You are on page 1of 11

Dit is Hyacinthe Eléonore Klosé, de man die ervoor gezorgd heeft dat de klarinet er zo ging uitzien

zoals wij die nu kennen. Maar dat is natuurlijk niet zomaar opeens gebeurd.
De geschiedenis van de klarinet begint heel lang geleden in Egypte. Daar werd er een instrument
bespeeld dat de arghûl heette. Deze stamvader van de klarinet zag er zo uit:

Twee cilindrische buizen van riet of bamboe die aan elkaar gebonden waren, en bovenaan elke buis
een snavelachtig mondstuk, zoals dat van de klarinet, met een riet. Eén van de buizen had zes
toongaten, om een melodie te spelen, uit de andere buis kwam een lage bourdon of bromstem, zoals je
die hoort bij de doedelzak.

Er zijn in de Arabische wereld nog andere van dit soort instrumenten teruggevonden. De zummârah
bijvoorbeeld, een soort dubbele klarinet, waar twee tonen tegelijk op gespeeld kunnen worden. De
chirima, één pijp met een duimgat en zeven toongaten. En de sigou mborva, een soort voorloper van
de middeleeuwse klarinet, de chalumeau, waar we het later over zullen hebben.

In Griekenland bestond er de aulos, en in Japan de hichi-riki. Van deze instrumenten is het niet
duidelijk of ze voorlopers van de klarinet of de hobo zijn, omdat ze soms met een enkel riet werden
bespeeld, zoals de klarinet, en soms met een dubbel riet, zoals de hobo.

Ik kan zo nog wel een paar volksinstrumenten vinden die voorlopers zouden kunnen zijn van de
klarinet, maar ik denk dat we genoeg moeilijke namen hebben gehoord.
We gaan over naar de chalumeau. We bevinden ons nu niet meer in de oudheid, maar in de
middeleeuwen. De chalumeau wordt vaak verward met de schalmei, de voorloper van de hobo,
omdat de schalmei in het Frans ook chalumeau werd genoemd. In principe stammen zowel klarinet
als hobo van bijna dezelfde oude volksinstrumenten af, maar we kunnen zeker vaststellen dat vanaf
de middeleeuwen de chalumeau (in de niet-Franse betekenis van het woord) stilaan evolueert naar
een moderne klarinet. De allereerste chalumeau’s hadden maar een paar toongaten, maar later
gingen ze meer lijken op een blokfluit met een klarinetmondstuk.

Als je goed naar de foto kijkt, merk je dat het riet aan de verkeerde kant van het instrument zit. In
die tijd werd er echt zo gespeeld, met het riet tegen de bovenlip. Probeer het zelf maar eens, het
klonk veel zachter en de intonatie was onstabiel en vals.
In 1655, heel erg lang geleden dus, werd Johann Christoph Denner geboren in Duitsland. Hij staat
bekend als de uitvinder van de klarinet. Hij heeft de chalumeau, waar we het net over hadden,
verbeterd door er kleppen aan toe te voegen. Hierdoor konden er meer noten gespeeld worden en
gingen de noten juister klinken. Andere bouwers van deze primitieve klarinet waren de heren
Grenser, Rottenburgh, Willems, Scherer.

Jacob Denner, de zoon van Johann, bracht nog meer verbetering aan de klarinet aan. Er kwamen
nog meer kleppen en hij ging sommige van de toongaten verplaatsen zodat de noten nog juister
waren. Andere mensen die kleppen zouden hebben toegevoegd zijn Berthold Fritz en Xavier Lefevre,
maar daar zijn geen geschreven bewijzen over.

We hebben nu al twee belangrijke namen in de geschiedenis van de klarinet gehad, Johann Denner
en Jacob Denner. De volgende belangrijke man heet niet Denner, maar Müller, Iwan Müller. Hij
bracht heel veel verbetering aan bij de klarinet van Denner. Vanaf dan werd het mondstuk in de
juiste richting gedraaid. De klarinet kreeg 13 kleppen, zodat de klarinettist alle noten en in alle
toonaarden kon spelen. Het instrument kreeg een duimsteun, en kleppen met polsters, zodat alle
gaatjes goed konden sluiten.

Zo, we zijn er bijna, maar eigenlijk begint het nu pas ingewikkeld te worden. Want nu komen er twee
personen die elk hun eigen veranderingen gaan aanbrengen aan de klarinet van Müller.

De eerste is Eugène Albert, een man uit Brussel, die de klarinet van Müller nam en ze gewoon nog
verder verbeterde. Zijn versie van de klarinet is het Albert-systeem, ook wel het Duitse systeem,
omdat klarinettisten in Duitsland en Oostenrijk (en vroeger ook veel in Nederland) hierop spelen.
Een tweede systeem in Duitsland, waar de professionele klarinettisten op spelen is het Öhler-
systeem, een soort betere versie van het Albert-systeem.

De tweede belangrijke man, en voor ons meteen de meest belangrijke van de twee, is die waarmee we
gestart zijn: Hyacinthe Klosé. Wat deed hij voor ons? Hij baseerde zich zowel op de klarinetten van
Iwan Müller als op de dwarsfluiten van Theobald Böhm, die ook een heleboel kleppen en ringen met
hefboompjes had, net als onze klarinet. De uiteindelijke versie van dit Böhm-systeem telt 24
toongaten, 17 kleppen en 6 ringen boven open kleppen, precies zoals onze klarinet er vandaag
uitziet.
Tijdens het vertellen van de hele geschiedenis van de klarinet ben ik er steeds van uitgegaan dat we
het hadden over de klarinet in Bes, de standaard klarinet. Deze klarinet is een transponerend
instrument. Ik probeer het even uit te leggen aan de hand van een voorbeeld.

Je speelt klarinet en je wilt samenspelen met je buurmeisje dat hobo speelt. Je pakt haar boek, en
samen beginnen jullie het eerste melodietje op de eerste bladzijde te spelen. Ik durf te wedden dat
jullie na enkele noten zullen stoppen, omdat het helemaal verkeerd klinkt. Maar weten jullie hoe dat
komt?

Een hobo is een instrument in C, een niet transponerend instrument. Als je op een hobo een a’ speelt,
dan klinkt die echt zoals een a’ van 440 Hertz (de Hertz geeft het aantal trillingen per seconde weer;
de trillingen worden omgezet in geluid en 440 trillingen per seconden geven het geluid van een a’).
Maar, als je op de klarinet in Bes een a’ speelt, dan klinkt die een volledige toon lager, dan klinkt die
als een g’. Allemaal heel ingewikkeld, als jullie dus samen willen spelen, zal je met de klarinet
moeten transponeren. Als je al lang klarinet speelt zal je dit misschien in de les leren, maar als je nog
niet zo lang speelt kan je aan je leerkracht vragen om het liedje te transponeren. Zo kun jij jouw
partij spelen, en je buurmeisje de hare, en klinken jullie precies op dezelfde toonhoogte.

Maar, er zijn dus ook nog klarinetten in andere toonaarden. Laten we even de belangrijkste en meest
gebruikte instrumenten bespreken. Naast een Bes-klarinet heeft een professionele klarinettist ook
altijd een A-klarinet in zijn koffer. Die klinkt nog een halve toon lager dan de Bes-klarinet en is ook
een beetje langer. Ze wordt vooral gebruikt in symfonische orkesten. Sommige componisten
schrijven voor de A-klarinet omdat die anders klinkt, een beetje ronder dan de Bes, anderen
gebruiken dit instrument zodat de klarinettist minder kruisen aan de voortekening heeft staan.

Andere klarinetten die je in een orkest ook wel eens ziet zijn de Es-klarinet (een hele kleine klarinet,
die hoger klinkt) en de basklarinet in Bes, die veel lager klinkt en een klein beetje op de saxofoon
lijkt. Deze klarinetten hebben ongeveer dezelfde vingerzetting als de gewone Bes- en A-klarinet,
maar ze worden met een ander mondstuk en een ander riet bespeeld en vragen dus een andere
embouchure (mondstand). Er bestaan ook nog andere klarinetten, maar die zie je helemaal niet
vaak, behalve de alt en de contrabas, die soms weleens in een klarinetchoir voorkomen.
Als je aan eender welke klarinettist vraagt om de belangrijkste klarinetfabrikanten te noemen zal hij
zeggen: Buffet, Leblanc en Selmer. Dat zijn 3 Franse fabrieken.

Buffet-Crampon was een van de eersten om klarinetten te gaan maken en verkopen. Een oom van de
stichter Jean Louis Buffet had Hyacinthe Klosé (daar heb je hem weer, ik zei toch dat het een
belangrijke man was) geholpen tijdens het ontwikkelen van zijn Böhm-systeem en de fabriek van
Buffet-Crampon (Crampon was de achternaam van Jean Louis zijn vrouw Zoé) begon dus met het
het maken van Böhm-klarinetten. Vandaag maken zij de meest voorkomende klarinetten, in alle
prijsklasse, en verder maken ze ook hobo’s en saxofoons.

Leblanc is het tweede groot merk. Het bedrijf werd gestart door Georges Leblanc en hij kocht ook
meteen enkele andere kleine klarinetfabrieken over, zoals die van de goedkopere Noblet klarinetten
en Vito.

De derde grote naam is Henri Selmer. Hij was klarinettist in Parijs en startte er in 1885 zijn fabriek.
Bij Selmer worden echte alle mogelijke klarinetten gemaakt. Zij maken ook hele goede saxofoons,
waar bijna alle professionele saxofonisten op spelen.

Verder bestaan er nog heel veel minder bekende merken, onder andere Yamaha (wel bekend voor
andere instrumenten), Amati, Jupiter, Patricola, Rossi,… En natuurlijk zijn er ook fabrieken waar
Duitse klarinetten gemaakt worden. De bekendste hiervan is Herbert Wurlitzer.
We weten nu al hoe de klarinet ontstaan is, en waar onze klarinetten vandaan komen, maar waar we
het nog niet over gehad hebben is hoe ze precies gemaakt worden.

Een klarinet bestaat uit verschillende delen. We bekijken ze even van onder naar boven:

de klankbeker

het onderstuk

het bovenstuk

het tonnetje

het mondstuk, met een riet en een rietbinder


De meeste klarinetten zijn gemaakt uit grenadillo, dat is een Afrikaanse houtsoort die je misschien
kent als ebbenhout. Ebbenhout is zwart of donkerbruin. In de fabriek wordt het geverfd om het te
beschermen en zodat de klarinet er mooier uitziet. Alleen hele goede stukken houten worden soms
niet geverfd, ze krijgen alleen een laagje olie. Men heeft dit hout gekozen omdat het heel sterk is en
ook heel mooi klinkt. Want de kwaliteit van het hout verandert de klank van de klarinet. Duurdere
klarinetten zullen sowieso ook mooier klinken, omdat het hout waarmee ze gemaakt zijn van betere
kwaliteit was.

Maar omdat deze houtsoort heel traag groeit, zijn de grote klarinetfabrikanten nu ook aan het
experimenteren met andere houtsoorten. Wie weet spelen over 50 jaar wel op klarinetten die
gemaakt zijn uit het hout van een perenboom.

Het nadeel van een houten klarinet is dat het hout kan barsten, en dan is de klarinet meestal niet
meer te herstellen. Dit barsten kan gebeuren als je de klarinet op een verwarming legt of in de
diepvriezer steekt (niet dat iemand zou doen). Dit zijn voorbeelden van extreme temperaturen,
maar het barsten kan zich ook voordoen bij een plotse verandering van de temperatuur. Bijvoorbeeld
als je de klarinet de hele dag in een koude auto laat liggen en dan het warme klaslokaal binnengaat.
Om de klarinet op te warmen als ze koud is, kan je zachtjes lucht door het instrument blazen, maar
zeker niet meteen beginnen spelen als je instrument echt nog ijskoud is.

Een klarinet kan ook gemaakt worden uit kunststof. Plastiek, met een makkelijk woord. Een
kunststof klarinet kan niet barsten door de temperatuur en is bovendien veel goedkoper. De klank is
wel minder mooi dan die van een houten instrument. Kunststof worden in Amerika vaker gebruikt
dan in Europa, ze maken er zelfs klarinetten in allerlei verschillende kleuren.

En er bestaan nog een ander soort klarinet. Een klarinet uit metaal. Die wordt weleens gebruikt in
landen als Turkije of Griekenland. Er wordt populaire volksmuziek mee gespeeld. De metalen
klarinet is ontwikkeld omdat ze luider klinkt en zo makkelijker boven de percussie-instrumenten uit
komt.
Laten we even verder kijken hoe zo’n stuk ebbenhout nu een klarinet wordt. Alvorens men kan
beginnen het hout in de vorm van een klarinet te snijden moet het heel heel heel lang drogen, anders
komen er meteen barsten in. Na het drogen begint het echte werk. Eerst moet men het hout
afdraaien. Dat betekent dat er een met een machine een gat in gemaakt wordt (de binnenkant van de
klarinet) en dat het hout dat teveel is aan de buitenkant wordt weggesneden.

Als het hout de juiste vorm heeft wordt het heel glad gemaakt, polijsten heet dat. En daarna krijgt
het een oliebad. Na het bad is het tijd om de klarinet aan te kleden. We beginnen met de kurk aan
beide kanten van het bovenstuk en onderaan het onderstuk. Dit worden soms ook de tapkurken
genoemd.

De klarinet heeft natuurlijk ook kleppen nodig. Die kleppen zijn allemaal van metaal en ze zijn
geverfd met een laagje nikkel of zilver. Op sommige plaatsen hebben de kleppen ook nog stukjes kurk
zitten en in sommige kleppen zitten polsters. Die polsters zorgen ervoor dat de kleppen waar we niet
met onze vingers bij kunnen gesloten worden. Op de meeste studieklarinetten zitten
dubbelvliespolsters. Dat wil zeggen dat er over de polster, die van een soort watjes gemaakt is, twee
laagjes heel dun papier zitten. Op duurdere klarinetten zit er meestal leer over het watje. Zo kan de
polster geen water vasthouden en gaat hij niet zo snel stuk. Vaak wordt er voor sommige kleppen
waar vaak teveel water in komt ook een polster genomen die volledig van kurk is gemaakt. En er zijn
ook nog andere soorten polsters die je op de klarinet kan laten plaatsen.

Terug naar het ineensteken van de klarinet. Op het hout worden eerst stukjes metaal vastgemaakt
die mannetjes genoemd worden. Aan sommige van die mannetjes zit ook een veertje. Daarna plaatst
men de kleppen, die aan de mannetje worden vastgemaakt met speciale schroeven.

In de fabriek is er ook een speciale ruimte waar de klarinetten getest worden voor ze naar de winkel
gebracht worden. Zo weet je zeker dat er geen schroefjes te weinig zijn als je de klarinet koopt.
Als we zo’n mooie ebbenhouten klarinet die pas uit de fabriek komt in onze handen hebben willen we
daar natuurlijk ook op spelen. Maar om uit dit prachtige instrument geluid te krijgen hebben we nog
een paar onderdelen nodig: een mondstuk, een rietje, en een rietbinder (of ligatuur).

Bij de meeste klarinetten zit een standaard mondstuk, maar deze mondstukken zijn meestal niet zo
goed. Ze zijn moeilijk om op te spelen, of de klank is niet mooi. Meestal wordt dus aangeraden om een
nieuw mondstuk te kopen. De meest gebruikte klarinetmondstukken zijn die van Vandoren. Er zijn
verschillende modellen in. Sommige modellen klinker meer open, andere hebben een hele warme
klank, weer andere zijn heel makkelijk om op te blazen. En bij jou zal een mondstuk niet hetzelfde
zijn als bij mij. Iedereen is anders gemaakt, iedereen heeft zijn eigen mondstand en eigen manier van
blazen. Een mondstuk is dus iets uniek.

Ook de rietbinder kan een verschil maken in klank. De meest gebruikte rietbinders zijn die uit
metaal, die standaard bij de klarinet zitten. Maar Vandoren, BG (een merk dat allerlei
klarinetaccesoires maakt) en Rovner hebben ook andere metalen modellen, of rietbinders uit
plastiek, leer of stof. Iedereen kan zijn favoriet kiezen.

Het allerbelangrijkste onderdeel van de klarinet is het riet. Rieten worden gemaakt van Arundo
Donax, dat is een soort riet die veel groeit in Zuid-Frankrijk en Zuid-Amerika. De producenten van
rieten, zoals Vandoren, Rico en Gonzalez hebben hun eigen plantages. De rietstengels mogen er 2 tot
3 jaar groeien en dan worden ze geoogst. Ze zijn dan tussen 8 en 10 meter hoog. Dan worden ze een
jaar of zelfs langer gedroogd.

De lange rietstengels worden in stukken gesneden.

De stukken worden gemeten, om te bepalen voor welk instrument het riet kan dienen.
De stukken riet worden in 4 gesplitst.

In verschillende stappen wordt het stuk Arundo Donax een echt riet.

Met een speciaal apparaatje wordt er druk op het riet gezet om te bepalen welke sterke het riet
krijgt. De rieten worden verpakt en komen zo bij jou terecht.

Bij Vandoren, de rietjes die door de meeste klarinettisten bespeeld worden, zitten er 10 rieten in een
doosje. Elk riet is apart verpakt, zodat het niet door temperatuurwisselingen en vochtigheid
verandert voor je erop speelt. Niet alle rieten in een doosje zijn even goed. Sommige rietjes kun je op
bepaalde manier beter maken, maar dat is een heel lang verhaal en iedereen heeft daar zo zijn eigen
methodes voor. Als je een paar jaar speelt zal je zeker van andere klarinettisten trucjes leren en dan
kies je zelf welke voor jou het best werken.

© Goele Deckers

You might also like