeter als
functie van afstand x aangeeft.
Oefening 7
De ventilator kan warme lucht blazen door de twee verwarmingsdraden
die erbij zijn aangesloten. Het verwarmingsdraad is gemaakt van nichroom
en is 45 m lang. Het systeem is aangesloten op het lichtnet.

1) Het vermogen van een verwarmingsdraad is


0,60 kW. Bereken de dikte van de draad in mm.
2) Het totale vermogen van de verwarmings-
draden en de motor is 1,3 kW. Zou een zeker-
ing van 16A de stroom uitschakelen?
3) Hoeveel elektronen lopen er door een verwarmingsdraad in 2 uur?
4) Hoeevel energie gebruikt de ventilator in zijn geheel in 2 uur?
Oefening 8
Opgave 9
Het verwarmingselement van een koffiezetapparaat heeft een
vermogen van 1,60 x 103 W. De netspanning is 230 V.
a) Laat zien dat de weerstand van het element gelijk is aan 33,1 Ω.

De draad van het element is gemaakt van nichroom en heeft een


diameter van 0,22 mm.
b) Bereken de lengte van de draad.
Opgave 10
Een waterkoker staat aangesloten op het lichtnet. De stroomsterkte
door de waterkoker bedraagt 5,2 A. De waterkoker staat twee minuten
en 15 seconden aan.
a) Bereken hoeveel elektrische energie het apparaat heeft gebruikt. Je
mag zelf weten of je dit in Joule uitrekent of in kWh.
b) Bereken hoeveel elektronen er in die tijd door de waterkoker zijn
gestroomd.
Examen opgaven om te oefenen
• VWO 2018 –I “energievoorziening op een weerstation”
• VWO 2013 –II “Parallelle draden”

You might also like