Professional Documents
Culture Documents
10. Bomen kunnen gebruikt worden als grondstof voor onder andere
papier, medicijnen en weefsels.
11. Bomen zorgen voor versiering en afwisseling in het landschap.
12. Bomen maken het klimaat zachter.
13. Bomen zorgen voor schaduw en vochtige lucht.
14. Bomen dempen lawaai.
Boomzaden
Planten maken zaden. Bomen zijn grote planten dus maken die ook zaden. Sommige bomen,
zoals de kokospalm en de kastanje, maken grote zaden. Andere bomen, zoals de iep, maken
kleine zaden. Bomen maken zaden om te zorgen dat hun soort blijft bestaan. In boomzaden zit
een piepklein plantje, eigenlijk een klein boompje. De rest van een zaad, het grootste gedeelte
is voedsel.
Het zaad is verpakt in een stevige zaadhuid. Zaden ontkiemen pas na de winter, omdat ze dan
meer kans hebben om te overleven. Veel zaden kunnen pas ontkiemen als ze een koude
periode hebben doorgemaakt. Om te ontkiemen, moet er ook voldoende water zijn en moet de
temperatuur hoog genoeg zijn.
Niet uit elk boomzaad groeit een boom. Zaden worden opgegeten of vertrapt, ze verrotten of
ze verdrogen. Van de duizenden zaadjes die op de grond vallen, krijgt maar een enkel zaadje
de kans uit te groeien tot een grote boom.
Mensen en dieren eten boomzaden, denk maar aan tamme kastanjes, walnoten, hazelnoten,
enzovoort. Dieren eten vaak zaden die mensen niet lekker vinden. Dieren eten in de herfst veel
omdat ze een groot deel van de zomer hun jongen hebben gevoed en zelf nogal wat tekort zijn
gekomen. Door in de herfst veel te eten kunnen ze de winter beter doorkomen.
De boomkweker
Voor het beplanten van een tuin, een park of een bos zijn heel veel verschillende soorten
bomen nodig. Boomkwekers zijn voortdurend bezig om nieuwe soorten bomen te ontwikkelen.
Op boomkwekerijen worden uit zaden of stukken van boomtakken bomen gekweekt.
In het vroege voorjaar worden in de kas bomen geënt of gezaaid. Later in het voorjaar
worden ze buiten uitgeplant. 's Zomers zet de kweker stokken bij de bomen om ervoor te
zorgen dat ze recht groeien. Hij snoeit de bomen, geeft ze water en kijkt of ze geen ziektes
hebben. Als er schadelijke insecten op de bomen zitten, gebruikt de kweker natuurlijke
vijanden (een andere soort insecten) om de insecten te bestrijden. Of hij spuit met middelen
die niet gevaarlijk zijn voor de nuttige insecten.
In de herfst snoeit de boomkweker de bomen, stekt ze en geeft ze mest. Hij haalt bomen uit de
grond om ze te verkopen. Als het 's winters vriest, moeten jonge bomen worden afgedekt tegen
de vorst.